Het kabinet stelt voor om het tarief van de tweede schijf van box 2 van 33% te verlagen met 2%-punt. Met het Belastingplan 2024 (BP24) is als gevolg van het amendement Van der Lee c.s.8 het tarief in de tweede schijf van box 2 – ten opzichte van het tarief dat zonder dit amendement vanaf 1 januari 2024 zou gelden9 – met ingang van 1 januari 2024 verhoogd met 2%-punt naar 33%. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld deze verhoging terug te draaien met ingang van 1 januari 2025. Met het terugdraaien van de verhoging van het tarief van de tweede schijf van box 2 wordt beoogd een beter globaal evenwicht in het toptarief tussen aanmerkelijkbelanghouders (met hun vennootschap), werknemers en IB-ondernemers te bereiken. Als gevolg van de verhoging van het box 2-tarief naar 33% per 1 januari 2024 bedroeg het effectieve toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders 50,29%.10 Voor werknemers is dat 49,5% en voor IB-ondernemers 44,8%. Het is onverstandig deze tarieven te ver uit elkaar te laten lopen, want dit leidt tot fiscaal gedreven gedrag, waardoor ondernemers een rechtsvorm kiezen die alleen bedoeld is om belasting te besparen en niet die het beste bij de onderneming past. Met de voorgestelde maatregel om het box 2-tarief met 2%-punt te verlagen komt het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders uit op 48,80% en wordt een beter globaal evenwicht in de tarieven bereikt. Deze maatregel betekent tevens een structurele lastenverlaging voor aanmerkelijkbelanghouders.
Bij deze vergelijking van de toptarieven wordt uitgegaan van de marginale tarieven aan de top van het verdiende inkomen. Impliciet is hierbij de vooronderstelling dat in het geval van de aanmerkelijkbelanghouders er sprake is van volledige winstuitkering. De reden hiervoor is dat bij de meest zuivere vergelijking de belastingdruk bij verschillende rechtsvormen vergeleken dient te worden met dezelfde uitgangspunten waar het gaat om bruto winst en resulterend netto inkomen in de tijd. Nu bestaat er voor de aanmerkelijkbelanghouder de mogelijkheid de winstuitdeling uit te stellen. Het is niet exact duidelijk in welke mate dit gebeurt. Bij de sturing op globaal evenwicht wordt geabstraheerd van dit onzekere voordeel van belastinguitstel. Door het box 2-tarief te verlagen, zoals in het onderliggende voorstel, wordt in elk geval de prikkel tot dit belastinguitstel verkleind.
Een andere mogelijke vergelijking is die tussen aanmerkelijkbelanghouders en box 3-aandeelhouders. Voor de laatste groep is het gecombineerde Vpb/IB-tarief aan de top momenteel 52,51% (bij een box 3-tarief van 36%).* Deze vergelijking illustreert dat de belastingdruk in box 3 in vergelijking met de belastingdruk in box 2 aan de hoge kant kan zijn in sommige gevallen. Daarbij moet wel worden bedacht dat de verschillende boxen een verschillend karakter hebben. Box 2 is in beginsel bedoeld voor het belasten van ondernemingsvermogen en box 3 voor het belasten van particulier spaar- en beleggingsvermogen, hetgeen enig verschil in tarief kan rechtvaardigen.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De voorgestelde maatregel heeft tot doel te voorzien in een structurele lastenverlaging voor ondernemers en meer globaal evenwicht in het toptarief tussen aanmerkelijkbelanghouders, IB-ondernemers en werknemers. De maatregel is daarvoor doeltreffend en doelmatig. Er is niet voorzien in een evaluatie van de maatregel.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane
De Belastingdienst heeft de voorgestelde maatregel getoetst op uitvoerbaarheid. De voorgestelde maatregel is uitvoerbaar.