De voorgestelde maatregel bevat een verduidelijking inzake de aftrek van kosten en lasten die verband houden met een niet-zelfstandige werkruimte in een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. In lijn met jurisprudentie en parlementaire geschiedenis11 komen kosten en lasten die verband houden met een dergelijke werkruimte en die in een verhuursituatie door een huurder plegen te worden gedragen (huurderslasten) niet voor aftrek in aanmerking. Dergelijke huurderslasten omvatten bijvoorbeeld uitgaven voor de inrichting (meubilair, stoffering, behang- en schilderwerk), gas, water en licht. Het niet in aftrek brengen van dergelijke huurderslasten is in lijn met het streven naar een zo veel mogelijk gelijke behandeling van werkruimtes voor ondernemers, resultaatgenieters, directeuren-grootaandeelhouders en werknemers in loondienst.12 Met de voorgestelde maatregel wordt de jurisprudentie hieromtrent en de bestaande praktijk meer expliciet wettelijk verankerd.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De voorgestelde maatregel betreft een verduidelijking inzake de aftrekbaarheid van bepaalde kosten en lasten in lijn met jurisprudentie en parlementaire geschiedenis. Daarmee zijn de maatregelen doeltreffend. Door de verduidelijking van de wettekst is de verwachting dat kosten minder vaak verkeerd in aftrek worden genomen. Dit bespaart tijd waardoor de voorgestelde wetswijziging de doelmatigheid bevordert. Een evaluatie is niet aan de orde.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Douane en Toeslagen
De uitvoeringsgevolgen van de voorgestelde aanpassing zijn door de Belastingdienst vastgesteld aan de hand van een uitvoeringstoets. Hieruit volgt dat de impact van deze maatregel beperkt is en het risico op procesverstoringen klein is. De maatregel is derhalve uitvoerbaar per 1 januari 2025.