Het vorige kabinet heeft na de evaluatie van de giftenaftrek de beslissing over een eventuele aanpassing van de giftenaftrek overgelaten aan het nieuwe kabinet. Het rapport van deze evaluatie is bij de aanbieding aan de Tweede Kamer op 21 maart 2024, gezien de demissionaire status van het toenmalige kabinet, zonder kabinetsappreciatie verstuurd.16 In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat het huidige kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB om de doelmatigheid van het fiscale stelsel te vergroten en het stelsel verder te versimpelen verdere stappen wil zetten met het afbouwen van (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen en het aanpakken van onbedoelde constructies.17 In dat verband is de volgende passage opgenomen: «Beperken giftenaftrek IB en Vpb en geven uit de vennootschap. De fiscale regelingen rond giften (giftenaftrek IB, Vpb en geven uit de vennootschap) worden de komende jaren beperkt. Een eerste stap wordt gezet in 2025, per 2028 wordt de giftenaftrek in de IB geüniformeerd waarmee verschillende giften gelijk worden behandeld.»18
Ter uitwerking hiervan wordt voorgesteld de fiscale regelingen rond giften (giftenaftrek in de inkomstenbelasting (IB) en de vennootschapsbelasting (Vpb), alsmede geven uit de vennootschap) als volgt te beperken. Voorgesteld wordt met ingang van 1 januari 2025 de regeling geven uit de vennootschap af te schaffen en voor giften gedaan op of na 1 januari 2025 de giftenaftrek in de Vpb af te schaffen. Zoals hierna wordt toegelicht, blijft de giftenaftrek in de IB ongewijzigd.
Na een korte beschrijving van de huidige fiscale geefregelingen wordt hierna ingegaan op de uitkomsten van de evaluatie van de giftenaftrek met vervolgens een appreciatie van het kabinet op die evaluatie. Dit wordt gevolgd door de kabinetsvoorstellen.
Huidige fiscale geefregelingen
De giftenaftrek is een aftrekpost in de IB en de Vpb. De giftenaftrek in de IB kent verschillende categorieën. Zo bestaat een onderscheid tussen periodieke giften en andere giften (hierna: «andere» giften). Laatstgenoemde (ook wel aangeduid als gewone of eenmalige) giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) en aan steunstichtingen sociaal belang behartigende instellingen (steunstichtingen SBBI’s)19 zijn samen aftrekbaar boven een drempel van 1% van het (gezamenlijke) verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, met een minimum van € 60, en tot een plafond van 10% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.
Voor periodieke giften gold tot en met 31 december 2022 geen drempel of plafond. Achtergrond voor deze verschillende behandeling is dat periodieke giften van een groter belang zijn voor instellingen dan «andere» giften.20 Periodieke giften betekenen immers een vaste inkomensstroom gedurende ten minste vijf jaar voor ANBI’s of kwalificerende verenigingen.21 Door het verschil in behandeling wordt beoogd periodieke giften te stimuleren. Sinds 1 januari 2023 geldt voor de aftrek van periodieke giften een plafond van € 250.000 per kalenderjaar per huishouden, waarbij overgangsrecht geldt tot en met 2026.22
De giftenaftrek in de IB kent een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s. De multiplier (vermenigvuldiging) bedraagt 1,25 in de IB met een maximum van € 1.250 voor belastingplichtige en partner (per huishouden). Een gift van € 5.000 aan een culturele ANBI is voor € 6.250 aftrekbaar. De multiplier bedraagt hier € 1.250. Alle giften boven dit bedrag zijn nog wel aftrekbaar (afhankelijk van het drempelbedrag en de hoogte van het 10%-plafond, die afhankelijk is van de hoogte van het verzamelinkomen), maar zonder toepassing van de multiplier.
De giftenaftrek in de Vpb bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000 voor (al dan niet periodieke) giften door de vennootschap aan ANBI’s of steunstichtingen SBBI. Hieronder is een gestileerd voorbeeld opgenomen. Het betreft bedrijven die belastingplichtig zijn voor de Vpb.
Voorbeeld 1
Bedrijf A maakt € 150.000 winst en doet een gift van € 80.000. Deze is voor € 75.000 aftrekbaar vanwege de bovengrens van 50% van de winst.
Bedrijf B maakt € 400.000 winst en doet een gift van € 300.000. Deze is voor het gestelde maximum van € 100.000 aftrekbaar.
Winst | Gift aan non-culturele ANBI | Aftrekbaar | |
---|---|---|---|
Bedrijf A | € 150.000 | € 80.000 | € 75.000 |
Bedrijf B | € 400.000 | € 300.000 | € 100.000 |
Bij een gift aan een culturele ANBI wordt de maximale aftrek in de Vpb verhoogd met 50% van het bedrag van de giften die zijn gedaan aan een culturele instelling, maar ten hoogste met € 2.500 (de zogenoemde multiplier). Ook hier geldt: giften boven dit bedrag zijn nog wel aftrekbaar (binnen de aangegeven grenzen), maar zonder toepassing van de multiplier.
De onderstaande tabel ziet op de giftenaftrek in de Vpb.
Tabel 3: figuur 2.1 evaluatie SEO.
Per 1 januari 2024 is er een nieuwe fiscale geefregeling bij gekomen, het zogenoemde geven uit de vennootschap. Die regeling houdt in dat giften door de vennootschap aan een ANBI of steunstichting SBBI die, voor zover deze boven de begrenzing van de giftenaftrek in de Vpb uitkomen, niet worden aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en met dividendbelasting te belasten opbrengsten. Oftewel: deze giften vanuit de vennootschap (derhalve boven de begrenzing van de giftenaftrek in de Vpb) – die worden gezien als dividenduitdeling – zijn vrijgesteld van heffing in box 2 en de dividendbelasting. De achtergrond van deze regeling is dat de aftopping van de periodiekegiftenaftrek in de IB negatieve gevolgen heeft voor grote periodieke giften die vanuit de vennootschap worden gedaan. Dit speelt met name wanneer het overgangsrecht voor deze aftopping na 2026 is afgelopen. Bij de invoering van de regeling geven uit de vennootschap per 1 januari 2024 is de budgettaire derving geraamd op een oplopende derving van € 36 miljoen structureel vanaf 2028.
Uitkomsten evaluatie giftenaftrek 2024
De giftenaftrek in de IB en de Vpb is recent geëvalueerd. De evaluatie is uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksbureau SEO economisch onderzoek (SEO) en ziet op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de giftenaftrek over de periode 2016–2021. Bij de recente evaluatie is de regeling beoordeeld op doeltreffendheid en doelmatigheid. Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van interviews, een enquête, een gedragsexperiment en data-analyse. Voor de data-analyse is gebruikgemaakt van microdata van het CBS met gegevens uit de aangifte IB voor de periode 2016–2021.
De belangrijkste conclusies van de evaluatie is dat de giftenaftrek weliswaar doeltreffend is (de aftrekpost stimuleert het geven), maar niet doelmatig. Een regeling is doelmatig als het beoogde effect, in dit geval het stimuleren van geefgedrag, tegen zo min mogelijk kosten wordt bereikt. Er zijn vier soorten kosten die gezamenlijk bepalen of de giftenaftrek doelmatig is. Dit zijn de budgettaire kosten voor de overheid, uitvoeringslasten voor de belastingplichtige, uitvoeringslasten voor de Belastingdienst en neveneffecten. De giftenaftrek is volgens de evaluatie op al deze onderdelen ondoelmatig. Ten eerste is de toename aan giften door de giftenaftrek minder groot dan de omvang van de belastingkorting. De budgettaire kosten zijn doelmatig wanneer de toename aan giften groter is dan de omvang van de belastingkorting. Dit is een vuistregel uit de literatuur die in diverse landen wordt toegepast.23 Met andere woorden, elke 37 cent aan belastingkorting in geval van giftenaftrek per gegeven euro levert minimaal 37 cent aan extra giften op. Hoe groter de toename aan giften, hoe doelmatiger de giftenaftrek is.24 Uit de evaluatie blijkt dat er door de giftenaftrek weinig extra wordt gegeven in verhouding tot de budgettaire lasten voor de overheid. Dit kan met het volgende voorbeeld uit de evaluatie worden toegelicht.
Stel een gever doneert € 1.000 zonder stimulering. Bij een belastingkorting in geval van giftenaftrek van 37% van de giften zijn de geschatte donatie en de inkomsten voor de ontvanger € 1.096 (€ 1.000 * 9,6% hogere donatie ten opzichte van geen stimulering). Dit kost de overheid € 405,52 (37% van € 1.096). Van de € 405,52 aan belastingvoordeel komt € 96 terecht bij de ontvanger, en blijft € 309,52 bij de gever hangen. Vanuit dit oogpunt is de giftenaftrek dus niet doelmatig.
Ten tweede vraagt het gebruiken van de giftenaftrek veel van de belastingplichtige, waardoor het een foutgevoelige regeling is. Een belastingplichtige moet onderscheiden of het een kwalificerende gift is, een kwalificerende instelling, binnen kwalificerende instellingen of het een culturele instelling is, de correcte instelling selecteren uit een lijst en aangeven of het gaat om een periodieke gift of «andere» gift waarvoor eveneens verschillende drempels en plafonds gelden. Deze stappen zijn lastig te begrijpen.25 Ook is het niet-gebruik van de giftenaftrek hoog, onder andere doordat gevers niet bekend zijn met de regeling.
Ten derde is de giftenaftrek slecht uitvoerbaar voor de Belastingdienst.26 De vormgeving noodzaakt handmatige controle – er is geen contra-informatie beschikbaar – waardoor slechts aan een beperkt deel van de gesignaleerde fouten opvolging wordt gegeven. De fouten die als gevolg van deze verschillen worden gemaakt zijn deels onbedoeld en deels misbruik.27
Tot slot wordt in de evaluatie gewezen op de neveneffecten, dat zijn niet-beoogde effecten van de giftenaftrek die niet bijdragen aan het stimuleren van geefgedrag. Het eerste neveneffect is dat de giftenaftrek niet goed scoort bij toetsing aan politieke gelijkheid: hiermee wordt bedoeld dat de gever de aanwending van publieke middelen bepaalt, wat ook de gelijke kansen tussen belastingplichtigen raakt. Het tweede neveneffect is de beperkte aansluiting bij het draagkrachtbeginsel doordat het fiscale voordeel in grotere mate terechtkomt bij hoge inkomens dan bij lage inkomens.28
Kabinetsappreciatie evaluatie giftenaftrek
De uitkomsten uit de evaluatie van de giftenaftrek in de IB en Vpb door SEO zijn vergelijkbaar met de uitkomsten van de evaluatie van Dialogic uit 2016 naar de giftenaftrek in de periode 2008–2014: de giftenaftrek is weliswaar doeltreffend, maar niet doelmatig.
De eerste conclusie van het kabinet op basis van de uitkomsten van de recente evaluatie van SEO van de giftenaftrek in de IB en de Vpb is dat het zonder meer continueren van de bestaande giftenaftrek in de IB en de Vpb niet wenselijk is gelet op het uitgangspunt in het hoofdlijnenakkoord dat negatief geëvalueerde fiscale regelingen worden afgeschaft of versoberd.29 Daar komt bij dat de regeling geven uit de vennootschap naar verwachting tot ongewenste constructies leidt.
De tweede conclusie van het kabinet is dat de in het hoofdlijnenakkoord opgenomen versobering van de fiscale geefregelingen, optellend tot € 250 miljoen structureel, wel erg groot is gelet op de mogelijke impact voor de filantropiesector. Deze impact valt ook niet goed te overzien. Het kabinet beseft dat het maatschappelijk middenveld in Nederland een belangrijke rol vervult. Daarmee speelt filantropie – het vrijwillig ter beschikking stellen van geld en goederen aan doelen van algemeen nut – een belangrijke rol in de Nederlandse samenleving.
Cruciaal hierbij is dat dDe giftenaftrek niet op zichzelf staat maar onderdeel is van het filantropiebeleid. De overheid voert filantropiebeleid langs drie Rijksbrede speerpunten: het stimuleren van geefgedrag, het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid van de sector en het bevorderen van samenwerking tussen overheid en filantropie. Dit stimuleren van geefgedrag vindt ook plaats via de giftenaftrek, waarvan het doel is het doen van (grotere) giften, al dan niet periodiek, te stimuleren. Het kabinet is zich ervan bewust dat het maatschappelijk draagvlak voor de giftenaftrek groot is. Dit is een belangrijke overweging voor het kabinet om de giftenaftrek in de IB in stand te houden en niet met een voorstel tot aanpassing te komen.
De giftenaftrek in de IB wordt door de filantropiesector en de daarbij betrokken burgers ervaren als een erkenning van de overheid voor hun bijdrage en betrokkenheid bij het algemeen nut.
Gelet op het voorgaande stelt h.et kabinet voor om geen versobering te realiseren door aanpassing van de giftenaftrek in de IB maar deze regeling te continueren en op deze manier voor rust en stabiliteit te zorgen. Voorts kiest het kabinet ervoor minder fiscale geefregelingen ter vereenvoudiging van het belastingstelsel, dus afschaffing van de regeling geven uit de vennootschap en van de giftenaftrek in de Vpb.Het fiscale instrument voor geven wordt daardoor eenvoudiger en overzichtelijker.
Voorstel afschaffing geven uit de vennootschap en giftenaftrek in de Vpb per 2025
Het kabinet stelt voor de giftenaftrek in de Vpb te laten vervallen om met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025. Daarnaast stelt het kabinet voor de regeling geven uit de vennootschap met ingang van 1 januari 2025 voor wat betreft de dividendbelasting en de inkomstenbelasting af te schaffenwordt. Naar het oordeel van het kabinet zijn beide regelingen (giftenaftrek in de Vpb en geven uit de vennootschap) overbodig en maken zij het belastingstelsel onnodig ingewikkeld.
Ten eerste geldt dat het geven uit de vennootschap een inbreuk vormt op de bestaande fiscale systematiek voor giften die worden gedaan vanuit de vennootschap. Als bedrijven goede doelen steunen door middel van sponsoring of reclame, vormen deze geen giften maar zakelijke kosten, die net als andere bedrijfskosten aftrekbaar zijn van de winst voor de Vpb. In de praktijk is dan ook meer dan de helft van het totaal aan bedragen dat door bedrijven aan goede doelen wordt gegeven (een vorm van) sponsoring of reclame en daarmee zakelijk.30 Ook uitgaven die worden gedaan in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen zijn zakelijk en dus in principe aftrekbaar.31 Het resterende gedeelte bestaat uit giften die zijn gedaan vanuit aandeelhoudersmotieven (de wens van een aandeelhouder om een goed doel te steunen). Deze uitgaven zijn niet-zakelijk en zouden voor de Vpb niet aftrekbaar moeten zijn bij de vennootschap, maar behoren te worden gezien als uitdelingen die onderworpen zijn aan dividendbelasting. Bij een aanmerkelijkbelanghouder vormt de uitdeling inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2). Deze giften horen dan ook ten laste te komen van de aanmerkelijkbelanghouder die daarbij net als andere burgers/particulieren kan worden gefaciliteerd door de giftenaftrek in de IB. Het kabinet is van oordeel dat het voor de behandeling van de aftrekbaarheid van giften niet hoort uit te maken of het geld vanuit een vennootschap komt of privé vanuit andere bronnen: daarmee is de regeling geven uit de vennootschap overbodig.
Ten tweede leidt de regeling geven uit de vennootschap naar verwachting tot ongewenste constructies. In de uitvoeringstoets bij de invoering van geven uit de vennootschap is hier al op gewezen.32 In plaats van de gift direct als natuurlijk persoon te doen (met alle begrenzingen in de IB), wordt bijvoorbeeld een vennootschap opgericht en volgestort met kapitaal. De vennootschap doet de gift, en het fiscale voordeel slaat neer bij de aanmerkelijkbelanghouder. Omdat het geven uit de vennootschap een gunstigere fiscale behandeling kent dan de giftenaftrek in de IB, komt het daaruit voortvloeiende relatieve voordeel ten goede aan de aanmerkelijkbelanghouder. Bij (latere) vervreemding van de aandelen zal in beginsel sprake zijn van een verlies uit aanmerkelijk belang (het gestorte kapitaal is immers weggegeven). Dat verlies kan worden omgezet in een belastingkorting voor box 1.33 De verwachting in de uitvoeringstoets was dat belastingplichtigen hierop zullen structureren. Het eindoordeel van de uitvoeringstoets was dan ook dat de regeling geven uit de vennootschap uitvoerbaar was, mits de forse risico’s en beperkingen in de handhaving, ook met betrekking tot de bestrijding van oneigenlijk gebruik, worden geaccepteerd. Anders dan het vorige kabinet vindt dit kabinet de risico’s op oneigenlijk gebruik en het optuigen van fiscale constructies als gevolg van deze regeling niet acceptabel.34 Tevens vindt het kabinet het ongewenst dat er een verschillende behandeling bestaat tussen giften door een aanmerkelijkbelanghouder vanuit zijn vennootschap en giften als niet-aanmerkelijkbelanghouder.
Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord wordt voorgesteld de giftenaftrekmogelijkheid in de Vpb te laten vervallen. Giften aan bijvoorbeeld een stichting, ongeacht of deze wel of niet een ANBI-status heeft, zijn hierdoor bij het bepalen van de belastbare winst niet langer aftrekbaar. Als een vennootschapsbelastingplichtige vennootschap toch een gift (aan een algemeen nut beogende instelling of steunstichting SBBI) doet, wordt dit behandeld als een uitdeling door die vennootschap aan diens aandeelhouder(s). Deze uitdeling wordt vervolgens belast als een opbrengst voor de dividendbelasting, zodat ter zake dividendbelasting wordt ingehouden, en bij de aanmerkelijkbelanghouder in box 2 (van de inkomstenbelasting). Deze aanmerkelijkbelanghouder kan in privé – onder voorwaarden – gebruikmaken van de giftenaftrek in de IB.
Geen vervolgvoorstel uniformeren «andere» en periodieke giften.
In het hoofdlijnenakkoord is 1 januari 2028 voor de volgende stap opgenomen, namelijk uniformeren van de giftenaftrek in de IB. Uniformering houdt in dat verschillende giften gelijk worden behandeld. Daarbij wordt vaak gedacht aan het gelijk behandelen van «andere» en periodieke giften voor de giftenaftrek maar uniformering leidt er tevens toe dat giften aan steunstichtingen SBBI en aan verenigingen niet meer aftrekbaar zijn en dat de culturele multiplier vervalt waardoor giften aan culturele ANBI’s niet langer met toepassing van de multiplier aftrekbaar zijn. Uniformering leidt tot complexiteitsreductie en een eenvoudiger aangifte voor de burger. Op zichzelf genomen leidt uniformering niet tot een verbetering van de doelmatigheid. Uiteindelijk kiest het kabinet er voor om geen aanpassing in de giftenaftrek in de IB te doen en dus ook geen uniformering voor te stellen. De giftenaftrek in de IB kan op groot maatschappelijk draagvlak rekenen. Daarom geeft het kabinet er de voorkeur aan om het fiscale stelsel te vereenvoudigen door afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en de regeling geven uit de vennootschap. Een andere overweging is dat de oorspronkelijke versobering van de fiscale geefregelingen van € 250 miljoen in het hoofdlijnenakkoord grote gevolgen op microniveau voor de verschillende geledingen in de filantropiesector zou kunnen hebben. Het voorstel van het kabinet komt uit op een versobering van de fiscale geefregelingen van € 61 miljoen structureel.
Bijkomende overweging voor deze keuze is dat een uniformering van de giftenaftrek in de IB voor de Belastingdienst een structuuraanpassing is voor de informatievoorziening (IV) IB. Zoals eerder toegelicht, is er in de keten inkomensheffing een beperkte ruimte voor beleidsmaatregelen die structuurwijzigingen in de automatisering vergen door de uitfasering van Cool:Gen en de wens om de voorziene wetgeving werkelijk rendement box 3 per 2027 in te laten gaan.35 Deze ruimte wordt voorts beperkt door de impact van de arresten van de Hoge Raad inzake rechtsherstel box 3 die 6 juni 2024 zijn gewezen. De Belastingdienst onderzoekt momenteel de impact voor de IV van de IH van deze arresten. Of aanvullende wetswijziging tot het uniformeren van de giftenaftrek in de IB inpasbaar is in de werkzaamheden in 2028 is afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek naar de portfolio-impact van genoemde arresten. Het kabinet acht deze onzekerheid ongewenst en stelt daarom geen uniformering van de giftenaftrek in de IB voor.
Een ander alternatief dan uniformering van de giftenaftrek in de IB dat in de evaluatie is genoemd, is de omvorming van de giftenaftrek naar een (matching)subsidie. Het kabinet vindt het wenselijk om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden hiertoe, daarom is een vervolgonderzoek gestart (zie hierna).
Effecten voorstel
De voorgestelde afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en van de regeling geven uit de vennootschap draagt naar de inschatting van het kabinet bij aan een eenvoudiger en doelmatiger belastingstelsel. Dit past in het solide financieel-economische beleid dat dit kabinet wil voeren. De macro-economische effecten zijn naar verwachting beperkt.
Doel van de voorgestelde aanpassingen is recht te doen aan zowel het maatschappelijke belang van de filantropie en giften aan goede doelen als aan de uitkomsten van de evaluatie van de giftenaftrek. Ook beoogt het kabinet met de voorgestelde aanpassingen voor een langere termijn duidelijkheid over het fiscale geefregime te creëren voor zowel gevers als voor ontvangende instellingen. Stabiel beleid is belangrijk: burgers en ANBI’s moeten weten waar ze aan toe zijn en handelingsperspectief hebben. Met het voorstel tot afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en het afschaffen van geven uit de vennootschap is voorzienbaar voor zowel burgers, bedrijven als de filantropiesector hoe het fiscale geefregime er de komende jaren uit zal zien. In dit verband kan worden gewezen op de motie Bakker-Klein die verzoekt om in samenspraak met de goededoelensector te zoeken naar alternatieve maatregelen om ongewenst gedrag bij giftenaftrek te voorkomen, waardoor de begrenzing van deze aftrek bij particulieren boven de € 250.000 niet langer noodzakelijk is en de nadelige gevolgen voor de goededoelensector worden weggenomen.36 Uit het hoofdlijnenakkoord vloeit een beperking voor het uitvoeren van deze motie voort. Wel is er binnen het kader van deze beperking met de goededoelensector gesproken over de invulling van de versobering van de fiscale geefregelingen. Zoals bovenstaand toegelicht, kiest het kabinet voor een beperktere versobering van de fiscale geefregelingen.
Bij de uitwerking van de aanpassingen in de fiscale geefregelingen zoals in het hoofdlijnenakkoord opgenomen, is een globale inschatting gemaakt van de eventuele impact op de filantropiesector in brede zin. Deze eventuele impact is moeilijk in te schatten, aangezien dit afhankelijk is van mogelijke gedragsreacties van degenen die giften willen gaan doen.
Niet gekozen alternatieven
Het pas aangetreden kabinet hanteert het uitgangspunt dat negatief geëvalueerde fiscale regelingen worden afgeschaft of versoberd. De giftenaftrek is door SEO negatief geëvalueerd. Het rapport van SEO bevat de volgende beleidsopties om de doelmatigheid te verbeteren:
-
– Omvormen naar een geefsubsidie (vormgeving en uitvoerbaarheid nader uit te zoeken);
-
– Aftrektarief verlagen van het marginale tarief in box 1 (36,97% in 2024) tot 20% (opbrengst circa € 130 miljoen);
-
– Afschaffen van de giftenaftrek (opbrengst circa € 460 miljoen);
-
– Periodieke en eenmalige giften gelijk behandelen (opbrengst circa € 50–80 miljoen).
Het kabinet heeft deze alternatieven gewogen.
Een van de beleidsopties is het omvormen van de giftenaftrek naar een geefsubsidie. Bij een geefsubsidie komt de stimulans direct ten gunste van de ontvanger. De begiftigde ontvangt een subsidiepercentage dat samenhangt met de hoogte van de ontvangen gift, en er komt niets ten goede van de gever. Bij de invoering van een geefsubsidie verbetert de uitvoerbaarheid voor de overheid en de gever, maar kan de uitvoerbaarheid voor ontvangende instellingen verslechteren. De gever hoeft de giften niet meer op te voeren in de aangifte en voor de Belastingdienst neemt de uitvoeringslast daardoor af. Omdat de Belastingdienst in principe geen nieuwe niet-fiscale taken uitvoert, zou de uitvoering van de geefsubsidie bij een andere (nieuwe) instantie moeten komen te liggen. Goed georganiseerde instellingen zouden aan hogere rapportageverplichtingen kunnen voldoen dan gevers, waardoor de controle op de geefsubsidie in grote mate geautomatiseerd kan plaatsvinden in plaats van handmatig. Echter, kleine ANBI’s, die relatief vaak worden gerund door vrijwilligers die nu al een hoge regeldruk ervaren, lijken minder goed in staat een dergelijke regeling uit te voeren. Relevant bij een geefsubsidie is bovendien dat er ANBI’s zijn die bewust geen directe overheidssubsidie willen ontvangen vanwege hun onafhankelijkheid. Uit het bovenstaande komt naar voren dat een geefsubsidie niet een oplossing is die in plaats van de huidige giftenaftrek op korte termijn kan worden ingevoerd. Het kabinet vindt het wel wenselijk om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden van omvorming van de giftenaftrek naar een (matching)subsidie. Deze omvorming zou ook kunnen zien op een deel van de giftenaftrek, zoals bijvoorbeeld de culturele multiplier. Daarom is een vervolgonderzoek gestart naar de mogelijkheden van omvorming van de giftenaftrek naar een (matching)subsidie. Dit vervolgonderzoek wordt verricht door het Ministerie van Financiën met betrokkenheid van medewerkers van de Ministeries van Justitie en Veiligheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Doel van dit vervolgonderzoek is een kort rapport/advies ultimo 2024 met op hoofdlijnen een aantal scenario’s met onder andere de budgettaire gevolgen, de gevolgen voor de uitvoering en overige voor- en nadelen op het gebied van onder andere administratieve lasten voor de gever en de ontvanger, herverdeling, niet-gebruik. In dit rapport worden mogelijk ook vragen voor vervolgonderzoek voorgesteld. Zo zal voor de exacte vormgeving en uitvoerbaarheid hiervan aanvullend onderzoek nodig zijn.
Een ander alternatief is het verlagen van het aftrektarief naar 20% van het marginale tarief in box 1 (36,97% in 2024). Een lager aftrektarief verhoogt de budgettaire doelmatigheid van de giftenaftrek. Uit de evaluatie blijkt dat een lager aftrektarief de verhouding verbetert tussen de kosten voor de overheid en de extra giften die deze kosten opleveren. Dit alternatief heeft echter als bezwaar dat het de complexiteit van de IB vergroot. Daarnaast is voor deze aanpassing een structuurwijziging in de IV noodzakelijk die daarmee op korte termijn niet uitvoerbaar is voor de Belastingdienst.
Een andere mogelijkheid is het afschaffen van de giftenaftrek zonder dat daar een alternatief voor in de plaats komt. Hiervoor is niet gekozen, omdat dit beleid geen recht doen aan het feit dat de giftenaftrek op zichzelf doeltreffend is. Daarnaast kan afschaffing van de giftenaftrek ertoe leiden dat de maatschappelijke betrokkenheid van burgers en bedrijven onder druk komt te staan. De giftenaftrek stimuleert een directe financiële relatie tussen gevers en instellingen. Afschaffing van de giftenaftrek heeft mogelijk impact op die relatie in negatieve zin. Het kabinet hecht waarde aan het maatschappelijke belang van filantropie en giften aan goede doelen. Daarom wil het kabinet filantropie blijven stimuleren.
Zoals hiervoor is toegelicht, heeft het kabinet gekozen voor afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en het geven uit de vennootschap en instandhouding zonder versobering van de giftenaftrek in de IB. Voor de volledigheid kan worden opgemerkt dat de aangekondigde evaluatie van de ANBI- en de SBBI-regeling inmiddels van start is gegaan en naar verwachting eind 2024 wordt afgerond. De vorige evaluatie van de ANBI- en de SBBI-regeling was in 2016.37 De evaluatie van de ANBI- en de SBBI-regeling in 2024 heeft overigens geen betrekking op de vrijstellingen in de schenk- en erfbelasting, deze vrijstellingen worden naar verwachting in 2026 geëvalueerd.38
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De vereenvoudiging vindt plaats door een aantal deelregelingen te schrappen. Hiermee wordt de uitvoeringslast voor de Belastingdienst lager en de doenlijkheid voor de belastingplichtige hoger. De doelmatigheidsslag vindt plaats doordat de budgettaire lasten voor de overheid ten opzichte van het aantal giften daalt. De aanpassingen van de fiscale geefregelingen in het onderhavige wetsvoorstel zullen een aandachtspunt zijn bij de volgende evaluatie van de giftenaftrek in de IB die conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek over 5 tot 7 jaar zal plaatsvinden. Het volgende evaluatiemoment voor de giftenaftrek staat dus in beginsel gepland voor het jaar 2028, het jaar 2029 of het jaar 2030.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane
De voorgestelde afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb met betrekking tot boekjaren op of na 1 januari 2025 en van geven uit de vennootschap met ingang van 1 januari 2025 vergt enkele aanpassingen in de aangifte Vpb, dit is (ook) voor de IV uitvoerbaar. De regeling geven uit de vennootschap is per 1 januari 2024 ingevoerd. In de uitvoeringstoets destijds is erop gewezen dat de regeling geven uit de vennootschap naar verwachting tot ongewenste constructies zou leiden.39 De structurele kosten bedragen € 1,6 mln en de personele gevolgen omvatten een structurele inzet van 12,9 fte. Het eindoordeel van de uitvoeringstoets was dan ook dat de regeling geven uit de vennootschap uitvoerbaar was, mits de forse risico’s en beperkingen in de handhaving, ook met betrekking tot de bestrijding van oneigenlijk gebruik, worden geaccepteerd. Dat was de reden dat voor de handhaafbaarheid een rode vlag was opgenomen. Uit de uitvoeringstoets van de afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en geven uit de vennootschap blijkt dan ook een verlaging van de structurele kosten van € 1,6 miljoen en een verlaging van de personele inzet structureel met 12,9 fte. Voor de handhaafbaarheid is sprake van een groene vlag.