Met ingang van 1 januari 2013 is de regeling van de belastingrente in werking getreden. Doel van deze regeling was onder meer om het «sparen» bij de Belastingdienst tegen te gaan dat was ontstaan als gevolg van de systematiek van de regeling heffingsrente. Daartoe is toentertijd aangesloten bij de regeling van de verzuimrente volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uitgangspunt van de regeling belastingrente is dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag door toedoen van die belastingplichtige te lang op zich laat wachten.31 De wettelijke regeling van de belastingrente in de inkomstenbelasting en erfbelasting is echter nog niet volledig in overeenstemming met dit uitgangspunt.
Met ingang van het belastingjaar 2014 is het einde van de aangiftetermijn voor de inkomstenbelasting verschoven van 1 april naar 1 mei na afloop van het belastingjaar. Hierdoor zou het kunnen voorkomen dat belastingplichtigen die tussen 1 april en 1 mei na het belastingjaar aangifte doen, ondanks dat zij die aangifte tijdig doen, toch belastingrente in rekening wordt gebracht. Vanwege strijdigheid met het hiervoor omschreven uitgangspunt van de regeling van de belastingrente heeft de Belastingdienst voor de belastingjaren 2014 tot en met 2017 in die gevallen in de praktijk geen belastingrente in rekening gebracht. Voorgesteld wordt om deze praktijk te formaliseren door de wet op dit punt aan te passen.
Ook de wettelijke regeling van de belastingrente in de erfbelasting wijkt af van het hiervoor omschreven uitgangspunt van de regeling belastingrente. Op grond van deze regeling geldt dat, indien de aanslag erfbelasting is vastgesteld overeenkomstig een verzoek om een voorlopige aanslag of overeenkomstig de aangifte, de periode waarover belastingrente in rekening wordt gebracht uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van een verzoek, onderscheidenlijk 19 weken na de datum van ontvangst van de aangifte, stopt. Het gevolg hiervan kan derhalve zijn dat, ondanks dat tijdig aangifte is gedaan en de aanslag erfbelasting is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte, belastingrente in rekening wordt gebracht.32 Om aan te sluiten bij het uitgangspunt van de regeling belastingrente voor de inkomstenbelasting wordt voorgesteld om met betrekking tot de erfbelasting te bepalen dat degene die tijdig een verzoek om een voorlopige aanslag doet of tijdig aangifte doet, geen belastingrente in rekening wordt gebracht indien de (voorlopige of de definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig het ingediende verzoek, onderscheidenlijk overeenkomstig de ingediende aangifte.