De financiële functie22 zorgt voor beheersing en continuïteit in de financiële processen. Tegelijkertijd moet ze adequaat reageren op een dynamische omgeving en kritisch zijn naar de inrichting en organisatie van de financiële functie zelf. Het Nederlandse stelsel kent een duidelijke decentrale inrichting van de financiële functie en tegelijkertijd een groeiende samenwerking binnen de bedrijfsvoering van de rijksoverheid. Naast de traditionele taken voor financieel beheer, materieelbeheer en personeelsbeheer is er in toenemende mate sprake van coördinerende taken en verantwoordelijkheden voor de Ministers van Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR) voor de rijksbrede bedrijfsvoering (zie paragraaf 4.4).
Resultaten 2013
De inspanningen van het afgelopen jaar hebben ervoor gezorgd dat in 2013 de bedrijfsvoering over het algemeen beheerst is verlopen. Het niveau van rechtmatigheid van de verplichtingen, ontvangsten en uitgaven van het Rijk is in 2013 wederom hoog. Nederland voldoet op rijksniveau ruimschoots aan de nationale norm voor rechtmatigheid. De rechtmatigheid van de uitgaven blijft op rijksniveau ruim binnen de gestelde strenge toleranties voor fouten en onzekerheden.
Dit betekent niet dat er geen risico’s bestaan. Bij enkele ministeries is de rapporteringstolerantie op begrotingshoofdstukniveau overschreden en in een aantal gevallen de rapporteringstolerantie op begrotingsartikelniveau (zie paragraaf 4.2). De (rijksbrede) bedrijfsvoering (zie paragrafen 4.3, 4.4 en 4.6), de hierin onderkende risico’s (zie paragraaf 4.5) en de kwaliteit van de beleidsinformatie (zie paragraaf 4.7) blijven onverminderd de aandacht vragen. Om de kwaliteit van de bedrijfsvoering op een hoog niveau te waarborgen en adequaat te reageren op de (rijksbrede) risico’s is continue aandacht voor verandering en verbetering noodzakelijk (zie paragrafen 4.6 en 4.8). Voor de resultaten in 2013 op het terrein van personeel, informatie- en communicatietechnologie (ICT), organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging wordt verwezen naar de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 201323 van de Minister voor WenR.
Ontwikkelingen in de financiële functie
Aan de rijksoverheid zijn de laatste jaren aanzienlijke taakstellingen opgelegd. De noodzaak tot doelmatige allocatie van middelen is prominent aanwezig. Ook voor de komende jaren zal beheersing van de overheidsuitgaven noodzakelijk blijven. Dat vraagt om extra inspanningen van de financiële functie als geheel. De Hervormingsagenda Rijksdienst (mei 2013) bevat de hoofdlijnen van het veranderproces in de bedrijfsvoering in de komende jaren, gericht op een dienstverlenende, slagvaardige en kostenbewuste rijksoverheid. Centralisering van de bedrijfsvoering is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Dat stelt ook eisen aan de financiële functie vanuit het principe «meer leveren met minder geld». De politieke wens om minimumeisen te stellen aan het financiële beheer, de verantwoording en het toezicht op de semi-publieke sector en de verdere decentralisatie van beleid richting gemeenten, eisen van de financiële functie een adequate reactie. Daarnaast zijn ontwikkelingen gaande om de transparantie te vergroten via open data (zie paragraaf 4.6). In het regeerakkoord zijn taakstellingen opgenomen op de rijksdienst. De Minister voor WenR is verantwoordelijk voor de compacte Rijksdienst en monitort daartoe de ontwikkeling van de apparaatsuitgaven.
De financiële functie is essentieel bij het realiseren van de ingrijpende taakstellingen en het realiseren van de hervormingen uit het regeerakkoord. De financiële functie wordt zelf ook getroffen door deze taakstellingen en staat voor de opgave om met minder capaciteit het financiële beheer van de ministeries op orde te houden. Het belang van meer uniformering, meer samenwerking (shared services), minder administratieve lasten en meer vereenvoudiging wordt hierdoor steeds groter. Dit vraagt tegelijkertijd om goed functionerend toezicht op de financiële functie van het Rijk en goed functionerende Audit Committees (zie paragrafen 4.4 en 4.8).
De bedrijfsvoering binnen de ministeries zal zich moeten aanpassen aan deze en andere ontwikkelingen die in de komende 5 tot 10 jaar worden verwacht. Dat heeft ook gevolgen voor de faciliterende, kaderstellende en toezichthoudende rollen van de Minister van Financiën en de Minister voor Wonen en Rijksdienst (zie paragraaf 4.4).
Tegen deze achtergrond zullen het financieel beleid, de financiële functie en het financieel management bij de ministeries zich in de komende jaren verder ontwikkelen. In paragraaf 4.8 zal hierop worden ingegaan.