Zoals in paragraaf 4.1 genoemd, is de financiële functie niet vrij van risico’s en blijft de rijksbrede bedrijfsvoering onverminderd de aandacht vragen. Vanuit het toezicht en de monitoring op de rijksbrede bedrijfsvoering in 2013 (zie paragraaf 4.4) en uit de signalen van de Auditdienst Rijk zijn de volgende belangrijke risico’s in de rijksbrede bedrijfsvoering onderkend:
-
• De implementatie van nieuwe ICT-systemen verloopt niet altijd zoals verwacht. Het onderkennen van dit risico telt zwaar nu de afhankelijkheid van ICT-systemen alleen maar toeneemt en de beveiliging van informatie een permanente opgave is. Het is daarom belangrijk te leren van de lessen van implementatietrajecten en deze lessen te delen tussen departementen.
-
• De totstandkoming van de departementale jaarverslagen is bij een aantal departementen moeizaam verlopen. Met name de administratie en het beheer van verplichtingen en voorschotten is daarbij een punt van zorg. In 2013 is een project gestart om processen en data binnen financiële administraties te harmoniseren (zie paragraaf 4.8).
-
• Bij de inkoop en met name de naleving van Europese aanbestedingsregels is er sprake van tekortkomingen in het beheer. Deze worden vooral veroorzaakt door de implementatie van de nieuwe complexe Aanbestedingswet, die ook geldt voor overheidsopdrachten onder de EU-drempelwaarden. Hierdoor ontstaan risico’s op rechtmatigheidsfouten en claims en een toenemende regeldruk door aanvullende eisen die Nederland stelt boven de EU-regels. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013 is hierover meer informatie te vinden.
-
• De Wnt stelt met ingang van 2013 eisen aan de openbaarmaking van gegevens van niet-topfunctionarissen, waaraan in de jaarverslagen 2013 niet volledig kon worden voldaan door de departementen. De oorzaak daarvan was gelegen in de complexiteit van de normen en de onmogelijkheid om deze verplichting tot openbaarmaking achteraf uit te voeren, terwijl de daarvoor noodzakelijke gegevens niet eenduidig in de departementale administraties waren vastgelegd. Een groot aantal van deze onduidelijkheden is recentelijk opgelost door een aanpassingswet, een ministeriële regeling en aanvullende beleidsregels. Om de uitvoering van de Wnt vanaf het verslagjaar 2014 beter te laten lopen wordt door het beleidsmatig verantwoordelijke ministerie (BZK) dit voorjaar een verbeterplan opgesteld. Dit plan richt zich op de aanpak van de knelpunten, zowel in de regelgeving als in de uitvoering. Het verbeterplan betreft de toepassing van de wet door zowel het Rijk als door andere instellingen die onder deze wet vallen.
-
• Het financieel beheer, de verantwoording en het toezicht op organisaties in de semi-publieke sector is een belangrijk aandachtspunt. Gezien het belang van de publieke dienstverlening en de bedragen die hierin omgaan, heeft het kabinet inmiddels kaders gesteld waaraan het financieel beheer, de verantwoording, het intern toezicht en het extern financieel toezicht bij instellingen met een publiek belang ten minste moeten voldoen (zie paragraaf 4.6).
-
• De gevolgen van de decentralisaties in het sociale domein voor het stelsel en de inrichting van het systeem van verantwoorden en monitoring is een belangrijk aandachtspunt. De wijze waarop de gevraagde financiële informatie en beleidsinformatie wordt geanalyseerd verdient daarbij bijzondere aandacht. In de Verantwoordingsbrief 2013 wordt nader ingegaan op het thema «Decentralisaties».
Indien sprake is van rijksbrede risico’s dan vragen deze om een rijksbrede aanpak. Aansluitend bij de (systeem)verantwoordelijkheden van de Minister van Financiën en de Minister voor WenR (zie paragraaf 4.4) zijn en worden maatregelen genomen om een aantal van deze genoemde rijksbrede risico’s te beperken. Deze rijksbrede maatregelen worden toegelicht in paragraaf 4.6 (Verdere verbetering van de rijksbrede bedrijfsvoering) en paragraaf 4.8 (Ontwikkelingen financieel beleid, financiële functie en financieel management).
Indien bedrijfsvoeringsrisico’s bij één ministerie optreden is de monitoring erop gericht om vast te stellen of er voldoende aandacht is bij het ministerie voor de beheersing van deze risico’s. Indien nodig zal de Minister van Financiën de betreffende Minister hierop aanspreken.