Base description which applies to whole site

4.8 Ontwikkelingen financieel beleid, financiële functie en financieel management

De financiële functie en het financieel management waren in 2013 volop in verandering met als doel de kwaliteit en doelmatigheid verder te vergroten. Belangrijke ontwikkelingen in het financieel beleid zijn de volledige invoering van Verantwoord Begroten bij alle begrotingen en de voorbereidingen voor de wijziging van de Comptabiliteitswet 2001. De veranderingen in de financiële functie en het financieel management worden gekenmerkt door meer samenwerking en coördinatie binnen de rijksoverheid. Daarnaast is er meer aandacht voor de aansturing en bekostiging van agentschappen.

Verantwoord Begroten

De kern van «Verantwoord Begroten» is dat er een duidelijke tweedeling wordt gemaakt tussen de apparaatsuitgaven en de programma-uitgaven en dat er meer inzicht wordt geboden in de aard en de omvang van de financiële instrumenten. De relatie tussen de beleidsinzet van een Minister en de inzet van de budgetten wordt weergegeven door duidelijk te maken wat de rol en verantwoordelijkheid van de Minister is en welke financiële instrumenten daartoe worden ingezet. Deze nieuwe vorm van begrotingspresentatie stelt de Tweede Kamer beter in staat om te bepalen op welke resultaten een Minister nu daadwerkelijk aan te spreken is en hoe het geld wordt ingezet.

In beleidsconclusies wordt over elk begrotingsartikel een expliciet oordeel gegeven over hoe het beleid het afgelopen jaar is verlopen en worden, indien nodig, hier lessen uit getrokken. Tenslotte verschaffen de stukken een beter inzicht in de programmering en uitvoering van beleidsdoorlichtingen, beleidsevaluaties en verstrekte subsidies.

«Verantwoord Begroten» is voor het eerst bij alle begrotingen in 2013 geheel doorgevoerd. De toetsing en kamerbehandeling van de begroting 2013 is gebruikt om, in overleg met de Algemene Rekenkamer en de departementen, de uitwerking van Verantwoord Begroten in de begrotingen 2014 verder te verbeteren. Na behandeling in de Tweede Kamer van de jaarverslagen 2013 wordt «Verantwoord Begroten» geëvalueerd. De Tweede Kamer lijkt de nieuw aangeboden informatie in toenemende mate te gebruiken voor de versterking van haar budgetrecht. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de toename van vragen over de omvang en effectiviteit van financiële instrumenten of bepaalde geldstromen aan ontvangende partijen.

Wijziging van de Comptabiliteitswet 2001

De Minister van Financiën werkt aan de modernisering van de Comptabiliteitswet. In december 2013 heeft in de Tweede Kamer een notaoverleg over de hoofdlijnennotitie modernisering Comptabiliteitswet37 plaatsgevonden. In dit overleg heeft de Tweede Kamer het belang van de modernisering van de Comptabiliteitswet onderschreven. De Minister van Financiën zet de voorbereiding van het betreffende wetsvoorstel voort en verwacht dit voorstel medio 2014 voor advies aan de Algemene Rekenkamer voor te leggen.

Vorming Shared Service Organisaties (SSO’s)

Een SSO of Shared Service Centrum (SSC) levert bedrijfsvoeringsdiensten aan afnemers binnen de rijksoverheid. SSO’s zijn actief in de verschillende bedrijfsvoeringsdomeinen binnen het Rijk waaronder P&O, Facilitair, Huisvesting, Inkoop en ICT.

Het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst zet in op de concentratie van de bedrijfsvoering voor de kerndepartementen. Alle departementen maken bijvoorbeeld gebruik van P-Direkt en zes departementen maken inmiddels gebruik van de diensten van SSC-ICT Den Haag. FMHaaglanden, de facilitaire aanbieder regio Haaglanden, biedt aan acht ministeries zijn diensten aan. Meer informatie over de SSO’s is te vinden in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013.

In bijlage 9 wordt de stand van zaken rond een aantal specifieke SSO’s toegelicht die ook agentschap zijn volgens de Regeling Agentschappen.

Toekomst controlfunctie

In 2013 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de toekomst van de financiële functie bij de departementen. Het onderzoek is door het Ministerie van Financiën uitgevoerd in samenwerking met de directies Financieel Economische Zaken (FEZ) van de departementen. Onderwerp van dit onderzoek is de vraag hoe de FEZ-functie zich de komende jaren moet ontwikkelen, gegeven de uitdagingen die op de FEZ-functie afkomen en welke ondersteuning het Directoraat-Generaal Rijksbegroting (DGRB) van het Ministerie van Financiën kan bieden. Het onderzoek komt voort uit een aantal belangrijke ontwikkelingen zoals genoemd in paragraaf 4.1.

Medio 2013 kent de FEZ-functie bij de departementen 635 fte38 (2009: 802 fte). De financiële functie als geheel is de afgelopen jaren fors afgeslankt (van 5.250 fte in 2009 naar 4.064 in 2013). De komende jaren werken de taakstellingen door op het aantal mensen dat werkzaam is in de financiële functie als geheel. Tegelijkertijd zijn de ambities groot en zullen de taken naar behoren moeten worden uitgevoerd. Versterkte samenwerking is nodig om de afgesproken taakstellingen op de financiële functie tot 2018 in te kunnen vullen.

Een belangrijke stap is gezet bij de financiële administraties om bij vervangingsvragen van de financiële systemen verplicht aan te sluiten bij bestaande systemen (zie verderop in paragraaf 4.8). Deze ontwikkeling zal er uiteindelijk toe leiden dat er op termijn een beperkt aantal clusters van systemen ontstaat waarop alle departementen zijn aangesloten.

De directies FEZ hebben in 2013 de krachten gebundeld door medewerkers van FEZ voor een jaar met elkaar uit te wisselen. Dit is een nieuw initiatief naast het succesvolle Financial traineeship waarvan inmiddels 118 trainees als medewerker werkzaam zijn binnen de financiële functie.

Op het terrein van zicht op de overheidsfinanciën is in 2013 gewerkt aan een aantal kaders voor de publieke sector waaronder het garantiekader, beleidskader derivaten, een normenkader voor financieel beheer, toezicht en verantwoording van de semi-publieke sector (zie paragraaf 4.6) en een nieuw normenkader voor bestaande en nieuwe agentschappen (zie verderop in paragraaf 4.8).

Vorming Auditdienst Rijk (ADR)

Inmiddels bestaat de Auditdienst Rijk (ADR) bijna 2 jaar en zijn alle voormalige departementale auditdiensten in deze nieuwe rijksbrede dienst opgegaan. Als laatste is de auditfunctie van het Ministerie van Defensie in april 2014 bij de ADR aangesloten. Dat is wat later dan voorzien vanwege een omvangrijke reorganisatie bij dit ministerie.

De bereikte resultaten van de ADR zijn positief. De ADR heeft onder meer bij de controle van de departementale jaarverslagen en van het financieel en materieelbeheer (de wettelijke taak) in 2013 laten zien wat de kracht is van een rijksbrede dienst door een uniforme wijze van rapporteren en een samenvattend beeld te schetsen van de situatie binnen de rijksdienst op hoofdlijnen. Door de departementale opdrachtgevers is dit positief ontvangen. Bij uitvoering van de wettelijke taak worden de controleplannen van de ADR afgestemd met de Algemene Rekenkamer om onnodige verschillen in aanpak en risico-inschattingen tussen de ADR en de Algemene Rekenkamer te voorkomen.

Naast de wettelijke taak voert de ADR opdrachten uit die voorzien in de specifieke behoeften van de leiding van het ministerie. De probleemstelling van de opdrachtgever staat daarbij centraal en sluit aan op actuele vraagstukken die bij het betrokken ministerie spelen. Voorts voert de ADR in opdracht van enkele ministeries werkzaamheden uit voor de Europese Unie. Deze werkzaamheden zijn nodig om als lidstaat Nederland invulling te geven aan de voorschriften uit de Europese regelgeving.

In 2014 zal de ADR inzetten op de verdere uniformering en efficiencyverbetering in de uitvoering van de controlewerkzaamheden, het versterken van het relatiemanagement en het verder harmoniseren van de auditprocessen. In 2014 staat bovendien een evaluatie gepland door de ADR om onder meer de tevredenheid van de opdrachtgevers van de ADR te meten.

Risicomanagement

De inzet van risicomanagement wordt steeds belangrijker voor de beheersing en de verdere verbetering van de kwaliteit en de efficiency van de bedrijfsvoeringsprocessen en beleids(uitvoerings)processen van de ministeries. Daarnaast speelt risicomanagement door de invoering van de Regeling Audit Committees een steeds belangrijkere rol voor de taakinvulling van de Audit Committees. Risicomanagement draagt bovendien bij aan de efficiënte inzet van de beschikbare auditcapaciteit van de ADR voor de verdere verbetering van de kwaliteit van de interne beheersing en de bedrijfsvoering bij het Rijk.

In 2013 heeft het Ministerie van Financiën met de ADR het initiatief genomen om samen met de departementen good practices voor risicomanagement in kaart te brengen en uit te wisselen die breed toepasbaar zijn binnen de rijksoverheid. De uitwisseling van kennis en ervaring op dit terrein wordt voorgezet in 2014. De (externe) leden van de departementale Audit Committees en de Algemene Rekenkamer worden hierbij betrokken.

Audit Committees

In 2012 is de regeling Audit Committees in werking getreden. Deze regeling heeft tot doel:

  • de positie van Audit Committees binnen het Rijk en de rol van de externe leden hierin te versterken;

  • duidelijkheid te verschaffen over de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Audit Committees;

  • het functioneren van de Audit Committees bij het Rijk te uniformeren.

De taakinvulling van de departementale Audit Committees is bovendien verruimd met het adviseren van het departementale management op het risicomanagementbeleid en de uitkomsten daarvan. Inmiddels beschikken alle ministeries over een Audit Committee, waarin ten minste twee externe leden zitting hebben. In 2013 is een symposium georganiseerd voor de externe leden van de Audit Committees waarin de eerste ervaringen zijn gedeeld. De regeling wordt in 2014 geëvalueerd om te beoordelen of de gestelde doelen zijn gerealiseerd.

Ontwikkelingen financiële administraties

In 2012 heeft de Ministerraad ingestemd met het voorstel om op het terrein van financiële administraties toe te werken naar een beperkt aantal systeemplatformen. Dit moet leiden tot minder verschillende financiële systemen en harmonisatie van data en processen binnen de financiële administraties van de departementen.

In 2013 is een inventarisatie uitgevoerd naar de in gebruik zijnde financiële systemen bij de departementen. Daarbij is ook gekeken naar de departementen die een vervangingsvraag hebben, zodat bij de keuze voor een nieuw systeem aangesloten kan worden bij bestaande departementale systemen. In het najaar van 2013 zijn vervolgens twee projecten opgestart:

  • 1. Kennismanagement Financiële Administraties;

  • 2. Toekomst van de Financiële Administraties (TFA).

Het project Kennismanagement is bedoeld voor kennisverbreding en -verdieping bij de medewerkers van financiële administraties, zodat de kennis en mobiliteit van deze medewerkers verbetert. Het project TFA heeft tot doel om processen en data binnen financiële administraties te harmoniseren. Beide projecten moeten ervoor zorgen dat de financiële administraties toekomstbestendiger worden en dat meer samenwerking en bundeling tussen departementen zal plaatsvinden, zowel op het gebied van financiële systemen als op het gebied van personeel.

Agentschappen

Op 1 januari 2013 is de nieuwe Regeling Agentschappen in werking getreden. In de regeling is opgenomen dat alle agentschappen voortaan minimaal iedere vijf jaar moeten worden doorgelicht. In 2013 zijn de doorlichtingen van Domeinen Roerende Zaken (FIN), Logius (BZK) en Justis (VenJ) afgerond en zijn de doorlichtingen gestart van Agentschap Telecom (EZ), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (VWS), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ), Immigratie- en Naturalisatiedienst (VenJ), Dienst Publiek en Communicatie (AZ) en Nederlandse Emissieautoriteit (IenM). Begin 2014 zijn de doorlichtingen van Agentschap Telecom, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en Immigratie- en Naturalisatiedienst afgerond.

In bijlage 9 is een overzichtstabel opgenomen met de belangrijkste aanbevelingen uit de doorlichtingen die in 2013 zijn afgerond:

  • het actiever invullen van de rol van eigenaar in het sturingsmodel;

  • het beter vastleggen van gemaakte afspraken (met name over sturingsmodel en risicoverdeling);

  • het meer expliciet zichtbaar maken van de doelmatigheidsontwikkeling;

  • het meer transparant maken van het kostprijsmodel.

Gelet op de aanbevelingen over de rollen en verantwoordelijkheden binnen het sturingsmodel zijn in 2013 twee masterclasses met eigenaren, opdrachtgevers en opdrachtnemers georganiseerd om de invulling van de rollen en de kennis over het functioneren van agentschappen te versterken.

Vertrouwen en risico georiënteerd werken

In 2013 is het referentiekader uit het project «Vertrouwen geven, maar toch in control zijn» steeds meer toegepast in de praktijk. Het gaat hierbij om de «negen kritische succesfactoren voor vertrouwen» zoals beschreven in de drie publicaties inzake «Vertrouwen geven, maar toch in control zijn». Door toepassing van de vertrouwensscan krijgen organisaties inzicht in de onderliggende factoren die de mate van vertrouwen bepalen. Dit inzicht maakt het voor deze overheidsorganisatie mogelijk gericht in te zetten op gerechtvaardigd vertrouwen en vermindering van de regelreflex. De organisatie krijgt niet alleen zicht waar men op het punt van vertrouwen in de relatie met een ander staat, maar ook de factoren die hiervoor zorgen (die behouden zouden moeten blijven) of die hier juist afbreuk aan doen (die verbeterd zouden moeten worden). Dit inzicht kan de basis zijn voor een dialoog tussen betrokkenen om – vanuit het belang van een goede samenwerking – te investeren in een optimalisering van de vertrouwensrelatie.

Om de mogelijkheden van de vermindering van regel- en controledruk door meer gerechtvaardigd vertrouwen rijksbreed bekendheid te geven, worden regelmatig lezingen en workshops georganiseerd.

Bijlage 1: Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten

Rijksrekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen 2013 (x € 1.000)
 

Rekening van

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

0

418

418

IIA

Staten-Generaal

2.954

5.056

2.102

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

5.347

7.699

2.352

III

Algemene Zaken

6.599

9.216

2.617

IV

Koninkrijksrelaties

32.870

40.000

7.130

V

Buitenlandse Zaken

787.150

758.601

– 28.549

VI

Veiligheid en Justitie

1.362.084

1.465.294

103.210

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

106.143

161.725

55.582

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.190.482

1.256.011

65.529

IXA

Nationale Schuld

48.027.819

55.074.595

7.046.776

IXB

Financiën

127.353.113

121.108.094

– 6.245.019

X

Defensie

373.783

308.490

– 65.293

XII

Infrastructuur en Milieu

176.056

220.579

44.523

XIII

Economische Zaken

12.823.952

17.974.573

5.150.621

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.785.034

2.050.946

265.912

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

63.539

810.236

746.697

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

71.678

80.452

8.774

XVIII

Wonen en Rijksdienst

754.329

580.356

– 173.973

A

Infrastructuurfonds

6.234.490

6.088.999

– 145.491

B

Gemeentefonds

17.963.120

17.988.793

25.673

C

Provinciefonds

1.138.214

1.553.052

414.838

F

Diergezondheidsfonds

9.700

15.905

6.205

H

BES-fonds

32.093

35.688

3.595

J

Deltafonds

972.560

1.066.453

93.893

Totalen

221.273.109

228.661.231

7.388.122

Rijksrekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen 2013 (x € 1.000)
 

Rekening van

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

39.933

40.606

673

IIA

Staten-Generaal

135.894

138.510

2.616

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

111.947

115.921

3.974

III

Algemene Zaken

62.164

59.280

– 2.884

IV

Koninkrijksrelaties

277.543

311.076

33.533

V

Buitenlandse Zaken

8.809.031

8.597.836

– 211.195

VI

Veiligheid en Justitie

12.011.124

12.383.259

372.135

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

844.028

806.140

– 37.888

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

34.352.608

35.160.655

808.047

IXA

Nationale Schuld

50.257.744

48.963.257

– 1.294.487

IXB

Financiën

10.965.828

17.539.992

6.574.164

X

Defensie

7.776.971

7.702.087

– 74.884

XII

Infrastructuur en Milieu

9.985.497

9.857.324

– 128.173

XIII

Economische Zaken

5.151.201

5.014.867

– 136.334

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

30.389.943

29.290.315

– 1.099.628

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

15.647.174

16.376.201

729.027

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.067.872

3.017.564

– 50.308

XVIII

Wonen en Rijksdienst

3.085.949

3.146.159

60.210

A

Infrastructuurfonds

6.234.490

6.248.579

14.089

B

Gemeentefonds

17.963.120

17.988.793

25.673

C

Provinciefonds

1.138.214

1.553.052

414.838

F

Diergezondheidsfonds

9.700

11.247

1.547

H

BES-fonds

32.093

35.688

3.595

J

Deltafonds

972.560

1.064.386

91.826

 

Totalen

219.322.628

225.422.794

6.100.166

Op grond van artikel 61, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 neemt de Minister van Financiën in het Financieel Jaarverslag van het Rijk de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk op. Deze rekening, de Rijksrekening genoemd, is het overzicht op het totaalniveau van de rijksbegroting van alle kasuitgaven en kasontvangsten van de rijksdienst in een jaar die binnen begrotingsverband zijn gerealiseerd en geboekt.

In bovenstaande tabel is de Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten over het jaar 2013 weergegeven. De uitgaven en ontvangsten in deze tabel zijn op kasbasis opgenomen. Een uitzondering hierop vormen de uitgaven en de ontvangsten van begroting IXA (Nationale Schuld). Deze uitgaven en ontvangsten zijn op kasbasis opgenomen, met uitzondering van de rente-uitgaven en de rente-ontvangsten die op transactiebasis zijn opgenomen. Dit gebeurt op basis van artikel 7, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001. De verschillen in de Verschilkolom worden niet toegelicht. Dat gebeurt in de departementale en niet-departementale jaarverslagen. Daarin worden, voor zowel de uitgaven als de ontvangsten, per begrotingsartikel de verschillen tussen de realisaties en de ramingen in de oorspronkelijk vastgestelde begrotingen toegelicht.

Het gerealiseerde saldo van de uitgaven en de ontvangsten over 2013 op grond van deze Rijksrekening – het verschil tussen € 225,4 miljard en € 228,7 miljard, zijnde een positief verschil (overschot) van ruim € 3,3 miljard – heeft geen directe relatie met het gerealiseerde EMU-saldo 2013 van het Rijk. De saldoberekeningen van beide opstellingen verschillen daartoe teveel van elkaar. Een belangrijk verschil vormen de uitgaven en ontvangsten van Nationale Schuld (IXA) die betrekking hebben op de financieringstransacties (de aflossingen en de aangetrokken leningen in verband met de tekortfinanciering en de herfinanciering). Daarnaast vormen de overige niet-relevante uitgaven en ontvangsten een belangrijk verschil; deze zijn wel in het overzicht van de Rijksrekening meegenomen, maar tellen niet mee in de berekening van het EMU-saldo. Het «Europese Stelsel van Rekeningen (ESR) 1995» schrijft voor welke uitgaven en ontvangsten als niet-relevant voor het EMU-saldo worden aangemerkt.

Bijlage 2: Saldibalans van het Rijk per 31 december 2013

SALDIBALANS VAN HET RIJK PER 31 DECEMBER 2013

DEBET

       

CREDIT

OMSCHRIJVING

€ mln.

 

OMSCHRIJVING

€ mln.

1

Uitgaven ten laste van de begroting 2013

225.423

 

12

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2013

228.662

             

2

Uitgaven buiten begrotingsverband

11.942

 

13

Ontvangsten buiten begrotingsverband

23.248

 

(intra-comptabele vorderingen)

     

(intra-comptabele schulden)

 
             

3

Liquide Middelen

471

 

14

Saldi begrotingsfondsen

152

             

4

Saldo geldelijk beheer van het Rijk

15.285

 

15

Saldi begrotingsreserves

1.059

             
 

Totaal intra-comptabele posten

253.121

   

Totaal intra-comptabele posten

253.121

             

5

Openstaande rechten

18.046

 

16

Tegenrekening openstaande rechten

18.046

             

6

Extra-comptabele vorderingen op derden

59.948

 

17

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

59.948

             

7

Tegenrekening extra-comptabele schulden

348.264

 

18

Extra-comptabele schulden aan derden

348.264

             

8

Voorschotten

131.309

 

19

Tegenrekening voorschotten

131.309

             

9

Tegenrekening openstaande verplichtingen

97.388

 

20

Openstaande verplichtingen

97.388

             

10

Deelnemingen

51.957

 

21

Tegenrekening deelnemingen

51.957

             

11

Tegenrekening garanties

220.253

 

22

Garanties

220.253

             
 

Totaal extra-comptabele posten

927.165

   

Totaal extra-comptabele posten

927.165

             
 

TOTAAL-GENERAAL

1.180.286

   

TOTAAL-GENERAAL

1.180.286

Toelichting op de saldibalans van het Rijk

De saldibalans van het Rijk is een optelling van de goedgekeurde saldibalansen van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken, die geconsolideerd wordt met de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Door het optellen van de afzonderlijke saldibalansen komen ook onderlinge schuldverhoudingen tussen begrotingshoofdstukken tot uiting in de saldibalans van het Rijk. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de ministeries of de begrotingsfondsen.

Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting

Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.

Ad 3) Liquide middelen

De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.

Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk

De post saldo geldelijk beheer van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk. Het saldo geldelijk beheer is hiermee een meerjarige optelling van alle door het parlement goedgekeurde uitgaven en ontvangsten van het rijk tot en met het laatst afgesloten boekjaar.

De vaststelling van de slotwet 2012 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie door de Eerste Kamer heeft op 4 februari 2014 – dus na 31 december 2013 – plaatsgevonden. Op grond van artikel 3 van de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2014 is besloten dat ook de overname van de uitgaven en ontvangsten van begrotingsjaar 2012 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt verwerkt in het boekjaar 2013.

Ad 5 en 16) Openstaande rechten

Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voorfase van de ontvangsten.

Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.

Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden

Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.

Ad 8 en 19) Voorschotten

Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.

Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.

Ad 10 en 21) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschiedt op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs. In enkele gevallen geschiedt de waardering tegen de nominale waarde van het aandeel in het gestort en opgevraagd kapitaal.

Ad 11 en 22) Garanties

Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.

Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband

(intra-comptabele schulden)

Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.

Ad 14) Saldi begrotingsfondsen

Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Infrastructuurfonds en het Diergezondheidsfonds.

Ad 15) Saldi begrotingsreserve

Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het gaat hier om de volgende reserves:

  • Museaal Aankoopfonds en de risicopremie garantstelling (OCW);

  • Diverse Economische Zaken;

  • Garantiefaciliteit Opkomende Markten (Financiën);

  • SENO faciliteit (Financiën);

  • Garantstelling EON (Financiën);

  • Nationale Hypotheekgarantie (Wonen en Rijksdienst);

  • Asiel (V&J);

  • Fonds opkomende markten (FOM) (Buitenlandse Zaken, voorheen Economische Zaken);

  • Finance for international business (FIB) (Buitenlandse Zaken, voorheen Economische Zaken).

Bijlage 3: De belasting- en premieontvangsten in 2013

 

Ontwerpbegroting Startnota 2013

Realisatie FJR 2013

Verschil

Kostprijsverhogende belastingen op kasbasis

74.756

68.757

– 5.999

Invoerrechten

2.370

2.160

– 210

Omzetbelasting

45.898

41.879

– 4.019

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.770

1.134

– 636

Accijnzen

11.980

11.100

– 881

– Accijns van lichte olie

4.104

3.854

– 250

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

4.047

3.777

– 271

– Tabaksaccijns

2.753

2.399

– 354

– Alcoholaccijns

329

321

– 8

– Bieraccijns

404

406

2

– Wijnaccijns

343

344

0

Belastingen van rechtsverkeer

3.448

3.282

– 166

– Overdrachtsbelasting

1.201

1.083

– 118

– Assurantiebelasting

2.247

2.200

– 48

Motorrijtuigenbelasting

3.624

3.550

– 74

Belastingen op een milieugrondslag

4.720

4.812

92

– Energiebelasting

4.492

4.561

69

– Waterbelasting

124

144

20

– Brandstoffenheffingen

105

107

3

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

157

150

– 6

Belasting op zware motorrijtuigen

138

133

– 5

Bankbelasting

600

507

– 93

Verhuurderheffing

50

48

– 2

       

Belastingen op inkomen, winst en vermogen op kasbasis

65.376

60.844

– 4.531

Inkomstenbelasting kas

147

– 1.337

– 1.484

Loonbelasting kas

45.998

45.338

– 660

Dividendbelasting

2.539

2.191

– 348

Kansspelbelasting

479

474

– 6

Vennootschapsbelasting

14.815

12.447

– 2.368

Vermogensbelasting

11

1

– 10

Schenk- en erfbelasting

1.387

1.730

343

       

Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten

17

95

78

Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

92

101

9

       

Belastingen op kasbasis

140.240

129.797

– 10.444

KTV Belastingen (aansluiting naar EMU-basis)

537

741

204

       

Premies volksverzekeringen op kasbasis

41.570

43.382

1.813

KTV premies vvz (aansluiting naar EMU-basis)

321

197

– 124

       

Premies werknemersverzekeringen (op EMU-basis)

54.743

52.868

– 1.875

       

Totaal belastingen en premies op EMU-basis

237.410

226.985

– 10.425

Bijlage 4: Overzicht interventies financiële sector

Budgettair overzicht interventies kredietcrisis en Europa

Sinds het najaar van 2008 heeft het kabinet interventies gepleegd om het financiële stelsel gezond te houden en de rust te helpen herstellen in de financiële wereld. Vanaf 2010 heeft de overheid ook aan Europese faciliteiten bijgedragen, in het bijzonder door het verstrekken van garanties. Deze gebruikelijke bijlage geeft middels een aantal tabellen een overzicht van de verschillende interventies.

Tabel 4.1 geeft de kasstromen en de garanties die met de interventies gepaard gaan en de vindplaatsen ervan in de begroting IX integraal weer. Daarnaast zijn de effecten van de maatregelen op achtereenvolgens: het EMU-saldo, de EMU-schuld en de staatsschuld per thema becijferd. De kolom «telling» geeft hierbij aan welke posten bij elkaar moeten worden opgeteld. Onderaan de tabel worden de totalen van alle maatregelen opgeteld.

Tabel 4.1a Budgettair overzicht interventies kredietcrisis (in miljoenen euro)

#

Stand: FJR 2013

Telling

2008

2011

2012

2013

Bron:

 

A. Fortis/RFS/AA

         

1

Aanschaf ABN AMRO Group – ASR Verzekeringen – RFS Holdings

(incl. Z-share en residual N-share)

 

27.971

– 16

0

IX art.3

2

 

waarvan relevant voor het saldo

 

3.100

   

CBS

3

Overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

 

3.750

0

0

IX art.11

             

4

Renteontvangsten overbruggingskredieten (voormalig) Fortis

 

– 1.543

– 152

– 103

IX art.11

5

Dividend ABN Amro Group

 

– 200

– 50

– 400

IX art.3

6

Dividend ASR Verzekeringen

 

0

– 71

– 88

IX art.3

7

Dividend RFS Holdings

 

– 6

0

0

IX art.3

8

Dividend financiële instellingen

 

0

0

0

IX art.3

9

Premieontvangsten capital relief instrument

 

– 193

0

0

IX art.3

10

Premieontvangsten counter indemnity

 

– 52

– 26

– 26

IX art.3

             
 

Verleende garanties

         

11

Capital Relief Instrument ABN-AMRO

 

32.611

   

IX art.3

12

 

waarvan vervallen

 

– 32.611

   

IX art.3

13

Counter Indemnity ABN-AMRO

 

950

   

IX art.3

             
 

Totale uitgaven – ontvangsten

1, 3 t/m 10

29.727

– 315

– 617

 
 

Effect op EMU-saldo

2, 4 t/m 10

– 1.106

299

617

 
 

Effect op EMU-schuld

1, 3 t/m 10

29.624

– 315

– 617

 
 

Effect op staatsschuld

1, 3 t/m 101

29.624

– 315

– 617

 
             
 

B. SNS Reaal

         

14

Kapitalisatie holding en bank

 

0

0

2.200

IX art.3

15

Overbruggingskrediet

 

0

0

1.100

IX art.3

16

Kapitalisatie Propertize (voormalig SNS Property Finance)

 

0

0

500

IX art.3

             

17

Renteontvangsten overbruggingskrediet

 

0

0

– 7

IX art.3

18

Dividend SNS Reaal N.V.

 

0

0

0

IX art.3

19

Premieontvangsten garantie

 

0

0

0

IX art.3

             
 

Verleende garanties

         

20

Garantieverlening VBO

 

0

0

4.166

IX art.3

             
 

Totale uitgaven – ontvangsten

14 t/m 19

0

0

3.793

 
 

Effect op EMU-saldo

16 t/m 19

0

0

7

 
 

Effect op EMU-schuld

14 t/m 202

0

0

7.848

 
 

Effect op staatsschuld

14 t/m 20

0

0

3.793

 
             
 

C. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit

       

21

Verstrekt kapitaal ING

 

3.000

– 750

– 750

IX art.3

22

Verstrekt kapitaal Aegon

 

0

0

0

IX art.3

23

Verstrekt kapitaal SNS Reaal

 

565

0

0

IX art.3

 

waarvan afgeboekt

 

0

– 565

 

IX art.3

             

24

Couponrente ING

 

– 684

– 34

– 31

IX art.3

25

Couponrente Aegon

 

– 177

0

0

IX art.3

26

Couponrente SNS Reaal

 

– 38

0

0

IX art.3

27

Repurchase fee ING

 

– 1.347

– 341

– 344

IX art.3

28

Repurchase fee Aegon

 

– 910

0

0

IX art.3

29

Repurchase fee SNS Reaal

 

0

0

0

IX art.3

             
 

Totale uitgaven – ontvangsten

21 t/m 29

409

– 1.125

– 1.125

 
 

Effect op EMU-saldo

24 t/m 26

899

34

31

 
 

Effect op EMU-schuld

21 t/m 29

409

– 1.125

– 1.125

 
 

Effect op staatsschuld

21 t/m 29

409

– 1.125

– 1.125

 
             
 

D. Back-up faciliteit ING

         

30

Meerjarenverplichting aan ING

 

10.264

– 2.609

– 4.933

IX art.3

31

Alt-A portefeuille

 

13.934

– 2.794

– 6.454

IX art.3

32

relevant voor de EMU-schuld

 

10.555

– 3.054

– 4.779

CBS

             

33

Back-up faciliteit ING totaal:

         
               

34a

 

waarvan funding fee

(rente + aflossing)

 

11.490

2.644

4.808

IX art.3

34b

 

waarvan management fee

 

145

33

26

IX art.3

34c

 

waarvan portefeuille ontvangsten (rente + aflossing)

 

– 10.889

– 2.434

– 4.275

IX art.3

34d

 

waarvan garantiefee

 

– 317

– 73

– 58

IX art.3

34e

 

waarvan additionele garantiefee

 

– 282

– 110

– 87

IX art.3

34f

 

waarvan additionele fee

 

– 146

– 46

– 35

IX art.3

34g

 

waarvan verhandelbaarheidsfee

 

0

– 15

– 18

IX art.3

34h

 

waarvan eenmalige uitkering

 

0

0

– 379

IX art.4

34i

 

waarvan incidentele uitgave

 

0

0

19

IX art.3

             
 

Totale uitgaven – ontvangsten

34

1

0

0

 
 

Effect op EMU-saldo

34b, f, g

1

28

27

 
 

Effect op EMU-saldo inclusief afwikkeling

 

0

 

– 86

 
 

Effect op EMU-schuld

33

10.555

– 3.054

– 4.779

 
 

Effect op staatsschuld

34

1

0

0

 
             
 

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

     

35

Premieontvangsten garanties bancaire leningen

 

– 884

– 230

– 165

IX art.2

36

Schade-uitkeringen

 

0

0

0

IX art.2

37

Garanties bancaire leningen

 

50.275

   

IX art.2

38

waarvan vervallen

 

– 17.100

– 15.933

– 7.349

IX art.2

             
 

Totale uitgaven – ontvangsten

35, 36

– 884

– 230

– 165

 
 

Effect op EMU-saldo

35, 36

884

230

165

 
 

Effect op EMU-schuld

35, 36

– 884

– 230

– 165

 
 

Effect op staatsschuld

35, 36

– 884

– 230

– 165

 
             
 

F. IJsland

         

39

Vordering op IJsland

 

1.012

– 243

– 48

IX art.2

40

Tussenrekening «recovery topping up»

 

33

21

6

IX art.2

             

41

Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

 

1.428

0

0

IX art.2

42

Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

0

0

IX art.2

43

Renteontvangsten lening IJsland

 

0

0

0

IX art.2

44

Aflossing hoofdsom lening IJsland

 

– 443

– 291

– 77

IX art.2

             
 

Totale uitgaven – ontvangsten

41 t/m 44

992

– 291

– 77

 
 

Effect op EMU-saldo

42, 43

– 7

0

0

 
 

Effect op EMU-schuld

41 t/m 44

992

– 291

– 77

 
 

Effect op staatsschuld

41 t/m 44

992

– 291

– 77

 
             
 

Totaal maatregelen kredietcrisis:

         
 

Toerekenbare rentelasten

 

5.173

1.040

759

 
 

Effect op EMU-saldo

 

– 3.489

– 149

315

 
 

Effect op EMU-schuld

 

40.696

– 5.015

1.085

 
 

Effect op staatsschuld

 

30.142

– 1.961

1.809

 
1

De conversie van de op de MCN lening opgebouwde rente (103 miljoen) telt wel mee in de uitgaven van 2010 maar niet in de staatsschuld.

2

Het effect van de kapitaalinjectie in (500 miljoen) en staatsgarantie op de funding van (4.166 miljoen) Propertize telt in totaal voor 4.666 miljoen mee in de EMU schuld van 2013.

Tabel 4.1b Budgettair overzicht interventies kredietcrisis (in miljoenen euro)

#

Stand per: FJR 2013

Telling

2008–2011

2012

2013

Bron:

 

G. Griekenland

         
             

45

Vordering op Griekenland

 

3.194

5

0

IX art.4

             

46

Rente lening Griekenland

 

– 145

– 41

– 26

IX art.4

47

Rentevergoeding Griekenland (ANFA)

 

0

13

13

IX art.4

48

Teruggave winsten SMP

 

0

 

126

IX art.4

     

0

     

49

Verstrekt kapitaal EFSF

 

2

   

IX art.4

50

Verstrekt kapitaal ESM

 

0

1.829

1.829

IX art.4

 

0

     

51

Crisisgerelateerde winst DNB

 

0

 

– 905

IX art.3

52

waarvan relevant voor het EMU saldo

 

0

 

807

IX art.3

     

0

     
 

Garanties

 

0

     

53

Garantieplafond Nederland EFSF

 

97.782

 

– 48.142

IX art.4

 

effect verstrekte garantie op EMU schuld:

 

993

7.600

2.264

CBS

 

voor Ierland

 

495

279

307

CBS

 

voor Portugal

 

498

695

405

CBS

 

voor Griekenland

 

0

6.627

1.552

CBS

     

0

     

54

Garantieverlening Nl-aandeel ESM

 

0

35.445

 

IX art.4

55

Garantieverlening DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

 

13.610

   

IX art.4

56

Garantieverlening DNB i.v.m. winstafdracht

 

0

 

5.700

IX art.3

57

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

 

2.826

6

 

IX art.4

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

45 t/m 51

3.051

1.806

1.037

 
 

Effect op EMU-saldo

46 t/m 48, 52

145

28

694

 
 

Effect op EMU-schuld

45 t/m 51, 54

4.044

9.406

3.301

 
 

Effect op staatsschuld

45 t/m 51

3.051

1.806

1.037

 
             
 

Totaal maatregelen «Europa»:

         
 

Toerekenbare rentelasten (saldorelevant)

 

86

120

140

 
 

Effect op EMU-saldo

 

59

– 92

554

 
 

Effect op EMU-schuld

 

4.044

9.406

3.301

 
 

Effect op staatsschuld

 

3.051

1.806

1.037

 

Vanwege tussentijdse afronding op hele miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Balans interventies

In de onderstaande tabel staan de bezittingen en schulden die vanwege de interventies (kredietcrisis en Europa) zijn ontstaan. Balansonderdelen zijn hierbij opgenomen tegen historische aankoopprijs, conform de bepalingen van de RBV die van toepassing zijn op het onderliggende departementale jaarverslag IX. De bezittingen zijn grotendeels gefinancierd met staatsschuld (zichtbaar in tabel 4.1). Verder is er het cumulatief saldo van kosten en opbrengsten («het resultaat») dat een deel van de bezittingen financiert (vanuit tabel 4.3).

Tabel 4.2 Balans interventies (in miljoenen euro)

Bezittingen

Ultimo 2013

Bron:

Schulden

Ultimo 2013

Bron:

Fortis/RFS/AA

         
           

ABN AMRO Group – ASR Verzekeringen – RFS Holdings (incl. Z-share en residual N-share)

27.955

art. 3

staatsschuld

35.884

tabel 1

Overbruggingskrediet Fortis

3.750

art. 11

cumulatief resultaat

1.227

tabel 3

           

SNS Reaal en Propertize

         
     

cumulatieve rente

7.318

tabel 3

Kapitalisatie holding en bank

2.200

art. 3

cumulatieve uitvoeringskosten

54

Overbruggingskrediet SNS

1.100

art. 3

     

Kapitalisatie Propertize (vastgoedbeheerorganisatie)

500

art. 3

     
           

ING

   

ING

   
           

core-tier-1 securities

1.500

art. 3

     
           

back up facility:

   

back up facility:

   

vordering

4.686

art. 3

verplichting

2.722

art. 3

     

voorziening en onverdeeld resultaat

1.964

art. 3

           

IJsland

         
           

lening (inc. opgebouwde rente)

721

art. 2

     
           

Griekenland

         
           

lening

3.199

art. 4

     
           

EFSF

         
           

deelneming

2

art. 4

     
           

ESM

         
           

deelneming

3.658

art. 4

technische aansluiting

103

 
           

Totaal:

49.271

 

Totaal:

49.272

 

Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten

Tabel 4.3 geeft een overzicht van de kosten en opbrengsten van interventies. Het resultaat betreft het jaarlijkse saldo die op kasbasis gerealiseerd worden. Eventuele afwaarderingen van activa (tabel 4.2) worden eveneens in het resultaat meegenomen maar dan pas op het moment dat deze daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Deze behandeling wijkt af van de systematiek van het EMU-saldo.

Tabel 4.3 Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in miljoenen euro)

Kosten en opbrengsten

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Cumulatief

Fortis/RFS/AA

             

dividend

0

0

6

200

121

488

815

premie counter indemnity

0

0

26

26

26

26

104

rente overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

502

705

167

169

152

103

1.798

premieontvangsten CRI

0

28

165

0

0

0

193

dividend financiële instellingen

0

0

0

0

0

0

0

               

SNS Reaal

             

couponrente SNS Reaal

0

38

0

0

0

0

38

repurchase fee SNS Reaal

0

0

0

0

0

0

0

afboeking core-tier-1 securities

       

– 565

 

– 565

dividend

0

0

0

0

0

0

0

rente overbruggingskrediet

0

0

0

0

0

7

7

bankenheffing in het kader van de nationalisatie

0

0

0

0

0

0

0

               

Aegon

             

couponrente Aegon

0

166

11

0

0

0

177

repurchase fee Aegon

0

108

52

750

0

0

910

               

ING

             

couponrente ING

0

645

39

0

34

31

749

repurchase fee ING

0

295

52

1.000

341

344

2.032

back up faciliteit (na vorming voorziening)

0

0

0

0

0

0

               

Griekenland

             

rente en servicefee

0

0

30

115

41

26

212

rentevergoeding Griekenland (ANFA)

0

0

0

0

– 13

– 13

– 26

teruggave winsten SMP

0

0

0

0

0

– 126

– 126

               

IJsland

             

topping up

 

– 106

       

– 106

recovery topping up

 

0

0

33

21

6

60

aangegroeide rente

74

– 23

42

27

23

143

               

Europese instrumenten

             

crisisgerelateerde winst DNB

0

0

0

0

0

905

905

               

Overige

             

premieontvangsten garanties bancaire leningen

0

116

407

361

230

165

1.279

uitvoeringskosten crisismaatregelen

– 9

– 31

– 3

2

– 1

– 12

– 54

toerekenbare rentelasten op staatsschuld

– 450

– 2.036

– 1.493

– 1.280

– 1.160

– 899

– 7.318

               

Resultaat

43

2

– 564

1.418

– 746

1.074

1.227

Garantieoverzicht

In onderstaand overzicht staan de uitstaande garanties die in het kader van de kredietcrisis en Europa verstrekt zijn. Het cumulatief saldo geeft de stand van de uitstaande garanties per einde 2013 weer.

Tabel 4.4 Garantieoverzicht (in miljoenen euro)

Garanties kredietcrisis en Europa

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Som:

A. Fortis/RFS/AA

             
               

Capital Relief Instrument ABN-AMRO

0

32.611

0

0

0

0

32.611

 

waarvan vervallen

0

0

– 32.611

0

0

0

– 32.611

               

Counter Indemnity ABN-AMRO

0

0

950

0

0

0

950

               

B. SNS Reaal en Propertize

             
               

Garantieverlening Propertize

0

0

0

0

0

4.166

4.166

               

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

             
               

Garanties bancaire leningen

2.740

47.535

0

0

0

0

50.275

 

waarvan vervallen

0

– 3.424

– 7.853

– 5.823

– 15.933

– 7.349

– 40.382

               

H. Europese instrumenten

             
               

Garantieplafond Nederland EFSF

0

0

25.872

71.910

0

– 48.142

49.640

 

effect op EMU-schuld

     

993

7.600

2.264

10.857

 

waarvan voor Ierland

     

495

279

307

1.081

 

waarvan voor Portugal

     

498

695

405

1.598

 

waarvan voor Griekenland

     

0

6.627

1.552

8.179

               

Garantieverlening ESM

0

0

0

0

35.445

0

35.445

Garantieverlening DNB i.v.m. IMF

0

0

0

13.610

0

0

13.610

Garantieverlening DNB i.v.m. SMP

0

0

0

0

0

5.700

5.700

Garantieverlening EU-begroting

0

0

2.946

– 120

6

0

2.832

Totaal

2.740

76.722

– 10.696

79.577

19.518

– 45.625

122.236

Bijlage 5: Garantieoverzicht van het Rijk 2013

Tabellen 5.1, 5.2 en 5.3 geven een totaaloverzicht van directe en indirecte risico’s voor het Rijk. Voor details over bovenstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen. In de tabellen is aangegeven op welke begroting en op welk begrotingsartikel de verschillende regelingen zijn opgenomen.

Garanties

Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 5.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico groter dan 100 miljoen euro zijn uitgesplitst weergegeven; alle regelingen met een uitstaand risico kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand ultimo 2013. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het garantieoverzicht bij de Miljoenennota 2015.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting, het artikel en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat voor de jaren 2012 en 2013 het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd, genaamd de «uitstaande garanties». Onder de uitstaande garanties vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2013 zijn er garanties verleend, maar kwamen ook garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «verleende garanties» en «vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, dus een plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 5.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds die zijn opgenomen in respectievelijk de voorlaatste en de laatste kolom. Bij internationale garanties is gekozen het garantieplafond, zoals geautoriseerd door de Tweede Kamer, altijd gelijk te stellen aan de uitstaande garanties, ook al is de ruimte onder het plafond niet volledig benut.

Tabel 5.1 Door het Rijk verleende garanties (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties 2012

Verleende garanties 2013

Vervallen garanties 2013

Uitstaande garanties 2013

Garantie- plafond 2013

Totaal plafond

V

24

Garanties IS-NIO

256,4

 

4,3

252,1

 

252,1

V

24

Garanties IS-Raad van Europa

176,7

   

176,7

 

176,7

V

24

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

1.951,8

 

97,1

1.854,8

 

1.854,8

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

267,3

 

14,0

253,4

 

253,4

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

199,5

36,3

15,0

220,8

 

680,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

294,0

600,5

606,0

288,5

 

300,0

IXB

2

Garantie interbancaire leningen

17.242,3

 

7.349,4

9.893,0

 

9.893,0

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

14.023,0

   

14.023,0

 

14.023,0

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen

968,4

 

13,6

954,8

 

954,8

IXB

3

DNB-winstafdracht

 

5.700,0

 

5.700,0

 

5.700,0

IXB

3

Garantie SNS

 

4.166,4

 

4.166,4

 

4.166,4

IXB

3

Deelneming ABN AMRO

950,0

   

950,0

 

950,0

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten

2.360,0

 

35,0

2.325,0

 

2.325,0

IXB

4

ESM

35.445,4

   

35.445,4

 

35.445,4

IXB

4

EFSM

2.832,0

 

42,0

2.790,0

 

2.790,0

IXB

4

EFSF

97.782,2

 

48.141,8

49.640,4

 

49.640,4

IXB

4

Wereldbank

3.225,6

29,5

 

3.255,1

 

3.255,1

IXB

4

EIB

9.895,5

   

9.895,5

 

9.895,5

IXB

4

DNB – deelneming in kapitaal IMF

46.485,2

 

1.140,3

45.345,0

 

45.345,0

IXB

4

EBRD

589,1

   

589,1

 

589,1

IXB

5

Regeling Investeringen

173,6

62,2

9,3

226,5

453,8

 

IXB

5

Exportkredietverzekering

17.423,8

12.901,9

9.467,7

20.858,1

10.000,0

 

XIII

13

BMKB

2.449,4

343,8

525,3

2.268,0

1.000,0

 

XIII

13

GO

841,1

66,0

219,2

687,9

300,0

 

XIII

13

Scheepsnieuwbouw garantieregeling

 

44,1

 

44,1

1.000,0

 

XIII

16

Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen

438,8

36,3

80,8

394,3

135,0

 

XIII

18

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

449,1

 

15,9

433,2

 

449,1

XVI

2

Instellingen voor de gezondheidszorg

579,9

9,8

66,3

523,4

 

523,4

XVI

3

Voorzieningen t.b.v. instellingen gehandicapten

165,8

2,6

20,8

147,5

 

147,5

   

Overig

480,7

177,3

173,3

484,7

   
   

Totaal

257.946,6

24.176,7

68.037,1

214.086,7

   
   

Totaal als percentage bbp

42,8%

   

35,5%

   

In tabel 5.2 komen de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door de staat verstrekte garanties aan de orde. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies, provisies en dergelijke als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 5.2 Uitgaven en ontvangsten op de door het Rijk verstrekte garanties (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitgaven 2012

Ontvangsten 2012

Uitgaven 2013

Ontvangsten 2013

V

24

Garanties IS-NIO

1,5

0,5

0,8

1,6

VI

34

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

0,8

 

1,1

 

XIII

13

BMKB

96,3

23,6

102,4

21,5

XIII

13

GO

16,2

13,3

8,2

10,2

XIII

13

Groeifinancieringsfaciliteit

2,3

2,2

2,4

2,0

XIII

14

Geothermie

   

0,5

0,5

XIII

16

Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen

8,4

1,7

24,1

1,2

XIII

16

Regeling garantstelling visserij

       

IXB

1

Garantie procesrisico's

   

0,3

 

IXB

2

Garantie interbancaire leningen

 

230,2

 

164,8

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

 

1,6

 

1,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

 

0,5

 

0,1

IXB

3

NIB – Regeling Bijzondere Fin.

 

0,2

 

0,3

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen

4,8

4,8

5,4

4,8

IXB

3

Deelneming ABN AMRO

 

25,6

 

25,6

IXB

5

Exportkredietverzekering

58,0

141,7

91,2

167,0

IXB

5

Regeling Investeringen

 

0,5

 

0,7

XV

2

Startende ondernemers

1,0

 

0,9

 

XVI

3

Voorzieningen t.b.v. instellingen gehandicapten

   

12,7

1,7

   

Totaal

189,2

446,4

249,9

403,5

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk ondervindt pas schade als de tussenpersoon niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.

In de begroting van het betreffende vakdepartement worden, zo lang er geen schade ontstaat of is ontstaan, dergelijke achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 5.3. Bij de kwantificering van de achterborgstellingen wordt aangesloten bij de cijfers uit goedgekeurde jaarverslagen van de betreffende tussenpersoon.

Het risico uit de achterborgstellingen (uit tabel 5.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (uit tabel 5.1). Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) wordt de achterborgstelling voor verplichtingen die zijn aangegaan voor 1 januari 2011 fifty-fifty gedeeld met gemeenten. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door de rijksoverheid gedekt. Bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) wordt de gehele positie met gemeenten gedeeld.

Per achterborgstelling gelden verschillende regelingen om eventuele schade te dekken. Bij het WSW dient eerst het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) sanering- en projectsteun te verlenen. Hierna moet het WSW zijn bufferkapitaal aanspreken. Indien dit niet voldoende is, worden de obligo’s van de deelnemende woningcorporaties aangesproken. Een obligo is een voorwaardelijke verplichting van de deelnemer om aan het fonds een bepaald bedrag over te maken. Pas daarna wordt een beroep gedaan op de achterborg van de rijksoverheid. Zo heeft de sanering van Vestia niet geleid tot een aanspraak op de achterborgstelling. De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op de rijksoverheid. Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Tabel 5.3 Achterborgstellingen van het Rijk (in miljarden euro)1

b

a

omschrijving

Geborgd vermogen 2012

Geborgd vermogen 2013

Bufferkapitaal 2013

Obligo

VII

3

Achterborgstelling WEW (NHG)

154,1

164,0

0,8

n.v.t.

VII

3

Achterborgstelling WSW

87,4

86,2

0,5

3,3

XVI

42

Achterborgstelling WFZ

8,9

8,9

0,3

0,3

   

Totaal achterborgstellingen

250,4

259,1

1,5

3,6

1

Bij het ter perse gaan van het FJR 2013 waren de jaarverslagen van het WEW en het WSW over 2013 nog niet beschikbaar. In deze tabel zijn daarom de voorlopige realisaties opgenomen.

Bijlage 6: Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota

In deze bijlage is een overzicht opgenomen van de beleidsmatige mutaties na Najaarsnota. Hierbij is een ondergrens gehanteerd van 2 miljoen. Waar de mutaties per brief aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd, is de verwijzing naar het betreffende Kamerstuknummer opgenomen.

In 2013 heeft de Minister van Financiën er (wederom) op toegezien dat ministers de Tweede Kamer tijdig informeren over beleidsmatige uitgaven- en verplichtingenmutaties die zich na de Najaarsnota hebben voorgedaan. Dit mede naar aanleiding van de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer heeft gedaan rondom de beleidsmatige mutaties in de Staat van de Rijksverantwoording 2012. Dit heeft geresulteerd in een toename van het aantal meldingen aan de Kamer ten opzichte van vorig jaar.

In onderstaande tabellen zijn alle beleidsmatige mutaties na Najaarsnota weergegeven Het betreft zowel uitgavenmutaties (U) als verplichtingenmutaties (V). In de laatste kolom is tevens aangegeven of er op het betreffende artikel een overschrijding (O) heeft plaatsgevonden.

Mutaties gemeld aan de Tweede Kamer

Begrotingshoofdstuk

Artikelnummer

Omschrijving

Bedrag (in miljoen)

Kamerstuk

U

V

O

IV. Koninkrijksrelaties

2.4

Lopende inschrijving Curaçao

25,2

33 805 nr. 4

x

 

Ja

 

1.1

Uitvoering rechtshandhaving

9,8

33 750 nr. 48

 

x

Ja

               

IXB. Financiën

3.57

IABF

2.493

31 371 nr. 378 en nr. 380

x

 

Ja

               

V. Buitenlandse Zaken

2.1

Internationale samenwerking voor veiligheid

3,6

33 751 nr. 4

x

x

Ja

               

VI. Veiligheid en Justitie

34.3

CJIB

69,6

33 750 nr. 111

x

x

Nee

 

34.3

Eindafrekening DJI

20,3

33 750 nr. 111

x

 

Nee

 

32.2

Betaling Raad voor de Rechtsbijstand

13,3

33 750 nr. 111

x

 

Ja

               

VII. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1.2

Subsidiëring politieke partijen

15,8

33 750 nr. 48

x

Ja

               

VIII. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

4.70

Overboeking EZ

2,0

33 750 nr. 108

x

 

Nee

 

1

Primair onderwijs

4,1

33 750 nr. 94

 

x

Nee

 

3

Voortgezet onderwijs

64,6

33 750 nr. 94

 

x

Nee

 

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

9,8

33 750 nr. 94

 

x

Nee

               

X. Defensie

4.1

Verlenging contract F16 opleidingen en trainingen

107,5

33 750 nr. 43

 

x

Ja

 

4.1

Verlenging contract onderhoud motoren Cougar helikopters

5,9

33 750 nr. 43

 

x

Ja

 

8.2

Verhoging budget SAC C-17

91,2

33 750 nr. 43

 

x

Nee

               

XII. Infrastructuur en Milieu

13.3

Schadevergoeding beleidslijn Ruimte voor de Rivier

3,4

33 805 nr. 4

x

 

Nee

 

25.1

Bijdrage BDU beter benutten

146,8

33 805 nr. 4

 

x

Nee

 

97.1

Contract regeringsvliegtuig

12,8

33 805 nr. 4

 

x

Nee

 

98.1

Vastleggen inhuurcontracten

9,2

33 805 nr. 4 & 33 750 nr. 72

 

x

Nee

 

19.2

Vastleggen verplichtingen agentschappen

7,7

33 750 nr. 72

 

x

Nee

               

XIII. Economische Zaken

16.95

Bijdrage aan Clinton foundation

4,4

33 750 nr. 108

x

x

Ja

 

17.5

Overboeking OCW

2,3

33 750 nr. 108

x

x

Ja

 

18.75

Bijdrage aan Staatsbosbeheer natuurbrand Schoorl

3,1

33 750 nr. 108

x

x

Nee

 

13.5

Amendement SIS

5,3

33 805 nr. 6

 

x

Ja

               

XVII. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.1

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw en vrede

8,4

33 751 nr. 4

x

 

Ja

 

3.2

Humanitaire hulp

2,6

33 751 nr. 4

x

x

Ja

 

4.1

Voedselzekerheid

3,2

33 751 nr. 4

x

 

Ja

 

5.1

Goed onderwijs

30,6

33 751 nr. 4

x

x

Ja

 

5.4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

9,7

33 751 nr. 4

x

 

Ja

               

XVIII. Wonen en Rijksdienst

2.1

Nationaal Energie Besparingsfonds

20,7

33 779 nr. 1

30 196 nr. 223

 

x

Ja

 

2.2

Uitvoering SER energieakkoord

7,0

33 750 nr. 48

 

x

Ja

               

Deltafonds

1.1

Ruimte voor de Rivier

29,1

33 805 nr. 4

x

 

Nee

               

Gemeentefonds

1.2

Spoorwegverbinding Roosendaal

5,0

33 805 nr. 4

x

x

Ja

               

Infrastructuurfonds

13.2

Overboeking binnen spoor

32,1

33 805 nr. 4

x

x

Nee

 

15.2

Vaarwegen

6,0

33 805 nr. 4

x

x

Nee

               

Provinciefonds

1.3

DU ontwikkelen OEM variabel

43,7

33 750 nr. 7

x

x

Nee

Lopende inschrijving Curaçao

Curaçao heeft op 16 september een lening uitgegeven waarop Nederland, conform de procedure voor de lopende inschrijving vastgelegd in de Rijkswet financieel toezicht, heeft ingeschreven. De lening van NAf is – na Najaarsnota – integraal aan Nederland toegewezen. Hoewel de lening in het geheel van de staatsschuld opgaat, vindt verwerking conform geldende afspraken plaats via de begroting van Koninkrijksrelaties (IV).

Uitvoering Rechtshandhaving

De verplichtingen zijn in 2013 aangegaan voor uitgaven in latere jaren voor de activiteiten van de Koninklijke Nederlandse Marechaussee (KMar) in Caribisch Nederland en voor project Duradero dat in 2014 start.

IABF

In 2013 is overeenstemming bereikt over de beëindiging van de IABF. De beëindiging van de IABF zal plaatsvinden door de Alt-A portefeuille te verkopen en de opbrengsten te gebruiken om de lening van ING aan de Staat af te lossen. Door de verkoop van een deel van de Alt-A portefeuille in december 2013 en doordat elke dollar die binnenkomt gebruikt wordt om de lening aan ING af te lossen is de funding fee hoger dan geraamd bij de 2e suppletoire begroting.

Internationale samenwerking voor veiligheid

De stijging van de uitgaven voor veiligheid en stabiliteit is veroorzaakt doordat het budget voor de bijdrage aan de NAVO is gestegen. De afroep voor de volgende bijdrage is nog in 2013 betaald. Daarnaast is ook het budget voor het Veiligheidsfonds gestegen als gevolg van de ontwikkelingen in Syrië en de betrokkenheid van de OPCW (Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons).

CJIB

Zowel de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten zijn met 69,6 miljoen opgehoogd. Het betreft de comptabele verantwoording van de ontvangen vergoeding voor administratiekosten bij boetes en transacties. Deze ontvangsten zijn beschikbaar gesteld aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ter dekking van de gemaakte kosten.

Eindafrekening DJI

Per saldo is door DJI in 2012 minder geproduceerd dan verwacht. Het bijbehorende bedrag (4,4 miljoen) diende aan het moederdepartement te worden terugbetaald. In het kader van de besluitvorming rond het Masterplan DJI 2013–2018 is besloten deze 4,4 miljoen weer terug te laten vloeien naar DJI.

Betaling Raad voor de Rechtsbijstand

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een schuld bij de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR). Eind 2013 is hierop een betaling gedaan van 14,4 miljoen.

Subsidiëring politieke partijen

De verplichtingen zijn aangegaan voor de uitvoering van de Wet politieke partijen in 2014.

Overboeking EZ

Dit betreft een correctie van het aandeel groen onderwijs in de lumpsum middelen voor VO, MBO en HO uit het begrotingsakkoord 2014. Bij de overboeking bij NJN is uitgegaan van een verdeling over de sectoren naar rato van begrotingsomvang. Op deze verdeling is een amendement door de Tweede Kamer ingediend, waardoor de verdeling over de sectoren is gewijzigd. Hierdoor wijzigt ook het aandeel groen onderwijs; dit aandeel is 2,5 miljoen minder dan bij NJN is overgeboekt naar EZ. Dit is gecorrigeerd met deze overboeking bij slotwet.

Primair onderwijs, Voortgezet onderwijs en Beroepsonderwijs & volwasseneneducatie

Het betreft de in het vierde kwartaal 2013 aangegane garantieverplichtingen en de roodstandfaciliteit. Hierbij staat OCW garant voor leningen en de rekening-courant van onderwijsinstellingen bij de schatkist. De garantieverplichtingen worden per kwartaal verwerkt in de begrotingswetten (1e suppletoire begroting, begroting 2014, 2e suppletoire begroting). In de Slotwet 2013 zijn de mutaties van het vierde kwartaal zichtbaar. Deze mutaties konden nog niet in de Najaarsnota 2013 worden opgenomen.

Verlenging contract F16 opleidingen en trainingen

Het contract voor F-16 opleidingen en trainingen in de Verenigde Staten is verlengd en wordt voor vijf jaar vrijwel ongewijzigd en passend binnen het beschikbare budget voortgezet.

Verlenging contract onderhoud motoren Cougar helikopters

Het contract voor het onderhoud van de motoren van de Cougar helikopters is verlengd en wordt passend binnen het beschikbare budget voortgezet.

Verhoging budget SAC C-17

Deze verhoging is voornamelijk het gevolg van de bijstelling van het kostenplafond voor de Nederlandse bijdrage aan het Strategic Airlift Capability (SAC) C-17 programma.

Schadevergoeding beleidslijn Ruimte voor de Rivier

Naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak over een schadevergoeding in het kader van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier is 3,4 miljoen uitgekeerd. Deze vergoeding wordt gefinancierd uit onderuitputting en bestaat uit 2,3 miljoen voor opdrachten voor de BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) en 1,1 miljoen aan begrote bijdragen aan ZBO’s/RWT’s met betrekking tot de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie). Dit is mogelijk, doordat in beide gevallen de betreffende betalingen pas na 2013 zullen plaatsvinden.

Bijdrage BDU beter benutten

De BDU-beschikking voor het jaar 2014 is eind 2013 afgegeven aan de decentrale overheden. Bij het opstellen van de Najaarsnota was nog niet in alle gevallen bekend welke afspraken met welk kaseffect in 2014 moeten worden vastgelegd. Omdat er maar één beschikkingsmoment is, vereist het zorgvuldigheid en afstemming dat alle posten hierin worden meegenomen.

Contract regeringsvliegtuig

Op basis van de opzegtermijn van het contract met KLM Cityhopper voor het onderhoud en de exploitatie van het regeringsvliegtuig moeten de juridische verplichtingen van het regeringsvliegtuig twee jaar vooruit zijn vastgelegd. Derhalve is eind 2013 13,4 miljoen aan juridische verplichtingen voor de jaren 2014 en 2015 aangegaan.

Vastleggen inhuurcontracten

In de laatste maanden van 2013 zijn er meer inhuurcontracten voor 2014 vastgelegd. Daarnaast zijn meer verplichtingen voor postactieven vastgelegd dan oorspronkelijk was geraamd. Deze verplichtingenruimte (in totaal 9 miljoen) wordt in 2014 afgeboekt.

Vastleggen verplichtingen agentschappen

Er zijn verplichtingen aangegaan om opdrachten aan verschillende agentschappen zoals RIVM en Agentschap NL voor 2014 in 2013 te kunnen vastleggen ten behoeve van de uitvoering van IenM regelingen.

Bijdrage aan Clinton Foundation

Dit betreft de bijdrage aan de Clinton Foundation voor onder meer de stimulering van agrarische projecten in Afrika.

Overboeking OCW

Budgetten voor groen onderwijs worden overgeboekt naar OCW conform de gemaakte afspraken.

Bijdrage aan Staatsbosbeheer natuurbrand Schoorl

Deze mutatie betreft een incidentele bijdrage aan Staatsbosbeheer (SBB) van 3,1 miljoen voor het realiseren van natuurherstel als gevolg van een grote natuurbrand in de Schoorlse duinen.

Amendement SIS

De Tweede Kamer heeft vlak voor het kerstreces een amendement aangenomen om de subsidie voor scheepsbouw te verruimen. Dit is na het kerstreces verwerkt.

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw en vrede

De hogere uitgaven werden veroorzaakt door een hogere liquiditeitsbehoefte (7 miljoen) van het Local Government Capacity Program dat door de VNG wordt uitgevoerd. Daarnaast is een bijdrage van 1,5 miljoen verleend aan de International Organization for Migration (IOM), ten behoeve van terugkeer van ontheemden en uitvoering van stabilisatiemaatregelen in het oostelijk deel van de DRC.

Humanitaire hulp

Naar aanleiding van de urgente nood in de Filippijnen en de Centraal Afrikaanse Republiek is in 2013 3 miljoen extra beschikbaar gesteld voor noodhulp.

Voedselzekerheid

De hogere uitgaven zijn veroorzaakt door hogere liquiditeitsbehoeftes van het Global Agriculture and Food Security Program (uitgevoerd door de International Finance Corperation) en van de Consultative Group on International Agricultural Research.

Goed onderwijs

De hogere uitgaven zijn veroorzaakt door een eenmalige bijdrage van 28 miljoen aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen in het kader van de beëindiging van de subsidie en de transitie naar een zelfstandig voort te zetten organisatie. Als gevolg van een hogere liquiditeitsbehoefte bij diverse programma’s stegen de uitgaven op dit artikel met nog 2 miljoen.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De stijging werd veroorzaakt door een hogere liquiditeitsbehoefte bij de landenprogramma’s op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) in Bangladesh en Ethiopië. Daarnaast is een betaling voor het SRGR-fonds in 2014 naar 2013 gehaald om de budgettaire druk in 2014 iets te verlichten.

Nationaal Energiebespaarfonds

In 2013 zijn er meerjarige verplichtingen voor het Nationaal Energiebespaarfonds vastgelegd. Op 16 december is een bedrag van 75 miljoen toegezegd aan de Stichting Energiebespaarfonds ten behoeve van de leningen aan eigenaar-bewoners. Dit is 25 miljoen meer dan de 50 miljoen die eerder voor het jaar 2013 was geraamd.

Uitvoering SER Energieakkoord

In 2013 is het SER-Energieakkoord gesloten. In 2013 zijn de verplichtingen vastgelegd (per saldo afgerond 7 miljoen) voor de taken die in 2014 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO, voormalig Agentschap NL) worden uitgevoerd.

Ruimte voor de Rivier

De werkzaamheden voor het project Ruimte voor de Rivier verlopen voorspoediger dan bij het opstellen van de Najaarsnota 2013 werd aangenomen. In het bijzonder de uitvoering en vastgoedverwerving van de dijkteruglegging bij Lent, de uiterwaardvergraving Avelingen en de ontpoldering van de Overdiepse polder. Het bij Najaarsnota vastgestelde budget van 205 miljoen is hierdoor met 29,1 miljoen overschreden.

Spoorwegverbinding Roosendaal

Op het traject Roosendaal-Moerdijk van de Betuweroute doen zich extra risico’s voor, omdat het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt geïntensiveerd. De gemeenten langs dit traject worden hiervoor gecompenseerd.

Overboeking binnen spoor

De productie verloopt in 2013 voorspoediger dan eerder verwacht, onder meer door gunstig weer en doordat er weinig aangevraagde treinvrije perioden zijn komen te vervallen. Hierdoor kunnen er werkzaamheden naar voren worden gehaald. Er wordt daarom nu 32 miljoen overgeheveld binnen artikel 13. Met deze middelen wordt het naar voren gehaalde onderhoud gefinancierd. Hier staat tegenover dat een compensatie van de aflossing van een lening aan ProRail wordt uitgesteld tot voorlopig 2015.

Vaarwegen

De tussen RWS en de opdrachtnemer spelende aangelegenheden met betrekking tot de vaarweg Meppel-Ramspol (keersluis Zwartsluis), waaronder het uitblijven van een uitvoeringsplanning, zijn eerder opgelost dan voorzien. Hierdoor is dit jaar 6 miljoen meer betaald dan waarop bij Najaarsnota was gerekend.

DU ontwikkelen OEM variabel

Er zijn middelen herschikt van een decentralisatie naar de algemene uitkering om verdeeltechnische redenen. De totale omvang van het provinciefonds wijzigt niet.

Mutaties niet gemeld aan de Tweede Kamer

Begrotingshoofdstuk

Artikelnummer

Omschrijving

Bedrag (in miljoen)

U

V

O

VII. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

66.3

Bevoorschotting Logius

2,6

x

 

Nee

             

IXB. Financiën

1.3

Inhuur externen Belastingdienst

18,7

x

x

Nee

1.4

ICT Belastingdienst

22,7

x

x

Nee

21.1

Inhuur externen kerndepartement

3,8

x

x

Nee

1.4

Vastleggen meerjarige verplichtingen

123,5

 

x

Ja

Bevoorschotting Logius

Op het terrein van de digitale overheid doen zich vanaf 2014 verschillende uitdagingen voor. BZK heeft daarom agentschap Logius een voorschot gegeven uit verschillende meevallers.

Inhuur externen Belastingdienst

De Belastingdienst heeft – langer – openstaande vacatures ingevuld met behulp van externe inhuur (met name uitzendkrachtkrachten), zodat de benodigde capaciteit op orde bleef. Het budget eigen personeel kent een onderschrijding van 45 miljoen, zie Slotwet Ministerie van Financiën 2013.

ICT Belastingdienst

De uitgaven voor dataopslag en informatiebeveiliging zijn hoger uitgevallen. De kosten voor dataopslag zijn toegenomen, als gevolg van de hoeveelheid data (toegenomen digitalisering). Mede als gevolg van aanvallen op computernetwerken bij het Rijk (o.a. Ddos) zijn in 2013 extra uitgaven gedaan ten behoeve van informatiebeveiliging bij de Belastingdienst.

Inhuur externen kerndepartement

Er is meer uitgegeven bij externe inhuur dan geraamd. Enerzijds zijn bij ICT uitgaven begroot op ICT, maar zijn de boekingen gedaan op externe inhuur (ca. 2,8 miljoen). Anderzijds is bij de Auditdienst Rijk de vraag naar controlecapaciteit voor Europese middelen (waaronder Eurogroep) groter dan de beschikbare capaciteit en is extra capaciteit ingehuurd bij externe bureaus (ca. 1 miljoen). Dit is doorbelast.

Vastleggen meerjarige verplichtingen

In 2013 heeft de Belastingdienst 123 miljoen meer verplichtingen vastgelegd dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt met name veroorzaakt door het cumulatief vastleggen van meerjarige verplichtingen (contracten die worden afgesloten voor onderhoud en services).

Bijlage 7: Beleidsdoorlichtingen

Beleidsdoorlichtingen in departementale begroting 2013 aangekondigd voor het jaar 2013, status per eind 2013

Ministerie

Naam beleidsdoorlichting

Artikel

In 2013 aan Tweede Kamer aangeboden

Aanbieding aan Tweede Kamer in 2014

Niet gestart

Buitenlandse Zaken

Investeren in stabiliteit: het Nederlandse fragiele staten beleid doorgelicht

2

x

   

Buitenlandse Zaken

OS-beleid van de Unie

3

x

   

Buitenlandse Zaken

Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie

3

 

x

 

Buitenlandse Zaken

Private sector ontwikkeling

4

 

x

 

Buitenlandse Zaken

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, Aids

5

x

   

Wonen en Rijksdienst

Een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en afstoten van materiële activa (onroerende zaken) van/voor het Rijk

6

   

x

Defensie

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië

1

 

x

 

Economische Zaken

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

14

 

x

 

Economische Zaken

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

17

 

x

 

Financiën

Een optimaal financieel resultaat bij het beheren en afstoten van materiële activa (roerende zaken) van/voor het Rijk

7

x

   

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Behoud van kwaliteit wetenschap, wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap en voldoende toegerust onderzoeksstelsel

16

 

x1

 

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Voortijdig schoolverlaten (VSV) beleid

4

   

x

Infrastructuur en Milieu

Luchtvaart (GIS3)

17

   

x2

Infrastructuur en Milieu

Externe veiligheid

22

x

   

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Arbeidsmarkt

1

x

   

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tegemoetkoming ouders

10

x

   

Veiligheid en Justitie

Preventieve maatregelen

34

x

   

Veiligheid en Justitie

Nationale politie (voorheen veiligheidsregio’s)

31

 

x3

 

Veiligheid en Justitie

Veiligheid (ICT)

31

x

   

Veiligheid en Justitie

Slachtofferbeleid

34

 

x

 

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ziektepreventie: Screeningsbeleid

1

   

x4

1

IBO Wetenschapsbeleid.

2

Er is in 2013 wel een beleidsevaluatie naar GIS-3 afgerond, deze wordt meegenomen bij de doorlichting in 2017.

3

De beleidsdoorlichting wordt meegenomen in het IBO Politie. Het IBO zal in 2015 worden afgerond.

4

Ziektepreventie (Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg en Screeningsbeleid): start 2014, afronding 2015.

Beleidsdoorlichtingen aanvankelijk aangekondigd voor het jaar 2012, afronding in 2012 doorgeschoven naar 2013, status per eind 2013

Ministerie

Naam beleidsdoorlichting

Artikel

In 2013 aan Tweede Kamer aangeboden

Aanbieding aan Tweede Kamer in 2014

Niet gestart

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bestuurlijke en financiële verhoudingen: Bestuurskrachtige gemeenten en provincies, die op basis van goede, interbestuurlijke, financiële en informatieverhoudingen, hun taken zo goed mogelijk kunnen uitvoeren

1

 

x

 

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Overheid als werkgever

7

 

x

 

Defensie

Actieplan werving en behoud

4

x

   

Defensie

Mensenhandel/mensensmokkel

24

x

   

Defensie

Strategische luchttransportcapaciteit

23

x

   

Financiën

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat 1

3

x

   

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Actieplan leerkrachten

9

x

   

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Pensioenbeleid

8

x

   

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Algemene Nabestaandenwet (Anw)

9

x

   
1

IBO Staatsdeelnemingen

Overige in 2013 afgeronde beleidsdoorlichtingen

Ministerie

Naam beleidsdoorlichting

Artikel

In 2013 aan Tweede Kamer aangeboden

Aanbieding aan Tweede Kamer in 2014

Niet gestart

Buitenlandse Zaken

Latijns Amerika Beleid 1

2

x

   

Veiligheid en Justitie

Radicalisering1

36

x

   

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Letselpreventie

1

x

   
1

Beleidsdoorlichting aanvankelijk aangekondigd voor het jaar 2011

Alle afgeronde beleidsdoorlichtingen zijn te vinden op rijksbegroting.nl.

Bijlage 8: Normeringssystematiek Gemeente- en Provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van hun belangrijkste inkomstenbronnen is de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru). Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- of afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Tabellen 8.1–8.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de ngru uiteindelijk resulteert in het accres. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto rijksuitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd (zie tabel 8.2 en gerelateerde toelichting). Het saldo geeft de ngru, de basis voor de accresberekening (C).

Tabel 8.1 Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accrespercentage
 

2012

2013

1 De Koning

40

40

2A Staten-Generaal

140

134

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

110

108

3 Algemene Zaken

47

50

4 Koninkrijksrelaties

73

91

5 Buitenlandse Zaken

10.019

7.839

6 Justitie

10.147

10.918

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

4.136

530

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

31.421

32.382

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

9.215

16

9B Financiën

1.288

1.584

10 Defensie

7.552

7.310

12 Infrastructuur en Milieu

10.463

9.806

13 Economische Zaken

4.525

4.679

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

19.608

20.270

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

5.634

4.294

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

0

2.970

18 Wonen en Rijksdienst

0

2.566

50 Gemeentefonds

18.501

17.989

51 Provinciefonds

1.686

1.553

Aanvullende posten

– 6

193

(A) Totaal netto uitgaven

134.597

125.322

     

(B) Totaal correcties

– 45.119

– 36.136

     

(C)Totaal NGRU (=A+B)

89.479

89.186

     

Accres (%) = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

 

– 0,33

De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 8.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 8.2 Totaal correcties
 

2012

2013

Rente 9A

– 9.215

0

EU-afdrachten (inclusief landbouwheffingen)

– 6.102

– 6.986

HGIS

– 4.840

– 4.674

WWB

– 5.082

– 5.667

GF/PF

– 18.675

– 17.981

WMO en opleidingsfonds

– 3.384

– 2.155

Studieleningen en radiofrequenties

1.502

1.522

Overboekingen RBG-eng – GF/PF

1.222

1.107

Overige financieringsverschuivingen

– 545

– 1.301

Totaal correcties

– 45.119

– 36.136

Tabel 8.3 Van accrespercentage naar accres in euro’s
 

2013

1. Accres % (nominaal)

– 0,33

2. Grondslag normeringssystematiek

18.675

3. Accres (= 1 * 2)

– 61

   

4. Accres stand FJR 2013 (miljoen euro)

– 61

Waarvan Gemeentefonds

– 58

Waarvan Provinciefonds

– 3

Ontwikkeling accres 2013

Tabel 8.4 Aansluiting accres stand Startnota naar stand FJR 2013
 

2013

Accrespercentage, stand startnota

0,11%

Accres, stand startnota (miljoen euro)

19

Mutatie sinds startnota (miljoen euro)

– 80

Accres, stand FJR 2013 (miljoen euro)

– 61

Accrespercentage, stand FJR 2013

– 0,33%

Het accres 2013 is ten opzichte van de Startnota neerwaarts bijgesteld met ongeveer 80 miljoen euro. Het accres 2013 komt uit op – 0,33 procent, dat komt overeen met – 61 miljoen euro. De bijstelling van het accres 2013 is onder andere het gevolg van het inhouden van de prijsbijstelling in 2013 en een lagere dan verwachte loon- en prijsontwikkeling in 2013. De begrotingsafspraken 2014 hadden daarentegen een positief effect op het accres, als gevolg van de intensivering onderwijs. Per saldo resteert een neerwaartse bijstelling van het accres 2013 van 80 miljoen euro.

Bijlage 9: Agentschappen in beeld

Agentschappen zijn uitvoerende diensten van ministeries. Zij leveren zelfstandig en tegen betaling producten of diensten aan andere organisaties binnen het Rijk of aan derden. In 2013 telde het Rijk in totaal 40 agentschappen die beleid van de overheid uitvoeren. Agentschappen verstrekken uitkeringen, beheren gegevens en verrichten inspecties. Bekende agentschappen zijn het KNMI, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en Rijkswaterstaat.

Agentschappen zijn zelfstandiger in hun bedrijfsvoering dan de gewone onderdelen van een ministerie, zonder dat de ministeriële verantwoordelijkheid is ingeperkt. Agentschappen hebben een specifiek sturingsmodel en een ander financieel administratief stelsel. Een agentschap moet aan verschillende voorwaarden voldoen. Deze zijn opgenomen in de Regeling agentschappen die op 1 januari 2013 in werking is getreden.

Doorlichtingen 2013

In de Regeling agentschappen is opgenomen dat alle agentschappen voortaan minimaal iedere vijf jaar worden doorgelicht. Met het doorlichten wordt een beter beeld gevormd van elk agentschap over de sturing, het financieel beheer, de bekostiging en de doelmatigheidsontwikkeling.

In 2013 zijn de doorlichtingen van Domeinen Roerende Zaken (FIN), Logius (BZK) en Justis (VenJ) afgerond met een doorlichtingsrapport. De belangrijkste aanbevelingen afkomstig uit deze rapporten zijn in tabel 9.1 opgenomen. Bij het aanbieden van het doorlichtingsrapport aan de eigenaar van het doorgelichte agentschap wordt erop gewezen dat het zijn/haar verantwoordelijkheid is om het rapport integraal te publiceren. Tabel 9.1 geeft tevens weer of het doorlichtingsrapport reeds is gepubliceerd en de vindplaats van de rapportage.

In 2013 zijn de doorlichtingen gestart van Agentschap Telecom (EZ), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (VWS), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ), Immigratie- en Naturalisatiedienst (VenJ), Dienst Publiek en Communicatie (AZ) en Nederlandse Emissieautoriteit (IenM). De komende twee jaar worden de overige agentschappen doorgelicht.

Agentschappen in beeld

Eind 2013 waren er binnen de rijksoverheid 40 agentschappen; grote en kleine diensten, uitvoerders van beleid en uitvoerders van bedrijfsvoeringstaken, diensten die politiek meer of minder gevoelige producten of diensten leveren, etc. Agentschappen leveren daarmee een grote en belangrijke bijdrage aan de uitvoering van beleid. Aan de hand van onderstaande tabellen en grafieken wordt de wereld van agentschappen nader in beeld in gebracht.

Ministeries en agentschappen

Agentschappen vallen volledig onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Kenmerkend voor agentschappen is dat er een resultaatgericht sturingsmodel bestaat waarbij de beleids-DG’s binnen de rijksoverheid of derden van buiten de rijksoverheid als opdrachtgever optreden, het agentschap als opdrachtnemer en in principe de secretaris-generaal als eigenaar. De verantwoordelijkheden die bij deze rollen behoren zijn vastgelegd in de Regeling agentschappen. Figuur 9.1 geeft de verdeling weer van de agentschappen naar de verschillende ministeries per 1 januari 2014. In tabel 9.2 is een lijst met verklarende afkortingen van de agentschappen opgenomen.

Figuur 9.1 Agentschappen per ministerie (stand 1 januari 2014)

Figuur 9.1 Agentschappen per ministerie (stand 1 januari 2014)

Ontwikkeling aantal agentschappen

In 1994 werden de eerste drie agentschappen opgericht. Het aantal agentschappen is daarna is jarenlang gestegen. Figuur 9.2 geeft de ontwikkeling van het aantal agentschappen door de jaren heen weer.

Vanaf 2011 daalt het totale aantal agentschappen weer als gevolg van fusies (ingegeven door het samenvoegen van ministeries of door de vorming van shared service organisaties). Tevens wordt aan de hand van de Regeling agentschappen ook de status van reeds bestaande agentschappen herbezien. Dat kan ook leiden tot omvorming van agentschappen naar reguliere dienstonderdelen van een ministerie. Per 1 januari 2014 bestaan er 38 agentschappen. In de toekomst kan de verdere vereenvoudiging in de aansturing en bekostiging van bedrijfsvoering of clustering leiden tot een verdere afname van het aantal agentschappen.

Figuur 9.2 Ontwikkeling totaal aantal agentschappen, 1994–2014

Figuur 9.2 Ontwikkeling totaal aantal agentschappen, 1994–2014

Ontwikkeling omzet agentschappen

Agentschappen brengen voor hun producenten en diensten tarieven in rekening en genereren daarmee omzet. Deze omzet dient ter dekking van de kosten van de dienstverlening, onder meer voor personeel en materieel. Omzet wordt niet gevormd uit programmamiddelen van een ministerie. Gekoppeld aan de groei van het aantal agentschappen is ook een groei in de totale omzet te zien. Deze vertoont een gelijke ontwikkeling. Na een flinke stijging van de omzet vlakt deze af en daalt de laatste jaren. Deze ontwikkeling wordt weergegeven in figuur 9.3. Deze daling wordt onder meer ingegeven door de verschillende taakstellingen die zijn opgelegd. De omzet van alle agentschappen bij elkaar bedraagt ultimo 2013 ruim 10 miljard euro.

Figuur 9.3 Ontwikkeling totale omzet agentschappen (in miljoenen euro), 1994–2013

Figuur 9.3 Ontwikkeling totale omzet agentschappen (in miljoenen euro), 1994–2013

Omzet agentschappen per ministerie

De agentschappen van de ministeries van IenM, VenJ en BZK vormen samen 76% van de totale omzet. Figuur 9.4 maakt dit inzichtelijk. Dit grote aandeel wordt veroorzaakt doordat er drie zeer grote agentschappen bestaan, te weten Rijkswaterstaat (IenM), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ) en de Rijksgebouwendienst (BZK). Het Ministerie van BZK heeft bovendien een groot aantal agentschappen die tevens een shared service organisatie zijn, zoals P-Direkt, FMHaaglanden en de Werkmaatschappij (per 1 januari 2014 Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk). Deze agentschappen leveren vooral producten en diensten op het gebied van bedrijfsvoering. De tendens is dat meer en meer bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid wordt verzorgd door shared service organisaties.

Figuur 9.4 Omzet agentschappen per ministerie (in procenten van de totale omzet, ultimo 2013)

Figuur 9.4 Omzet agentschappen per ministerie (in procenten van de totale omzet, ultimo 2013)

Er zijn grote en kleine agentschappen binnen de rijksoverheid terug te vinden. Dit wordt ook geïllustreerd aan de hand van figuur 9.5. Deze figuur geeft het relatieve aandeel in de omzet van alle agentschappen weer waarbij ook het aantal agentschappen (tussen haakjes) wordt gepresenteerd. Van de 40 agentschappen (ultimo 2013) hebben 15 agentschappen een relatief kleine omzet van onder de 50 miljoen euro. Deze 15 agentschappen hebben een aandeel van enkel 4% van de omzet van alle agentschappen gezamenlijk.

De drie grootste agentschappen – Rijkswaterstaat (IenM), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ) en de Rijksgebouwendienst – hebben maar liefst een aandeel van 61% van de omzet van alle agentschappen gezamenlijk.

Figuur 9.5 Aandeel in totale omzet per omzetcategorie in procenten (ultimo 2013)

Figuur 9.5 Aandeel in totale omzet per omzetcategorie in procenten (ultimo 2013)

Deze omzet wordt aan de agentschappen verstrekt op basis van prestatieopdrachten en budgetten van opdrachtgevers. Deze opdrachtgevers bevinden zich met name binnen de rijksoverheid. De meeste omzet van agentschappen (72%) komt van de beleidsdirecties van het eigen departement, de zogenaamde omzet van het moederdepartement. Ongeveer 21% van de omzet komt bij andere departementen vandaan en slechts 7% van de omzet is afkomstig van opdrachtgevers buiten het rijk (derden). Dit wordt weergegeven in figuur 9.6.

Figuur 9.6 Herkomst omzet agentschappen (in procenten van de totale omzet, ultimo 2013)

Figuur 9.6 Herkomst omzet agentschappen (in procenten van de totale omzet, ultimo 2013)

Omvang agentschap

Met de inwerkingtreding van de Regeling agentschappen is een belangrijke instellingsvoorwaarde geïntroduceerd. Er is namelijk gekozen voor een eenduidige omzetnorm die van toepassing is op nieuw op te richten agentschappen. Deze minimum omzetnorm bedraagt 50 miljoen euro. Een minimumomvang scherpt de afweging die steeds gemaakt moet worden: instellen van een nieuwe zelfstandige organisatie, aansluiten bij reeds bestaande agentschappen dan wel outsourcen. Voor agentschappen opgericht vóór 1 januari 2013 geldt een overgangsregime. Dit overgangsregime houdt in dat voor agentschappen met een omzet kleiner dan 50 miljoen euro bij de eerste brede doorlichting specifiek gekeken wordt of een statusverandering zinvol is. Uit de doorlichting moet dan blijken of een stelselverandering bijdraagt tot een beter functioneren van de dienst. Als blijkt dat de dienst goed functioneert kan de conclusie ook zijn dat een stelselverandering niet zinvol is, mede gelet op de kosten die een verandering met zich meebrengt. Figuur 9.7 toont de verdeling van bestaande agentschappen naar de minimum omzetnorm van 50 miljoen euro voor nieuwe agentschappen waarbij ook het aantal agentschappen (tussen haakjes) wordt gepresenteerd.

Figuur 9.7 Omvang agentschappen (in procenten van het totaal aantal agentschappen, ultimo 2013)

Figuur 9.7 Omvang agentschappen (in procenten van het totaal aantal agentschappen, ultimo 2013)

De drie agentschappen met de hoogste omzet zijn ultimo 2013:

Agentschap

Ministerie

Omzet (in miljoenen euro)

Aandeel in totale omzet

1. Dienst Justitiële Inrichtingen

VenJ

2.435

23,8%

2. Rijkswaterstaat

IenM

2.416

23,6%

3. Rijksgebouwendienst

BZK

1.390

13,6%

Administratieve stelsels agentschappen

Er zijn twee soorten agentschappen: verplichtingen-kasagentschappen en baten-lasten agentschappen. Beide soorten agentschappen beschikken over specifieke financiële mogelijkheden, die aansluiten bij de eigen bewegingsruimte en vrijheid om beslissingen te nemen over de uitvoering.

Verplichtingen-kasagentschap

Het verplichtingen-kasstelsel is een begrotings- en verantwoordingsstelsel waarin de financiële verplichtingen die een agentschap aangaat en de kasuitgaven die een agentschap verricht geïntegreerd worden opgenomen. Het moment waarop een agentschap een verplichting aangaat of een geldbedrag feitelijk uitgeeft of ontvangt, is maatgevend voor opname in de begroting en de verantwoording. In principe werken deze agentschappen met hetzelfde verplichtingen-kasstelsel als dat ministeries ook gebruiken.

Baten-lastenagentschap

In 2013 voerden alle agentschappen nog het stelsel van baten-lasten. Het baten-lastenstelsel betekent concreet dat agentschappen werken met een stelsel van dubbel boekhouden, waarbij de balans en staat van baten en lasten met elkaar communiceren. De kenmerkende begrippen in de balans zijn activa oftewel bezittingen (zoals inventaris, voorraden of onderhanden werk) en passiva oftewel verplichtingen (zoals leningen, schulden en voorzieningen) en het eigen vermogen. In de staat van baten en lasten wordt gesproken over opbrengsten (baten), kosten (lasten) en nettoresultaat in plaats van ontvangsten en uitgaven zoals in het kasstelsel. Kosten en opbrengsten worden geregistreerd in verslagperiodes en opgenomen in de begrotingen en verantwoordingen over de verslagperiodes waarop zij tot stand zijn gekomen.

Een van de kenmerken van het baten-lasten stelsel is het kunnen doen van investeringen (in vaste activa). De hieraan verbonden afschrijvingskosten worden doorberekend in de kostprijs. Deze kosten worden gespreid over de levensduur van de investering, in plaats van dat zij in één keer ten laste van het jaar komen waarin de investering is verricht. Dit gaat vooral op bij investeringen in vaste activa als huisvesting. Met het rijkshuisvestingsstelsel betrekken agentschappen hun huisvesting van de Rijksgebouwendienst (RGD) en betalen vervolgens huur aan de RGD. Dat betekent dat agentschappen zelf niet meer hoeven te investeren in gebouwen en hierop ook niet meer hoeven af te schrijven. Immers, de RGD investeert en schrijft af.

Geringe investeringen en afschrijvingskosten beperken voor agentschappen het nut van het voeren van een baten-lastenstelsel in afwijking van het verplichtingen-kasstelsel van het moederdepartement. Daarom is in de Regeling agentschappen een minimumnorm voor afschrijvingskosten opgenomen. Pas als de afschrijvingskosten meer dan 5% van de totale lasten bedragen, mogen nieuwe agentschappen werken met het baten-lastenstelsel. Figuur 9.8 laat zien dat 37,5% van de bestaande agentschappen deze norm haalt volgens de nieuwe Regeling Agentschappen.

Figuur 9.8 Afschrijving ten opzichte van de totale lasten (in procenten van totaal aantal agentschappen, ultimo 2013)

Figuur 9.8 Afschrijving ten opzichte van de totale lasten (in procenten van totaal aantal agentschappen, ultimo 2013)

De drie agentschappen met het hoogste percentage afschrijvingskosten ten opzichte van de totale lasten in de periode 2011–2013 zijn:

Agentschap

Ministerie

Afschrijvingskosten (als percentage van totale lasten)

1. Rijksgebouwendienst

BZK

23,9%

2. P-Direkt

BZK

16,1%

3. SSC-ICT

BZK

15,2%

Balans

Tabel 9.3 geeft de totale balans van alle agentschappen bij elkaar weer. In 2013 bedroeg het totaal van alle bezittingen 20,5 miljard euro.

Tabel 9.3 Totaal balansvermogen agentschappen (in miljoenen euro)

Vaste activa

8.121

 

Exploitatiereserve

370

Voorraden

10.062

 

Verplichte reserve

93

Nog te ontvangen posten

786

 

Onverdeeld resultaat

– 42

Liquide middelen

1.550

 

Voorzieningen

515

     

Leningen FIN

6.810

     

Kortlopende schulden

12.773

 

20.519

   

20.519

Staat van baten en lasten

In Tabel 9.4 wordt de cumulatieve staat van baten en lasten van alle agentschappen weergegeven. Ultimo 2013 bedraagt het totaal aan baten 10,3 miljard euro. Hier staan nagenoeg gelijke lasten tegenover. Dit past in het streven om kostendekkend te werken, waarbij door de agentschappen geen winst wordt gemaakt.

Tabel 9.4 Staat van baten en lasten (in miljoenen euro, ultimo 2013)

Omzet moederdepartement

7.367

 

Omzet overige departementen

2.098

 

Omzet derden

751

 

Overige baten

127

 

Totaal baten

 

10.343

Personele kosten

3.796

 

Materiële kosten

3.261

 

Afschrijvingskosten

614

 

Overige lasten

2.714

 

Totaal lasten

 

10.384

Exploitatieresultaat

 

– 41

Doelmatigheid

Een belangrijk inrichtingsvereiste voor een agentschap is een resultaatgericht sturingsmodel waarmee doelmatigheid wordt bevorderd. Uit de evaluatie Regeling baten-lastendiensten 2007 (Tweede Kamer 2010–2011, 28 737 nr. 21) kwam naar voren dat de interne verzelfstandiging van uitvoerende diensten een positief effect heeft gehad op het kostenbewustzijn en de efficiëntie. Wat echter lastig bleek is het aantoonbaar maken van de doelmatigheid van de agentschappen. De beschikbare indicatoren zijn weliswaar nuttig om de performance van een agentschap te bepalen en te monitoren, maar blijken onvoldoende geschikt om op een harde cijfermatige manier doelmatigheid aan te tonen. Daarom zal het vraagstuk van doelmatigheid opnieuw onderzocht worden.

Tabel 9.1 Belangrijkste aanbevelingen doorlichtingen agentschappen

Jaar

Agentschap

Sturing

Bekostiging en doelmatigheid

Financieel beheer

50 miljoen omvangs-criterium

Overige aanbevelingen/vindplaats

2012

FMH

Rolverdeling (opdrachtgevers, opdrachtnemer en eigenaar) moet helder vastgelegd worden.

Het kostprijsmodel dient verder vereenvoudigd te worden t.b.v. transparantie naar de opdrachtgevers en om effectiever te kunnen sturen op efficiency en doelmatigheid.

             

2012

CIBG

– Eigenaar: geef meer inzicht in het besluitvormingsproces rondom tarieven en doelmatigheid.

– Opdrachtgevers: maak heldere (meerjarige) financiële afspraken met het CIBG voordat een taak of project wordt gestart of het boekjaar begint.

– Stel een opdrachtgeversberaad in waaraan alle opdrachtgevers (zowel van binnen als buiten VWS) deel moeten nemen.

– Opdrachtnemer: zorg ervoor dat het CIBG beter in control is.

– Opdrachtnemer: professionaliseer het inhuizen van nieuwe taken en zorg voor eenduidigheid in aanspreekpunten voor opdrachtgevers.

– Standaardiseer processen en systemen veel meer.

– Maak doelmatigheid een belangrijk onderdeel van de centrale sturing. Ontwikkel hiervoor eenduidige prestatie-indicatoren.

– Ontwikkel een toekomstvast kostprijsmodel en houd dit daarna voor meerdere jaren constant, zodat de prijsontwikkeling kan worden gevolgd.

– Neem als uitgangspunt dat de dienstverlening tegen een reële kostprijs wordt geleverd, zoveel mogelijk op basis van p x q.

– Maak, indien mogelijk, meer gebruik van gegevens uit benchmarks om de doelmatigheid(sontwikkeling) van het CIBG aan te tonen.

Maak met de opdrachtgevers afspraken over aanvullende maatregelen in het kader van de informatiebeveiliging bij uitbestede ICT-taken (TPM-toetsen).

Maak een keuze tussen:

– uithuizen taken die niet binnen de focus als registerautoriteit vallen; of

– het CIBG wordt dé uitvoerder van VWS.

             

2012

IVW/ILT

– Noodzakelijk elkaar aan te spreken op de invulling van rollen en verantwoordelijkheden.

– Meer zakelijkheid en elkaar aanspreken op doelmatigheid en effectiviteit.

– Meer transparantie nodig om scherp inzicht te krijgen in waar de inspectie staat dan wel moet staan op het gebied van doelmatigheid en effectiviteit.

Afgesproken dat IVW/ILT over 2 jaar opnieuw wordt getoetst aan agentschapscriteria.

TK 2012–2013 30 873 nr. 4

             

2013

DRZ

– Intensiveer het contact tussen de eigenaar en de grootste opdrachtgevers.

– Versterk tevens de ambassadeursrol van de eigenaar.

Ontwikkel binnen de ruimte die het verplichtingen-kasstelsel biedt een eenduidig vormgegeven bekostigingsmodel voor de verschillende taken/producten van DRZ

Neem in alle meerjarige afspraken tussen opdrachtgevers en opdrachtnemer een risicoparagraaf op.

Herpositioneer DRZ uiterlijk per 1 januari 2015 als regulier dienstonderdeel van een ministerie (zo mogelijk het Ministerie van Financiën).

TK 2012–2013 28 737 nr. 23

             

2013

Logius

– Maak heldere afspraken over de rolverdeling, de opdrachtuitvoering en de inhoud van de rapportages daarover.

– Leg de verschillende rollen goed vast zodat ze minder persoonsafhankelijk worden.

– Logius gaat over het «hoe», de opdrachtgever over het «wat». Spreek duidelijk af op welke terreinen de opdrachtgevers / eigenaar invloed willen op het «hoe».

Investeer in heldere uitleg en transparantie over kostprijsmodel en tariefwijzigingen. Maak het simpeler.

             

2013

Justis

– Beleg het eigenaarschap bij de SG of de pSG.

– Leg de vormgeving van het externe sturingsmodel formeel vast.

Maak in de reguliere managementrapportages de doelmatigheidsontwikkeling expliciet zichtbaar.

Justis dient binnen een overgangsperiode van twee boekjaren de transitie te maken naar een VK-agentschap.

Stel het besluit of Justis als agentschap kan voortbestaan uit tot 2015 en laat de ministers van VenJ en Financiën dan opnieuw een (deel)doorlichting uitvoeren waarin o.m. het omvangscriterium centraal staat.

Laat Justis zich de komende jaren nog meer profileren als nationale screeningsautoriteit.

             

2013

AT

– Vul het opdrachtgeverschap van de toezichtstaak helder in en maak hierbij onderscheid in systeem-verantwoordelijkheid en uitvoerings-verantwoordelijkheid.

– Leg de behartiging van de belangen van de gebruikers / vergunninghouders expliciet bij de eigenaar neer.

– Verbeter de managementrapportage en breng actieve sturing op doelmatigheid aan door kengetallen en prestatie-indicatoren op te nemen en actief te monitoren.

– Voer klanttevredenheidsonderzoeken vaker uit.

– Volg de aanbevelingen uit de Gatewayreview op.

– Pas het kostprijsmodel op zodanige wijze aan dat er een transparante toerekening van kosten aan eindproducten plaatsvindt.

– Zorg er in de toekomst voor dat verrekening met de vergunninghouders jaarlijks plaatsvindt.

Maak op basis van de hernieuwde business case KoBra een duidelijk onderscheid tussen activeerbare kosten en kosten van onderzoek.

             

2013

IND

Beleg het eigenaarschap van de IND bij de SG en het opdrachtgeverschap bij de DGVZ.

Breid de huidige marginale kostprijzen uit met componenten uit de lumpsumvergoeding zodat wordt toegerekend naar meer integrale kostprijzen die beter vergelijkbaar zijn.

     

Lopende doorlichtingen

DJI, DPC, NEa en RIVM

 
           

Startende doorlichtingen 2014

BPR, DHC, UBR, DICTU, NVWA, CJIB, NFI, NA, Agentschap SZW, KNMI, ILT en aCBG

 
           

Voorzien

Resterende agentschappen

     

Vindplaats van alle gepubliceerde doorlichtingsrapporten:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijksoverheid/agentschappen

Tabel 9.2 Lijst met verklarende afkortingen agentschappen (naar ministerie, stand 1 januari 2014)

Ministerie van Algemene Zaken (AZ)

DPC

Dienst Publiek en Communicatie

 

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

BPR

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

DHC

De Huurcommissie

RGD

Rijksgebouwendienst

UBR

Uitvoeringsbedrijf Bedrijfsvoering Rijk

Logius

 

RVOB

Rijksvastgoed en ontwikkelingsbedrijf

SSC-ICT

Shared service center ICT

GDI

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT

P-Direkt

 

FMH

FM Haaglanden

   

Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ)

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

   

Ministerie van Defensie (DEF)

DTO

Defensie Telematica Organisatie

DVD

Dienst Vastgoed Defensie

Paresto

 
   

Ministerie van Economische Zaken (EZ)

AT

Agentschap Telecom

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

NVWA

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DLG

Dienst Landelijk Gebied

   

Ministerie van Financiën (FIN)

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

   

Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM)

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

RWS

Rijkswaterstaat

   

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

NA

Nationaal Archief

   

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

ASZW

Agentschap SZW

   

Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ)

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

Justis

 

NFI

Nederlands Forensisch Instituut

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

   

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

CIBG

 

aCBG

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Almata

Rijksinstelling voor Gesloten Jeugdzorg Almata

Lindenhorst

Rijksinstelling voor Gesloten Jeugdzorg De Lindenhorst

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Accres

Gemeenten en provincies ontvangen jaarlijks de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven wordt het accres genoemd.

Apparaatsuitgaven

Het totaal van de personeelsuitgaven en materiële uitgaven.

Automatische stabilisatie

Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premie-inkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor verbetert het begrotingssaldo. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.

Baten-lastenagentschap

Een baten-lastenagentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Agentschappen die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een agentschap dat een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Bedrijfsvoering

Het inzetten van apparaat (personeel en materieel) voor een aangelegenheid, gericht op het ondersteunen van het primair proces. De bedrijfsvoering omvat dus de ondersteunende processen die de primaire processen faciliteren. Hierbij kan worden gedacht aan personeel, informatisering, organisatie, financiën, automatisering en huisvesting.

Belastinguitgaven

Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.

Beleidsdoorlichting

Een beleidsdoorlichting is een onafhankelijke beleidsevaluatie ex post. Het is een synthese-onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van al het beleid van een geheel beleidsartikel of een substantieel onderdeel daarvan. De beleidsdoorlichtingen worden (na behandeling in de ministerraad) naar de Tweede Kamer gestuurd, samen met het oordeel van een onafhankelijke deskundige over de kwaliteit van de beleidsdoorlichting.

Beleidsinformatie

Beleidsinformatie is informatie die inzicht biedt in de inhoud van het beleid (doelstellingen, doelgroepen, instrumenten, budgetten, organisatie, handhaafbaarheid, planning e.d.) en in de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan.

Bruto Binnenlands Product (bbp)

Het bbp is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die binnen de grenzen van een land zijn geproduceerd.

Bruto Nationaal Product (bnp)

Het bnp is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten in een land, waarbij rekening gehouden is met het saldo van de primaire inkomens ontvangen uit en betaald aan het buitenland.

Collectieve lastendruk

Het totaal van belasting- en premieontvangsten, vermeerderd met enkele niet-belastingontvangsten, uitgedrukt in procenten van het bbp.

Collectieve uitgaven

Het totaal van de relevante uitgaven van het Rijk (inclusief debudgetteringen en de uitgaven van de agentschappen), de overige publiekrechtelijke lichamen en de sociale fondsen. Onderlinge betalingen worden geconsolideerd.

Contractloon

Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.

Economische en Monetaire Unie (EMU)

De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.

EMU-saldo

Het EMU-saldo is het saldo van inkomsten en uitgaven van de sector overheid. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale sector overheid, is niet alleen het Rijk van belang, maar ook de sociale fondsen en de decentrale overheden.

EMU-schuld(-quote)

De geconsolideerde som van de uitstaande schuldtitels van de sector overheid, in nominale waarde. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.

Feitelijk tekort

Het saldo van de uitgaven en ontvangsten op kasbasis, minus de mutatie van de derdenrekeningen.

Financieel beheer

Het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van, alsmede de verantwoording over, de financiële transacties en de saldi waarvoor de Minister (mede)verantwoordelijkheid draagt. De administraties, die ten behoeve van het financieel beheer worden bijgehouden, worden eveneens tot het financieel beheer gerekend.

Financiële Functie

De financiële functie is het geheel van taken en activiteiten gericht op de financiële aspecten van de beleids- en bedrijfsvoering. Het omvat zowel de centrale controlfunctie (directies Financieel Economische Zaken bij de ministeries) als de decentrale contolfunctie en de auditfunctie (Auditdienst Rijk en de departementale auditdiensten). Ook de coördinerende controlactiviteiten van de Minister van Financiën behoren ertoe.

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden betaald aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.

Infrastructuurfonds

Een fonds waarin middelen staan voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur.

Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)

De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.

Kasschuif

Het schuiven van budget tussen jaren. Dit komt voor wanneer beleid dat gepland stond voor een bepaald jaar in een ander jaar wordt uitgevoerd.

Kas- transverschillen

De verschillen die ontstaan door toepassing van zowel het kas- als het transactiebegrip.

Lastenverlichting (en -verzwaring)

Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialenverzekeringspremies.

Loonbijstelling

Tegemoetkoming voor ministeries voor loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op een aanvullende post.

Materieelbeheer

De zorg voor niet-geldelijke zaken vanaf het moment van ontvangst tot aan het moment van afstoting. Onder de niet-geldelijke zaken worden zaken verstaan, niet zijnde geld of geldswaardige papieren, die benodigd zijn voor het functioneren van de rijksdienst, dan wel die door het Rijk in bewaring zijn genomen.

Najaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering samenhangende met de tweede suppletoire begrotingen, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de stand van de Voorjaarsnota. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin

Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid of tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.

Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.

Netto-uitgaven Zorgsector

De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZVW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZVW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.

Niet-belastingontvangsten

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belasting- en premieontvangsten worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de delfstofbaten en bijvoorbeeld incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Onderuitputting

De netto gerealiseerde uitgaven (begrotingsuitgaven minus niet-belastingontvangsten) zijn lager dan begroot.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op een aanvullende post.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden betaald aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt verstaan het verrichten van een handeling in overeenstemming met de wetgeving. In het kader van de (financiële) verantwoording is vooral de financiële rechtmatigheid relevant. Die rechtmatigheid houdt in dat een financiële beheershandeling, waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord, in overeenstemming is met de begrotingswet en met de bepalingen van de overige wetgeving voor zover die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

Ruilvoetontwikkeling

De ruilvoet is het verschil tussen enerzijds het niveau van prijs nationale bestedingen (pNB) (waarmee het uitgavenkader wordt aangepast) en anderzijds het loon- en prijsniveau waarmee de onderliggende uitgaven daadwerkelijk muteren.

Sociale fondsen

Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens sociale verzekeringswetten. De financiering vindt plaats via sociale premies en rijksbijdragen.

Stabiliteits- en Groeipact

Samenstel van Europese afspraken, waarin de lidstaten van de Europese Unie zich verplichten om op middellange termijn te streven naar een begroting die nabij evenwicht is of een overschot vertoont. In dit kader stellen de lidstaten elk jaar een stabiliteitsprogramma op – een rapportage over de stand van zaken en verwachtingen voor de economie en overheidsfinanciën.

Uitgavenkader

Een jaarlijks uitgavenplafond, waarin de netto-uitgaven (uitgaven minus de niet-belastingontvangsten) voor de kabinetsperiode zijn vastgelegd. Het totale uitgavenkader is onderverdeeld in drie deelkaders: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg.

Verticale Toelichting

De verticale toelichting bevat een overzicht voor alle begrotingen van budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds Miljoenennota 2013.

Voorjaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering samenhangende met de eerste suppletoire begrotingen, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de rijksbegroting die op de derde dinsdag van september van het voorafgaande jaar is ingediend. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Lijst van gebruikte afkortingen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

ADR

Auditdienst Rijk

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AO

Arbeidsongeschikt(heid)

AOW

Algemene Ouderdomswet

AR

Algemene Rekenkamer

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AZ

Algemene Zaken

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doel Uitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BHOS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIR

Baseline Informatiebeveiliging Rijk

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BMKB

Besluit Borgstelling MKB Kredieten

bnp

bruto nationaal product

BPM

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

BPR

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

BTW

Belasting Toegevoegde Waarde

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BVA

Beveiligingsambtenaar

BVR

Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

CFV

Centraal Fonds Volkshuisvesting

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

CPB

Centraal Planbureau

CVZ

College voor zorgverzekeringen

CW

Comptabiliteitswet

DEF

Ministerie van Defensie

DGRB

Directoraat-Generaal Rijksbegroting

DGS

Depositogarantiestelsel

DHC

Dienst Huurcommissie

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

DNB

De Nederlandsche Bank

DPC

Dienst Publiek en Communicatie

DRZ

Dienst Roerende Zaken

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stability Mechanism

EIB

European Investment Bank

EMU

Economische en Monetaire Unie

ESCB

Stelsel van Europese Centrale Banken

ESM

European Stability Mechanism

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FED

Federal Reserve

FEZ

Financieel-Economische Zaken

FIN

Ministerie van Financiën

FJR

Financieel Jaarverslag van het Rijk

GF

Gemeentefonds

GGZ

Geestelijke Gezondheids- en verslavingszorg

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

Hof

Houdbare Overheidsfinanciën

IABF

Illiquid Assets Back-up Facility

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICBR

Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IS-NIO

Internationale Samenwerking – Nederlands Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

IUC

Inkoopuitvoeringscentrum

IVA

inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

IVW

Inspectie Verkeer en Waterstaat

KTV

Kastransactieverschillen

LTRO

Long-term Refinancing Operations

M&O

Misbruik en oneigenlijk gebruik

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MKOB

Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen

MLT

Middellangetermijn

MTO

Medium Term Objective

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NCW

Netto Contante Waarde

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

Ngru

Netto gecorrigeerde rijksuitgaven

NHG

Nationale Hypotheekgarantie

NHT

Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade

NIB

Nationale Investeringsbank

NJN

Najaarsnota

NRF

Nationaal Restauratiefonds

Nza

Nederlandse Zorgautoriteit

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ODA

Office Development Assistance

OEM

Overige Eigen Middelen

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OPCW

Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PF

Provinciefonds

PGB

Persoonsgebonden budget

PSI

Private Sector Involvement

Rbg-eng

Rijksbegroting in enge zin

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RPE

Regeling Periodiek Evalutieonderzoek

Rwt

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal Economische Raad

Sf

Sociale fondsen

SiSa

Single Information, Single Audit

SMP

Securities Market Programme

SSC

Shared Service Centrum

SSM

Single Supervisory Mechanism (Europees toezichtsmechanisme)

SSO

Shared Service Organisatie

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TK

Tweede Kamer

USD

Amerikaanse dollar

USK

Uniform subsidiekader

UWV

Uitvoeringsinstituut voor Werknemersverzekeringen

VenJ

Ministerie van Veiligheid en Justitie

VIR-BI

Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie

Vpb

Vennootschapsbelasting

VVZ

Volksverzekeringen

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ

Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet Arbeid en Zorg

WenR

Wonen en Rijksdienst

WEW

Waarborgfonds Eigen Woningen

WFZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WGA

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WMO

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

WNT

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

WNVZ

Werknemersverzekeringen

WSW

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WW

Werkloosheidswet

WWB

Wet werk en bijstand

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

Trefwoordenlijst

ABNAmro 41, 43, 83

Achterborgstelling 39, 40, 51,89, 91, 92

Agentschap 5, 32, 33, 60, 69, 70, 71, 73,94, 96, 98, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116,117, 118

Algemene Rekenkamer 39, 57, 58, 64, 65, 70,71, 72, 93, 123

Algemene Zaken 75, 76, 102, 116,123

AOW 24, 36, 123

Arbeidsmarkt 12,13, 16, 19, 20, 21, 24, 100, 120, 121, 125

AuditCommittees 55, 60, 72

Auditdienst 54, 57, 61,64, 71, 99, 119, 123

Automatische stabilisatie 36,117

AWBZ 25, 120, 123

AZ 17, 24, 50,73, 105, 116, 123, 125

Bbp 9, 10, 13, 15, 16, 18, 19,20, 25, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 37, 41, 47, 91, 118, 123

Bedrijfsvoering 7, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63,65, 70, 72, 105, 106, 108, 116, 117, 119, 124

Bedrijfsvoeringsparagraaf 57, 59

Belastingdienst 98, 99

Beleidsdoorlichting 5, 67, 68, 70, 100, 101, 117, 118

Beleidsevaluatie 67, 68, 70, 100, 117

Beleidsinformatie 54, 59, 62, 66, 67, 118

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 68, 75, 76, 101,102, 123

Budgettair Kader Zorg 19, 20, 25, 120, 121,123

BZK 54, 62, 64, 65, 73, 98, 105, 107, 108, 110,111, 116, 123

CBS 9, 10, 19, 83, 84, 85, 123

Comptabiliteitswet 23, 60, 64, 69, 70, 76, 123

Consumptie 9, 10, 11, 27, 28, 29

De NederlandscheBank 22, 123

Deelnemingen 22, 39, 68, 78, 80,90, 91, 101, 120

Defensie 56, 68, 71, 75, 76, 93, 100,101, 102, 116, 123

Derivaten 49, 52, 53, 71

Dividend 22, 82, 83, 84, 87

Economischegroei 8, 9, 16, 19, 20, 25, 31

EconomischeZaken 54, 63, 68, 70, 75, 76, 81, 100, 102, 116, 119, 124

EFSF 13, 32, 39, 44, 85, 86, 88, 90, 123

EFSM 44, 90, 123

EMU-saldo 5, 8, 19, 20, 23,29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 76, 77, 83, 84, 85, 86, 87,118

EMU-schuld 5, 19, 20, 29, 32, 33, 34, 36, 37, 38,41, 47, 51, 83, 84, 85, 86, 88, 118

Eurogebied 8, 9,16

Europese aanbestedingsregels 56, 59

Europese Unie 8, 9, 13, 16, 44, 47, 49, 71, 121, 124

Export 7, 8, 9, 10, 11, 24, 90, 91

EZ 7, 8,11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 32, 33,35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52,53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70,71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 83, 86, 87, 89, 90, 91, 92, 93,94, 95, 96, 97, 98, 100, 103, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 116,117, 119, 120, 121, 123, 124, 125

Financieel beheer 49,54, 58, 59, 62, 63, 65, 66, 71, 105, 113, 114, 115, 119

Financiële crisis 32, 40, 46, 47

Financiële functie 54, 55, 59, 61, 62, 69, 70, 71,119

Fortis 41, 43, 44, 83, 86, 87, 88

Garantie 5, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 49, 51, 71, 78,80, 81, 83, 84, 85, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 95, 123, 124

Gemeente- en provinciefonds 102, 103, 117

Groei 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 25, 27, 29, 31, 46,47, 54, 87, 91, 107, 119, 121

Informatiebeveiliging 59,64, 65, 99, 113, 123, 125

Infrastructuur 47, 75, 76,80, 94, 116, 119

Infrastructuur en Milieu 68, 75, 76,100, 102, 124

Inkomsten 16, 19, 20, 25, 27, 30, 35, 36,46, 82, 102, 117, 118

Inkoopbeheer 63

Koning 75, 76, 102

Kredietcrisis 40, 43, 56,83, 85, 86, 88

Materieelbeheer 54, 59, 71, 120

Nationale Hypotheekgarantie 39, 45, 81, 124

Nationale Schuld 37, 75, 76, 102

Nationalisatie 32, 39, 41, 56, 87

NHG 39,45, 46, 92, 124

OCW 22, 23, 56, 81, 94, 95, 97, 116,124

Omzetbelasting 26, 27, 82

Onderuitputting 22, 23, 96, 120

Onderwijs, Cultuuren Wetenschap 68, 75, 76, 100, 101, 102, 124

Onderwijs 23, 30, 52, 56, 68, 93, 94, 95, 97, 100, 104,116

Openstaande rechten 78, 79

Overdrachtsbelasting 82

Overige Hoge Colleges vanStaat en Kabinetten 75, 76, 102

Overschrijding 21, 23, 24, 25, 55, 56, 61, 93

P-Direkt 70, 108, 111, 116

Rechtmatigheid 7,8, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 61, 121

Regeldruk 61

Rente 14, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 29, 30, 37, 41, 43, 44,45, 47, 48, 49, 51, 52, 57, 76, 83, 84, 85, 86, 87, 103, 104

Rijksbrede bedrijfsvoering 54, 59, 60, 61, 62

Risicomanagement 72

Saldibegrotingsfondsen 78, 80

Saldibegrotingsreserve 78, 81

Securities 46, 86, 87,125

Shared Service Centrum 70, 125

SharedService Organisatie 70, 125

SiSa 64, 125

Sociale Zaken en Werkgelegenheid 68, 75, 76, 100, 101, 102,125

Sociale Zekerheid 19, 20, 21, 24, 56, 103, 120,121, 125

Staten-Generaal 23, 75, 76, 79, 102, 120,122

Subsidies 36, 56, 63, 70

SZW 115,116, 125

Toezicht 37, 41, 46, 49, 50, 55, 61, 62, 64,65, 66, 71, 94, 115, 125

Toleranties 54, 55, 56

Uitgavenkader 20, 21, 22, 23, 30, 35, 36, 103, 121

Uitkering 24, 30, 43, 44, 56, 57, 64, 84, 85, 91, 98, 102,105, 117, 119, 120, 121, 123

Verantwoord Begroten 66,69, 70

Volksgezondheid, Welzijn en Sport 68, 75, 76,100, 101, 102, 125

Voorschotten 59, 61, 78, 80

VWS 56, 73, 105, 113, 116, 125

WAO 24,125

WenR 54, 55, 56, 60, 61, 62, 125

Werkgelegenheid 12, 13, 14, 27, 28, 29, 47, 116

Werkloosheid 7, 12, 13, 15, 16, 19, 20, 24, 30, 39, 47, 117,125

Wonen en Rijksdienst 54, 55, 60, 68, 75, 76, 81,100, 102, 125

WW 24, 36, 39, 103, 125

Zorg 13, 16, 18, 19, 20, 21, 24, 25, 27, 32, 36, 49, 52, 53,54, 57, 61, 68, 69, 73, 90, 92, 96, 100, 108, 113, 115, 116, 120, 123,124, 125

Zorguitgaven 25, 30

Licence