8.1 Algemene doelstelling: bevorderen van internationale samenwerking, om daarmee de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap een impuls te geven en de internationale competenties van studenten, docenten, kunstenaars en wetenschappers te vergroten
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Ook in 2010 is verder gewerkt aan de internationale oriëntatie en competenties van de generaties van de toekomst. Dit is gebeurd door educatieve, culturele en wetenschappelijke uitwisseling en samenwerking. Deze samenwerking vond plaats in EU-verband, met multilaterale organisaties zoals de UNESCO en via bilaterale samenwerking.
• Inzet van instellingen, organisaties, lerenden, docenten, wetenschappers en kunstenaars zelf.
• De buitenlandpolitieke situatie.
Externe factoren
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
In het verleden en ook nog bij de opstelling van de begroting 2011 zijn binnen het internationaal beleid twee operationele doelstellingen 43 gehanteerd met daaraan gekoppeld een aantal prestatie-indicatoren, afkomstig uit de zogenoemde IMON-monitor (Monitor «Internationale Mobiliteit in het Onderwijs in Nederland»). Inmiddels moet worden geconstateerd dat de combinatie van beleidsdoelstellingen en prestatie-indicatoren in ieder geval op internationaal terrein weinig zinvol is. Het is vrijwel niet mogelijk om op internationaal terrein – met daarop vele externe actoren en factoren, die nauwelijks tot niet beheersbaar zijn – doelstellingen en ambities voldoende SMART te formuleren.
Wel zijn in beperkte mate gegevens beschikbaar over internationale mobiliteit van scholieren, studenten, docenten etc. Deze gegevens zijn echter te beperkt in reikwijdte om als betrouwbare indicatoren te kunnen fungeren. De betreffende gegevens zijn opgenomen in de eerdergenoemde publicatie «Internationale Mobiliteit in het Onderwijs in Nederland» (IMON), die wordt opgesteld door de organisaties die mobiliteitsprogramma’s uitvoeren (Nuffic, CINOP en Europees Platform).
Het IMON-rapport over het jaar 2009 is per brief van 10 augustus 2010 (kamerstuk 32 123 VIII, nr. 150) aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. In de IMON-monitor is per onderwijssector aangegeven wat basiswaarden, actuele waarden en streefwaarden zijn op stelselniveau, voor zover het althans mobiliteit betreft. In de IMON-monitor is voorts een verdieping te vinden met informatie over verschillen tussen landen, instellingen en opleidingen.
8.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | HGIS realisatie | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2010 | 2010 | 2010 | ||
Verplichtingen | 17 815 | 17 794 | 28 899 | 29 277 | 57 293 | 22 734 | 34 559 | 1 054 | |
Waarvan garantieverplichtingen | |||||||||
Totale uitgaven | 16 507 | 18 083 | 18 849 | 24 418 | 23 813 | 26 317 | – 2 504 | 1 054 | |
Programma-uitgaven | 13 592 | 15 050 | 16 329 | 21 364 | 20 794 | 23 434 | – 2 640 | 1 054 | |
Stimuleren van internationalisering, grensoverschrijdende mobiliteit en institutionele samenwerking teneinde de internationale competenties van lerenden, docenten, kunstenaars en wetenschappers te vergroten | 8 802 | 9 576 | 10 658 | 10 889 | 10 546 | 10 596 | – 50 | 590 | |
• | Mobiliteitsprogramma's | 6 312 | 6 318 | 7 885 | 7 906 | 7 736 | 7 767 | – 31 | |
• | Bilaterale samenwerking met andere landen | 2 490 | 3 258 | 2 773 | 2 983 | 2 810 | 2 829 | – 19 | 590 |
In internationaal verband waarbogen van de OCW-belangen en benutten van internationale kennis voor de kwaliteit van nationaal beleid | 4 790 | 5 474 | 5 671 | 6 482 | 5 939 | 6 208 | – 269 | 464 | |
• | OCW-vertegenwoordiging in het buitenland | 1 436 | 1 764 | 1 783 | 1 660 | 1 895 | 2 100 | – 205 | 150 |
• | Participeren in multilaterale organisaties | 3 044 | 3 088 | 3 263 | 3 427 | 3 376 | 3 455 | – 79 | |
• | Stimuleren van internationale uitwisseling van kennis en cultuur, beleidsonderzoek en benchmarking | 310 | 622 | 625 | 1 395 | 668 | 653 | 15 | 314 |
Het integreren van de BES-eilanden in Nederland voor wat betreft de OCW – beleidsterreinen en het onderhouden van de relaties met de andere landen in het Koninkrijk | 3 993 | 4 309 | 6 630 | – 2 321 | |||||
• | Verbetering van het onderwijs op de BES-eilanden | 3 043 | 4 049 | 5 680 | – 1 631 | ||||
• | Studiefinanciering Nederlandse Antillen en Aruba | 950 | 260 | 950 | – 690 | ||||
Apparaatsuitgaven | 2 915 | 3 033 | 2 520 | 3 054 | 3 019 | 2 883 | 136 | ||
Ontvangsten | 81 | 842 | 430 | 84 | 183 | 99 | 84 |
Toelichting:
Op het artikel is in het jaar 2010 € 2,5 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Een aantal begrotingsmutaties liggen hieraan ten grondslag.
Deze lagere uitgaven betreffen het saldo van een verhoging van de uitgaven met € 3 miljoen bij de 1e suppletoire begroting 2010 en een verlaging van € 5,4 miljoen bij de 2e suppletoire begroting 2010. Deze € 5,4 miljoen betreft het saldo van een verhoging van dit artikel met € 7,5 miljoen om bij te dragen aan de verbetering van de onderwijshuisvesting op de BES-eilanden en voor het dossier Leerwerktrajecten Nederlandse Antillen. Daarnaast is dit artikel verlaagd met € 12,9 miljoen. Deze middelen zijn overgeheveld van het jaar 2010 naar het jaar 2011.
In 2010 zijn met de drie bestuurscolleges op hoofdlijnen afspraken gemaakt over de bestemmingen van de bij BES beschikbare budgetten voor de verbetering van het onderwijs. De bedragen zijn in juni vastgelegd door middel van een transitieprotocol per eiland, ondertekend namens de gedeputeerde van het betreffende eiland en de SG OCW. Voor de daadwerkelijke aanwending dient overeenstemming te bestaan tussen OCW en het bestuur van het eiland. Daarbij dienen ook de scholen betrokken te worden, aangezien daar de aanwending over het algemeen dient neer te slaan. Hoewel op alle drie de eilanden voortgang is geboekt, is het niet gelukt om de beschikbare budgetten in zijn geheel in het jaar 2010 in te zetten. Op het grootste eiland – Bonaire, waaraan ook de grootste budgetten zijn toegezegd – is recentelijk substantiële vertraging ontstaan doordat (opnieuw) het bestuurscollege is gevallen. Dat heeft de inzet van de middelen in het jaar 2010 aanzienlijk bemoeilijkt. Bovendien moet in het maatschappelijk verkeer op de BES-eilanden rekening worden gehouden met een lager tempo dan we in Nederland zijn gewend en draagt ook de moeizame totstandkoming van interne besluitvorming bij aan een trager tempo van besteding van middelen.
Gelet op de achterstanden op het onderwijsgebied op de BES, onder andere betreft dat het achterstallig onderhoud van de onderwijshuisvesting, en het incidentele karakter van de voor de verbetering van het onderwijs beschikbare middelen, is een bedrag van € 12,9 miljoen overgeheveld van het jaar 2010 naar het jaar 2011.
Binnen het artikel hebben verschuivingen plaatsgevonden. De uitgaven voor een aantal onderdelen zijn lager uitgevallen dan geraamd.
In het jaar 2010 is een bedrag van € 0,1 miljoen gereserveerd voor de bijdrage van OCW aan het op te richten College voor de Rechten van de Mens. Deze bijdrage is in het jaar 2010 niet gerealiseerd. Het wetsvoorstel ligt bij de Tweede Kamer (kamerstuk 32 467). Door de val van het vorige Kabinet en de daarop volgende verkiezingen is deze wet vertraagd. Na de aanvaarding van de wet zal OCW de bijdrage verstrekken.
8.3 Internationale Uitgaven OCW- breed
Internationale uitgaven OCW
Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen draagt in belangrijke mate bij aan de algemene beleidsdoelstelling. Het betreft beleid dat niet alleen op dit artikel wordt gerealiseerd. Veel internationaliseringsbeleid is elders ondergebracht binnen de OCW-begroting, derhalve is hieronder in de eerste plaats een overzicht opgenomen van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel en daaraan gekoppeld welk deel daarvan deel uitmaakt van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | HGIS realisatie | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2010 | 2010 | 2010 | |
Primair onderwijs (artikel 1) | 15 806 | 16 522 | 17 657 | 19 198 | 22 008 | 18 286 | 3 722 | |
Voortgezet onderwijs (artikel 3) | 2 539 | 2 627 | 3 061 | 3 914 | 3 518 | 3 973 | – 455 | |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4) | 728 | 989 | 611 | 1 172 | 862 | 888 | – 26 | |
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6) | 4 006 | 3 453 | 3 453 | 3 453 | 3 453 | 3 453 | 3 453 | |
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7) | 72 340 | 78 606 | 84 906 | 86 428 | 86 503 | 86 599 | – 96 | 61 814 |
Internationaal beleid (artikel 8) | 13 592 | 15 050 | 16 329 | 17 371 | 16 485 | 16 804 | – 319 | 1 054 |
Informatie en communicatietechnologie (artikel 10) | 100 | 100 | ||||||
Studiefinanciering (artikel 11) | 577 | 14 401 | 10 378 | 4 363 | 2 162 | 49 852 | – 47 690 | |
Internationaal cultuurbeleid (artikel 14) 1 | 2 430 | |||||||
Kunsten (artikel 14) | 6 864 | 6 370 | 11 818 | 19 379 | 18 334 | 16 280 | 2 054 | 6 315 |
Cultureel erfgoed (artikel 14) | 1 049 | 950 | 1 598 | 1 389 | 2 096 | 2 370 | – 274 | 395 |
Media letteren en bibliotheken (artikel 15 en 14.02) | 44 468 | 44 356 | 47 401 | 50 478 | 50 872 | 49 778 | 1 094 | 506 |
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16) | 74 940 | 72 487 | 83 950 | 88 675 | 79 226 | 80 848 | – 1 622 | 606 |
Totaal | 239 439 | 255 911 | 281 162 | 295 820 | 285 519 | 329 131 | – 43 612 | 74 143 |
Toelichting:
De uitgaven op de Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) maken deel uit van de totale realisaties in het jaar 2010. De beleidsprestaties zijn toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen.
Voor de realisaties op artikel 11 Studiefinanciering geldt het volgende.
De internationale uitgaven aan studiefinanciering zijn voor 2010 begroot op € 49,9 miljoen. De gerealiseerde uitgaven zijn voor het grootste deel niet afzonderlijk te herkennen in de realisatiegegevens. Wel zijn de gerealiseerde uitgaven bekend voor de vergoeding aan inkomende studenten uit de EER, die op grond van een oude regeling vergoeding van het collegegeld krijgen (de Raulin-vergoeding). Die uitgaven zijn opgenomen in de tabel. Zie verder artikel 11 onderdeel 11.3.5 Stimuleren van internationale studentenmobiliteit.
8.4. De BES-eilanden
Een bijzondere taak betreft het integreren van de BES-eilanden in Nederland op het gebied van de OCW-beleidsterreinen en het onderhouden van de relaties met de andere landen in het Koninkrijk
Doelbereiking
Bonaire, Sint Eustatius en Saba (verder met «BES» aangeduid) zijn sinds 10 oktober 2010 «openbare lichamen» binnen Nederland, een rechtsvorm die te vergelijken is met die van een gemeente. De bewindslieden van OCW zijn vanaf die datum politiek (eind)verantwoordelijk geworden voor alle OCW-aangelegenheden op de BES. Het overnemen van deze verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van een rapport van de onderwijsinspectie in het najaar van 2008 waarin wordt geconstateerd dat het niveau van het onderwijs op de BES zeer laag is. Via een wetgevingstraject, waarbij de huidige landsverordeningen op de BES worden omgezet in (Nederlandse) wetten, zullen de bewindslieden beschikken over een wettelijke basis die hen in staat stelt de verbetering van het onderwijs daadwerkelijk ter hand te nemen. Gelet op de gewenste snelle verbetering van het onderwijs, wordt deze operatie beleidsrijk ingevuld. Het ministerie van BZK heeft dit proces rijksbreed gecoördineerd. Voor de onderwijssector is door OCW een verbeterprogramma gestart ter voorbereiding op de transitie. Hiervoor is bij voorjaarsnota voor de jaren 2009 en 2010 in totaal ruim € 12 miljoen (incidenteel) beschikbaar. Dit budget is gevoed doordat het ministerie van BZK het onderwijs- en jongerensamenwerkings- programma (OJSP) voor wat betreft de BES aan OCW heeft overgedragen (voor de jaren 2009 en 2010 in totaal € 4,6 miljoen). Verder heeft de ministerraad incidentele middelen beschikbaar gesteld voor het realiseren van zichtbare verbeteringen op het terrein van onderwijs (voor de jaren 2009 en 2010 in totaal € 8 miljoen). In het kader van het verbeterprogramma onderwijs zijn in 2009 en 2010 middelen besteed aan een aantal projecten waarmee concrete en zichtbare resultaten zijn geboekt.
• In het voortgezet onderwijs zijn schoolboeken aangeschaft, zodat de leerlingen hier (gratis) over kunnen beschikken.
• In het funderend onderwijs en voortgezet onderwijs zijn toetsen afgenomen om te bepalen wat het onderwijsniveau is.
• De gegevens zijn vervolgens door onderwijsdeskundigen geanalyseerd waarbij nagegaan is welke aanpak het beste is om de lees- en rekenprestaties van de leerlingen te verbeteren.
• Er zijn toetsen aangeschaft voor het LeerlingVolgSysteem (LVS) voor het funderend onderwijs alsmede het Volg en Advies Systeem (VAS) voor het voortgezet onderwijs.
• Alle scholen op de BES hebben middelen gekregen voor het aanschaffen van remediërend en aanvullend onderwijsmateriaal.
• Er is budget verstrekt voor het laten volgen van cursussen met het oog op het versterken van de zorgstructuur.
• De opzet van een zorgstructuur voor het onderwijs is gestimuleerd door de aanstelling van procesbegeleiders op elk eiland mogelijk te maken.
• Diverse projecten ter verbetering van de huisvesting van de scholen zijn opgestart en parallel is gewerkt aan een overkoepelend masterplan huisvesting scholen BES voor alle scholen op de drie eilanden. Met name als gevolg van het feit dat de grootste kosten voor bouwprojecten niet in het begin van de projecten vallen, is een kasschuif aangevraagd voor een aanzienlijk deel van het in 2010 beschikbare budget.
De relaties met de andere landen in het Koninkrijk
Met Aruba zijn de afspraken over de bijdrage van Nederland aan het onderwijs op Aruba geactualiseerd. Daarbij zijn afspraken gemaakt over de alternatieve aanwending van het budget 2010 in het onderwijs, gelet op de voldoende aanwezigheid in dat jaar van middelen voor de stimulering van studeren in de regio. Als gevolg van het opheffen van het Land Nederlandse Antillen en het ontstaan van de Landen Curaçao en St. Maarten aan het einde van het jaar (10–10-2010) zijn er geen nieuwe afspraken met Land Nederlandse Antillen meer gemaakt. Met Curaçao en St. Maarten zijn in 2010 geen nieuwe afspraken gemaakt. Wel is reeds verkend hoe de rol van het Land Nederlandse Antillen over te nemen.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Aangezien het onderhavige project van beperkte duur is – na de transitie wordt het OCW-beleid op de BES geïntegreerd in de reguliere processen – heeft dit artikelonderdeel slechts betrekking op de jaren 2009 en 2010. Het hanteren van prestatie-indicatoren is daarmee hier weinig zinvol. De onderwijsinspectie heeft in het najaar van 2008 vastgesteld dat bijna alle scholen op de BES, naar Nederlandse maatstaven, als «zeer zwak» kunnen worden gekwalificeerd. Op basis van de bevindingen van de inspectie is de volgende doelstelling van het verbeterprogramma geformuleerd: Verhoging van de leerprestaties van alle leerlingen op de BES-eilanden in de kernvakken tot een niveau dat naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar is. De eerste uitkomsten van het evaluatie onderzoek naar de effecten van de onderwijsverbetering op de BES worden pas bekend na 2010.
8.5 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|---|
Effectenonderzoek ex post | Scholensamenwerking met (voorheen) Nederlandse Antillen en Aruba (KANS) | OD 8.3.1 | 2010 | 2010 | |
Overig evaluatieonderzoek | Internationale mobiliteit | OD 8.3.1 | 2010 | 2010 | Internationaliseringsmonitor Onderwijs Nederland (IMON) http:/www.nuffic.nl |
Frans-Nederlandse Academie | OD 8.3.1 | 2010 | 2010 | ||
Duitsland Instituut | OD 8.3.1 | 2010 | 2010 | ||
Interim Evaluatie LevenLangLeren programma | OD 8.3.1 | 2010 | 2010 | ||
Fulbright Beurzen | OD 8.3.1 | 2010 | 2010 |