Base description which applies to whole site

ARTIKEL 9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

9.1 Algemene doelstelling: de kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het afgelopen jaar is het aandeel vacatures in het onderwijs evenals 2009 gedaald door de ingezette beleidsmaatregelen en de gewijzigde economische omstandigheden. De onderwijsarbeidsmarkt blijft daarmee uit de gevarenzone (dat wil zeggen minder dan 1% vacatures). De in het actieplan «LeerKracht van de Nederland» en de kwaliteitsagenda «Krachtig meesterschap» ingezette beloningsmaatregelen (2010 € 461 miljoen) en maatregelen ter verbetering van de kwaliteit (2010 € 152 miljoen) helpen de onderwijswerkgevers om in de vraag naar goed opgeleide leraren te kunnen voorzien. In de komende jaren loopt de hoogte van deze investeringen nog aanmerkelijk op.

Externe factoren

Het onderwijs is afhankelijk van de inzet van leerlingen en studenten, ouders, docenten, schoolleiders, bestuurders, toezichthouders, brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties, gemeenten en bedrijven (aansluiting arbeidsmarkt). De minister is daarom mede afhankelijk van de beschikbaarheid, capaciteiten en faciliteiten van deze actoren. Andere factoren die de minister beperkt kan beïnvloeden maar waarvan hij wel afhankelijk is, zijn:

  • De invloed van de conjunctuur op de onderwijsarbeidsmarkt en de loonontwikkeling;

  • Demografische ontwikkelingen in de leerlingenpopulatie en het lerarenbestand.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Tabel 9.1 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Realisatie 1

1.

Aantal openstaande vacatures voor leraren en managers in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneducatie, fte’s

900

(0,3%)

1 440

(0,7%)

1 120

(0,5%)

< 2 200

(< 1%)

800

(0,4%)

 

Bron: Arbeidsmarktbarometer po, vo, bve

Peildatum: 2006

Peildatum: 2008

Peildatum: 2009

Peildatum: 2010

Peildatum: 2010

2.

Aandeel lessen dat verzorgd wordt door benoembaar personeel

83%

83%

82%

≥ 83%

82%

 

Bron: IPTO

Peildatum: oktober 2006

Peildatum: oktober 2007

Peildatum: oktober 2008

Peildatum: oktober 2009

Peildatum: oktober 2009

1

Realisatie op basis van de eerste drie kwartalen

Toelichting:

  • 1. Een arbeidsmarkt is dynamisch, en daar horen vacatures bij. Het is een natuurlijk verschijnsel op de arbeidsmarkt. Als er echter te veel vacatures zijn in verhouding tot het aantal werkenden, wordt het steeds moeilijker om met de zittende personeelsleden het onderwijsproces goed vorm te blijven geven. Het streven is om dit niet uit te laten stijgen boven 2 200 (in fte). Dit komt overeen met een onvervulde vacature-intensiteit van 1% (zie ook Nota Werken in het onderwijs 2011). Uit de situatie op de onderwijsarbeidsmarkt in de periode 2000–2003 is gebleken dat als het tekort van leraren en schoolleiders boven de 1% van de werkgelegenheid komt, de kwaliteit van het onderwijs in het geding komt. Het risico ontstaat dat lessen uitvallen en leerlingen naar huis worden gestuurd. Het gemiddeld aantal openstaande vacatures voor leraren en managers in de sectoren po, vo en bve is tot en met het derde kwartaal 2010 gedaald ten opzichte van 2009 (800 ten opzichte van 1 120). Het aantal vacatures als aandeel van de werkgelegenheid bedroeg daarmee in 2010 0,4%. De arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel was daarmee in kwantitatief opzicht in 2010 voldoende in evenwicht, de risicogrens van 1% werd niet overschreden.

  • 2. Onder benoembaar wordt verstaan:

    • Leraren die middels een getuigschrift hebben aangetoond dat ze aan de bekwaamheidseisen voldoen en dus volledig bevoegd zijn;

    • Leraren die nog niet aan de bekwaamheidseisen voldoen, maar volgens de wet tijdelijk onbevoegd mogen worden aangesteld (bijvoorbeeld zij-instromers en leraren in opleiding).

9.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (Bedragen x € 1 000)
      

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

179 443

49 974

208 665

203 820

252 435

291 353

– 38 918

Waarvan garantieverplichtingen

      

Totale uitgaven

160 342

92 799

109 199

178 436

265 898

291 353

– 25 455

         

Programma-uitgaven

157 312

89 623

107 318

176 265

263 586

289 185

– 25 599

         

Zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende personeel

  

26 427

54 288

108 284

116 057

– 7 773

Een betere beloning

   

26 602

86 809

86 836

– 27

Arbeidsmarkt

  

2 782

7 447

4 325

11 000

– 6 675

Overige

  

23 645

20 239

17 150

18 221

– 1 071

         

Versterken van de positie van leraren en zorgen voor personeel van voldoende kwaliteit

  

78 403

118 952

152 225

170 329

– 18 104

Een sterker beroep

  

60 453

89 070

122 223

119 513

2 710

Een professionelere school

  

12 722

25 570

25 632

36 300

– 10 668

Overige

  

5 228

4 312

4 370

14 516

– 10 146

         

Programmakosten-overig

2 147

2 547

2 488

3 025

3 077

2 799

278

Uitvoeringsorganisatie DUO

2 147

2 547

2 488

3 025

3 077

2 799

278

         

Apparaatsuitgaven

3 030

3 176

1 881

2 171

2 312

2 168

144

Ontvangsten

463

1 818

1 344

7 620

4 688

0

4 688

* Door herformulering van de operationele doelstellingen zijn de uitgaven op instrumentniveau en/of het niveau van de operationele doelstelling in de jaren 2006 en 2007 niet meer te recontrueren.

Toelichting:

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de uitgavenrealisatie is € 25,5 miljoen. Hieronder worden de verschillen toegelicht:

  • Naar de bve-sector (artikel 4) is € 8,5 miljoen overgeboekt voor het personeelsbeleid in het mbo.

  • Naar de hbo-sector (artikel 6) is € 2,1 miljoen overgeboekt voor summercourses en de master leren&innoveren.

  • Om voor de beleidsonderwerpen risicoregio’s voortgezet onderwijs en de zij-instroom de beschikbare budgetten meerjarig in overeenstemming te brengen met de beoogde uitgaven is de begroting 2010 via intertemporele compensaties met € 4,2 miljoen verlaagd.

  • Vanuit het FES is voor de InnovatieImpuls Onderwijs een bedrag van € 2 miljoen aan het budget 2010 toegevoegd.

  • Tenslotte was op diverse onderdelen de realisatie lager dan geraamd (totaal € 12,7 miljoen); de belangrijkste posten waren de subsidieregeling voor de conciërges (€ 7,4 miljoen), die voor de zij-instroom (€ 2,0 miljoen) en de uitgaven op de kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren (€ 1,7 miljoen).

Als gevolg van de desaldering van de FES-middelen voor de InnovatieImpuls Onderwijs is op de ontvangsten € 2 miljoen geboekt. Daarnaast is € 1,8 miljoen ontvangen inzake door leraren terugbetaalde Lerarenbeurzen in verband met het voortijdig stoppen met hun opleiding. Het resterende bedrag op de ontvangsten van € 0,9 miljoen is binnengekomen door het afrekenen van in voorgaande jaren verstrekte (project-) subsidies.

9.3 Operationele beleidsdoelstelling
9.3.1 Zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende personeel

Doelbereiking

In 2010 is verder gewerkt aan de verbetering van de wervingspositie van de scholen. De investeringen in beloning en verbetering van de werking van de arbeidsmarkt zijn doorgezet. Ook in 2010 is daardoor de wervingspositie relatief ten opzichte van de markt verbeterd in termen van beloning. Ook het aandeel vacatures is ruim binnen de vastgestelde (veilige) marges gebleven. Uit monitoring blijkt dat de ter beschikking gestelde middelen voor de beloningsmaatregelen volledig daar terecht zijn gekomen waar ze behoren terecht te komen, en dat is bij de leraar (zie ook de Nota Werken in het Onderwijs 2011, kamerstuk 27 923, nr. 101).

Instrumenten

Betere beloning actieplan LeerKracht van Nederland

In de convenanten LeerKracht van Nederland (Staatscourant, 3 maart 2009, nr. 42) zijn afspraken gemaakt over de invoering van de functiemix per sector, de criteria voor het toekennen van promoties en het inkorten van de salarislijnen. In 2010 was € 374 miljoen beschikbaar voor het versterken van de functiemix en het inkorten van de carrièrelijnen (inclusief schaal-uitloopbedrag en toelage directeuren po). Deze middelen zijn toegevoegd aan de lumpsum van de instellingen in het po, vo, mbo en hbo. Aanvullend was voor de sectoren vo en mbo voor de versterking van de functie-/salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s respectievelijk € 52,2 en € 34,6 miljoen beschikbaar. Deze zijn op grond van een ministeriële regeling (Staatscourant, 8 januari 2010, nr. 1014 voor vo en Staatscourant, 6 mei 2010, nr. 6926 voor mbo) in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.

De afspraken uit de convenanten LeerKracht van Nederland zijn geformaliseerd in de decentrale onderwijscao’s. Doordat in 2010 het kabinet heeft besloten geen arbeidsvoorwaardenruimte te verstrekken aan alle overheidssectoren (waaronder ook het onderwijs) is de onderhandelingsruimte voor nieuwe cao’s beperkt. In 2010 zijn geen nieuwe onderwijs-cao’s gesloten; wel zijn de sociale partners in het mbo en hbo overeengekomen om de eerder afgesloten cao’s te verlengen.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 9.3 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Realisatie

1.

Het aandeel afgestudeerden aan de lerarenopleiding met een baan ( > 12 uur) in het onderwijs, half jaar na afstuderen:

     
 

primair onderwijs

78%

79%

84%

≥ 78%

83%

 

voortgezet onderwijs

75%

75%

75%

≥ 75%

73%

Bron: Loopbaanmonitor Ecorys

Peildatum:

Cohort 2005

Peildatum:

Cohort 2007

Peildatum:

Cohort 2008

Peildatum:

Cohort 2009

Peildatum:

Cohort 2009

2.

Ziekteverzuimpercentage

     
 

primair onderwijs

5,9%

6,1%

6,1%

≤ 5,9%

6,1%

 

speciaal onderwijs

6,3%

6,8%

6,7%

≤ 6,3%

6,7%

 

voortgezet onderwijs

5,0%

5,1%

5,0%

≤ 5,0%

5,1%

 

beroepsonderwijs en volwasseneducatie

5,8%

5,7%

5,8%

≤ 5,8%

5,8%

Bron: Regioplan Beleidsonderzoek, VO-raad en Arboservicepunt BVE

Peildatum:

2006

Peildatum:

2007

Peildatum:

2008

Peildatum:

2009

Peildatum:

2009

Toelichting:

  • 1. Het percentage aandeel afgestudeerden aan de lerarenopleiding met een baan (≥ 12 uur) in het onderwijs, een half jaar na afstuderen, is in het primair onderwijs ten opzichte van voorgaand jaar stabiel gebleven. In het voortgezet onderwijs (inclusief ULO’s ) is het licht gedaald.

  • 2. In 2007 is het ziekteverzuimpercentage in het speciaal onderwijs ten opzichte van het basisjaar 2006 licht gestegen, maar daarna is het stabiel gebleven; de overige sectoren zijn redelijk stabiel gebleven ten opzichte van het basisjaar 2006 (zie ook Nota Werken in Onderwijs 2011).

9.3.2. Versterken van de positie van leraren en zorgen voor personeel van voldoende kwaliteit

Doelbereiking

De leraar bepaalt de kwaliteit van het onderwijs. Om de leraar in staat te stellen voldoende kwaliteit te leveren, is het van groot belang dat de opleiding en scholing van docenten van voldoende kwaliteit zijn. Ook in 2010 is hier stevig in geïnvesteerd. Zo is een groot aantal kennisbases voor de HBO lerarenopleidingen gereed gekomen en zijn opleidingen begonnen met de implementatie hiervan. In 2010 is de tweede tranche van het project «Eerst de Klas» van start gegaan. Verder werken scholen en lerarenopleidingen in samenwerkingsverbanden aan projecten op het gebied van excellentie bij het opleiden van leraren en/of het beroep van leraar. In 2010 hebben daarnaast 6 700 leraren een lerarenbeurs ontvangen.

Lerarenbeurs voor scholing/zij-instroom

Instrumenten

Op grond van de Regeling lerarenbeurs voor scholing (Staatscourant 18 mei 2009, nr. 90) kunnen leraren in het po, vo, mbo en hbo een opleiding volgen om hun kwalificatieniveau te verhogen, zich breder te kwalificeren of zich te specialiseren. De beurs vergoedt zowel opleidingskosten als vervangingskosten in verband met studieverlof. In 2010 zijn 8 300 aanvragen ingediend. Hiervan hebben er 6 700 geleid tot de toekenning van een lerarenbeurs, waarvan tweederde voor een bachelor- of masteropleiding en eenderde voor een korte opleiding (< 1 jaar). Ruim 80% van de beurzen is toegekend aan leerkrachten in het po en vo. In 2010 is totaal ruim € 61 miljoen aan beurzen verstrekt. Vanaf de start zijn er inmiddels bijna 19 000 lerarenbeurzen toegekend.

Vanaf 2009 voorziet de regeling ook in een subsidie voor de bekostiging van zij-instroomtrajecten in het vo en het mbo. In 2010 zijn 538 subsidies (€ 10,2 miljoen) voor zij-instroom toegekend. In totaal zijn er nu ruim 950 zij-instroomtrajecten gestart.

Opleiden in de school

Onderwijspersoneel wordt steeds vaker opgeleid binnen de school of instelling. Het gaat daarbij om studenten van de lerarenopleidingen die via een duaal traject werken en leren, onderwijsassistenten die mede in de school worden opgeleid tot leraar, zij-instromers in het beroep enzovoorts. Een aantal scholen voorziet met opleiden in de school in meer dan de eigen personeelsbehoefte. Zij hebben partnerschappen gevormd met lerarenopleidingen en worden opleidingsscholen genoemd. Binnen de opleidingsscholen wordt een onderscheid gemaakt tussen reguliere en academische opleidingsscholen. De academische opleidingsscholen verbinden het opleiden in de school met schoolontwikkeling, innovatie en onderzoek. Vanaf het schooljaar 2009/2010 is het opleiden in de school structureel geregeld via de regeling tegemoetkoming kosten opleidingsschool (Staatscourant 13 mei 2009, nummer 87). 56 scholen zijn hiervoor geselecteerd. Zij zijn beoordeeld door de NVAO en voldoen aan de gestelde voorwaarden, op basis waarvan zij in 2010 € 12,3 miljoen aan bekostiging hebben ontvangen. Het streven om het aantal studenten, dat jaarlijks wordt opgeleid te verdubbelen van 4 000 naar 8 000 in 2011, is in 2010 al bijna gerealiseerd (7 801). Voor de academische opleidingsscholen is meer tijd nodig om inzicht te krijgen in aanvullende kwaliteitscriteria en randvoorwaarden en in de extra kosten. Na een kwalitatieve beoordeling zijn 23 scholen in de gelegenheid gesteld deze extra inspanning te leveren met de regeling verdiepingsslag academische opleidingsscholen 2009–2011 (Staatscourant 13 mei 2009, nummer 87). In 2010 ging het om een bedrag van € 1,6 miljoen.

Kennisbases/toetsen door lerarenopleidingen

Lerarenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs werken in het project «Werken Aan Kwaliteit» samen om kennisbases vast te stellen en in aansluiting daarop kennistoetsen te ontwikkelen en gebruiken. Eind 2009 waren de kennisbases voor rekenen/wiskunde en taal op de Pabo gereed, alsmede de kennisbases voor de algemene vakken voor de lerarenopleidingen vo/bve. In 2010 is verder gewerkt aan ontwikkeling van toetsen voor al die vakken.

Verder hebben de lerarenopleidingen gezamenlijk gewerkt aan ontwikkeling van kennisbases voor de overige vakken in (de opleiding voor leraren in het) basisonderwijs en de opleidingen voor leraren voortgezet onderwijs op tweedegraads niveau en voor alle vakken op eerstegraads niveau. Begin 2011 zullen die kennisbases gereed zijn.

Educatieve minor

Per 1 september 2009 is de «educatieve minor» geïntroduceerd in het wetenschappelijk onderwijs. Deze leidt binnen de vakbachelor tot een nieuwe bevoegdheid voor de theoretische leerweg in het vmbo en voor de eerste drie jaren van het havo en het vwo. Het streven is bachelorstudenten aan de universiteit al vroeg te interesseren voor het leraarschap, en zo hoger opgeleide leraren voor het onderwijs te winnen en de kwaliteit van het onderwijs verder te versterken. De wijziging van de WVO om een onderwijsbevoegdheid te kunnen verlenen aan diegenen die met goed gevolg een vakbachelor hebben afgerond met daarbinnen een educatieve minor is per 1 augustus 2010 in werking getreden. Vooruitlopend op deze wetswijziging zijn in het studiejaar 2009–2010 zo'n 275 studenten gestart met een educatieve minor. Per studiejaar 2010–2011 is het aantal bacheloropleidingen waarbinnen een educatieve minor kan worden gevolgd uitgebreid. Bij aanvang van dat studiejaar zijn 330 studenten gestart met een educatieve minor.

Experiment «Eerst de Klas»

«Eerst de klas» draagt bij aan de verhoging van de kwaliteit van het leraarsberoep door het aantrekken van excellente academici. Het is een gezamenlijk initiatief van het onderwijs, het bedrijfsleven en de overheid. De partijen dragen zorg voor een programma van twee jaar voor excellente academici (maximaal twee jaar afgestudeerd). Zij krijgen de kans om hun carrière te starten op een school voor voortgezet onderwijs. In het eerste jaar staan zij drie en in het tweede jaar vier dagen per week voor de klas. Zij worden opgeleid tot eerste graads docent en participeren één dag per week in een leiderschapsprogramma. Het project is opgezet als een pilot bestaande uit verschillende tranches. De 19 deelnemers uit tranche I, die in november 2009 zijn begonnen, hebben het eerste jaar met goed gevolg afgerond. In augustus 2010 zijn 16 deelnemers gestart in tranche II. De pilot is in het najaar van 2010 geëvalueerd. De belangrijkste bevindingen zijn dat 70% van de betrokken partijen het project als goed beoordeelt. Het project heeft een toegevoegde waarde voor de onderwijsarbeidsmarkt. Deelnemers zouden zonder het project niet in aanraking zijn gekomen met het leraarsberoep. De strenge selectieprocedure leidt tot een sterke groep deelnemers met veel potentie. Het bedrijfsleven is zeer positief over van het project; het aantal deelnemende bedrijven is inmiddels verdubbeld. Uit de evaluatie komt ook aantal verbeterpunten naar voren. Deze worden meegenomen in tranche III.

Projecten op het gebied van excellentie bij het opleiden van leraren en/of het beroep van leraar

Vanuit de kwaliteitsagenda «Krachtig Meesterschap» zijn tot en met 2012 middelen beschikbaar (2010 € 7,8 miljoen) om excellentie bij (het opleiden van) leraren te stimuleren. Voor dit doel konden samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen en scholen voor po, vo en mbo projectvoorstellen indienen. Een commissie heeft deze voorstellen beoordeeld en de Staatssecretaris geadviseerd over de toekenning van subsidies. In 2010 was de tweede mogelijkheid subsidie aan te vragen. Van de 74 projectvoorstellen zijn er 25 gehonoreerd. In 2009 waren al 16 projecten gehonoreerd.

Professionele ruimte van de leraar

Het kabinet heeft in mei 2010 het wetvoorstel ter versterking van de positie van de leraar bij de Tweede Kamer ingediend (kamerstuk 32 396, nr. 2). De schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel is gestart. De nota naar aanleiding van het verslag is in november 2010 door de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer toegezonden (kamerstuk 32 396, nr. 7).

«Innovatie Impuls Onderwijs (IIO)»

Het kabinet heeft FES-middelen (€ 20 miljoen) toegekend aan de Innovatie Impuls Onderwijs (IIO). Vijf kansrijke innovatieconcepten zijn in 2010 uitgewerkt in projectplannen. De experimenten starten vanaf januari 2011. De looptijd is maximaal vier jaar. Er zijn in totaal 158 experimentscholen, afkomstig uit po en vo. Gedurende de looptijd van de experimenten wordt het effect van de innovatieve maatregelen op de arbeidsproductiviteit op zuiver wetenschappelijke wijze onderzocht. Zogenoemde Bendecafe’s (inspirerende bijeenkomsten) en Vliegende Brigades (team van scholen bezoekt andere scholen om te adviseren over innovatieve oplossingen) zijn ingericht om kennis over innovatieve ontwikkelingen en IIO te delen en het urgentiegevoel over het toekomstige tekort aan leraren te vergroten. Een website is sinds 2009 in de lucht met informatie over IIO en aanverwante zaken.

Onderzoek naar teambeloning in het onderwijs

Op grond van het Actieplan LeerKracht van Nederland zijn mogelijkheden onderzocht voor het starten van experimenten naar teambeloning in het onderwijs. Met de opzet van experimenten in het po, vo en mbo, met een looptijd van enkele jaren, kan worden nagegaan of teambeloning ook in de Nederlandse context bijdraagt aan het beter functioneren van teams en in het verlengde daarvan tot verbeteringen in het onderwijsproces. De basis voor het opstarten van experimenten (in iedere sector één) is gelegd.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 9.4 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie

Streefwaarde

Realisatie

1.

Lerarenopleiding

    
 

Oordeel NVAO over kwaliteit Pabo’s en lerarenopleidingen vo/bve

zie toelichting

 

zie toelichting

zie toelichting

 

(afstudeer) rendement

    
  

-

uitval Pabo’s na 1 jaar

21%

 

< 21%

18%

  

-

rendement Pabo’s na 5 jaar

65%

 

≥65%

62%

  

-

uitval lerarenopleidingen vo/bve na 1 jaar

19%

 

≤ 19%

17%

  

-

rendement lerarenopleidingen na 5 jaar

51%

 

≥ 51%

49%

Bron: NVAO en HBO-raad

Peildatum: 2008

 

Peildatum: 2009

Peildatum: 2009

2.

Tevredenheid ouders over kwaliteit leraren

    
 

primair onderwijs

7,7

7,7

≥ 7,7

7,7

 

voortgezet onderwijs

7,1

7,1

≥ 7,1

7,1

Bron: Onderwijsmeter

Peildatum: 2006

Peildatum: 2008

Peildatum: 2010

Peildatum: 2010

Toelichting:

  • 1. Voor het meten van de kwaliteit van de lerarenopleidingen (pabo’s en lerarenopleidingen vo/bve) is het oordeel van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) het belangrijkste instrument. Eenmaal per zes jaar wordt een dergelijke beoordeling uitgevoerd. Jaarlijks wordt dit aangevuld met het (afstudeer) rendement na respectievelijk 1 en 5 jaar.

    • a) Oordeel NVAO over kwaliteit: het stelsel voor kwaliteitszorg hoger onderwijs voorziet erin dat opleidingen elke 6 jaar worden onderworpen aan een beoordeling van de kwaliteit voor visiterende en beoordelende instanties (VBI’s). Op basis van deze beoordeling verleent de NVAO al dan niet een accreditatie aan opleidingen. Het oordeel van de NVAO over de pabo’s is in 2009 afgerond, die over de lerarenopleidingen vo/bve inmiddels ook. Op basis hiervan zijn alle opleidingen geaccrediteerd.

    • b) (Afstudeer) Rendement: jaarlijks wordt het rendement vastgesteld voor de pabo’s en de lerarenopleidingen vo/bve. Hiervoor wordt het uitvalcijfer 1 jaar en het rendementscijfer vijf jaar na begin van de opleiding gehanteerd.

  • 2. Ouders beoordelen eens in de twee jaar de kwaliteit van de leraar van hun kind met een rapportcijfer. Het is de ambitie om de waardering 2006 ten minste te behouden.

9.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Tabel 9.5 Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Actieplan LeerKracht

AD

2008

2012

Zie toelichting 1

Effectenonderzoek ex post

Niet van toepassing

    

Overig evaluatieonderzoek

Loopbaanmonitor

OD 9.3.1

2009

2010

Zie toelichting 2

 

Onderwijsarbeidsmarktraming

OD 9.3.1

2008

2010

Zie toelichting 2

 

Arbeidsmarktbarometers primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

OD 9.3.1

2009

2010

Zie toelichting 2

 

Integrale Personeelstelling voortgezet onderwijs

OD 9.3.2

2010

2010

Zie toelichting 2

 

Tussenmeting versterking functiemix

OD 9.3.1

2009

2010

Zie toelichting 2

 

Ziekteverzuim- en vervangingsonderzoek

OD 9.3.1

2010

2010

Zie toelichting 2

 

Evaluatie wet BIO

OD 9.3.2

2009

2011

Zie toelichting 3

Toelichting:

  • 1. Over de wijze van monitoren van de doelstellingen en resultaten uit het actieplan «LeerKracht van Nederland» is met de Tweede Kamer afgesproken tweemaal per jaar te rapporteren. Enerzijds door een voortgangsbrief in het voorjaar en anderzijds door een jaarrapportage via de Nota Werken in het Onderwijs (WIO), die op Prinsjesdag wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit gebeurt ondermeer in de vorm van indicatoren. Hiervoor geldt dat, naast de stand, ook de ontwikkeling wordt weergegeven en in hoeverre de realisatie in lijn is met het afgesproken pad. In de Nota WIO 2013 (die met de ontwerpbegroting 2013 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden) wordt een eerste beleidsdoorlichting op het actieplan «LeerKracht van Nederland» opgenomen.

  • 2. De aan de Nota WIO ten grondslag liggende eindrapportages worden gepubliceerd in de reeks Beleidsonderzoek Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid Onderwijs en op de internetsite van de Rijksoverheid.

  • 3. Het betreffende onderzoek is begin 2011 afgerond.

Licence