24.1 Algemene doelstelling: kinderopvang zorgt ervoor dat ouders beter arbeid en zorg kunnen combineren en draagt er toe bij dat kinderen zich goed kunnen ontwikkelen. Voor de kinderen van 0 tot 4 jaar biedt kinderopvang de mogelijkheid beter toegerust te beginnen aan het primair onderwijs
Het beleidsterrein kinderopvang was in de begroting 2010 opgenomen in de ontwerpbegroting van het ministerie van OCW. Bij de overgang van het beleidsterrein van OCW naar SZW op 14 oktober 2010 is overeengekomen dat OCW de verantwoording van het kinderopvangbeleid over het gehéle jaar 2010 in het jaarverslag 2010 van OCW zou opnemen. Omdat dit artikel als enig onderwerp de Wet kinderopvang heeft is het te beschouwen als het verslag over de werking van de Wet kinderopvang.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Kinderopvang zorgt ervoor dat ouders arbeid en zorg beter kunnen combineren, zodat ouders die dat willen dat ook feitelijk kunnen. Om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te garanderen biedt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Staatsblad 2004, 455) werkende ouders een recht op een inkomensafhankelijke bijdrage: de kinderopvangtoeslag. Daarnaast is kinderopvang van goede kwaliteit van groot belang, zodat ouders hun kind met een gerust hart naar de kinderopvang kunnen laten gaan. De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen garandeert een goed kwaliteitsniveau. Kwalitatief goede kinderopvang zorgt er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.
Externe factoren
Behalen van deze doelstelling hangt af van:
• het adequaat functioneren van de markt voor de kinderopvang;
• cultuuraspecten, waaronder het vertrouwen dat ouders hebben in de kwaliteit van de kinderopvang;
• conjuncturele ontwikkelingen.
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Realisatie 2007 | Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | ||
---|---|---|---|---|---|
1. | Percentage kinderen van 0 tot 4 jaar met kinderopvangtoeslag. | 45 | 56 | 61 | 61 |
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW | |||||
2. | Percentage kinderen van 4 tot 12 jaar met kinderopvangtoeslag | 14 | 19 | 22 | 23 |
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW | |||||
3. | Percentage huishoudens, waarvan het jongste kind in de leeftijd van 0 tot 3 jaar is, waarbij beide ouders of in geval van eenoudergezin de ouder werk(t)en. (ten minste 12 uur per week) | 66 | 69 | 70 | 69 2 |
Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking (EBB), 2001–2008 | |||||
4. | Percentage huishoudens, waarvan het jongste kind in de leeftijd van 4 tot 11 jaar is, waarbij beide ouders of in geval van eenoudergezin de ouder werk(t)en. (ten minste 12 uur per week) | 63 | 67 | 66 | 66 |
Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking (EBB), 2008–2011 |
Toelichting:
1. en 2. Deze cijfers geven een beeld van het percentage kinderen met kinderopvangtoeslag, uitgesplitst naar de leeftijdscategorie 0–4 jaar en 4–12 jaar. In beide leeftijdscategorieën is het percentage kinderen met kinderopvangtoeslag bijna gelijk gebleven. Omdat een deel van de ouders pas na afloop van het toeslagjaar de toeslag aanvraagt, kunnen de cijfers afwijken van die in voorgaande jaarverslagen en begrotingen.
3. en 4. Deze cijfers geven weer in hoeveel huishoudens met jonge kinderen beide ouders, of in geval van een eenoudergezin de ouder, voor meer dan 12 uur per week werkzaam zijn. Vanaf 2008, mogelijk mede onder invloed van de economische crisis, heeft dit percentage zich gestabiliseerd.
24.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2010 | 2010 | ||
Verplichtingen | 937 955 | 2 065 688 | 2 889 428 | 3 075 884 | 3 328 333 1 | 2 707 939 | 620 394 | |
Waarvan garantieverplichtingen | ||||||||
Totale uitgaven | 931 114 | 2 064 191 | 2 838 111 | 3 078 792 | 3 352 816 | 2 707 939 | 644 877 | |
Programma-uitgaven | 931 114 | 2 064 191 | 2 837 679 | 3 078 792 | 3 352 816 | 2 707 939 | 644 877 | |
Kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders | 921 060 | 2 057 621 | 2 825 148 | 3 034 610 | 3 312 636 | 2 612 385 | 700 251 | |
• | Kinderopvangtoeslag | 921 060 | 2 057 621 | 2 825 148 | 3 034 610 | 3 312 636 | 2 612 385 | 700 251 |
Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen en ouders | 8 815 | 5 507 | 11 849 | 36 550 | 35 912 | 51 439 | – 15 527 | |
• | Subsidies | 8 815 | 5 507 | 11 849 | 10 866 | 2 318 | 9 712 | – 7 394 |
• | Kwaliteit en opleidingen | 0 | 22 100 | 31 488 | 33 663 | – 2 175 | ||
• | Taskforce wachtlijsten | 0 | 3 584 | 2 106 | 8 064 | – 5 958 | ||
Harmonisatie regelgeving kinderopvang en peuterspeelzalen om alle kinderen te bereiken die VVE nodig hebben | 0 | 0 | 0 | 7 225 | 1 506 | 44 097 | – 42 591 | |
• | Harmonisatie kinderopvang, peuterspeelzalen, VVE | 7 225 | 1 506 | 44 097 | – 42 591 | |||
Programmakosten overig | 1 239 | 1 063 | 682 | 407 | 2 762 | 18 | 2 744 | |
• | Onderzoek | 1 239 | 1 063 | 682 | 407 | |||
• | Baten-lastendienst DUO | 2 762 | 18 | 2 744 | ||||
Apparaatsuitgaven | 0 | 0 | 432 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten | 71 300 | 517 441 | 735 977 | 802 325 | 1 106 094 | 747 736 | 358 358 |
Toelichting:
De uitgaven voor dit artikel zijn in 2010 ca. € 644,9 miljoen hoger dan geraamd. De ontvangsten bedragen € 1 106,1 miljoen, € 358,4 miljoen meer dan begroot.
Kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders
De uitgaven en verplichtingenbeperkingen voor de kinderopvangtoeslag zijn in 2010 ca. € 700,3 miljoen hoger dan geraamd. Dit verschil heeft voor € 351,7 miljoen een technische oorzaak: met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 worden terugontvangsten bij de afrekening van de kinderopvangtoeslag geheel als ontvangst geboekt, terwijl deze eerder deels in mindering op de uitgaven kwamen. De resterende overschrijding wordt voornamelijk veroorzaakt door een lager dan verwachte besparing door de maatregelen in de gastouderopvang. Daarnaast heeft de groei van het gebruik in kinderdagcentra en buitenschoolse opvang ook in 2010 doorgezet, mede door een lagere dan verwachte besparing als gevolg van de verlaging van de kinderopvangtoeslag-tabel per 1 januari 2009. In de slotwet heeft nog een verplichtingenmutatie plaatsgevonden van € 230,7 miljoen betreffende een technische wijziging van de toeslagverrekening bij de Belastingdienst. Deze wijziging heeft geen beleidsmatige of budgettaire gevolgen.
Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen
In de begrotingsuitvoering is € 38,2 miljoen toegevoegd aan het budget. Hiervan is € 30,8 miljoen ingezet voor hogere uitgaven op dit beleidsbudget. Ook is € 13,9 miljoen ingezet voor het tekort op de kinderopvangtoeslag. Het resterende tekort van € 6,5 miljoen wordt gedekt uit het positieve saldo op 24.3.
• Subsidies
Aan het budget voor subsidies van € 9,7 miljoen is € 4 miljoen toegevoegd uit de onderuitputting 2009. Aan het gemeentefonds is € 10 miljoen overgeboekt voor de extra kosten voor toezicht in verband met de wijzigingen gastouderopvang per 1 januari 2010. Er is aan subsidies kinderopvang, gericht op kwaliteitsverbetering van de kinderopvang en aan subsidies voor branche-organisaties, € 2,3 miljoen uitgegeven. Tenslotte is € 0,5 miljoen ingezet voor het tekort op de kinderopvangtoeslag. Er is een bedrag van € 0,9 miljoen niet tot besteding gekomen.
• Kwaliteit en opleidingen
Er is € 31 miljoen aan het budget voor kwaliteit en opleidingen (€ 33,6 miljoen) toegevoegd voor hogere kosten voor de ontwikkeling en de bouw van het Landelijk Register Kinderopvang en de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte en de hogere opleidingskosten van gastouders. Daarnaast is aan het budget € 3,2 miljoen toegevoegd aan onderuitputting 2009. Voor de opleidingskosten van gastouders is € 25,3 miljoen overgeboekt aan het beleidsterrein van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Voor hogere uitvoeringskosten in verband met de bouw van het GIR is aan de Belastingdienst € 2,5 miljoen overgeboekt. Voor de uitvoering van de regeling tussenschoolse opvang is € 4 miljoen overgeboekt naar het beleidsterrein Primair Onderwijs. Een bedrag van € 13,4 miljoen is ingezet voor de overschrijding van de kinderopvangtoeslag. Bij Voorjaarsnota 2011 zal worden besloten over het doorschuiven van € 1,6 miljoen naar 2011 voor overlopende verplichtingen. Het resterende tekort van € 10,5 miljoen wordt gedekt door het positieve saldo bij wachtlijsten en harmonisatie.
• Taskforce wachtlijsten
Van het budget voor wachtlijsten van € 8 miljoen is € 2,7 miljoen overgeboekt aan het gemeentefonds en € 0,2 miljoen aan het Netwerkbureau Kinderopvang voor de aanpak van de wachtlijsten. Daarnaast is € 2,1 miljoen uitgegeven aan de regeling buitenschoolse opvang, die tot doel heeft de wachtlijsten in de buitenschoolse opvang te verminderen. Er is € 3 miljoen niet tot besteding gekomen.
Harmonisatie regelgeving kinderopvang en peuterspeelzalen om alle kinderen te bereiken die VVE nodig hebben
Aan het budget voor harmonisatie van € 44 miljoen is uit de onderuitputting 2009 € 7 miljoen toegevoegd, en vanuit het beleidsterrein voor primair onderwijs is € 0,2 miljoen teruggeboekt voor NWO-onderzoek naar VVE. Voor kwaliteitsverbetering van peuterspeelzalen is € 35 miljoen overgeboekt aan het gemeentefonds. Voor voor-en vroegschoolse educatie is € 2,1 miljoen aan het gemeentefonds overgeboekt en € 0,7 miljoen aan het beleidsterrein voor primair onderwijs. Aan de Inspectie voor het Onderwijs is € 0,3 miljoen overgeboekt voor het toezicht op peuterspeelzaalwerk. Een bedrag van € 1,5 miljoen is uitgegeven aan subsidies gericht op harmonisatie. Van het resterende budget van € 11,7 miljoen is € 9,2 miljoen ingezet voor de tekorten op 24.2 (Kwaliteit en opleidingen) en overige programmakosten. Bij Voorjaarsnota 2011 zal worden besloten over het doorschuiven van € 2,3 miljoen.
Overige programmakosten
Aan overige programmakosten is € 2,7 miljoen meer uitgegeven dan begroot, voor de uitvoeringskosten van DUO voor het beheer en onderhoud van de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte en het Landelijk Register Kinderopvang.
Ontvangsten
De ontvangsten kinderopvang betreffen voor € 401,4 miljoen terugontvangsten van de Belastingdienst van kinderopvangtoeslagen over eerdere jaren. Dit is € 351,7 miljoen meer dan het budget in de begroting 2010. Dit verschil wordt grotendeels veroorzaakt door een wijziging in de verantwoordingsmethodiek.
Aan werkgeversbijdragen is € 704,7 miljoen ontvangen, € 6,7 meer dan begroot. Een bedrag van € 0,1 miljoen heeft betrekking op afrekening van projecten. In totaal is dus € 358,4 meer ontvangen dan begroot.
24.3 Operationele beleidsdoelstelling
24.3.1 Kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders
Doelbereiking
Ouders met jonge kinderen zouden geen financiële belemmeringen moeten ervaren om gebruik te maken van kinderopvang. Met herziening van het stelsel per 1 januari 2010 m.b.t. de gastouderopvang is betere budgettaire beheersing bereikt en is het stelsel minder fraudegevoelig.
De financiële toegankelijkheid van de kinderopvang is voor alle inkomensgroepen gewaarborgd gebleven.
Toelichting:
De herziening van het stelsel hield in dat gastouders nu moeten voldoen aan deskundigheidseisen en worden alle voorzieningen voor gastouderopvang die aan de wettelijke eisen voldoen opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang. Ook moet de betaling van ouders aan gastouders verlopen via het gastouderbureau en gelden strengere eisen aan de administratie van het bureau. Deze wijzigingen moeten de GGD en de Belastingdienst in staat stellen om respectievelijk beter te kunnen controleren of de opvang van voldoende kwaliteit is en of kinderopvangtoeslag rechtmatig is ontvangen.
Deze nieuwe regels zijn in het overgangsjaar 2010 geïmplementeerd. Tussentijds zijn nog enkele regels gewijzigd naar aanleiding van vier moties die de Tweede Kamer op 1 juli 2010 heeft aangenomen, te weten:
• het schrappen van de terugbetalingsplicht over 2010 (Kamerstuk 31 874, nr. 74);
• het uiterlijk voor het einde van 2010 loslaten van de eenlocatie-eis (Kamerstuk 31 874, nr. 72);
• het herzien van de diplomalijst (Kamerstuk 31 874, nr. 73);
• de prioritering van het toezicht op locatie (Kamerstuk, 31 874, nr. 75).
Een onderdeel van de nieuwe regels is dat een ouder pas recht heeft op kinderopvangtoeslag als de gastouder en het gastouderbureau staan geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang. Het register is in 2010 gevuld. Per 31 december 2010 zijn er circa 50 000 gastouders en circa 700 gastouderbureaus geregistreerd.
Eind 2011 ontvangt de Tweede Kamer een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de wetswijziging.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
---|---|---|---|---|
1. het aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvang | 392 000 | 478 000 | 518 000 | 533 000 |
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerkingen SZW | ||||
2. Het aantal huishoudens met een inkomen tot anderhalf modaal dat gebruik maakt van kinderopvang | 167 000 | 227 000 | 224 000 | 224 000 |
Bron: Belastingdienst Toeslagen, bewerkingen SZW |
Toelichting:
De financiële toegankelijkheid van de kinderopvang voor de ouders wordt gemonitord aan de hand van kengetallen. Uit de cijfers blijkt dat het aantal huishoudens met een inkomen tot anderhalf modaal dat gebruik maakt van kinderopvang gelijk is gebleven. Het aantal huishoudens in 2008 is geactualiseerd ten opzichte van het jaarverslag 2009.
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
---|---|---|---|---|
Gemiddelde uurprijs | € 5,70 | € 5,84 | € 5,95 | € 6,05 |
Ouderbijdrage eerste kind per uur | ||||
130% van het wettelijk minimumloon | € 0,32 | € 0,33 | € 0,43 | € 0,44 |
1,5 x modaal | € 0,89 | € 0,91 | € 1,20 | € 1,22 |
3x modaal | € 2,93 | € 2,53 | € 3,33 | € 3,27 |
Bron: Beleidsinformatie Belastingdienst, bewerkingen SZW | ||||
Ouderbijdrage volgend kind per uur | ||||
130% van het wettelijk minimumloon | € 0,21 | € 0,21 | € 0,21 | € 0,22 |
1,5 x modaal | € 0,30 | € 0,31 | € 0,32 | € 0,32 |
3 x modaal | € 0,49 | € 0,51 | € 0,52 | € 0,52 |
Bron: Beleidsinformatie Belastingdienst, bewerkingen SZW |
Toelichting:
In tabel 24.4 staan de kosten van kinderopvang per uur voor ouders bij drie verschillende inkomensklassen, en de werkelijk gemiddelde uurprijs. Het modaal inkomen kan per jaar wijzigen. Hierdoor kan het daaraan gekoppeld toeslagpercentage enigszins wijzigen en daarmee ook de ouderbijdrage.
24.3.2 Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen en ouders
Doelbereiking
Voor ouders is de kwaliteit van kinderopvang een belangrijke factor bij de afweging om hiervan gebruik te maken. Ouders moeten met een gerust hart hun kinderen aan de kinderopvang kunnen toevertrouwen. Eerstverantwoordelijke voor de kwaliteit is de sector zelf. Het stellen van kwaliteitseisen en het toezicht op de naleving hiervan (inclusief handhaving) is een taak van de overheid.
In 2010 zijn verdere stappen ondernomen naar het beter waarborgen van de kwaliteit van de kinderopvang. Enerzijds heeft de branche actie ondernomen (deels door de overheid gesubsidieerd). Op nationaal niveau is het Landelijk Register kinderopvang opgezet, waardoor er beter toezicht kan worden gehouden. Decentraal is het aantal inspecties door GGD’en en gemeenten verhoogd. Bovendien zijn door een wijziging van de Wet kinderopvang de deskundigheidseisen van de gastouders vastgelegd.
Toelichting:
• Toezicht op kinderopvang
Op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Het toezicht wordt feitelijk uitgevoerd door de GGD. De GGD’en voeren dit toezicht uniform uit op basis van landelijke gestandaardiseerde toetsingskaders met concrete toetsingscriteria, waarin de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de normen uit de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang zijn overgenomen en geconcretiseerd. Om de effectiviteit van het toezicht te versterken, is GGD Nederland sinds september 2009 begonnen met de invoering van risicogestuurd toezicht bij kindercentra, «minder waar mogelijk, meer waar nodig» en zoveel mogelijk onaangekondigd.
Vanaf 1 januari 2010 houdt de GGD waar het gastouderopvang betreft niet alleen toezicht op het gastouderbureau, maar ook op de kwaliteit van de opvang bij de gastouder. Dat betekent een uitbreiding van de toezichtstaak van de GGD. Voor dit doel worden er in 2010 en 2011 extra middelen toegevoegd aan het Gemeentefonds. De Inspectie van het Onderwijs ziet namens de minister toe op de wijze waarop gemeenten het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en de handhaving uitvoeren. Over de wijze van vormgeving van het toezicht en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang vanaf het jaar 2012, wordt overleg gevoerd met zowel de convenantpartijen als met de VNG, GGD Nederland en de Inspectie van het Onderwijs.
• Kwaliteit personeel en opleidingen
De Wet kinderopvang stelt eisen aan de aanbieders van kinderopvang zodat sprake is van verantwoorde kinderopvang, die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Om de algemene eisen van de wet te concretiseren zijn er landelijke normen ontwikkeld door de vertegenwoordigers van ouders en ondernemers in de kinderopvang. Deze normen worden door het kabinet overgenomen in beleidsregels en in toetsingskaders voor het gemeentelijke toezicht. Hiermee wordt een basiskwaliteit van de kinderopvang gegarandeerd.
De deskundigheid van de pedagogisch medewerkers («leidsters»), de groepsgrootte en de leidster/kind-ratio zijn bepalende factoren voor de kwaliteit van de kinderopvang. Het voornemen was om in 2010 de normering en berekeningswijze van de leidster-kind-ratio opnieuw vast te stellen. In 2011 wordt dit afgerond. In 2010 is via het programma «Excellente kinderopvang» van het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) de kwaliteit van medewerkers in de kinderopvang verbeterd. BKK ontving voor de jaren 2009 tot en met 2012, in totaal € 40 miljoen subsidie om gericht te werken aan de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers.
Om de gastouderopvang te professionaliseren zijn deskundigheidseisen gesteld aan gastouders. Deze eisen zijn gericht op het bieden van voldoende zorg (MBO 2 helpende welzijn) en het creëren van een veilige omgeving (EHBO, hygiëne, signalering kindermishandeling). Gastouders kunnen daarvoor twee routes volgen: de examinering-route of de EVC-route. Ook het hebben van het diploma EHBO voor kinderen is een vereiste. Om bestaande gastouders de kans te geven zich als professionele gastouder te kwalificeren, konden zij een beroep doen op een subsidie om het certificaat goed gastouderschap te behalen.
• Landelijk register
Per 1 januari 2010 is er één centraal register in plaats van de 445 gemeentelijke registers. GGD en gemeenten zijn daardoor beter in staat toezicht te houden en de Belastingdienst gebruikt het systeem vanaf 2011 als basis voor de toekenning van kinderopvangtoeslag. Ook de gastouderopvang is opgenomen in dit register. Ouders kunnen dit register raadplegen om te bezien of voor de opvang waarvan zij gebruik (willen gaan) maken recht op een toeslag van de overheid bestaat.
• Wachtlijsten
Het kabinet stimuleert het initiëren van capaciteitsuitbreiding in de kinderopvang. De maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van taskforce wachtlijsten worden voortgezet. Zo zal het Netwerkbureau kinderopvang verschillende activiteiten ontplooien om binnen de driehoek kinderopvang, scholen en gemeenten uitbreiding in de kinderopvang te realiseren.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Realisatie2007 | Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | |
---|---|---|---|
Dagopvang | 76% | 75% | 80% |
Buitenschoolse opvang | 71% | 75% | 79% |
Gastouderbureaus | 65% | 76% | 78% |
Totaal | 73% | 75% | 80% |
Bron: Inspectie van het Onderwijs, Alle ontvangen gemeentelijke verslagen toezicht en handhaving kinderopvang over het verslagjaar 2009 en 2008. Gemeenten leveren dit aan gemeenteraad en minister (IvhO) op basis van artikel 67, lid 1, Wk.
Toelichting:
Uit tabel 24.5 blijkt dat, ondanks de positieve trend, de wettelijke plicht om alle locaties jaarlijks te beoordelen (een score van 100%) niet is gehaald in 2009. Het aantal wettelijk verplicht uitgevoerde onderzoeken is ten opzichte van 2008 met ongeveer 1 400 gestegen tot 10 000 uitgevoerde onderzoeken in 2009.
Indicator | Realisatie 2008 | ||
---|---|---|---|
Score proceskwaliteit | 2,8 |
Bron: Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4 jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008, NCKO, mei 2009
Toelichting:
De score proceskwaliteit geeft de gemiddelde totaalscore aan bij 6 verschillende onderwerpen op een 7-puntsschaal, gemeten door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO). De 6 onderwerpen betreffen: ruimte/meubilering, individuele zorg, taal, activiteiten, interacties en programma. Het onderzoek van het NCKO gaat verder dan de kwaliteitseisen die in de Wet kinderopvang worden gesteld. Zodoende is er geen streefwaarde opgenomen. Deze periodieke evaluatie wordt niet jaarlijks gemeten.
24.3.3 Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen
Doelbereiking
Op 1 augustus 2010 is het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) in werking getreden. Met dit wetsvoorstel wordt ernaar gestreefd dat alle kinderen in Nederland in een voorziening voor peuterspeelwerk en kinderopvang kunnen rekenen op dezelfde kwaliteit en ontwikkelingskansen, zodat zij hun talenten kunnen ontwikkelen. Het doel is dat in 2011 alle kinderen die het nodig hebben voorschoolse educatie aangeboden krijgen. Die moet van goede kwaliteit zijn en financieel toegankelijk. Er komt een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen, waarin de kwaliteit wordt verbeterd zodat in alle voorzieningen voor jonge kinderen dezelfde uitgangspunten voor veiligheid en gezondheid van toepassing zijn, met behoud van het specifieke karakter van peuterspeelzalen als laagdrempelige buurtvoorziening. Het toezicht wordt eveneens zoveel mogelijk geharmoniseerd uitgevoerd. Gemeenten hebben een regierol bij de uitvoering. Momenteel wordt de wet geïmplementeerd.
Toelichting:
Vanaf 2010 is structureel € 35 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de kwaliteit van peuterspeelzalen. Het gaat daarbij vooral om het opleidingsniveau van de leidsters en de leidster/kind-ratio. In 2007 was de leidster/kind-ratio in peuterspeelzalen gemiddeld 1 op 9,2, maar met het wetsvoorstel OKE is een maximum van 1 op 8 afgesproken. Ook zitten er niet meer dan 16 kinderen in één groep en heeft minimaal 1 van de 2 leidster SPW3 niveau. De middelen worden aan het Gemeentefonds toegevoegd.
Voor harmonisatie van de financiering is vanaf 2009 structureel € 20 miljoen beschikbaar. Met dit budget kan de ouderbijdrage voor ouders, wier kind in de peuterspeelzaal gebruik maakt van voorschoolse educatie, op een gelijkwaardig niveau komen met de ouderbijdrage in de kinderopvang, indien ouders in de laagste inkomensklasse vallen. Dit budget is overgeboekt naar artikel 1 Primair Onderwijs. Uitvoering hiervan gebeurt door de gemeenten.
In het kader van de landelijke kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving bij de gemeenten en de GGD’en belegd. Hiervoor is structureel circa € 4 miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd.
Het ondersteuningstraject ten behoeve van het wetsvoorstel OKE is inmiddels afgerond. De bijeenkomsten hadden veel belangstelling, waaronder opvallend veel mensen uit de kinderopvang.
Wat het toezicht betreft: op gemeentelijk niveau houdt de GGD toezicht op de peuterspeelzalen aan de hand van het nieuwe landelijk kwaliteitskader. In 2011 gebeurt dit nog zonder Landelijk Register peuterspeelzalen en vanaf 2012 kan het toezicht plaatsvinden met landelijk register. Het instellen van toezicht en handhaving heeft vertraging opgelopen, dit betekent dat het tijdstip waarop de effecten van de kwaliteitsverbetering zichtbaar gemaakt kunnen worden, eveneens naar achteren verschuift. Betrokken partijen werken momenteel samen om toezicht en handhaving voor 2011 zo goed mogelijk in werking te stellen.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Tabel 24.7 Indicatoren Percentage doelgroepkinderen onder 2- en 3-jarigen aan wie een VVE-programma wordt aangeboden
Toelichting:
Voor de tabel en de toelichting wordt verwezen naar artikel 1 (primair onderwijs, tabel en toelichting 1.8).
24.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|---|
Overig evaluatieonderzoek | Trends peuterspeelzaalwerk | OD 3 | 2008 | 2010 | http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/01/18/de-samenwerking-tussen-voorschoolse-voorzieningen-in-het-kader-van-de-harmonisatie.html |
CBS-monitor Kinderopvang | OD 2 | 2009 | 2010 | CBS | |
Analyse uitvoerbaarheid en toetsbaarheid kwaliteitsnormen kinderopvang en buitenschoolse kinderopvang | OD 2 | 2009 | 2011 | In 2011 naar TK |