Algemene doelstelling
Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor de uitvoering van de in de Politiewet 1993 opgedragen politietaken door de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Het CKmar levert een bijdrage aan een veilige samenleving door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met een militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket. Het CKmar draagt, als onderdeel van de krijgsmacht, bij aan de taken die in de Grondwet zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Verder staan de taken van het CKmar vermeld in ondermeer de Politiewet 1993, de Vreemdelingenwet 2000, de Luchtvaartwet en de Paspoortwet. De beleidsverantwoordelijke ministers bepalen jaarlijks de wijze waarop de taken van het CKmar moeten worden uitgevoerd.
Het CKmar kan snel en flexibel inspelen op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers. De taken van het CKmar zijn van groot belang voor de Nederlandse samenleving en blijven dit ook in de toekomst.
Verantwoordelijkheid
De minister is als beheersverantwoordelijke voor het CKmar verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CKmar. De uitvoering heeft hij opgedragen aan de commandant van het CKmar.
Doelbereiking
Het CKmar heeft een bijdrage geleverd aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket.
Het CKmar is belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Daarnaast staan in artikel 6 van de Politiewet 1993 de specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn onder meer geregeld in het strafrecht en in de vreemdelingenwet en -regelgeving.
Het CKmar heeft haar taak uitgevoerd in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Het CKmar heeft snel en flexibel ingespeeld op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers.
Externe factoren
Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden of beperkingen van de industrie. De geoefendheid van de eenheden van het CKmar is afhankelijk van voldoende opleidings-, oefen- en trainingsmogelijkheden.
Commissie Evaluatie Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2010
De commissie-Vliegenthart heeft in februari 2009 geconstateerd dat Defensie met de uitvoering van het Beleidsplan de juiste weg is ingeslagen en dat veel is bereikt en verbeterd. De uitvoering van het proces is echter nog niet voltooid. In 2010 heeft het CKmar zich ingespannen de doelstellingen te bereiken en het proces tot een blijvend succes te maken. Het CKmar heeft zich hierbij in het bijzonder gericht op de thema’s leiderschap, werkdruk en zingeving, flexibiliteit en generalisme en personeel en organisatie. De commissie-Vliegenthart heeft in het najaar van 2010 de inspanningen en het effect hiervan opnieuw getoetst. Door de commissie is geconstateerd dat het CKmar zich verder heeft ontwikkeld langs de lijnen van het Beleidsplan Kmar 2010.
Werkdruk, werkbeleving en zingeving
De werkdruk bij het CKmar is evenwichtiger over de organisatie verdeeld door een herverdeling van het personeel en een meer flexibele personeelsinzet. De leidinggevenden besteden aandacht aan afwisseling van werkzaamheden voor het personeel. Een voorbeeld hiervan is dat een aantal oefeningen van de Mobiele Eenheid (ME) is vervangen door reële inzet met de politie. De lage werkdruk en zingeving bij de medewerkers die belast zijn met wacht- en bewakingstaken blijven echter een aandachtspunt. Met innovatieve oplossingen en investeringen in de loopbaan van het desbetreffende personeel maakt het CKmar het werk aantrekkelijker.
Leiderschap
Het CKmar blijft investeren in de kwaliteit van leiderschap en heeft structurele voorzieningen getroffen om de kwaliteit hiervan te waarborgen. Zo zijn bijvoorbeeld bevoegdheden en verantwoordelijkheden lager in de organisatie belegd en wordt hieraan in de organisatie voortdurend aandacht besteed.
Personeel en organisatie
Het CKmar heeft een nieuw loopbaanbeleid ontwikkeld. Dit wordt in een pilot voor heel Defensie getoetst. De rollen in het sturingsconcept ten aanzien van P&O zijn verduidelijkt. De kwaliteit van het P&O-beheer heeft voordurend de aandacht. Naast het sturen en fysiek vullen van de organisatie heeft de mens achter de getallen nadrukkelijk de aandacht.
Flexibiliteit en Generalisme
Een flexibele inzet in combinatie met een brede inzetbaarheid draagt bij aan een positieve werkbeleving en verbetert de resultaten van de werkzaamheden. Het CKmar heeft hiertoe verscheidene maatregelen genomen. Zo worden steeds meer generalistische teams ingezet waarin ervaren medewerkers van uiteenlopende disciplines elkaar ondersteunen. Voorts hebben brigades met een relatief eenzijdig werkaanbod afspraken gemaakt over het onderhouden van de basisvaardigheden door de medewerkers. De medewerkers ervaren generalisme over het algemeen als een verrijking van de taakuitvoering.
Interne en Externe aansturing
De aansturing is verbeterd door het opnieuw beleggen van taken. De rol van de districtscommandant als integraal verantwoordelijke wordt daarbij zoveel mogelijk gerespecteerd en ingevuld. De commissie signaleert dat door de gezagsdragers nog steeds onvoldoende invloed uitgeoefend wordt op de prioriteitstelling van het CKmar. Indien de beschikbare capaciteit onvoldoende is om alle gewenste veiligheidsdiensten te bemannen, dient het gezag uitdrukkelijk prioriteiten en posterioriteiten te benoemen. Hierover wordt met de gezagsdragers nog in overleg getreden.
Schiphol
De problemen bij de personele vulling van de Brigade Grensbewaking van het district Schiphol zijn opgelost. Een van de belangrijkste resultaten is dat generalisme op Schiphol vorm heeft gekregen. Het vastleggen van de vaardigheden gekoppeld aan werkzaamheden heeft een positieve invloed op de werkbeleving van de medewerkers. Door onder andere de invoering van generalisme is de uitwisselbaarheid van personeel uit de verschillende brigades vergroot. Hiermee heeft het district Schiphol zelf de piekbelastingen opgelost.
Ontwikkelagenda
Het Beleidsplan Kmar 2010 en het rapport «Doorpakken richting 2010» zijn inmiddels opgevolgd door een ontwikkelagenda. Deze ontwikkelagenda geldt als basis om de geleidelijke en constante ontwikkeling van verdere verbeteringen te bewerkstelligen.
Uitkomsten werkbelevingsonderzoek
In 2008 is het voorlaatste werkbelevingsonderzoek uitgevoerd bij het CKmar. Mede op basis van dat onderzoek en andere onderzoeken die binnen het CKmar zijn uitgevoerd,zijn maatregelen genomen om de werkbeleving bij het CKmar te verbeteren. Begin 2011 is het personeel van het CKmar opnieuw uitgenodigd om deel te nemen aan het werkbelevingsonderzoek genaamd PICTURE. Op basis van de respons van het onderzoek (66 procent) kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar de totale populatie van het CKmar. De respons is overigens nagenoeg gelijk aan de respons in 2008.
Een eerste analyse van de uitkomsten van het werkbelevingsonderzoek laat zien dat de medewerkers van het CKmar enthousiast zijn over het werk, er plezier in hebben en dat men het werk ook aan kan. Medewerkers hebben een gezonde mate van bevlogenheid en zijn over het algemeen tevreden en voelen zich betrokken, zowel bij hun eigen eenheid als bij het CKmar. In vergelijking met het onderzoek uit 2008 wordt de werkdruk nu als passend ervaren. Daarnaast is men positief over de werksfeer en heeft men het gevoel dat men rechtvaardig wordt behandeld binnen de organisatie. Ook vindt men dat afspraken worden nagekomen en dat de organisatie geïnteresseerd is in zijn of haar welzijn. Het personeel is echter wel onzeker over de toekomst. Dit mede als gevolg van de verwachte bezuinigingen en de wijzigingen van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). Ondanks dat zet men zich volledig in voor zijn of haar taak. Aan de medewerkers is gevraagd wat er zou moeten veranderen om te bereiken dat men met (nog) meer plezier naar het werk gaat. Verbetering van de loopbaanmogelijkheden blijft in dat verband een aandachtspunt. Een ander aandachtspunt betreft de arbeidsomstandigheden. 7 Leiderschap wordt nu overigens minder vaak als aandachtspunt genoemd als in 2008. Over het algemeen lijkt men hier meer tevreden over dan in 2008. Net als in 2008 wordt communicatie genoemd als aandachtspunt. Op basis van de definitieve resultaten van het werkbelevingsonderzoek wordt bezien of en welke maatregelen moeten worden genomen om de aandachtspunten te adresseren.
Op basis van de definitieve resultaten van het werkbelevingsonderzoek wordt bezien of en welke maatregelen moeten worden genomen om de aandachtspunten te adresseren.
Budgettaire gevolgen van beleid
De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Begroting 2010 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 355 987 | 311 429 | 381 054 | 399 720 | 381 059 | 395 351 | – 14 292 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Operationele taakvelden | 327 112 | 335 547 | 344 723 | 331 247 | 369 403 | 366 339 | 3 064 |
Operationele taakvelden | 290 594 | 296 497 | 299 037 | 299 037 | 321 178 | 322 134 | – 956 |
Opleidingen | 36 518 | 39 050 | 45 686 | 45 686 | 48 225 | 44 205 | 4 020 |
Totaal programma-uitgaven | 327 112 | 335 547 | 344 723 | 331 247 | 369 403 | 366 339 | 3 064 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Koninklijke Marechaussee | 35 585 | 32 844 | 31 355 | 30 184 | 30 427 | 25 893 | 4 534 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 2 838 | 4 722 | 4 357 | 4 200 | 3 584 | 3 119 | 465 |
Totaal apparaatsuitgaven | 38 423 | 37 566 | 35 712 | 34 384 | 34 011 | 29 012 | 4 999 |
Totaal uitgaven | 365 535 | 373 113 | 380 435 | 365 631 | 403 414 | 395 351 | 8 063 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 5 546 | 4 940 | 4 839 | 8 301 | 5 941 | 4 652 | 1 289 |
Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen worden voor € 11 miljoen veroorzaakt doordat de overeenkomsten met een facilitair karakter (inclusief de huur van gebouwen en terreinen) meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig. Bovendien is de stand van de verplichtingen door een schoning in de administratie verlaagd met een bedrag van € 1,7 miljoen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.
Uitgaven
Hogere uitgaven worden voor € 6,1 miljoen veroorzaakt door een convenant tussen Buitenlandse Zaken en Defensie met betrekking tot de beveiliging van ambassades in het buitenland. Deze beveiliging wordt uitgevoerd door personeel van het CKmar. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.
Verdeling gelden naar taakvelden CKmar Bedragen x € 1 000 | Begroting 2010 | Realisatie 2010 1 | Verschil |
---|---|---|---|
Operationele taakvelden | 322 134 | 321 178 | – 956 |
Beveiliging | 69 968 | 79 305 | 9 337 |
Vreemdelingenwetgeving | 151 049 | 147 904 | – 3 145 |
Militaire politietaken | 30 252 | 46 559 | 16 307 |
Politietaken burgerluchtvaartterreinen | 22 532 | 25 547 | 3 015 |
Assistentie, samenwerking en bijstand | 8 607 | 4 799 | – 3 808 |
Internationale crisis- en humanitaire operaties | 39 726 | 17 065 | – 22 661 |
Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 1: Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd | 4 | 0 | 0 | 0 |
Aantal operationeel gerede eenheden (VTE'n) persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten | 8 | 10 | 11 1 | 1 |
Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging in het kader van internationale vredesoperaties | 20 | 20 (13) 2 | 20 (13) | 0 |
Het percentage uitvoering productieprogramma Beveiliging burgerluchtvaart | 100% | 100% | 100% | 0 |
Het servicepercentage beveiligde waardetransporten | 100% | 100% | 100% | 0 |
Toelichting tabel
Operationele doelstelling 2: Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Burgerluchtvaart: | ||||
– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis | 100% | 100% | 100% | 0 |
Cruiseschepen: | ||||
– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis | 100% | 100% | 100% | 0 |
– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS) | ||||
• inreis | 79% | 84% | – 16% | |
• uitreis | 64% | 92% | – 8% | |
Vrachtferry’s: | ||||
– administratieve controle van bemanning en passagiers | 100% | 100% | 100% | 0 |
– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS) | ||||
• inreis | 94% | 84% | – 16% | |
• uitreis | 96% | 92% | – 8% | |
Personenferry’s: | ||||
– administratieve controle van bemanning en passagiers | 100% | 100% | 100% | 0 |
– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS) | 100% | |||
• inreis | 94% | 84% | – 16% | |
• uitreis | 96% | 92% | – 8% | |
Pleziervaart: | ||||
– administratieve controle van bemanning en passagiers | 100% | 100% | – | – |
– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS) | 100% | 100% | – | – |
– Landelijke projectdagen (gecombineerd met visserij), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsheeft | 5 projectdagen | 3 projectdagen | 3 projectdagen | 0 |
Vissersschepen: | ||||
– administratieve controle van bemanning en passagiers | 100% | 100% | – | – |
– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS) | 100% | 100% | – | – |
– Aantal projectdagen (gecombineerd met pleziervaart), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsheeft | 5 projectdagen | 3 projectdagen | 2 projectdagen | – 1 |
Vrachtvaart: | ||||
– administratieve controle van bemanning en passagiers. | 100% | 100% | 100% | 0 |
– fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS | 100% | |||
• inreis | 79% | 84% | – 16% | |
• uitreis | 88% | 92% | – 8% |
Toelichting tabel
Op basis van de Schengengrenscode (SGC) wordt idealiter iedere grenspassant van de buitengrens minimaal aan een eenvoudige controle onderworpen (SGC Hoofdstuk II art 7 lid 2). Reizigers afkomstig van derde landen die de buitengrens van het Schengengebied passeren worden idealiter aan een grondige controle onderworpen (SGC Hoofdstuk II art 7 lid 3). Voor burgerluchtvaart is sprake van een «gesloten systeem». Alle passagiers die het land in of uit reizen, worden vanzelf langs een controlepost geleid en aldaar fysiek gecontroleerd. De score van 100 procent fysieke controle is een logisch gevolg. De 100 procent administratieve controle voor de maritieme sector kan worden gegarandeerd aangezien alle informatie die door de vervoersmaatschappijen worden geleverd, in systemen wordt nagetrokken. De grondige (fysieke) controle op actuele risicoprofielen in de maritieme sector is in overleg met het beleidsverantwoordelijke departement risicogestuurd uitgevoerd. De daadwerkelijke controle heeft plaats aan de hand van de controleadviezen vanuit de risicoprofielen die in ZUIS 8 zijn vastgelegd. In overleg met het beleidsverantwoordelijke departement is door capaciteitsgebrek de norm gesteld op minimaal 75 procent daadwerkelijke controle van de uitgebrachte adviezen. De realisatie wordt bijgehouden voor de categorieën inreizende vaartuigen en uitreizende vaartuigen. De gerealiseerde percentages (84 procent voor inreizende vaartuigen en 92 procent voor uitreizende vaartuigen) betreffen een totaalscore van de verschillende segmenten.
Voor de segmenten pleziervaart en visserij geeft het CKmar invulling aan de doelstellingen door het risicogestuurd organiseren van landelijke controledagen. Op deze «projectdagen» is er sprake van 100 procent administratieve en fysieke controle. Daarnaast worden binnen deze segmenten aangemelde schepen die van buiten het Schengengebied komen meegenomen in de risicoanalyse van ZUIS. Op basis van het bijbehorende controleadvies worden de passagiers en de bemanning van het vaartuig administratief en indien nodig fysiek gecontroleerd. In 2010 zijn er vijf landelijke projectdagen georganiseerd. Op deze projectdagen wordt de prioriteit bij één segment gelegd. Het andere segment wordt gecontroleerd indien er voldoende aanbod, tijd en capaciteit beschikbaar is. De streefwaarde van drie projectdagen voor het segment visserij is hierdoor niet gerealiseerd.
In 2009 heeft de Europese Commissie de risicogestuurde uitvoering van het Schengen-aquis door Nederland geëvalueerd. In het voorjaar van 2010 is het rapport van de Schengen-evaluatiecommissie definitief vastgesteld. De algehele conclusie is dat Nederland op adequate wijze uitvoering geeft aan het Schengen-aquis.
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
– Percentage van de passagiers dat bij aankomst maximaal 10 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole | 99% | 95% | – | – |
– Percentage van de vertrekkende of transfererende passagiers dat maximaal 6 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole | 81% | 95% | – | – |
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Aantal vaststellingen van illegalen in het grensgebied Inzet heeft plaats in overleg met het bevoegd gezag | 3 624 | Het aantal vaststellingen is afhankelijk van het aanbod | 3 222 | – 1 |
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
100% (on)echtheidsonderkenning binnen 48 uur | 100% | 100% | – 1 | – |
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Aantal uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland. | 5 394 | Het aantal uitzettingen is afhankelijk van het aanbod | 6 451 | – 1 |
Toelichting tabel
Amsterdam Airport Schiphol (AAS) voert sinds eind 2009 geen metingen meer uit. Het CKmar heeft alle balies bezet conform planning op basis van het verwachte passagiersaanbod van Schiphol. Deze flexibiliteit heeft ertoe bijgedragen dat de zomerpiek adequaat is afgehandeld. Naar verwachting worden midden 2011 herziene prestatie-indicatoren geïntroduceerd in overleg met AAS en het beleidsverantwoordelijke departement.
Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Beschikbaarheid/bereikbaarheid | ||||
Percentage van de meldingen waarbij het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse moet zijn | 99% | 90% | 95% | 5% |
Aantal misdrijfdossiers | 1 250 | 1 500 | 1 194 | – 306 |
Percentage processen-verbaal «lik op stuk» | 42% | 50% | 49% | – 1% |
Percentage technisch sepot | 10% | <5% | 8% | 3% |
Toelichting tabel
Er zijn in 2010 1194 misdrijfverbalen aangeboden aan het Openbaar Ministerie (OM) te Arnhem. Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door het achterblijven van het aanbod. Daarnaast heeft het CKmar binnen het Taakveld Militaire Politiedienst nog 160 misdrijfverbalen aangeboden aan andere Openbaar Ministeries. Hoewel een verbetering zichtbaar is in het percentage technische sepots, is de norm in 2010 niet gehaald. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een aantal met elkaar samenhangende misdrijfverbalen die om dezelfde reden zijn geseponeerd.
Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchtvaartterreinen.
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Beschikbaarheid/bereikbaarheid | ||||
Percentage van de prioriteit 1 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 5 minuten ter plaatse moet zijn. | 98% | 90% | 91% | 1% |
Percentage van de prioriteit 2 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 10 minuten ter plaatse moet zijn. | 93% | 90% | 85% | – 5% |
Percentage van de prioriteit 3 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn. | 96% | 90% | 96% | 6% |
Toelichting tabel
Aan de doelstelling inzake de response-tijden is in 2010 niet geheel voldaan. Het gebrek aan eenduidige registratie is de voornaamste oorzaak voor de onderrealisatie. Personeel meldt zich niet eerst bij de centrale maar gaat ter plaatse direct over tot hulpverlening.
Indicatoren | Realisatie 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 | Verschil 2010 |
---|---|---|---|---|
Aantal beschikbare eenheden | ||||
– 4 ME-pelotons (Mobiele Eenheden) | 4 | 4 | 4 | 0 |
– 4 BE-pelotons (Bijstandseenheden) | 3 | 4 | 3 | – 1 |
– 1 AE (Aanhoudingseenheid) | 1 | 1 | 1 | 0 |
Toelichting tabel
Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen.
In verband met een efficiencymaatregel zijn in 2009 twee pelotons van de Bijstandseenheid (BE) van het District West samengevoegd voor statische beveiligingstaken.
Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.
Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties CKmar 2010 | Totaal aantal eenheden | Realisatie 2010 | |||
---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal operationeel gerede eenheden | Voortzettingsvermogen | ||||
Ingezet | Operationeel gereed | ||||
CKmar | Personeel voor civiele politiemissies | 306 Mil | gem. 107 | 46 | 153 |
CKmar | BE-peloton voor Crowd Riot Control (CRC) | 1 | 0 | 1 | 0 |
CKmar | Personeel t.b.v. het samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIPS in het buitenland | 60 Mil | gem. 16 | 4 | 20 |
CKmar | Eskadron MP t.b.v. inzet i.h.k.v. Navo-opdrachten; reactietermijn van 180 dagen | – 1 | – | – | – |
Toelichting tabel
Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen. Wat betreft de CRC-taak geldt dat de haalbaarheid afhankelijk is van de inzetlocatie en de beschikbare voorbereidingstijd. De huidige voertuigen (YPR) blijken niet geschikt te zijn voor alle inzetvormen (zowel in nationaal als expeditionair verband).