Base description which applies to whole site

Artikel 34. Betrouwbare netwerken, voorspelbare reistijden en een goede bereikbaarheid

Algemene beleidsdoelstelling

Realiseren van een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid door het verbeteren en in stand houden van regiospecifieke mobiliteitskwaliteiten.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2011 is de ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2010–2011, 32 660, nr. 17)88 uitgebracht en in de Tweede Kamer besproken. Deze Structuurvisie geeft een integrale aanpak van infrastructuur en ruimte. Voor de ruimtelijke visie en het rijksbeleid zie artikel 52, Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Voor het mobiliteitsbeleid gaat de SVIR verder in de richting die is ingeslagen met de MobiliteitsAanpak uit 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 305, nr. 80)89,

De doelen van het mobiliteitsbeleid zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de reiziger en verlader voorop staan.

Deze doelen dienen drie nationale belangen:

  • een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en waterwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief achterlandverbindingen;

  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;

  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Tegelijk met de ontwerp-SVIR heeft het kabinet brieven uitgebracht over:

  • Programma Beter Benutten (Kamerstukken II 2010–2011, 32 500-A, nr. 81)90. Zie ook onder artikelonderdeel 34.05. Dit programma is in 2011 van start gegaan. Samen met regionale overheden en het bedrijfsleven worden maatregelpakketten ontwikkeld waarmee alternatieven worden geboden voor woon-werkverkeer in de spits (de vraag) en de bestaande infrastructuur van weg, spoor en regionaal OV (het aanbod) zo doelmatig mogelijk wordt benut.

  • Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500-A, nr. 83)91. Hierin zijn voor mobiliteit per gebied alle projecten opgenomen waarvoor financiële middelen zijn gereserveerd, alsmede middelen voor het in stand houden van rijksinfrastructuur door goed beheer en onderhoud.

  • Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 305, nr. 196)92. In de NMCA is inzicht gegeven in de nationale bereikbaarheidsproblematiek op middellange (2020) en lange termijn (2028). De resultaten van de NMCA geven aan waar de belangrijkste bereikbaarheidsproblematiek wordt verwacht.

In 2011 is de werkwijze van Sneller & Beter toegepast in de besluitvorming over MIRT projecten93.

De aanpak is vastgelegd in de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur en de Spelregels van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)94.

Eind 2011 is de Tracéwet herzien conform de aanbevelingen van de Commissie Versnelling en Besluitvorming Infrastructurele Projecten (commissie Elverding). Deze wet zal per 1 januari 2012 in werking treden. Op basis van de Tracéwet zal over de voortgang in projecten aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.

In de ontwerp- SVIR is de doorontwikkeling van de bereikbaarheidsindicator aangekondigd. Deze is bedoeld om de ontwikkeling van bereikbaarheid voor alle vervoermodaliteiten bij elkaar te volgen.

In 2011 zijn er minder files op het hoofdwegennet dan in voorgaande jaren. Dit komt o.a. doordat projecten op het hoofdwegennet, bijvoorbeeld op de A2, zijn afgerond. Op alle fileknelpunten uit de actuele Top-50 vinden investeringen plaats.

Op de vaarwegen is sprake van kwaliteitsverbetering dankzij voortgang van aanleg- en verbeterprojecten, het inlopen van achterstanden in onderhoud en het realiseren van quick wins bij binnenhavens.

In 2011 is de uitwerkingsfase het Programma Hoogfrequent Spoor95 gestart. Er zijn werkpakketten voor reizigerscorridors in de brede Randstad en de routering van het goederenvervoer in Zuid en Oost Nederland.

De eerste maatregel, de aanleg van een stuk dubbelspoor bij Sneek Noord en een extra perron, om de capaciteit en punctualiteit op de gedecentraliseerde spoorlijnen te verbeteren is gerealiseerd. Ook zijn er bij de regionale overheden tientallen projecten in uitvoering ter verhoging van snelheid en frequentie van regionaal OV. Gedurende 2011 is de OV-chipkaart op alle regionale spoorlijnen ingevoerd en aan het eind van 2011 was de strippenkaart definitief in heel Nederland afgeschaft. Er is vooruitgang bij het ontwikkelen van een landelijk systeem van multimodale reisinformatie.

In het kader van het Programma Beter Benutten zijn de bestaande regionale mobiliteitsprojecten geëvalueerd. Hieruit blijkt dat deze projecten, waarmee aan automobilisten een aantrekkelijk alternatief wordt geboden voor het gebruik van congestiegevoelige trajecten in de spits, effectief zijn.

  • De schommelingen in de economische ontwikkelingen in de laatste jaren weerspiegelen zich in fluctuaties in de omvang van de mobiliteit voor personen en het transport van goederen. Dit is een van de verklaringen voor de daling van de filezwaarte in 2011 – naast het ter beschikking komen van meer rijstroken op vele filegevoelige plaatsen.

  • De onzekerheid bij decentrale overheden over hun toekomstige financiële middelen legt een druk op hun bereidheid om alleen of samen met andere partijen, waaronder het Rijk, langjarige verplichtingen aan te gaan voor investeringen en jaarlijks terugkerende uitgaven.

  • De bouw van nieuwe woonwijken en bedrijvenlocaties, met het oog waarop investeringen in infrastructuur zijn gepland, stagneert op veel plaatsen.

Externe factoren

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

34. Betrouwbare netwerken, voorspelbare reistijden en een goede bereikbaarheid

       

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

Slotwetmutaties

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

2

2011

Verplichtingen

90 002

68 630

213 508

68 851

36 694

57 331

– 20 637

 

– 13 678

Uitgaven

144 389

122 585

106 234

105 316

76 083

78 699

– 2 616

 

– 3 983

34.01 Netwerk weg

11 884

19 347

16 685

16 493

9 899

8 723

1 176

 

– 1 190

34.01.01 Alg.strategie- en beleidsontwikkeling

5 361

6 072

11 708

14 894

8 038

7 445

593

 

– 1 766

34.01.02 Beheer en onderhoud

73

133

136

140

168

87

81

3

80

34.01.03 Anders betalen voor mobiliteit

474

0

0

0

0

0

0

 

0

34.01.04 Benutting en aanleg van weginfrastructuur

3 369

10 831

2 403

908

1 093

629

464

4

460

34.01.06 Weginfrastructuur voor het goederenvervoer

845

628

442

551

600

562

38

 

36

34.01.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat

1 762

1 683

1 996

0

0

0

0

 

0

34.02 Netwerk vaarwegen

2 228

2 157

2 236

2 272

2 259

2 194

65

 

53

34.02.01 Vaarweginfrastructuur

2 228

2 157

2 236

2 272

2 259

2 194

65

 

53

34.03 Netwerk spoor

76 968

50 610

44 038

51 907

42 146

36 374

5 772

 

– 664

34.03.01 Alg.strategie- en beleidsontwikkeling

1 190

1 861

1 034

1 328

992

476

516

4

– 28

34.03.02 Beheer cf. Spoorwegwet

680

755

746

753

793

557

236

 

233

34.03.03 Beheer overig

301

599

660

700

640

635

5

 

1

34.03.04 Vervoer cf. Concessiewet

74 060

46 582

40 768

49 006

39 599

34 563

5 036

4

– 848

34.03.05 Vervoer overig

118

128

103

120

122

143

– 21

 

– 22

34.03.06 Kwaliteit spoorverbindingen goederenvervoer

19

0

0

0

0

0

0

 

0

34.03.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat

600

685

727

0

0

0

0

 

0

34.04 Netwerk decentraal/regionaal vervoer

53 309

50 471

43 275

34 644

18 800

31 408

– 12 608

 

– 4 019

34.04.01 Alg.strategie- en beleidsontwikkeling

8 006

8 480

4 193

4 150

3 730

3 284

446

 

– 677

34.04.02 Samenwerking Rijk en decentrale overheden

10 046

3 677

768

1

0

0

0

 

0

34.04.03 Stim.dec.overh., bedrijfsleven en maatsch.org.

4 311

4 404

6 578

136

0

0

0

 

0

34.04.04 Stimuleren marktwerking OV

18 055

13 193

13 782

12 112

3 537

1 129

2 408

5

171

34.04.05 Stimulering toegankelijkheid OV

782

451

279

0

661

0

661

4

661

34.04.06 Stimulering martwerking Taxi

4 622

2 504

3 211

126

29

0

29

6

29

34.04.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat

7 487

17 762

14 464

3 624

940

937

3

 

0

34.04.08 Regionale bereikbaarheid

     

6 237

4 918

21 951

– 17 033

7

– 2 215

34.04.09 Regionale OV-systemen

     

8 258

4 985

4 107

878

 

– 1 988

34.05 Beter Benutten

       

2 979

0

– 2 979

 

1 837

34.05.01 Beter Benutten

       

2 979

0

– 2 979

8

– 1 988

Van de totale uitgaven:

                 

– Apparaatsuitgaven

11 795

13 762

15 187

17 248

14 624

7 569

7 055

 

 

– Baten-lastendiensten

17 511

26 207

22 022

8 786

4 213

8 521

– 4 308

 

 

– Restant

115 083

82 616

69 025

79 282

57 246

62 609

– 5 363

 

 

34.09 Ontvangsten

6 490

3 245

988

550

222

98

124

9

124

1

incl. stand ISB (+/–) dep.herindeling

2

De lagere verplichtingen zijn hoofdzakelijk een gevolg van reeds in voorgaande jaren aangegane verplichtingen voor «Vervoer conform Concessiewet» (hoofdproduct 34.03.04) en van de onder punt 7 genoemde overboekingen naar andere artikelen.

3

De forfaitaire doorbelasting van personele uitgaven op dit begrotingsonderdelen is hoger uitgevallen.

4

De hogere uitgaven hangen samen met extra kosten i.v.m. benodigde juridische (Landsadvocaat) en financiële expertise voor de onderhandelingen met NS over HSA/HRN en extra uitgaven voor het actieplan groei op het spoor: diverse maatregelen lopen eerder opgelopen vertragingen in/raken op stoom in de uitvoering en er is bewust pessimistisch geraamd gegeven eerdere vertragingen.

5

De hogere uitgaven zijn een gevolg van campagnes en andere extra uitgaven voor onder andere onderzoeken omtrent de OV Chipcard.

6

De uitgaven hebben betrekking op een meting van de kwaliteit van het contractvervoer per taxi.

7

De lagere uitgaven zijn hoofdzakelijk een gevolg van het feit dat hier geraamde uitgaven zijn verantwoord op andere budgetten en artikelen. Het gaat hierbij voornamelijk om overboekingen naar BDU en Beter Benutten.

8

Tijdens het opstellen van de begroting 2011 was het budget voor Beter Benutten nog niet geregeld. Dit is ná de begroting 2011 pas gebeurd bij Miljoenennota 2012.

9

De hogere ontvangsten worden hoofdzakelijk veroorzaakt door een bijdrage van derden in het handboek Communicatie en subsidievaststellingen uit voorgaande jaren.

Operationele doelstellingen

34.01 Netwerk Weg: Reistijden over de weg betrouwbaar en acceptabel maken

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest

Algemene strategie- en beleidsontwikkeling

Mede dankzij de realisatie van een groot aantal projecten op het hoofdwegennet (met name A1, A2, A4, A9, A12, A28, A50 en A58) zijn de files sinds 1 januari 2011 met 18,5% gedaald, na een toename van 7% in 2010 en van afname van 12% in 2009. Een aantal afgeronde werkzaamheden hebben dit mede mogelijk gemaakt. De economische groei, die de afgelopen jaren schommelt is overigens ook van invloed op de ontwikkeling van de files maar heeft in 2011 een beperkte rol gespeeld. De voertuigverliesuren zijn vooral afgenomen door de openstelling van de A27 (openstelling spitsstrook Everdingen-Lunetten), A12 (openstelling spitsstrook Nieuwerbrug), A50 (Valburg-Grijsoord), A2 (Oudenrijn-Everdingen).

Aan alle knelpunten uit de File Top 50 van eind 2010 is in 2011 gewerkt; naast bovengenoemde realisaties ook in planstudies en verkenningen.

Naast deze projecten heeft de beleidsontwikkeling in 2011 een impuls gekregen. Mede op basis van de NMCA is de (ontwerp) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) opgesteld en tegelijk met de NMCA naar de Kamer gestuurd.

In 2011 zijn niet alleen besluiten genomen over wegen, ook zijn op een aantal plaatsen wegprojecten gestart en/of opgeleverd (zie onderstaande tabel). In 2011 is circa 289 kilometer aan nieuwe rijstroken opgeleverd.

Besluiten genomen in 2011

Tracébesluiten: 9

Ontwerp-tracébesluiten: 4

A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere

A9 Omlegging Badhoevedorp

A2 Den Bosch–Eindhoven

N18 Varsseveld–Enschede

N2 Meerenakkerweg

N31 Harlingen

A4 Dinteloord-Steenbergen

N33 Assen–Zuidbroek

N11 Leiden–Zoeterwoude–Alphen

 

A12 Zoetermeer–Zoetermeer Centrum

 

A12 Ede Grijsoord

 

A27 Lunetten–Rijnsweerd

 

N61 Hoek’schoondijke

 

(ontwerp) Wegaanpassingsbesluiten: 1

 

A28 Utrecht–Amersfoort (OWAB)

 

Beheer en onderhoud, Benutting en aanleg van weginfrastructuur

De in de ontwerpbegroting omschreven activiteiten worden op artikel 12 van het Infrastructuurfonds verantwoord.

Weginfrastructuur voor het goederenvervoer

In 2011 zijn bij de planning van de no regret maatregelen voor de aanpak van de A67 tussen Eindhoven en Venlo (uitvoering 2014) enkele verlengingen van in- en uitvoegstroken van het vrachtverkeer opgenomen.

In samenwerking met de topsector logistiek is een gemeenschappelijke visie op een kernnetwerk logistiek van (inter)nationale verbindingen en multimodale knooppunten ontwikkeld. Hiervoor is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte een kaart opgenomen voor het internationale kernnetwerk logistiek. Dit netwerk bevat de voor logistiek belangrijkste grensoverschrijdende achterlandverbindingen van de mainports, brainport en greenports.

De Ambassadeur Stedelijke Distributie (aanjaag- en kennisfunctie en bemiddeling) heeft zijn derde en laatste jaar afgesloten met een eindcongres waarin hij aangaf dat gemeenten en bedrijfsleven de kar nu (nog) meer moeten gaan trekken. De motivatie hiervoor is nu veel groter dan jaren geleden, mede doordat gemeenten en bedrijfsleven elkaar steeds beter weten te vinden in hun streven naar meer duurzaamheid. Volgens de ambassadeur zou vooral het bundelen van goederenstromen zeer kansrijk en effectief zijn. De meest concrete activiteiten, advies bij samenwerking tussen gemeenten en bedrijfsleven, wordt sinds 2010 door Connekt gedaan. In 2011 heeft Connekt met 40 gemeenten contact gelegd over efficiëntere en duurzamere stedelijke distributie.

De Minister heeft haar visie op de aanpak verzorgingsplaatsen aan de Tweede Kamer meegedeeld in haar brief n.a.v. de uitkomsten Bestuurlijke overleggen MIRT, najaar 2011, van 25 november 2011 (Vergaderjaar 2011–2012, 33 000A, nr. 20).

Algemene strategie en beleidsontwikkeling

Meetbare gegevens

De meetbare gegevens voor dit product zijn bij de overige producten weergegeven. Aangezien de genoemde activiteiten zijn gericht op zowel Beheer en onderhoud, Anders Betalen voor Mobiliteit, Verkeersmanagement, Benutting en aanleg van weginfrastructuur en Weginfrastructuur voor het goederenvervoer zijn hiervoor geen aparte meetbare gegevens ontwikkeld.

Beheer en onderhoud

De meetbare gegevens 2011, zoals de prestatie-afspraken, de specificatie van het areaal en de oppervlakte van het wegdek staan vermeld in artikel 12.02 van het jaarverslag van het Infrastructuurfonds.

Benutting en aanleg van weginfrastructuur, weginfrastructuur voor het goederenvervoer

Indicator: Acceptabele reistijd
 

Basiswaarde 2001

2007

2008

2009

2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2020

Een acceptable reistijd: percentage trajecten waar streefwaarde wordt gehaald1

86%

80%

80%

84%

83%

80%

reistijd in spits ma. 1,5 x reistijd buiten spits: op stedelijke ringwegen max. 2x buiten de spits

Bron: Rijkswaterstaat/DVS 2012

1

Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen binnen het hoofdwegennet). Hiervan zijn er 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de gewenste reistijd in de spits omdat dit de minst drukke trajecten zijn.

Door een opleving van de economie in 2011, na de crises van 2008–2010, is de automobiliteit op het hoofdwegennet met 3,5% toegenomen. Ondanks de afname van de files op specifieke locaties waar projecten zijn gerealiseerd is op andere locaties de drukte licht toegenomen. Hierdoor is het percentage trajecten waar voldaan wordt aan de streefwaarde afgenomen van 83% in 2010 naar 80% in 2011. Zonder realisatie van projecten in 2011 zou de afname van dit percentage groter geweest zijn.

Verkeersmanagement

Indicator: Betrouwbaarheidpercentage hoofdwegennet
 

Basiswaarde 2000

2007

2008

2009

2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2020

Betrouwbaarheidspercentage: percentage van de verplaatsing in de spits op het HWN dat op tijd is1

94%

90%

90%

92%

91%

92%

95%

Bron: Rijkswaterstaat DVS, 2012

1

«Op tijd» wil zeggen op langere afstanden (boven 50 km) maximaal 20% vroeger of later dan de verwachte reistijd en op kortere afstanden maximaal 10 minuten korter of langer dan de verwachte reistijd op een bepaald tijdstip van de dag.

Het percentage voor het gehele hoofdwegennet zal iets hoger zijn, omdat de betrouwbaarheidscijfers betrekking hebben op 106 trajecten in de Randstad, Gelderland en Noord-Brabant. De overige 82 trajecten zijn onbemeten en daarom niet in de betrouwbaarheidscijfers opgenomen. Deze 82 trajecten zijn het minst druk en daardoor het meest betrouwbaar.

De indicator Betrouwbaarheidspercentage hoofdwegennet is sinds de (ontwerp) SVIR geen indicator meer. De indicator wordt voor de laatste keer opgenomen in het jaarverslag. De indicator is licht verbeterd van 2010 (91%) naar 2011 (92%). Reden is het grote aantal gerealiseerde projecten waardoor het verkeerssysteem in zijn geheel iets beter en betrouwbaarder is gaan functioneren, ondanks een toename van de automobiliteit van 3,5%.

Indicator: Voertuigverliesuren
 

2007

2008

2009

2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2020

Voertuigverliesuren in files index 2000 = 1001

157

158

140

149

122

60

Bron: Rijkswaterstaat/DVS 2012

1

Het Rijk heeft de ambitie de filezwaarte (in voertuigverliesuren) op het hoofdwegennet in 2020 terug te brengen tot het niveau van 1992. De TK heeft bij de behandeling van de Nota Mobiliteit aangeven dat ook op deze doelstelling moet worden gestuurd. De streefwaarde gaat ervan uit dat Anders Betalen voor Mobiliteit zou worden ingevoerd.

De indicator filezwaarte (in voertuigverliesuren) is sinds de (ontwerp) SVIR geen indicator meer. De indicator wordt voor de laatste keer opgenomen in het jaarverslag. De voertuigverliesuren zijn met 18% afgenomen ten opzichte van 2010, door de realisatie van een groot aantal projecten in 2011; zie ook de algemene toelichting 34.01.

Bron: Rijkswaterstaat/DVS / verkeersmanagement hoofdwegennet

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € 1 000)

Artikel omschrijving

Realisatie 2011

12.Hoofdwegenwet

2 577 371

34.02 Netwerk Vaarwegen: Reistijden over het water betrouwbaar en voorspelbaar maken

Doelbereiking 

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Vaarwegen zijn onderhouden en in de Nota Mobiliteit gesignaleerde infrastructuurknelpunten zijn gefaseerd onderzocht en aangepakt via het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)93.

  • De kwaliteit van vaarwegen is toegenomen door de uitvoering van verschillende MIRT-aanlegprojecten en de aanpak van het achterstallig onderhoud. Zie artikel 15 van het IF voor meer informatie.

  • In 2011 is er op het gebied van binnenhavens verder uitvoering gegeven aan de eerder bestuurlijk toegekende quick win projecten. In 2011 zijn er 4 projecten (waarvan 1 afwijzend) beschikt voor een totaalbedrag van € 4,8 mln. Sinds 2009 zijn er nu in totaal 66 projecten beschikt voor een totaal bedrag van € 86,9 mln. In totaal zijn 18 projecten inmiddels opgeleverd. De uitvoering wordt voortgezet in de periode tot en met 2013.

  • Naast de uitvoering van de toegekende quick winprojecten is er ook een 3e tranche voor nieuwe voorstellen in voorbereiding. In het najaar 2011 zijn de procedure en criteria aangekondigd in de septembercirculaire van het Gemeentefonds103. Vervolgens zijn deze criteria gepubliceerd via de website van het rijk en van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

  • In audits geconstateerde onderhoudsproblematiek is aangepakt. De spanning tussen ambities en budgettaire mogelijkheden in kaart gebracht en zijn oplossingsmogelijkheden verkend. Dit heeft in de begroting 2012 geresulteerd in een oplossing van de problematiek door een structurele verhoging van het onderhoudsbudget, aanvullende efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. Hiervoor is het aanlegprogramma op basis van de prioriteiten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geherprioriteerd.

Vaarweginfrastructuur

Meetbare gegevens

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Hoofdtransportas

63%

75%

68%

85%

67%

85%

Hoofdvaarweg

84%

85%

81%

70%

79%

75%

Overige vaarweg

92%

90%

88%

70%

92%

70%

Bron: Rijkswaterstaat/Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS), 2012

De gerealiseerde passeertijden op de Hoofdtransportassen (HTA) voldoen in 2011 niet aan de streefwaarden (67% in plaats van 85%). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de lage score van de Volkeraksluizen bij Zuid-Holland en Sluizen Terneuzen bij Zeeland. Voor beide sluizen zijn verkenningen uitgevoerd. Voor de Volkeraksluizen wordt medio 2012 een voorkeursbesluit voor uitbreiding van de sluiscapaciteit verwacht. Voor de sluis Terneuzen wordt naar verwachting begin 2012 een planstudiebesluit genomen. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijziging naar het Infrastructuurfonds (IF)

Artikel omschrijving

 Realisatie 2011

IF 15 Hoofdvaarwegennet

829 016

34.03 Netwerk Spoor: Betrouwbaarheid en capaciteit van het spoorwegnet vergroten

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

Algemene strategie- en beleidsontwikkeling

In 2011 is verdere uitvoering en implementatie gegeven aan de maatregelen die voortvloeien uit het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de spoorwetgeving (TK 2008–2009, 31 987, nr. 1)105. Bij brief van 5 juli 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van deze uitvoering en implementatie (TK 2010–2011, 31 987, nr. 9)106. In die rapportage is nader ingegaan op de maatregelen van de volgende thema’s: beter samenwerken voor beter spoorvervoer, publieke sturing van ProRail, publieke sturing op NS, decentrale overheden en regionale spoorvervoerders, veiligheid en wetgeving.

De implementatie van de uitvoeringsagenda van het kabinetsstandpunt ligt op schema. In 2011 zijn diverse maatregelen gerealiseerd. De overige maatregelen zullen volgens de huidige inzichten en verwachtingen in 2014 afgerond zijn.

Beheer conform Spoorwegwet107

Met de beheerconcessie heeft ProRail tot 1 januari 2015 de zorg gekregen voor een doelmatig en doeltreffend beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur.

Binnen de beheerconcessie zijn tussen IenM en ProRail afspraken gemaakt over prestaties op het gebied van het spoor. Deze prestaties worden door ProRail in het jaarlijkse beheerplan uitgewerkt in nadere indicatoren met bijbehorende grenswaarden. De minister dient hiermee in te stemmen.

Voor de uitvoering van de beheerconcessie en het beheerplan ontvangt ProRail jaarlijks subsidie vanuit het Infrastructuurfonds. Voor een toelichting op de uitgaven aan en bestedingen door ProRail alsmede de daarmee gerealiseerde prestaties wordt verwezen naar artikel 13 van het Infrastructuurfonds.

Beheer overig

Dit betreft onderwerpen die niet vallen onder de hoofdspoorweginfrastructuur, maar wel door ProRail worden beheerd en uitgevoerd, zoals fietsenstallingen bij de stations, tankplaten, studies capaciteitsmanagement en onderhoud transferruimtes. Verder betreft dit de voorbereiding van het in beheer nemen van toekomstige hoofdspoorweginfrastructuur.

De uitgaven die in dit kader worden gedaan maken onderdeel uit van de jaarlijkse subsidie die ProRail ontvangt voor onderhoud en vervanging (artikel 13 IF).

Vervoer conform Concessiewet107

De huidige concessie voor het rijden op het Hoofdrailnet loopt tot en met 2014. IenM houdt toezicht op de naleving van de verplichtingen van NS uit hoofde van deze concessie. Jaarlijks worden met NS in het Vervoerplan afspraken gemaakt over de waarden die NS moet behalen op een 14-tal prestatie-indicatoren. NS rapporteert hier twee maal per jaar over aan IenM. Op 29 februari 2012 heeft IenM (conform de vervoerconcessie) van NS de verantwoording ontvangen over de in het Vervoerplan 2011 afgesproken prestaties. De complete verantwoording is niet openbaar, daarom wordt deze niet bijgevoegd. De NS heeft voor 6 van de 14 prestatie-indicatoren de in het Vervoerplan 2011 afgesproken grenswaarde niet gehaald. IenM legt daarvoor boetes op van in totaal € 2,75 mln. Deze boetes zijn voorlopig: als NS is 2012 alsnog de grenswaarden haalt, hoeven ze de boetes niet te betalen.

Ook heeft de NS nog enkele onrendabele lijnen gereden die nog niet zijn gedecentraliseerd.

Vervoer overig

Aan HSA is de concessie voor de HSL-Zuid verleend. Deze is op 1 juli 2009 in werking getreden109. Aangezien HSA nog niet over het definitieve hogesnelheidsmaterieel beschikt is afgesproken dat IenM de verplichtingen uit de concessie nog niet handhaaft. Wel vindt er regelmatig aan de hand van de kwartaalverslagen voortgangsoverleggen plaats tussen HSA en IenM. Eind 2010 heeft de minister de Kamer geïnformeerd over het feit dat het financieel niet goed gaat met HSA en dat zij aan een oplossing zou gaan werken. Op 18 november 2011 heeft de minister de Tweede Kamer laten weten wat haar oplossing is (Kamerstuk 22 026, nr. 343)110.

Kwaliteit van spoorverbindingen voor het goederenvervoer

In het kader van Programma Hoogfrequent Spoor (PHS)111 is in 2011 gewerkt aan het uitwerken van de voorkeursbeslissing en is nader onderzoek gedaan naar het goederenvervoer. De optimalisatie van het gebruik van de Betuweroute maakt hier onderdeel van uit. Tevens is in 2011 de subsidieregeling in het kader van de Nota spoorgoederen knooppunten112 verder uitgewerkt. Deze regeling zal medio 2012 worden opengesteld voor aanvragen.

Meetbare gegevens

Indicator: Beschikbaarheid Hoofdspoorweginfrastructuur (HSI, dit is incl. de regionale spoorlijnen, maar excl. HSL en BTR)
 

2007

2008

2009

2010

Grenswaarde 2011

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Beschikbaarheid HoofdSpoorwegInfra

99,40%

99,62%

99,51%

99,55%

99,45%

op 1-5-2012 beschikbaar, bij rapportage Q4

99,45%

Bron: Beheerplan PRoRail JAARPM

Indicator: Punctualiteit Hoofdrailnet (HRN)
 

Basiswaarde 2003

2007

2008

2009

2010

Grenswaarde Vervoerplan 20111

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Indicator: 3 minuten punctualiteit HRN 2

83,1%

87,0%

86,8%

86,6%

86,5%

3

89,6%

 

Indicator: 5 minuten punctualiteit HRN1

   

93%

92,8%

92,5%

93%2

94,7%

93%

Reizigerspunctualiteit

         

90%

91,5%

 

Klantoordeel op tijd rijden (% dat een 7 of hoger geeft)

         

52%

51%

 

Bron: NS, Vervoerplan 2011

1

Met het oog op de internationale vergelijkbaarheid is vanaf het Vervoerplan 2011 de indicator gewijzigd van 3 minuten punctualiteit in 5 minuten punctualiteit.

2

Afhankelijk van de uitvoering van de 2e fase van het Herstelplan (2007–2012).

3

Is voor 2011 niet meer bepaald

Behalve het klantoordeel zijn de prestaties goed te noemen. De goede prestaties hebben (onder meer) de volgende oorzaken:

  • Analyses die NS uitvoert om de uitvoering van de dienstregeling steeds verder te verfijnen

  • Het ingewerkt raken van het nog niet zo lang geleden ingerichte Operationeel Controle Centrum Rail (OCCR) waardoor verstoringen steeds minder een olievlekwerking hebben

  • Instroom van het snellere nieuwe sprintermaterieel

  • Gunstige weersomstandigheden die gedurende 2011 nauwelijks voor grote problemen hebben gezorgd

  • Relatief weinig hinder van (uitgelopen) werkzaamheden door ProRail.

Het feit dat de goede prestaties niet tot een hoger klantoordeel leiden heeft waarschijnlijk vooral te maken met doorwerking van de negatieve beeldvorming naar aanleiding van de problemen in de afgelopen winters.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzig naar het Infrastructuurfonds (IF)

Artikel omschrijving

 

13. Spoorwegen

2 670 403

17.02 Betuwelijn

4 105

17.03 Hogesnelheidslijn

67 313

17.02 Anders betalen voor mobiliteit

877

34.04 Netwerk decentraal/regionaal vervoer: decentrale overheden in staat stellen een effectief regionaal mobiliteitsbeleid te voeren

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

Algemene strategie- en beleidsontwikkeling

  • De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel Lokaal Spoor. Het wetsvoorstel zal begin 2012 bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend.

  • De concessie Waddenveren West voor het onderhouden van de veerverbinding tussen Harlingen en Vlieland en Harlingen en Terschelling is in mei 2011 verleend aan TSM. De concessie Oost voor de veerverbinding tussen Holwerd en Amelanden Lauwersoog en Schiermonnikoog is in mei 2011 verleend aan Wagenborg Passagiersdiensten. De concessies worden pas onherroepelijk na afronding van de bezwaar- en beroepprocedures.

  • Het experiment leeftijdsverlaging buschauffeurs is op 1-1-2011 van start gegaan. In het eerste jaar van de proef traden geen substantiële aantallen jonge buschauffeurs toe tot het experiment. Dit was ook niet verwacht omdat het volgen van de opleiding geruime tijd in beslag neemt. Daarnaast was de vraag naar nieuwe chauffeurs vanuit de OV-bedrijven het afgelopen jaar zeer gering.

  • Ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het regionaal OV heeft het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) allerlei activiteiten uitgevoerd ter ondersteuning van de kennisuitwisseling en verspreiding.

  • Het Strategisch Beraad Verkeersinformatie en Verkeersmanagement (SBVV) heeft op 27 oktober een eindadvies overhandigd aan de minister van IenM. Dat was het resultaat van twee jaar onderzoek en samenwerking door de betrokken publieke en private partijen. Hoofdlijnen uit het eindadvies zijn:

    • Voortzetting publiek-private dialoog op strategisch en tactisch niveau;

    • Programmatische aanpak van projecten in het kader van beter benutten;

    • Invulling van kennisleemtes, bijvoorbeeld over open-data en hergebruik;

    • Ondersteuning van de Europese harmonisatie en standaardisatie.

Betrouwbaar en veilig

  • De voorbereiding van de invoering van de Europese verordening over passagiersrechten is gestart met een consultatie via de Overlegorganen Infrastructuur en Milieu115. De consultatie is gericht aan de sector in den brede (o.m. vervoerders, verzekeraars, consumentenorganisaties). Aan de wegbeheerders is gevraagd een overzicht te geven van de terminals waar de voorschriften van de verordening van toepassing zijn.

  • Begin 2011 is de eerste maatregel om de capaciteit en punctualiteit op de gedecentraliseerde spoorlijnen te verbeteren gerealiseerd: dit betrof de aanleg van een stuk dubbelspoor bij Sneek Noord en een extra perron. Daardoor is de frequentie tussen Sneek en Leeuwarden verhoogd van 2 x per uur per richting naar 3 x per uur per richting. Voor de maatregelen op vrijwel alle andere lijnen is ProRail de planstudies gestart. Voor de perronverlengingen op de lijn Arnhem–Winterswijk is eind 2011 ook al de beschikking voor de realisatie afgegeven.

Regionale bereikbaarheid

Snel

  • De start van 44 projecten ter verhoging van snelheid en frequentie regionaal OV.

    In 2011 is de laatste overeenkomst in het kader van het actieprogramma regionaal OV ondertekend tussen het Rijk en de provincies Noord-Holland en Flevoland. Daarmee komt het totaal aan overeenkomsten met betrekking tot dat programma op 16. In deze overeenkomsten zijn over 26 projecten afspraken gemaakt over de uitvoering en de financiering. In 2011 zijn 25 projecten in uitvoering.

  • Ruimte voor de Fiets.

    In totaal zijn 55 000 stallingsplaatsen gereedgekomen, waaronder 5000 in NSP-project Arnhem; 25 000 stallingsplaatsen betreffen de vervanging van dubbellaags oude rekken (project upgrade bewaakte stallingen).

    Daarnaast is op 28 juni 2011 het nieuwe actieplan Fietsparkeren117 naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin wordt de vervolgkoers voor het programma «Ruimte voor de Fiets» 118 geschetst.

  • Strippenkaart en OV-chipkaart

    De OV-chipkaart is gedurende 2011 op alle regionale spoorlijnen ingevoerd. Daarmee is de introductie in heel Nederland voltooid. Daarnaast is de stopzetting van het nationaal vervoerbewijs (de strippenkaart) afgerond. In de zomer is de strippenkaart in tien vervoersregio’s uitgezet. Op 3 november zijn de laatste zes gevolgd, waarmee de strippenkaart aan het einde van het jaar definitief in heel Nederland is afgeschaft.

    De Commissie Meijdam heeft op 30 juni haar advies gegeven over 1) permanente structuur voor overleg en besluitvorming over concessieoverstijgende onderwerpen met nationale impact, 2) het oplossen van het dubbel opstaptarief in de treinrailketen en 3) enkelvoudig in- en uitchecken in de treinrailketen. Na oplevering van het advies is de heer Meijdam gevraagd om als kwartiermaker de adviezen uit te werken in oplossingen die geïmplementeerd kunnen worden.

Multimodale reisinformatie

  • De Nationale databank openbaar vervoergegevens (NDOV). De overheden hebben het beschikbaar krijgen van ov-data uitgewerkt in het project ND-OV. Hierin worden de voorwaarden gecreëerd voor het beschikbaar krijgen van data die nodig zijn voor gewenste actuele, betrouwbare en landsdekkende reisinformatie.

    In 2011 is gewerkt aan het inventariseren van functionaliteiten van de database. Gaande dit onderzoek werd duidelijk dat naast centrale opslag meer opties zijn om de benodigde data voor reisinfo beschikbaar te krijgen zoals uitbreiden van bestaande databanken en de optie dat de markt NDOV bouwt en beheert zonder overheidsbijdrage.

    Er zijn 21 gegevensgroepen beschreven voor drie categorieën data: voor reisadviezen, actuele informatie op halte/station en reisbegeleiding. Vervolgens is een gap-analyse uitgevoerd: hoe groot is het verschil in de huidige en de gewenste kwaliteit. En hoe kunnen de datastromen het beste lopen (architectuur) en hoe moeten de rollen/verantwoordelijkheden worden georganiseerd. De Nationale Databank Wegverkeergegevens (NDW) is in 2009 gestart met het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens over de actuele verkeerssituatie op de weg ten behoeve van dynamisch verkeersmanagement en verkeersinformatie. Hoogtepunten uit 2011 zijn:

    • 5 000 km van de beoogde 5 500 km van het basisnetwerk al aangesloten voor de actuele verkeerssituatie;

    • de beschikbaarheid van alle doorgaande stroomwegen tot op gemeentelijk niveau georganiseerd;

    • de provincie Overijssel en regio Twente gaan ook deel uitmaken van de netwerkorganisatie;

    • een toename van afnemers gerealiseerd, zoals INRIX en Navteq;

    • meer toepassingen gekomen, zoals een wegwerkzaamheden app;

    • de evaluatie van NDW gestart.

  • Op 26 en 27 oktober is een werkconferentie gehouden over de oprichting van een Nationaal Dataloket Parkeervoorzieningen (NDPV). Het dataloket beoogt de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor de planning van een reis inclusief parkeren, zowel voorafgaand als tijdens de reis. Het heeft betrekking op alle gereguleerde parkeervoorzieningen die openbaar toegankelijk zijn, zowel op straat als op afgesloten terreinen als gebouwen. De positieve uitkomsten op werkniveau worden nu uitgewerkt voor bestuurlijke besluitvorming, met aandacht voor de maatschappelijke kosten en baten en de financiering, zowel initieel als structureel en inclusief private partijen. Betrokken organisaties NDW, RDW en het SHPV (Service Huis Parkeervoorzieningen)119, bereiden de besluitvorming voor, mede in opdracht van de grote gemeenten als grootste belanghebbenden, met veel zoekverkeer en een actief parkeerbeleid.

Algemene strategie en beleidsvorming

Meetbare gegevens

De meetbare gegevens voor dit product zijn hieronder bij de overige producten weergegeven. Aangezien de genoemde activiteiten gericht zijn op zowel het regionaal OV-systeem en de regionale bereikbaarheid zijn hiervoor geen aparte meetbare gegevens ontwikkeld.

Regionale bereikbaarheid

Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2007

2008

2009

2010

2011

Algemeen oordeel

7,0

7,2

7,2

7,2

7,2

Informatie en veiligheid

7,3

7,5

7,5

7,5

7,5

Rijcomfort

7,0

7,2

7,2

7,2

7,3

Tijd en doorstroming

6,0

6,2

6,5

6,5

6,6

Prijs

6,3

6,5

6,3

6,3

5,9

Bron: KpVV – klantenbarometer 2011

Indicator Aanbestedingsgraad regionaal OV
 

Basiswaarde 2002

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde

Aanbestedingsgraad regionaal Openbaar Vervoer (excl. G3)

5%

72%

92%

92%

92%

100%

100%

G3-steden (A’dam, R’dam, Den Haag)

           

n.v.t.

Bron: IenM

Volgens het huidige Besluit Personenvervoer 2000 dient het stadsvervoer in de G3 op een later moment aanbesteed te worden. Bus- en multimodale concessies moeten op 1-1-2013 aanbesteed zijn, tram- en metroconcessies op 1-1-2017. De minister heeft deze data in 2011 in het Bp2000 vastgelegd om de G3 meer gelegenheid te bieden de aanbesteding voor te bereiden. Dit is in de brief aan de Tweede Kamer van 6-6-2011 medegedeeld (TK 2010–2011, 23 645, nr. 452)121.

Kengetal Overzicht reizigerskilometers regionaal OV (x 1 mrd)
 

2007

2008

2009

20101

Stadsregio’s

3,6

3,6

3,7

3,9

Provincies

2,9

2,8

2,82

2,8

Totaal

6,5

6,4

6,5

6,7

Bron: WROOV

1

Gebaseerd op een raming.

2

Wijkt af van eerdere opgave (2,9), want de ritkilometers zijn herberend.

De reizigerskilometers hebben alleen betrekking op de kilometers die zijn afgelegd met bus, trein en metro. De reizigerskilometers die met de regionale treinen zijn afgelegd zijn niet meegeteld.

De ontwikkeling vertoont een min of meer stabiel beeld, met een licht positieve ontwikkeling vanaf 2010.

De dip in de reizigerkilometers in 2008 heeft te maken met de acties en staking in het streekvervoer.

De lichte groei in 2010 kan zijn veroorzaakt door minder zwartrijden in de metro a.g.v. invoering van de ov-chipkaart. Maar ook minder grijs rijden kan oorzaak zijn van de lichte stijging.

Realisatiecijfers voor het jaar 2011 worden pas in het najaar van 2012 bekend gemaakt.

Stimulering marktwerking taxi

Kengetallen taxi

Output

Verwachte ontwikkeling

Landelijke ontwikkeling relatief

4 grote steden

1. Waardering consument1 gebruikers)

Verbetering

Constant hoog:

iets lager dan het landelijk gemiddelde:

   

2005: 7,2 (precies: 7,16)

2005: niet gemeten

   

2006: 7,2 (precies: 7,22)

2006: 7,2

   

2007: 7,2

2007: 7,1

   

2008: 7,3

2008: 7,4

   

2009: 7,2

2009: 7,2

   

2010: 7,5

2010: 7,2

   

2011: 7,8

2011: 7,1

       

2. Prijsontwikkeling (straattaxi)2

Prijsdaling

   
   

2005: +1,7%

2005: + 1,6%

   

2006: + 1,9%

2006: + 2,6%

   

2007: + 3,9%

2007: + 3,6%

   

2008: 1,2 %

2008: – 24,6% tot + 6%

   

2009: varieert van 1,2% voor stadsrit en 1,1% voor buitenrit (2)

2009: varieert van 0,1% voor stadsrit en – 0,1% voor buitenrit (2)

   

2010: varieert van + 1,2% voor stadsrit en + 1,1 % voor buitenrit

2010: +0,2% voor een stadsrit en +0,4% voor een buitenrit

   

2011: Stadsrit +2,6%; buitenrit + 2,2%

2011: Stadsrit 0,0%; buitenrit -0,4%

Bron:

1.Waardering consument:

– Vier grote steden: Mysteryshopper Onderzoek 2011; TNS Consult.

– Landelijke ontwikkeling: taximonitor gebruikers 2011; I&O Research.

2. Prijsontwikkeling: TNS Consult

1

Jaarlijks vindt onderzoek plaats naar zowel de waardering van de consument als de prijsontwikkeling van het taxivervoer. De landelijke waardering is in 2011 duidelijk hoger dan in 2010. Dit wordt echter vooral veroorzaakt door een gewijzigde onderzoeksopzet. Niet langer wordt een algemene waardering gevraagd van het taxigebruik. De waardering is nu gebaseerd op de ervaring van de klant tijdens zijn meest recente taxirit.

In de 4 grote steden vindt jaarlijks mystery shopper onderzoek plaats naar de kwaliteit van de straattaxi. De waardering is redelijk constant (7,1 in 2011en 7,2 in 2010). De effecten van nieuw taxibeleid worden naar verwachting in 2012/2013 in de waardering zichtbaar.

2

De landelijke prijsontwikkeling van de straattaxi wordt jaarlijks gemeten voor een tweetal referentieritten; één met 5 kilometer lengte (meest voorkomende rit in de steden) en één met een lengte van 15 kilometer (vooral kleinere steden en platteland) Het indexcijfer voor de maximumtarieven was in 2011 0,5%. Ongeveer 80% van de straattaxichauffeurs hanteert de maximumtarieven. De weergegeven nominale prijsveranderingen waren in 2011 beperkt: een lichte stijging landelijk en vrijwel gelijke tarieven in de 4 grote steden. Gegeven een inflatie van 2,3% in 2011 bleven de tarieven landelijk in reële termen gelijk, in de 4 grote steden daalden deze licht.

OV-Chipkaart

Voor de invoering van de OV-chipkaart zijn geen meetbare gegevens opgenomen omdat de decentrale overheden en vervoerders verantwoordelijkheid dragen voor de uitrol.

34.05 Beter Benutten

Operationele doelstelling

Op 1 januari 2011 is de programmadirectie Beter Benutten opgericht.

De Tweede Kamer is op 14 juni 2011 over de doelstellingen, voornemens, activiteiten en inhoud van het programma geïnformeerd (IenM-BSK/2011–88715, kamerstuk: 32 500 A 81 122).

De aanpak wordt gekenmerkt door een tweetal pijlers, te weten regionale gebiedspakketten en maatregelen op nationale schaal. In 2011 heeft de nadruk gelegen op het samenstellen van de regionale gebiedspakketten. In het BO-MIRT in november 2011 zijn de gebiedspakketten besproken en vastgesteld. De Tweede Kamer is met een brief van 1 december 2011 (IenM-BSK/2011–157830, kamerstuk: 33000A21)123 geïnformeerd over de afspraken die daar met de regio’s zijn gemaakt. In de bijlage bij deze brief zijn de circa 250 afgesproken maatregelen genoemd.

In de begroting 2012 is voor het eerst het artikelonderdeel XII 34.05 voor Beter Benutten opgenomen. Op dat moment is ook het budget voor 2011 beschikbaar gekomen. De bedragen voor 2011 zijn gebaseerd op een eerste globale raming uit de beginfase van het programma. In 2011 is aan het Platform Slim Werken Slim Reizen124 € 1,1 mln. ter beschikking gesteld. Het Platform stimuleert werkgevers en werknemers om afspraken te maken over gedragsverandering via mobiliteitsmanagement. Door het Platform is daarmee aandacht gegeven aan het «Nieuwe Werken». Verder zijn er opdrachten verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de kosteneffectiviteit van de gebiedspakketten.

Eind 2011 is een bedrag van € 44,6 mln. via de Brede Doeluitkering 2012 (BDU) beschikbaar gesteld aan de regio’s.

Op dit moment worden de plannen van aanpak besproken om uitvoering te geven aan de 254 maatregelen zoals die in het bestuurlijk MIRT overleg zijn overeengekomen. Effecten van Beter Benutten zijn in het jaarverslag 2011 dan ook nog niet te benoemen.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek

AD of OD

A. Start

Vindplaats

 

onderwerp

 

B Afgerond

 

Beleidsdoorlichting

Netwerk weg

34.01

A: 2009

B: 2010

Zie Jaarverslag XII 2010, blz. 86.

TK 2010–2011, 31 305, nr. 190.

       

Mobiliteitsbeleid; Brief regering; Toezending concept-deelrapporten voor wegen, vaarwegen en regionaal openbaar vervoer, op basis waarvan de hoofdlijnen van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) ) zijn geformuleerd 1

 

BDU Verkeer en vervoer

34.04

A: 2010

B: 2011

Zie Jaarverslag XII 2010, blz. 86.

De evaluatie is uitgesteld, omdat de randvoorwaarden van de BDU in de kabinetsformatie zijn gewijzigd. Zowel financieel als betreffende de bestuurlijke organisatie op decentraal niveau.

Effectenonderzoek ex post

Ruimte voor de fiets

34.03

jaarlijkse monitoring

http://www.prorail.nl/Publiek/ruimtevoordefiets/Pages/Ruimtevoordefiets.aspx

1

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31 305-190.html

Ruimte voor de Fiets: Er is in 2011 geen monitoring uitgevoerd, omdat er op een zeer groot aantal stations op dit moment gebouwd en verbouwd wordt. Daardoor zullen de resultaten van een monitoring niet representatief zijn. In het actieplan Fietsparkeren is aangegeven dat om de drie jaar tellingen worden uitgevoerd om de capaciteit vast te leggen. In 2009 is de laatste monitor uitgevoerd. In 2012 zal een volgende monitoring uitgevoerd worden.

88

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-17.html

89

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305-80.html

90

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-A-81.html

91

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-A-83.html

92

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305-196.html

95

http://mirt2009.mirtprojectenboek.nl/images/517_tcm285-228664.pdf

105

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31987-1.html

106

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32549/kst-31987-9.html

110

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22026-343.html

112

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984?230.html

121

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/behandelddossier/21109/kst-23645-452.html

122

Vaststelling begroting Infrastructuurfonds voor het jaar 2011 – 32 500 A 81; www.rijksbegroting.nl/2011/kamerstukken,2011/6/23/kst157910.html

123

Vaststelling begroting Infrastructuurfonds voor het jaar 2012 – 33 000 A 21; ww.rijksbegroting.nl/2012/kamerstukken,2011/12/7/kst164204.html

Licence