A Algemene doelstelling
Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken om daarmee onder meer energie te besparen en woonlasten te beperken. Het bevorderen van de woningbouwproductie waarbij aanbod en diversiteit zoveel mogelijk aansluit bij de woningbehoefte van Nederland. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.
B Rol en verantwoordelijkheid
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2– uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.
Op basis van de Woningwet is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen van bouwregelgeving en stelselverantwoordelijk voor het functioneren hiervan. Het Rijk rekent het daarnaast tot zijn verantwoordelijkheid om het verbeteren van de bouwkwaliteit te stimuleren.
Op basis van de Grondwet, artikel 22 lid 2 is bevordering van voldoende woongelegenheid onderwerp van zorg der overheid. In de Woningwet (hoofdstuk V) zijn de aan de Minister en andere bestuursorganen toegekende taken en bevoegdheden ter voorziening in de woningbehoefte nader uitgewerkt.
Het kabinet wil de sector stimuleren door investeringscondities te verbeteren, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.
Op basis van de Woningwet (artikel 80a) heeft de Minister een ondersteunende regierol in het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld in aandachtswijken en krimpregio’s. Hij ondersteunt gemeenten en provincies (in geval van bevolkingsdaling) bij het invullen van hun verantwoordelijkheid op dit terrein. Belangrijke maatregelen om deze ondersteunende rol vorm te geven zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.
C Beleidsconclusies
Op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving is voortgang geboekt door verdere uitvoering van programma’s als Energiesprong en Blok voor Blok. Het beleid gaat een nieuwe fase in op basis van het Energieakkoord voor duurzame groei dat in de zomer van 2013 is afgesloten.6 Hierin is besloten tot extra ondersteuning van gemeenten bij lokale energiebesparing, een indicatief energielabel en een subsidieregeling van 400 miljoen euro voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen.
In 2013 is in het kader van de uitvoering van het Woonakkoord gewerkt aan de opzet van het revolverend fonds energiebesparing. Daartoe heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst, in samenwerking met Rabobank en ASN Bank, de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds opgericht. Particuliere woningeigenaren kunnen uit dit fonds «energiebespaarleningen» aanvragen waarmee zij tegen een lage rente energiebesparende voorzieningen kunnen financieren.7 Het Rijk draagt € 75 mln. bij aan het fonds. Aanvullend hierop leveren beide banken gezamenlijk € 225 mln. euro.
D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Oorpronkelijk Vastgestelde begroting | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(x € 1 000) | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2013 | 2013 | |
Verplichtingen | 119.715 | 32.189 | 87.526 | |||||
Uitgaven: | 38.102 | 32.639 | 5.463 | |||||
2.1 | Energie en bouwkwaliteit | 16.883 | 21.304 | – 4.421 | ||||
Subsidies | 12.605 | 4.000 | 8.605 | |||||
Beleidsprogramma Energiebesparing | 631 | 0 | 631 | |||||
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 1.592 | 0 | 1.592 | |||||
Energiebesparing verhuurders | 0 | 0 | 0 | |||||
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 6.905 | 4.000 | 2.905 | |||||
Revolverend fonds EGO | 0 | 0 | 0 | |||||
Tijdelijke regeling blok voor blok | 50 | 0 | 50 | |||||
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing | 3.427 | 0 | 3.427 | |||||
Opdrachten | 3.550 | 17.304 | – 13.754 | |||||
Beleidsprogramma Energiebesparing | 2.491 | 14.962 | – 12.471 | |||||
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 1.019 | 2.342 | – 1.323 | |||||
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 40 | 0 | 40 | |||||
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 728 | 0 | 728 | |||||
Beleidsprogramma Energiebesparing(Agentschap NL) | 728 | 0 | 728 | |||||
2.2 | Woningbouwproductie | 15.177 | 5.273 | 9.904 | ||||
Subsidies | 360 | 0 | 360 | |||||
Beleidsprogramma woningbouwproductie | 360 | 0 | 360 | |||||
Opdrachten | 490 | 863 | – 373 | |||||
Beleidsprogramma woningbouwproductie | 490 | 863 | – 373 | |||||
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 14.327 | 4.410 | 9.917 | |||||
Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap NL) | 14.327 | 4.410 | 9.917 | |||||
2.3 | Kwaliteit woonomgeving | 6.042 | 6.062 | – 20 | ||||
Subsidies | 2.543 | 0 | 2.543 | |||||
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 2.533 | 0 | 2.533 | |||||
Wijkverpleegkundigen | 10 | 0 | 10 | |||||
Opdrachten | 1.425 | 6.062 | – 4.637 | |||||
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 1.425 | 5.742 | – 4.317 | |||||
Wijkverpleegkundigen | 0 | 320 | – 320 | |||||
Bijdragen aan medeoverheden | 2.074 | 0 | 2.074 | |||||
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 2.074 | 0 | 2.074 | |||||
Ontvangsten | 2.056 | 91 | 1.965 |
E Toelichting op de financiële instrumenten
2.1 Energie en Bouwkwaliteit
Subsidies
Revolverend fonds energiebesparing
De uitwerking van het Nationaal Energiebespaarfonds voor particuliere woningeigenaren is eind 2013 vertraagd. Hierdoor heeft de eerste betaling (ad € 50 mln.) begin 2014 plaatsgevonden. (Voor de Rijksbijdrage van € 75 mln. is de verplichting in 2013 aangegaan). In 2013 is gestart met de ontwikkeling van een soortgelijk fonds voor woningverhuurders, hetgeen eveneens zal leiden tot de instelling van een revolverend fonds in 2014.
Innovatieregelingen Gebouwde omgeving
In 2013 is het programma Gebieden Energieneutraal (GEN) tot een afronding gekomen. GEN, bestaande uit een consortium van marktpartijen en ondersteund door het Rijk, had tot doel de marktintroductie van energieneutrale nieuwbouw en renovatie op gebiedsniveau voor te bereiden vanuit een herhaalbare aanpak en oplossingen die zonder subsidie levensvatbaar en rendabel zijn. GEN heeft veel kennis en ervaringen opgeleverd ten behoeve van (markt-)partijen.
Het programma Energiesprong, met hoge energiebesparingambities (zoals energieneutraal (ver)bouwen) gaat in 2014 de eindfase in.
Tijdelijke regeling Blok voor Blok
Het programma Blok voor Blok, gericht op bevordering van grootschalige energiebesparing in bestaande woningen door middel van een kennis- en leertraject, is in 2013 voortgezet en komt in 2014 tot afronding.
Genoemde drie programma’s worden voorjaar 2014 geëvalueerd. De beleidsconclusies daaruit worden medio 2014 naar de Tweede Kamer gezonden.
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing
In 2013 is voor € 3,4 mln. aan subsidies verstrekt ten behoeve van het stimuleren van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Dit betrof niet alleen subsidies verleend op grond van de tijdelijke stimuleringsregeling. Het ging voornamelijk om de afwikkeling van openstaande verplichtingen. Betaling in 2013 was mogelijk binnen de voor energiebesparing beschikbare budgetten. Voor de stimuleringsregeling sec waren in 2013 geen uitgaven geraamd.
Conclusies met betrekking tot de effectiviteit van deze regeling zullen worden meegenomen in de beleidsdoorlichting die in 2014 zal worden uitgevoerd voor de beleidsmaatregelen op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving.
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
Het Rijk is in 2013 met een aantal woningcorporaties en bouwers overeengekomen dat in het kader van het Programma Energiesprong 111.000 sociale huurwoningen, in de periode tot 2020 gerenoveerd worden naar niveau «nul op de meter». Dit leidt tot een aanzienlijke verduurzaming van de woningvoorraad en verlaging van de energielasten van de bewoners.
Het programma Excellente Gebieden is in 2013 voortgezet. Binnen deze innovatieve nieuwbouwprojecten in de woning- en utiliteitsbouw zijn of worden woningen en kantoren gebouwd met een ten minste 25% scherpere energieprestatiecoëfficiënt (EPC) dan het Bouwbesluit voorschrijft.
In 2013 is de (voorbereiding van de) implementatie voortgezet van de herziene richtlijn Energieprestatie van gebouwen (Energy Performance of Buildings Directive, EPBD) en de richtlijn energieefficiëntie (Energy Efficiency Directive, EED) geïmplementeerd. Ten aanzien van de implementatie van de EPBD heeft de Europese Commissie Nederland in 2013 in gebreke gesteld. Aan de Europese Commissie heeft Nederland gemeld welke stappen gezet worden om begin 2015 alsnog te voldoen aan de vereisten van de EPBD.
De onderschrijding op dit budget wordt grotendeels verklaard door een budgettair neutrale herschikking binnen artikelonderdeel 2.1 bij Najaarsnota. Daarnaast is bij Najaarsnota een deel van het 2013 beschikbare budget doorgeschoven naar de jaren 2015 en 2016.
Beleidsprogramma Bouwregelgeving
In lijn met de adviezen van de Commissie Dekker zijn de beleidsvoornemens voor private kwaliteitsborging uitgewerkt. Het voornaamste doel is verhoging van de kwaliteit gedurende het gehele traject van de bouw. Op 27 november 2013 is de Tweede Kamer over de beleidsvoornemens geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 757, nr. 91). Vooruitlopend op de Omgevingswet zijn praktijkknelpunten, onder andere in relatie tot de bouwregelgeving, in het omgevingsrecht geïnventariseerd die op korte termijn kunnen worden opgepakt. Over de knelpunten en de verdere aanpak is de Tweede Kamer op 27 november 2013 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 118, nr. 1).
Het bouwbesluit is in 2013 verder doorontwikkeld, onder meer door de inwerkingtreding van de voorschriften over de milieuprestatie van materialen (Staatsblad 2012, 256) en het aanpassen van het Bouwbesluit door het geheel van kracht worden van de Europese Verordening Bouwproducten per 1 juli 2013 (Staatsblad 2013, 462). Andere activiteiten in 2013 hadden vooral betrekking op de pijlers «veiligheid» en «gezondheid» bestaande bouw. Voorts is de bepaling voor de advisering voor welstand bij bouwaanvragen gewijzigd, van een verplichte welstandsadvisering door welstandscommissies of stadsbouwmeester naar een keuze voor gemeenten om over welstand advies te vragen bij deze organen (Staatsblad 2013, 75). De Helpdesk bouwregelgeving heeft in 2013 in totaal 1.846 vragen beantwoord. Hiervan waren er 851 gericht op het Bouwbesluit en 995 op Woningwet, Wabo en vergunningvrij bouwen. De vragenstellers kunnen worden onderverdeeld in circa 20% burgers, 40% gemeenten, brandweer en overheden en 40% professionals. De meeste vragen werden gesteld over vergunningvrij bouwen en de pijler «veiligheid» van het Bouwbesluit.
De onderschrijding van dit budget wordt grotendeels verklaard door een budgettair neutrale herschikking binnen het beleidsprogramma bouwregelgeving bij Najaarsnota binnen artikelonderdeel 2.1. In 2013 is minder uitgegeven op het instrument «opdrachten» en meer op het instrument «subsidies».
2.2 Woningbouwproductie
Opdrachten
Beleidsprogramma woningbouwproductie
De expertteams Particulier opdrachtgeverschap en Kantorentransformatie hebben in 2013 adviezen verstrekt en gemeenten ondersteund. Bij woningbouwstimulering is met name voor de Noord- en Zuidvleugel inzet geleverd ten behoeve van het bestuurlijk overleg MIRT (Meerjarenprogramme infrastructuur, Ruimte en Transport) en is er bijgedragen aan de Actieagenda Bouw. In het kader van het grondbeleid is wederom een onderzoek opgeleverd naar de financiële positie van gemeentelijke grondbedrijven en is er in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, gekeken naar het vereenvoudigen van wet- en regelgeving inzake grondbeleid (Brief van de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Kamerstukken II, 33 750-A nr. 25 met bijlagen). Tenslotte is er een kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke Tweede Kamercommissie Huizenprijzen opgesteld (brief 18 oktober 2013, Kamerstukken II, 2013–2014, 33 194 nr. 10).
Bijdragen baten-lastenagentschappen
Beleidsprogramma woningbouwproductie
Het op dit onderdeel verantwoorde bedrag heeft betrekking op diverse (uitvoerings-)taken die het Agentschap NL heeft uitgevoerd in opdracht van BZK op het gebied van energiebesparing, woningproductie en kwaliteit van de leefomgeving. Onderdeel hiervan zijn ook de uitgaven voor de uitvoering van de Wet Bevordering Eigen Woningbezit (BEW), oorspronkelijk begroot op artikel 1, Woningmarkt.
2.3 Kwaliteit woonomgeving
Subsidies
Beleidsprogramma woonomgeving e.a.
Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners (LSAB, voorheen Landelijke Samenwerkingsverband Aandachtswijken) heeft middels kennis, advies en experimenten een bijdrage geleverd aan een nieuwe verhouding tussen bewoners en gemeenten. Tevens heeft het LSAB in 2013 bewoners ondersteund in de oprichting van wijkondernemingen. De Minister heeft tijdens het jubileumcongres van het LSAB de toezegging gedaan om de per eind 2013 aflopende subsidie te continueren voor de jaren 2014 en 2015.
Opdrachten
Beleidsprogramma woonomgeving e.a.
Krachtige steden
De in 2013 gepubliceerde rapporten «Wonen in ongewone tijden»8, «Onderscheid in leefbaarheid»9 en «Werk aan de wijk»10 en de Leefbaarometer11 laten een positieve trend zien in de 40 aandachtswijken en verbetering van leefbaarheid in steden en dorpen de afgelopen jaren. Op 20 november 2013 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst de Tweede Kamer geïnformeerd over de leefbaarheid in Nederland en de invulling van de rijksrol op dit terrein.12
Kwaliteitssprong Rotterdam Zuid
In 2013 is een voorstel voor wijziging wetgeving (woningwet, huisvestingswet en Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek (WBMGP)) teneinde de aanpak van onder andere huisjesmelkers en woonoverlast te verbeteren bij de Kamer ingediend. Daarnaast is een heffingsvermindering opgenomen binnen de verhuurderheffing ter stimulering van investeringen in de woningvoorraad. Deze vermindering raakt zowel krimpgebieden als Rotterdam Zuid. Ook de uitvoering van de andere afspraken uit het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid in 2013 ligt op schema.13
Programma Bevolkingsdaling
In 2013 zijn lokale partijen ondersteund door het in beeld brengen van de demografische ontwikkelingen met feiten en cijfers (transitieatlas), het aanreiken van bouwstenen voor beleid en het stimuleren van de dialoog tussen betrokken partijen. Daarnaast is er ondersteuning geboden bij specifieke vragen en wegnemen van knelpunten in wet- en regelgeving. Er is uitvoering gegeven aan de met de topkrimpregio’s gesloten convenanten.
Economisch denken
In het kader van verbeteren van maatschappelijk rendement is er in 2013 een intentieverklaring gesloten tussen BZK en de Spar, is er met een filantropsiche sector een traject gestart om lokale fondsen een impuls te geven en is er een leergang Maatschappelijk Aanbesteden gestart. Met steun van de ministeries van BZK en SZW is daarnaast het Platform Society Impact gestart.
Huisvesting specifieke groepen
De realisatie van de door Kences toegezegde 16.000 extra studenteneenheden ligt op schema. In september 2013 zijn de in het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting toegezegde Kences-BZK handreiking «Studentenhuisvesting en bouwregelgeving14» en de «Monitor Studentenhuisvesting 2013»15 gepubliceerd en is de Tweede Kamer geïnformeerd16 over de voortgang van het Actieplan.
De kamer is geïnformeerd over de stand van zaken rondom ouderenhuisvesting. Ter uitvoering van de nationale verklaring voor huisvesting voor EU-arbeidsmigranten zijn in 8 van de 9 regio’s bestuurlijke afspraken gemaakt om adequate huisvesting te realiseren.
Overlast
Naast de wetsvoorstellen ter wijziging van de Woningwet en WBMGP die in 2013 naar de Kamer zijn gestuurd, wordt er gezocht naar meer mogelijkheden om gemeenten te ondersteunen met wet- en regelgeving. In januari 2013 is een experiment gestart om de ondermijnende invloed van georganiseerde misdaad in wijken zichtbaar te maken en de informatie-uitwisseling te bevorderen.
Bij Najaarsnota heeft binnen het beleidsprogramma woonomgeving een budgettair neutrale herschikking plaatsgevonden. Hierdoor sluit de uitfinanciering van de in 2013 toegekende subsidies en bijdragen aan op de hiervoor in 2013 beschikbare budgetten.
Wijkverpleegkundigen
Ter uitvoering van de motie Hamer17 zijn er tussen de 300 en 350 wijkverpleegkundigen ingezet in gemeenten waar sprake is van achterstandsproblematiek. Deze inzet heeft geleid tot betere samenwerking tussen diverse (zorg)organisaties in de buurt. De financiering heeft plaatsgevonden via het Gemeentefonds.
Bijdragen aan medeoverheden
Beleidsprogramma woonomgeving e.a.
In 2013 is middels de 2e suppletoire begroting een bijdrage van € 1,4 mln. verstrekt aan de BES-eilanden, waarmee achterstanden op het gebied van huisvesting worden aangepakt.
Ontvangsten
In verband met de afkoop van de uitvoeringskosten garantieregeling Energiebesparingkrediet (EBK) is in 2013 € 1,2 mln. ontvangen. Ook is voor € 0,6 mln. aan incidentele, niet voorziene ontvangsten gerealiseerd op het gebied van woningbouwproductie.