Base description which applies to whole site

Artikel 18 Scheepvaart en havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer en onderhoud uit. De uitgaven aan beheer en onderhoud worden verantwoord op het infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering, waaronder het toezicht op de uitvoering, van de wet- en regelgeving (zowel de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)) van het mainportbeleid. De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Europese Raad van transportministers en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

  • Daarnaast wordt mede uit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd.

  • IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security.

  • Met de programma’s Beter Benutten en Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot mainportbeleid.

  • IenM draagt binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicator: Gehercertificeerde beveiligingsplannen voor de totale haven
 

Basiswaarde 2007

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen voor de totale haven

17

0

0

0

2

10

Bron: IenM, 2014

Toelichting

In diverse havengemeenten heeft het opstellen of herzien van het Havenveiligheidsplan langer geduurd dan was voorzien, onder meer door bestuurlijke reorganisaties (Havens Drechtsteden onder beheer van Havenbedrijf Rotterdam gebracht). Er zijn dus minder plannen te keuring aangeboden dan was voorzien. Het Ministerie van IenM gaat in 2014 verder met het hercertificeren en heeft dit kader inmiddels voor enkele gemeenten de plannen goedgekeurd.

Indicator: Gehercertificeerde beveiligingsplannen voor schepen & havenfaciliteiten
 

Basiswaarde 2004

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Streef-waarde 2014

aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen schepen

700

700

0

175

335

700

aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen havenfaciliteiten

350

3501

0

75

49

350

Bron: IenM, 2013

1

cumulatief

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

In de Europese Security Richtlijn 65/2005 is bepaald dat alle zeehavens die havenfaciliteiten hebben die onder verordening 725/2004 vallen per 15 juni 2007 moeten beschikken over een op een havenveiligheidsbeoordeling (analyse) gebaseerd goedgekeurd havenbeveiligingsplan (voor de hele haven).

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Hoofdtransportas

75%

68%

67%

68%

85%

69%

Hoofdvaarweg

85%

81%

79%

78%

75%

80%

Overige vaarweg

90%

88%

92%

93%

70%

92%

Bron: Rijkswaterstaat, 2014

Toelichting

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Elk type vaarweg correspondeert met een te realiseren percentage passages. Dit normpercentage biedt inzicht in het percentage schepen dat is gepasseerd binnen de normtijd.

De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden (69 procent in plaats van 85 procent). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een combinatie van storingen, benodigde onderhoudswerkzaamheden en capaciteitsproblemen op met name de Zeeuwse achterlandverbindingen. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Totaal Nederlandse Zeehavens

45,5

45,9

44,4

44,9

44,9

44,2

44,5

45,0

46,9

47,8

47,2

47,9

Mainport Rotterdam

35,0

35,6

34,5

34,6

34,9

33,8

34,2

34,4

36,0

37,0

36,3

37,0

Overige Nederlandse Zeehavens

10,5

10,3

9,9

10,3

10,0

10,4

10,4

10,6

10,9

10,8

10,9

10,9

Bron: 2001–2010: Nationale Havenraad, 2011–2012: IenM

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Na een lichte daling van het marktaandeel in 2011, is er in 2012 weer een lichte stijging van het marktaandeel te zien. Met name Mainport Rotterdam, dat in 2011 marktaandeel had verloren, wist dit marktaandeel in 2012 weer terug te brengen op het niveau van 2010.

Kengetal: Ontwikkeling toegevoegde waarde Nederlandse zeehavens van 2004 tot en met 2012 (in € mld lopende prijzen)
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Directe toegevoegde waarde zeehavengebieden

19,2

4,2%

22,2

23,8

25,6

20,3

22,5

23,5

22,9

In % van het BBP

3,9%

4,2%

4,1%

4,2%

4,3%

3,5%

3,8%

3,9%

3,8%

Indirecte toegevoegde waarde

9,7

10,3

11,5

12,7

13,7

12,1

12,4

13,9

13,3

In % van het BBP

2,0%

2,0%

2,1%

2,2%

2,3%

2,1%

2,1%

2,3%

2,2%

Totale zeehavengeralateerde toegevoegde waarde

28,9

31,8

33,7

36,5

39,3

32,4

34,8

37,5

36,2

In % van het BBP

5,9%

6,2%

6,2%

6,4%

6,6%

5,7%

5,9%

6,3%

6,0%

Bruto binnenlands produkt (BBP)

491,2

513,4

540,2

571,8

594,5

573,2

586,8

599,0

599,3

Bron: Erasmus universiteit Rotterdam (RHV BV), Havenmonitor 2012, de economische betekenis van de Nederlandse zeehavens, Rotterdam, januari 2014

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde van Nederlandse zeehavens in de periode 2004–2012. Om de versterking van het netwerk van de Mainport Rotterdam en de overige zeehavens te monitoren wordt de toegevoegde waarde samenhangend met het haven- en industrieel complex gemeten. Nadat de zeehavens in 2010 en 2011 een duidelijk herstel vertoonde ten opzichte van het jaar 2009, doet zich in 2012 weer een daling van de toegevoegde waarde voor. Deze daling van de toegevoegde waarde is voornamelijk veroorzaakt door een afnemende winstgevendheid van bedrijven in 2012. Vooral in de chemie en de staalindustrie namen de marges af.

Kengetal: Ontwikkeling directe toegevoegde waarde zeevaart en maritieme cluster (in € mld)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Zeevaart

1,1

1,1

1,1

1,1

1,2

1,2

1,2

1,2

0,8

0,7

0,6

0,7

Overige maritieme sector / dienstverlening

3,5

3,2

3,1

3,2

3,3

             

Totaal brede maritieme sector¹

4,6

4,3

4,2

4,3

4,5

             

Totaal maritieme cluster²

10,3

11,2

11,4

10,5

10,2

10,1

12,5

Bron: cijfers 2001 – 2005 afkomstig uit Ecorys Beleidsmonitor 2008; cijfers 2006–2010 afkomstig uit PRC Maritieme monitor 2012; cijfers 2011–2012 afkomstig uit Ecorys Maritieme Monitor 2013

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

Ad 1) Totaal brede maritieme sector bestaat uit de volgende sectoren: Zeevaart, Binnenvaart, Laad-, los- en overslagactiviteiten, Opslag, Expediteurs, Dienstverlening vervoer water, Nieuwbouw en reparatie van schepen, Natte waterbouw (baggeren etc.), Verhuur van schepen, Groothandel in scheepsbenodigdheden.

Ad 2) Totaal maritieme cluster bestaat uit de volgende sectoren: Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Havens, Marine, Visserij, Maritieme dienstverlening, Watersportindustrie en Maritieme toeleveranciers. In 2013 heeft een aanpassing van de methodiek plaatsgevonden om de gegevens van de Maritieme monitor te laten aansluiten op de Havenmonitor. Hierdoor is het clustercijfer van 2012 aangepast voor de sector Havens.

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde zeevaart en maritieme sector in constante prijzen en meet hoe sterk de zeevaart zich ontwikkelt. De inzet van de Rijksoverheid is slechts één van vele beïnvloedende factoren.

Kengetal: Toegevoegde waarde binnenvaart in lopende prijzen (in € mld)
 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Binnenvaart

0,68

0,73

0,78

0,72

0,70

0,80

0,80

0,70

0,70

0,70

0,60

Bron: cijfers tot 2006 Goederenvervoermonitor Ecorys, december 2008 en cijfers vanaf 2006 De Nederlandse Maritieme Cluster Monitor, 2011.

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde binnenvaart in constante prijzen en meet hoe sterk de binnenvaart zich ontwikkelt. De inzet van de Rijksoverheid is slechts één van vele beïnvloedende factoren. De binnenvaart heeft in de topjaren 2006 tot 2008 (achteraf gezien) teveel geïnvesteerd in nieuwe schepen. Met het wegvallen van de vraag in 2009 is overcapaciteit ontstaan, die in de jaren hierna en ook in 2013 heeft voortgeduurd.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Aantallen

                 

Handelsvaart

570

574

566

640

688

725

769

800

822

Zeesleepvaart

164

174

212

222

222

249

235

247

260

Waterbouw

151

148

139

118

121

120

156

169

168

Totaal

885

896

917

980

1.031

1.094

1.160

1.216

1.250

                   

Bruto tonnage (GT) (x1.000)

                 

Handelsvaart

4.932

5.031

5.114

5.980

6.313

6.075

6.883

6.740

7.045

Zeesleepvaart

178

181

243

264

237

310

290

362

347

Waterbouw

498

509

477

375

441

450

513

531

533

Totaal

5.608

5.721

5.834

6.619

6.991

6.835

7.686

7.633

7.925

Betreft schepen > 100 GT en pontons > 1.000 GT

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Toelichting

Met ingang van 2011 is de categorie werkschepen ondergebracht bij de waterbouw in plaats van de zeesleepvaart. Dit betreft in totaal 29 schepen. De getallen voor 2011 daarop zijn aangepast.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlandse eigendom of beheer

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Aantallen

                 

Handelsvaart

375

434

462

395

410

433

422

408

403

Zeesleepvaart

329

284

332

358

406

459

456

477

498

Waterbouw

37

39

45

52

66

63

55

55

52

Totaal

741

757

839

805

882

955

933

940

953

                   

Bruto tonnage (GT) (x1.000)

                 

Handelsvaart

4.692

5.566

6.278

4.542

5.057

5.259

5.232

5.072

5.517

Zeesleepvaart

2.704

2.782

1.903

1.423

1.217

1.011

1.298

1.640

1.612

Waterbouw

99

102

122

184

225

251

210

264

248

Totaal

7.495

8.450

8.303

6.149

6.499

6.521

6.740

6.976

7.377

Betreft schepen > 100 GT en pontons > 1.000 GT

Bron: cijfers 2005 Ecorys (december 2008); cijfers van 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010–2013 Inspectie Leefomgeving en Transport (januari 2014). Alle cijfers op basis van Lloyd’s Register Fairplay.

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal significante scheepsongevallen

117

96

123

150

127

121

164

159

161

Bron: Rijkswaterstaat, 2013

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu. met schepen op de Nederlandse binnenwateren.

Kengetal: Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal doden

4

7

3

4

4

4

4

8

4

Aantal significante scheepsongevallen

29

49

54

30

51

56

45

63

58

Bron: Rijkswaterstaat, 2013

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Kengetal: Aantal scheepvaartongevallen (inclusief vissersvaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Zeer ernstige scheepvaartongevallen

1

1

1

0

0

1

1

0

4

Ernstige scheepvaartongevallen

7

4

2

6

3

7

9

4

15

Totaal

8

5

3

6

3

8

10

4

19

Bron: SOS database Rijkswaterstaat, 2013

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

De gevalideerde gegevens van het aantal ernstige scheepsongevallen (ESO) in 2012 zijn beschikbaar. Er zijn 15 ESO’s geregistreerd, verdeeld over koopvaardij (7), visserij (6) en recreatievaart (2). De registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee is in 2012 aanzienlijk verbeterd en verfijnd (onder andere door gebruik van IMO definities, waarbij de interpretatie via een benchmark is getoetst bij de omliggende Noordzeelanden, meenemen van havenaanloopgebieden, Westerscheldemonding, kustzones en meenemen recreatievaart). Hierdoor is een completer beeld ontstaan van de ernstige scheepsongevallen op de Noordzee. Vergelijking van de ESO’s in 2012 met eerdere jaren is daardoor niet goed mogelijk. De historische reeks 2004–2011 geeft waarschijnlijk een onderschatting van het aantal ESO’s dat in werkelijkheid is opgetreden. Om een goede uitspraak te kunnen doen over de ontwikkeling van de veiligheid van scheepvaart op de Noordzee moet een nieuwe historische reeks van ESO’s worden opgebouwd. De historische reeks van zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO’s) wordt wel betrouwbaar geacht.

Kengetal: Uitstoot luchtverontreinigende stoffen
 

realisatie

prognose

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2015

2020

NOx – emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                       

Binnenvaart

27,1

25,1

24,1

23,6

24,0

23,7

21,3

22,8

24,2

25,6

22,3

21,4

Zeevaart (NL grondgebied)¹

17,3

17,8

18,0

19,1

19,4

24,3

22,1

23,0

22,9

23,8

21,8

22,9

PM10-emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                       

Binnenvaart

1,1

1,0

1,0

0,9

0,9

0,9

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

Zeevaart (NL grondgebied)¹

1,2

1,1

1,1

1,2

1,1

1,3

1,2

1,0

0,9

0,9

0,9

0,9

VOS-emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                       

Binnenvaart

3,5

3,2

2,8

3,2

3,1

3,0

2,8

3,0

2,9

3,0

1,1

1,0

Zeevaart (NL grondgebied)¹

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

1,0

0,9

0,8

0,8

0,9

0,8

0,8

SO2-emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                       

Binnenvaart

2,0

1,9

1,8

1,7

1,8

1,0

0,9

0,5

0,0

0,0

0,0

0,0

Zeevaart (NL grondgebied)¹

10,0

10,2

10,0

10,6

9,8

9,9

8,9

6,2

4,7

4,8

1,0

1,1

CO2-emissies (x mln. kg)

                       

Binnenvaart

1.871

1.734

1.663

1.627

1.654

1.636

1.494

1.634

1.773

1.909

1.772

1.850

Zeevaart (NL grondgebied)¹

936

969

983

1.041

1.067

1.515

1.394

1.423

1.464

1.550

1.284

1.199

Bron cijfers 2003 t/m 2012: Emissieregistratie, CBS Statline

Bron prognoses 2015 en 2020: Referentieraming 2012–2020, PBL

De gegevens van 2013 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van dit Jaarverslag.

Toelichting

Ad 1) De cijfers over 2008 en latere jaren zijn met een andere, nauwkeuriger methode berekend dan in voorgaande jaren, waarbij ook de invloed van de vaarsnelheid is meegenomen; om die reden zijn de cijfers over 2008 en latere jaren niet volledig vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. De cijfers van de SO2-emissies over 2008 en latere jaren zijn bovendien beïnvloed door een verplicht lager zwavelgehalte voor scheepsbrandstof vanaf augustus 2007 en verdere aanscherping vanaf juli 2010 (vanwege MARPOL Annex VI-regelgeving).

Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling gebleken.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

   

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 
   

2011

2012

2013

2013

2013

 

Verplichtingen

   

5.077

6.113

– 1.036

 

Uitgaven

   

5.361

6.464

– 1.103

 

18.01

Scheepvaart en havens

   

5.361

6.464

– 1.103

 

18.01.01

Opdrachten

   

2.317

2.455

– 138

 

18.01.02

Subsidies

   

467

1.205

– 738

1)

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

   

1.705

1.846

– 141

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

   

1.705

1.846

– 141

 

18.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

   

872

958

– 86

 
 

Ontvangsten

   

97

0

97

 
18.01 Scheepvaart en havens

Toelichting op de financiële instrumenten

18.01.01 Opdrachten

Met het oog op de concurrentiepositie van de maritieme cluster is de maritieme monitor 2013 opgesteld. Daarbij is gekeken naar de economische ontwikkeling (onder andere toegevoegde waarde en werkgelegenheid) van de maritieme sectoren. Ook is het zeevaartbeleid, inclusief de fiscale maatregelen voor de zeevaart geëvalueerd.

Als vlaggen-, kust- en havenstaat zette Nederland zich in IMO en EU-verband in op verbetering, c.q. optimalisering van regelgeving en vermindering van administratieve lasten. Er werden onderzoeken uitgevoerd naar de aanpak van de broeikasgasproblematiek in de zeevaart en specifiek de Nederlandse belangen daarin. Voor wat betreft luchtkwaliteit heeft IenM bijgedragen aan een internationale studie naar mogelijke modal-shifteffecten van een eventuele instelling van de Noordzee als stikstofemissiebeheersgebied.

In 2013 werd inzet gepleegd op de implementatie van tal van IMO- en EU-regels (het IMO-verdrag inzake training en opleiding van zeevarenden (STCW); de EU Richtlijn 2012/33/EU inzake het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen, het Nairobi-verdrag inzake wrakopruiming, het STCW-visserijverdrag, de EU-Verordening ontmanteling van zeeschepen, en de Richtlijnen Havenstaatcontrole en Vlaggenstaatverplichtingen). Voorts kreeg de nieuwe routestructuur voor de Noordzee zijn beslag.

In 2013 zijn voorts opdrachten vertrekt om de door het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid geconstateerde tekortkomingen in het Nederlandse nautisch onderwijs te kunnen aanpakken. Om instroom en kwaliteit van buitenlandse zeevarenden op peil te houden, werd ondersteuning verleend aan de Filippijnse maritieme autoriteit, opdat de erkenning van de Filippijnse vaarbevoegdheden door de EU zou kunnen worden gewaarborgd.

Het ministerie heeft volgens afspraak de kosten van de NMA voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen vergoed. Het markttoezicht op de loodsen is geëvalueerd. De resultaten zullen begin 2014 aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Voor beleidsontwikkeling is onderzoek gedaan naar onder andere havensamenwerking, level playing field van de Europese havens en vestigingsplaatsfactoren. Deze onderzoeken zijn bedoeld als input voor het op te stellen werkprogramma Zeehavens in 2014. Daarnaast is de havenontwikkeling op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba in kaart gebracht. Dit vormt de opmaat voor versterking van het nautisch beheer op de eilanden en de havenbedrijven.

18.01.02 Subsidies (ad 1)

Het verschil wordt met name veroorzaakt doordat de voorschotten, van zowel de subsidie aan de stichting Nederland Maritiem Land voor 2013 als de subsidie aan de Stichting Projecten Binnenvaart voor het Expertise en Innovatie Centrum Binnenvaart 2013 al in 2012 zijn uitbetaald.

Ter versterking van de binnenvaart in de logistieke keten zijn diverse activiteiten uitgevoerd. Naast de uit IDVV gefinancierde activiteiten zoals NLIP, Single Window, werkgroep Synchromodaliteit en Nextlogic heeft IenM in 2013 voor het laatst financieel bijgedragen aan het project (onderdeel subsidie 2012–2013).

Met de binnenvaartsector is afgesproken dat de tot en met 2012 opgebouwde prijscompensatie op de sloopfondsgelden ingezet wordt voor breed door de sector gedragen voorstellen voor versterking van de sector, bijvoorbeeld op het gebied van innovatie en vergroening. In 2012 en 2013 is op grond van de «Tijdelijke subsidieregeling Expertise- en Innovatiecentrum Binnenvaart 2012/2013» een bedrag van jaarlijks € 0,2 miljoen beschikbaar gesteld. Ten behoeve van de subsidieregeling kennismakingsstages zeevaart is voor 2013 een voorschot uitgekeerd.

18.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan Rijkswaterstaat voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

18.01.05 Bijdrage aan internationale organisaties

In 2013 zijn conform verdragverplichting de contributies betaald aan de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR).

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2013

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

853.578

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

10.853

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

864.431

waarvan

   

15.01

Verkeersmanagement

13.722

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

304.567

15.03

Aanleg

290.785

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

255.357

Extracomptabele verwijzing naar artikelonderdeel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds
 

2013

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 (PMR) van het Infrastructuurfonds

4.189

Licence