Algemene doelstelling
Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.
Regisseren
Rol en verantwoordelijkheden
Om qua luchtkwaliteit een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:
-
• De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en normen hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om schadelijke luchtemissies door de verkeersector (auto’s, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan.
-
• De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving.
-
• De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven door vereenvoudiging van de monitoring- en rapportagestructuur voor emissies.
-
• Met de implementatie van de vernieuwde geluidregelgeving (wet SWUNG18) wordt een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Aan lagere overheden worden subsidiemiddelen ter beschikking gesteld om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.
Stimuleren
Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:
-
• Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen.
-
• Schonere, zuiniger en stillere voertuigen. Dit gebeurt door samen met de verkeerssector een strategie te ontwikkelen, een internationale normering van voertuigen tot stand te brengen, een stabiel beleid gericht op de klimaatdoelen van 2050 te voeren, de voorlopers in de sector te subsidiëren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.
-
• Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (voor fijnstof in 2011 en voor NO2 in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid.
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Kengetallen en indicatoren
Algemeen
Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. Op 9 november 2016 is de zevende rapportage aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2016–2017 30 175, nr. 247)
t.g.v. Rijksinfrastructuur | t.g.v. andere infrastructuur | Totaal | |||
---|---|---|---|---|---|
Aantal woningen | Rijkswegen inclusief betreffende A-lijst woningen | Spoorwegen | A-lijst | Overig | |
Totaal | 109.800 | 70.650 | 77.355 | 335.800 | 593.605 |
Uitgevoerd 1980–1990 (schatting) | 40.000 | 7.450 | – | 40.000 | 87.450 |
Uitgevoerd 1990–2011 | 58.302 | 16.238 | 48.650 | 36.721 | 159.911 |
Uitgevoerd 2012 | – | 549 | 3.031 | 1.125 | 4.705 |
Uitgevoerd 2013 | – | 831 | 3.000 | 2.784 | 6.615 |
Uitgevoerd 2014 | 56 | 704 | 3.000 | 397 | 4.157 |
Uitgevoerd 2015 | 22 | 2.311 | 2.000 | 434 | 4.767 |
Uitgevoerd 2016 | 740 | 1.600 | 1.832 | 4.172 | |
Planning 2016 | – | 1.400 | 1.600 | 1.940 | 4.940 |
Planning 2017 | – | 600 | 200 | 1.675 | 2.475 |
Gepland restant per eind 2017 | 11.420 | 40.567 | 15.874 | 250.724 | 318.585 |
Aangepast restant per eind 2017 | 11.420 | 41.227 | 15.874 | 250.832 | 319.353 |
Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), 20 december 2016
Toelichting:
De hier gepresenteerde realisatiecijfers voor Rijksinfrastructuur hebben betrekking op de sanering die door Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) onder de Wet geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering zoals die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de (meer recente) Wet milieubeheer. Hierdoor wijken de hier gepresenteerde aantallen af van de aantallen bij beleidsartikel 14, die zijn gebaseerd op sanering onder de Wet milieubeheer.
De gerealiseerde en geplande uitvoering van de A-lijst betreft een aanname op basis van de beschikbare budgetten en gemiddelde kosten per woning. Voortgangsgegevens zijn niet centraal beschikbaar. Het verschil tussen «Planning 2016» en «Uitgevoerd 2016» wordt veroorzaakt doordat de projecten Eindhoven en Haren (sanering spoorwegen) niet zoals gepland in 2016, maar pas in 2017 gereed zullen komen.
1990 | 2000 | 2005 | 2010 | 2010 | 2014 | 2020 | 20202 | 2030 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
NEC- richt lijn | Reali satie | Raming | Vastgesteld 8 december 2016 | Raming | Vastgesteld 8 december 2016 | |||||
SO2 | 193 | 73 | 64 | 34 | 50 | 29 | 30 | 46 | 30 | 30 |
NOx | 603 | 419 | 367 | 300 | 260 | 235 | 172 | 202 | 125 | 143 |
NH3 | 372 | 182 | 160 | 140 | 128 | 134 | 127 | 139 | 118 | 126 |
NM VOS3 | 489 | 243 | 180 | 165 | 185 | 143 | 146 | 166 | 149 | 153 |
PM2,5 | 50 | 28 | 21 | 16 | 13 | 10,4 | 13 | 9,6 | 12 |
Bronnen: de informatie over de gerealiseerde emissies is afkomstig uit «Informative Inventory Report 2016» (RIVM Rapport 2015_0210). De geraamde emissies komen uit de «Nationale Energieverkenning 2015» (ECN, PBL, CBS, RVO.nl, Petten, 2015). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.
Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast. Zie ook toelichting.
Plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van het akkoord dat op 30 juni 2016 gesloten is en op 8 december 2016 door de Europese Raad is aangenomen, waarin reductiepercentages zijn opgenomen ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het herziene Gotenburgprotocol, dat binnenkort zal worden geratificeerd.
Toelichting:
In mei 2012 zijn in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg Protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol alsook de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages omgerekend naar vrachten. Naast voorgaande verandering geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS) ook fijnstof PM2,5 is toegevoegd. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast.
In de laatste kolom zijn de plafonds opgenomen die afgeleid kunnen worden uit het akkoord dat Raad en Europees Parlement op 30 juni 2016 bereikt hebben. In dit akkoord zijn ook de voorgestelde reductiepercentages uit het herziene Gothenburg Protocol opgenomen. Op 8 december 2016 is het voorstel door de Raad bekrachtigd.
1990 | 2000 | 2005 | 2010 | 2012 | 2013 | 2014 | 2020 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Raming | Raming | |
NOx | 367 | 270 | 233 | 192 | 174 | 166 | 149 | 100 | 62 |
SO2 | 21 | 10 | 6 | 1 | 0,5 | 0,2 | 0,2 | 0,4 | 0,5 |
PM2,5 | 24 | 15 | 12 | 8 | 7 | 6 | 5 | 3 | 2 |
NH3 | 0,9 | 4,3 | 5,3 | 4,8 | 4,4 | 4,2 | 3,8 | 3,8 | 4,2 |
NMVOS2 | 202 | 81 | 52 | 41 | 36 | 34 | 31 | 32 | 29 |
Bronnen: Emission of trans boundary pollutants in the Netherlands 1990–2014 Informative Inventory Report 2016 (chapter 4, Transport page 45–84). De geraamde emissies NMVOS komen uit het «Erratum bij de Nationale energieverkenning 2015 voor de paragraaf 3.5 »Emissies van luchtverontreinigende stoffen», maart 2016 (Bijlage A). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. De geraamde emissies NOx, SO2, PM2,5 en NH3 komen uit de Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage 2016, Bijlage 1 Tabellen B1.1 tot en met B1.6. De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid (Beleid bovenraming = GCN = GDN).
Toelichting:
De getallen worden jaarlijks aan de hand van nieuwe inzichten voor emissieregistratie door het Planbureau voor de Leefomgeving in samenwerking met het RIVM, TNO e.d. bepaald, waarna doorrekening plaatsvindt voor de hele reeks. Dit laatste betekent dat daarmee ook realisaties uit voorgaande jaren eventueel worden bijgesteld.
Beleidsconclusies
Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen.
Jaarlijkse monitoring van de luchtkwaliteit laat zien dat de luchtkwaliteit in Nederland ieder jaar verbetert (Kamerstukken II 2016–2017 30 175, nr. 247). De normen worden bijna overal gehaald. Er resteren alleen nog enkele hardnekkige knelpunten in gebieden met intensieve veehouderij (fijnstof) en langs drukke binnenstedelijke wegen (Stikstofdioxide).
Focusonderwerp: Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De Kamercommissie heefteen specifiek focusonderwerp benoemd. Dit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).19 Het NSL valt onder beleidsartikel 20 Lucht en Geluid en beleidsartikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.
1. Doelen en wettelijk kader20
Om een voldoende kwaliteit van de buitenlucht in de leefomgeving te waarborgen zijn er:
-
– regels om de uitstoot bij de bron te beperken: verontreinigende stoffen door de industriële en agrarische bedrijven en het gemotoriseerde verkeer en
-
– luchtkwaliteitsnormen (grenswaarden) voor een aanvaardbare luchtkwaliteit op leefniveau.
Luchtkwaliteitregels hebben gevolgen voor het uitvoeren van (ruimtelijke) projecten. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De belangrijkste nationale regelgeving is de Wet milieubeheer (titel 5.2: luchtkwaliteitseisen). De kern bestaat uit luchtkwaliteitsnormen, gebaseerd op EU Luchtkwaliteitsrichtlijn. Verder bevat titel 5.2 van de Wet milieubeheer verplichtingen uit de Europese luchtkwaliteitregelgeving, namelijk: het beoordelen van luchtkwaliteit, jaarlijkse rapportage en de maatregelenplicht.
Het NSL is in 2009 vastgesteld om te zorgen dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen en bevat daartoe een pakket aan maatregelen. Het NSL heeft twee doelen:
-
• het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de volksgezondheid;
-
• het bieden van ruimte voor en bijdragen aan de onderbouwing van ruimtelijke projecten.
Beide doelen kunnen worden verwezenlijkt door ervoor te zorgen dat overal in Nederland aan de Europese normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan.21
Het NSL vormde de basis voor het verzoek om uitstel aan de Europese Commissie, het zogenaamde derogatieverzoek. Op 7 april 2009 gaf de Europese Commissie het gevraagde uitstel, waardoor Nederland vanaf juni 2011 dient te voldoen aan de EU norm voor fijn stof en vanaf 2015 aan de norm voor stikstofdioxide.
2. Organisatie22
Binnen het NSL werken het rijk, acht provincies en een groot aantal gemeenten samen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Het NSL bevat landelijke, regionale en lokale maatregelen om te voldoen aan de normen. Daarbij is rekening gehouden met gewenste en geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Het NSL zet tegenover voorgenomen grote projecten die de luchtkwaliteit verslechteren maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het pakket van maatregelen is zo opgesteld dat het de negatieve effecten van de ruimtelijke projecten ruimschoots compenseert.
Om het NSL actueel te houden, vindt jaarlijks de NSL-monitoring plaats. De monitoring is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, provincies en het rijk. IenM is opdrachtgever en eindverantwoordelijke. Monitoring bewaakt de doelen van het NSL: op tijd de luchtkwaliteitsnormen halen. Daarmee blijft het NSL een rechtsgeldige en goede onderbouwing voor luchtkwaliteit van (bouw-)projecten.
3. Stand van zaken 2016
Zie hiervoor ook het Beleidsverslag en het onderdeel Budgettaire consequenties hierna.
De rijksoverheid heeft oorspronkelijk € 1,551 miljard begroot voor uitvoering van het NSL23:
-
– Generieke maatregelen: € 524 miljoen, onder meer het versneld schoner maken van het dieselwegverkeer en stimuleringsmaatregelen in de landbouw en de binnenvaart.
-
– Locatiespecifieke maatregelen door gemeenten en provincies: € 372 miljoen.
-
• Voor lokale maatregelen in de sfeer van woningbouw, wegen en bedrijventerreinen is € 340 miljoen beschikbaar gesteld. Voor een deel van deze gelden geldt de cofinancieringeis, dat wil zeggen dat tegenover de verleende NSL-subsidies tenminste een zelfde bedrag aan cofinanciering (uit de eigen middelen van provincie resp. gemeente) is ingezet. In 2017 zal Overijssel als eerste provincie de eindafrekening van de NSL-subsidies indienen bij het rijk. De overige provincies volgen in 2018.
-
• Hiernaast is binnen het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) € 32 miljoen gereserveerd voor luchtkwaliteit. Dit budget is per 2011 gedecentraliseerd en de middelen zijn overgeheveld naar het gemeentefonds.
-
-
– Maatregelen rondom het hoofdwegennet: € 625 miljoen. Deze uitgaven vallen onder begrotingsartikel 14 Wegen en verkeersveiligheid. Door het stoppen van het programma Anders Betalen voor Mobiliteit in oktober 2010 is het maatregelenpakket aangepast. Verder zijn locatiespecifieke maatregelen steeds herijkt op basis van actuele inzichten.
-
– Innovatief onderzoeksspoor: € 30 miljoen. In totaal is € 30 miljoen euro uitgetrokken voor innovatief onderzoek naar maatregelen voor luchtkwaliteit rondom snelwegen (innovatieprogramma Luchtkwaliteit (IPL)) en voor onderzoek naar luchtwassystemen en andere maatregelen in de landbouw.
De locaties waar niet wordt voldaan aan de norm voor stikstofdioxide betreffen met name binnenstedelijke ontsluitingswegen. Samen met zeven gemeenten heeft IenM het Actieplan Luchtkwaliteit opgesteld om de hardnekkige binnenstedelijke knelpunten aan te pakken. Specifiek voor de aanpak van de meerdere, hardnekkige over de stad verspreide knelpunten in Amsterdam en Rotterdam is € 16 miljoen ter beschikking gesteld.24
Met Amsterdam en Rotterdam is afgesproken dat de middelen worden ingezet ter ondersteuning van gemeentelijke maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De verantwoording van de middelen geschiedt via het Gemeentefonds. Daarnaast informeren Rotterdam en Amsterdam het Rijk jaarlijks over de voortgang van de maatregelen. Via de NSL-monitoring wordt de ontwikkeling van de luchtkwaliteit in de steden gevolgd. Amsterdam gebruikt de middelen als co-financiering voor de aanschaf van uitstootvrije OV-bussen die gaan rijden op de routes met luchtkwaliteitsknelpunten. Rotterdam zet de rijksmiddelen in als co-financiering voor het doorzetten van sloopregeling voor personen- en bestelauto’s, het verschonen van het eigen wagenpark en het plaatsen van e-laadpalen.
4. Doorkijk 2017–2019
De Europese normen voor luchtkwaliteit hebben de afgelopen jaren richting gegeven aan het luchtkwaliteitbeleid. Met het NSL wordt toegewerkt naar het halen van de normen. Ondanks deze voortgang doen zich nog steeds gezondheidsrisico’s voor. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert daarom scherpere advieswaarden om de gezondheidsrisico’s vanwege luchtverontreiniging verder terug te dringen. De Gezondheidsraad zal naar verwachting eind 2017 adviseren over hoe gezondheid meer centraal te stellen in het luchtkwaliteitsbeleid. Dit advies is een relevante bron voor de evaluatie die beoogt aanbevelingen te geven om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het luchtkwaliteitsbeleid te verbeteren.25
Budgettaire gevolgen van beleid
20 | Lucht en Geluid | Realisatie | Begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |||
Verplichtingen | 84.084 | 36.076 | 31.227 | 16.205 | 25.758 | – 9.553 | 1) | ||
Uitgaven | 90.946 | 47.294 | 31.867 | 28.869 | 30.983 | – 2.114 | |||
20.01 | Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder | 90.946 | 47.294 | 31.867 | 28.869 | 30.983 | – 2.114 | ||
20.01.01 | Opdrachten | 7.054 | 6.195 | 6.431 | 7.231 | 4.697 | 2.534 | 2) | |
– Verkeersemissies | 2.923 | 2.218 | 3.061 | 3.163 | 2.038 | 1.125 | |||
– Geluid- en luchtsanering | 4.131 | 3.977 | 3.370 | 4.068 | 2.659 | 1.409 | 3) | ||
20.01.02 | Subsidies | 16.819 | 11.661 | 3.544 | 50 | 2.000 | – 1.950 | ||
– Euro 6 en Euro-VI | 16.701 | 11.661 | 3.544 | 0 | 2.000 | – 2.000 | |||
– Overige subsidies | 118 | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | |||
20.01.03 | Bijdrage aan agentschappen | 2.205 | 1.028 | 2.477 | 2.315 | 2.127 | 188 | ||
– waarvan bijdrage aan RWS | 2.205 | 1.028 | 2.477 | 2.315 | 2.127 | 188 | |||
20.01.04 | Bijdrage aan medeoverheden | 63.732 | 27.517 | 18.095 | 18.010 | 21.285 | – 3.275 | 4) | |
– NSL | 42.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
– Wegverkeerlawaai | 20.080 | 27.385 | 18.074 | 18.010 | 21.285 | – 3.275 | |||
– Overige bijdrage medeoverheden | 1.652 | 132 | 21 | 0 | 0 | 0 | |||
20.01.07 | Bekostiging | 1.136 | 893 | 1.320 | 1.263 | 874 | 389 | ||
Ontvangsten | 337 | 427 | 0 | 236 | 0 | 236 |
Verplichtingen (ad 1)
Toelichting op de financiële instrumenten
De lagere verplichtingen hebben voornamelijk te maken met het niet publiceren van de subsidie in het kader van de compensatieregeling milieuzonering (€ 3,8 miljoen) en het lager uitvallen van de programmering voor het uitvoeren van de saneringsmaatregelen in het kader van geluidhinder (€ 3,3 miljoen).
20.01 Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder
Zowel op Hoofdstuk XII als op het Infrastructuurfonds vinden uitgaven plaats voor de aanpak van luchtkwaliteit en geluidshinder. Bij de behandeling van het Jaarverslag 2015 op 30 juni 2016 is de motie Van Veldhoven aangenomen (Kamerstukken II 2015–2016 34 475, nr. 10). De motie verzoekt de uitgaven voor de aanpak van luchtkwaliteit en geluidshinder beter inzichtelijk te maken. Om de Kamer inzicht te verschaffen in de gerealiseerde uitgaven voor de aanpak van luchtkwaliteit en geluidshinder is onderstaande extracomptabele tabel opgenomen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdstuk XII | 90.946 | 47.294 | 31.867 | 28.870 | |||
Luchtkwaliteit | Artikelonderdeel 20.01 | 65.276 | 15.754 | 10.046 | 7.250 | ||
Waarvan NSL | 42.000 | 0 | 0 | 0 | |||
Geluidshinder | Artikelonderdeel 20.01 | 25.670 | 31.540 | 21.821 | 21.620 | ||
Infrastructuurfonds | 21.693 | 19.746 | 24.387 | 13.098 | |||
Luchtkwaliteit | Artikelonderdeel 12.03 | 4.929 | 82 | 334 | 0 | ||
Waarvan NSL1 | 4.929 | 82 | 334 | 0 | |||
Geluidshinder | Artikelonderdeel 12.03 | 8.011 | 11.778 | 20.758 | 5.503 | ||
Artikelonderdeel 13.03 | 8.753 | 7.886 | 3.295 | 7.595 |
20.01.01 Opdrachten (ad 2)
In 2016 zijn opdrachten verstrekt en betalingen op lopende opdrachten gedaan in het kader van zowel beleidsonderbouwend onderzoek als uitvoeringswerkzaamheden op onderstaande beleidsterreinen:
-
• Verkeersemissies (onder andere de steekproefcontrolepropgramma’s door TNO);
-
• Geluid- en luchtsanering (onder andere de opdracht aan BSV (Bureau Sanering Verkeerslawaai) voor de uitvoering van het subsidieprogramma Sanering Wegverkeerslawaai en opdrachten samenhangend met Slimme en Gezonde Stad).
De hogere uitgaven op het opdrachtenbudget van artikelonderdeel 20.01.01 Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder worden veroorzaakt door de opdrachten aan TNO mede naar aanleiding van de dieselfraude.
20.01.02 Subsidies (ad 3)
In 2016 is er een incidentele subsidie verstrekt in het kader van het project Slimme en Gezonde Stad. De subsidie in het kader van de compensatieregeling milieuzonering zal definitief niet worden gepubliceerd en leidt tot de onderuitputting van het subsidiebudget van artikelonderdeel 20.01.
20.01.03 Bijdrage aan agentschappen
Rijkswaterstaat, Unit Leefomgeving voert in opdracht van het Ministerie IenM werkzaamheden voor de uitvoering van de onderdelen Luchtkwaliteit/Monitoring NSL en Geluid van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving), alsmede voor het programma Stiller op weg en het Expertisecentrum Milieuzones uit.
De budgetten voor de uitvoering van de bijdragen aan agentschappen waren voor een deel geraamd bij de opdrachtenbudgetten binnen dit artikel.
20.01.04 Bijdrage aan medeoverheden (ad 4)
NSL
In 2016 zijn geen betalingen in het kader van de NSL gedaan omdat de afrekeningen van de derde en vierde tranches van bijdragen aan de betreffende provincies in 2017 en 2018 plaatsvinden. Dit betreft financiële ondersteuning van luchtkwaliteitmaatregelen aan de gemeenten Amsterdam en Rotterdam.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de bestrijding van geluidhinder zijn in 2016 bijdragen aan provincies en gemeenten verstrekt voor de kosten van geluidwerende maatregelen tegen wegverkeerslawaai aan woningen. Het gaat hierbij om de uitvoering van Subsidieregeling sanering verkeerslawaai en de Tijdelijke overgangsregeling Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) geluid.
Het verschil tussen de begroting en de realisatie komt door een vertraging waardoor de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van de saneringsmaatregelen in het kader van geluidhinder lager waren dan oorspronkelijk geraamd. Bij minder woningen zijn de saneringsmaatregelen gereed gekomen dan oorspronkelijk was geraamd. Het verschil tussen het aantal geplande woningen en de gerealiseerde woningen wordt veroorzaakt doordat de projecten Eindhoven en Haren (sanering spoorwegen) niet zoals gepland in 2016, maar pas in 2017 gereed zullen komen.
20.01.07 Bekostiging
In 2016 zijn in het kader van de bekostiging van het jaarlijkse programma van milieu gerelateerd onderzoek, bijdragen verstrekt aan het Energie Onderzoek Centrum Nederland (ECN).