De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.
Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.
Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.
De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.
De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.
De Minister is verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
– het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
– de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.
Banenafspraak/quotum (resultaten driemeting)
De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Het kabinet heeft met de sociale partners afgesproken eind 2025 125.000 extra banen voor de doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid samen voor 2018 was om 43.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 31.000 in de sector markt en 12.500 in de sector overheid. De doelstelling van 43.500 banen is met 51.956 extra banen ruim gehaald. Met 44.017 banen heeft de sector markt de doelstelling van 31.000 banen ruim overtroffen. De overheidswerkgevers hebben het afgesproken aantal banen voor 2018 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 7.940 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2018 geeft dus geen aanleiding om de geactiveerde quotumregeling voor de overheid te deactiveren.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Streefwaarde 20192 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 18.957 | 30.432 | 44.017 | ‒ | 40.000 | |
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 3.597 | 6.471 | 7.940 | ‒ | 15.000 |
De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 137) als onderdeel van het Breed Offensief de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. In juli 2019 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 168) heeft de Staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging. Het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging wordt in 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging met het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. Deze wet is vanaf 1 januari 2020 in werking getreden (Stb. 2019, 440).
Offensief voor werk voor mensen met arbeidsbeperking
Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 115 en nr. 138) met verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, bijvoorbeeld door een adequate inzet van persoonlijke ondersteuning, en werken lonender maken voor mensen met een arbeidsbeperking. Over de stand van zaken van het breed offensief is de Tweede Kamer op 23 mei 2019 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 163). Voor een aantal van de voorstellen is wijziging van de Participatiewet en de Ziektewet noodzakelijk. De nota van wijziging op de Participatiewet waarin dit wordt geregeld is op 13 februari 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, 2019-2020, 35 394, nr. 5). Voor het voorstel om een gedeelte van de inkomsten vrij te laten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen gereserveerd, verspreid over 2020 en 2021. De invulling hiervan is onder andere bedoeld om het proces rondom loonkostensubsidie meer te stroomlijnen en te uniformeren. De bestemming van de middelen zal verder met gemeenten worden besproken om tot een doelmatige besteding te komen.
Armoede en schulden/Vereenvoudiging beslagvrije voet
Het kabinet wil het aantal mensen met problematische schulden terugdringen en mensen met schulden effectiever helpen. Ook zet het kabinet in op het bestrijden van armoede, in het bijzonder onder kinderen. Het kabinet heeft op 1 april 2019 haar ambities op het gebied van het bestrijden van kinderarmoede gepresenteerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 24 515, nr. 484).
Het kabinet stelt voor drie jaar (2018 t/m 2020) in totaal € 80 miljoen ter beschikking voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen. De middelen hebben als doel om te leiden tot een kwaliteitsverbetering van het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid.
Op 29 mei 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 489). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het komend jaar staat onverminderd in het teken van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Zo zijn alle betrokken partijen erop gericht om de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die moet voorkomen dat schuldenaren bij beslaglegging te weinig geld overhouden om in basale levensbehoeften te kunnen voorzien, op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Het implementeren van maatregelen en wet- en regelgeving kost tijd, ook omdat we te maken hebben met ingewikkelde processen en systemen.
Onderstand Caribisch Nederland
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de Onderstand per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 913.002 | 6.543.926 | 6.751.201 | 7.009.665 | 6.898.061 | 7.031.743 | ‒ 133.682 |
waarvan garantieverplichtingen | ‒ 338 | ‒ 170 | ‒ 55 | ‒ 5 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overig | 913.340 | 6.544.096 | 6.751.256 | 7.009.670 | 6.898.061 | 7.031.743 | ‒ 133.682 |
Uitgaven | 6.506.062 | 6.626.117 | 6.809.474 | 7.089.379 | 6.927.241 | 7.073.146 | ‒ 145.905 |
Inkomensoverdrachten | 6.427.252 | 6.530.514 | 6.673.695 | 7.002.267 | 6.875.960 | 6.994.795 | ‒ 118.835 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 5.623.935 | 5.711.137 | 5.900.666 | 6.215.974 | 6.084.680 | 6.215.835 | ‒ 131.155 |
Participatiebudget | 1.394 | 459 | 1.800 | 0 | 700 | 0 | 700 |
WSW | 17.459 | 17.447 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TW | 484.700 | 496.400 | 456.000 | 448.000 | 442.200 | 458.901 | ‒ 16.701 |
AIO | 234.062 | 245.067 | 268.134 | 295.480 | 309.006 | 286.997 | 22.009 |
Bijstand zelfstandigen | 62.311 | 56.427 | 42.866 | 38.877 | 35.027 | 26.167 | 8.860 |
Bijstand overig | 1.513 | 1.500 | 1.500 | 1.200 | 1.168 | 1.150 | 18 |
Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland) | 1878 | 2.077 | 2.729 | 2.736 | 3.179 | 5.745 | ‒ 2.566 |
Garanties | 221 | 41 | 5 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 76.890 | 92.361 | 132.858 | 72.887 | 36.278 | 50.291 | ‒ 14.013 |
Opdrachten | 1.238 | 2.183 | 1.553 | 1.509 | 3.125 | 16.185 | ‒ 13.060 |
Bekostiging | 354 | 782 | 1.064 | 2.403 | 1.655 | 1.655 | 0 |
Nibud | 304 | 304 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
ZonMw | 50 | 478 | 1.064 | 2.403 | 1.655 | 1.655 | 0 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 107 | 236 | 299 | 313 | 223 | 220 | 3 |
ZonMw | 107 | 236 | 299 | 313 | 223 | 220 | 3 |
Bijdragen aan sociale fondsen | 0 | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 0 |
Pensioenfonds Wsw | 0 | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 0 |
Ontvangsten | 62.676 | 55.901 | 48.492 | 26.622 | 28.393 | 2.572 | 25.821 |
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 5.623.935 | 5.711.137 | 5.900.666 | 6.215.974 | 6.084.680 | 6.215.835 | ‒ 131.155 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen1 | 5.623.935 | 5.691.569 | 5.889.610 | 6.215.974 | 6.084.680 | 6.219.663 | ‒ 134.983 |
Algemene bijstand en loonkostensubsidies | 5.276.957 | 5.304.066 | 5.466.450 | 5.774.163 | 5.658.801 | 5.764.596 | ‒ 105.795 |
IOAW | 258.906 | 326.349 | 361.723 | 377.614 | 350.537 | 389.169 | ‒ 38.632 |
IOAZ | 27.784 | 28.830 | 30.493 | 31.670 | 31.838 | 33.372 | ‒ 1.534 |
BBZ | 31.513 | 32.324 | 30.944 | 32.527 | 31.429 | 32.527 | ‒ 1.098 |
Correctie verdeelmodel | 28.774 | 12.075 | 12.075 | ||||
Intertemporele tegemoetkoming2 | 0 | 19.568 | 11.056 | 0 | ‒3 | ‒ 3.828 | ‒ |
Algemene bijstand en loonkostensubsidies
De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW en IOAZ onder de gemeenten verdeeld. Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2019 € 31 miljoen en maakt onderdeel uit van het macrobudget participatiewetuitkeringen. In tabel 16 zijn deze middelen voor 2019 onder algemene bijstand en loonkostensubsidie begrepen.
Budgettaire ontwikkelingen
Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2019 € 135 miljoen lager uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand, de loonkostensubsidies en de intertemporele tegemoetkoming. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers volgt verderop in het artikel.
In 2019 zijn de gerealiseerde uitgaven aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies per saldo € 106 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt met name door een betere conjunctuur dan eerder gedacht (- € 83 miljoen) en lager uitgevallen realisaties in 2018 (-€ 117 miljoen). Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2018 volledig door in het budget van uitvoeringsjaar 2019. Het macrobudget is hoger uitgevallen vanwege de doorwerking van lonen en prijzen (€ 118 miljoen). Er is ook een besparing ingeboekt. Tot slot zijn er andere effecten (een lagere huisvestingstaakstelling voor vergunninghouders, het toch behalen van het quotum en het uitboeken van loondispensatie) die tot een neerwaartse bijstelling hebben geleid.
In 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat enkele gemeenten in het verleden zijn benadeeld bij de verdeling van het macrobudget. Vier gemeenten hebben compensatie ontvangen, in totaal € 12 miljoen.
Vanaf 2018 zijn er geen uitgaven meer voor de Intertemporele tegemoetkoming voor gemeenten. De geraamde terugbetaling van de Intertemporele tegemoetkoming bedraagt € 3,8 miljoen euro. De gerealiseerde terugbetalingen worden verantwoord onder de ontvangsten.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de gunstige conjunctuur gedaald ten opzichte van het volume in 2018. Deze daling is bovendien groter dan de daling zoals die ten tijde van de ontwerpbegroting 2019 werd verwacht.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 383 | 395 | 398 | 379 | 360 | 392 | ‒ 32 | |
Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 387 | 399 | 390 | 367 | 350 | ‒2 | ‒ | |
waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar | 95 | 92 | 76 | 60 | 57 | ‒2 | ‒ | |
waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar | 168 | 168 | 166 | 154 | 134 | ‒2 | ‒ | |
waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer | 125 | 139 | 147 | 153 | 159 | ‒2 | ‒ |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)
De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.
De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen ruim € 40 miljoen lager dan begroot. Bij de IOAW is dit het gevolg van enerzijds het verwerken van de realisaties van 2018 in de raming (- € 35 miljoen) en de verminderde doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (- € 8 miljoen). Anderzijds heeft de loon- en prijsbijstelling voor een opwaarts effect gezorgd (€ 5 miljoen).
De IOAZ is per saldo met € 1,5 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2019. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 2 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 19 | 22 | 24 | 24 | 23 | 27 | ‒ 4 | |
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 1,7 | 1,8 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 2,1 | ‒ 0,2 |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz)
Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Vanuit het macrobudget worden middelen verstrekt voor het levensonderhoud van startende ondernemers. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).
Budgettaire ontwikkelingen
De Bbz is per saldo met € 1,1 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2019. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 1,7 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,6 miljoen)
Handhaving
De kerncijfers handhaving Participatiewet tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren. De kengetallen op het gebied van preventie zijn stabiel. Ook de incassoratio terugvorderingen en boetevorderingen vanwege schending van de inlichtingenplicht is de laatste jaren stabiel. De kerncijfers opsporing van de gemeenten tonen een lichte daling in het aantal vorderingen wegens geconstateerde overtreding van de inlichtingenplicht. Het totale benadelingsbedrag laat eveneens een lichte daling zien.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 82 | 77 | 75 | 72 | 73 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 90 | 88 | 88 | 86 | 86 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 | 29 | 30 | 31 | 33 | 31 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 66 | 71 | 69 | 70 | 67 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 37 | 43 | 47 | 50 | 54 | |
Incassoratio cohort 2014 | 21 | 28 | 32 | 36 | 39 | |
Incassoratio cohort 2015 | 12 | 23 | 29 | 34 | 38 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒4 | 15 | 25 | 31 | 35 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒4 | ‒4 | 14 | 25 | 31 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒4 | ‒4 | ‒4 | 14 | 23 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒4 | ‒4 | ‒4 | ‒4 | 11 |
Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.
Wet Participatiebudget
De uitgaven ter grootte van € 0,7 miljoen hebben betrekking op een verloren beroepszaak over de verantwoording van de besteding van het participatiebudget uit een ouder jaar.
Toeslagenwet (TW)
De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-aanvulling) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.
De uitkeringslasten zijn bijna € 17 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat het aantal TW-aanvullingen op de Wajong aanzienlijk lager uitviel dan verwacht. Vanaf begin 2018 is de uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen verlaagd naar 70% Wml. Het is echter niet mogelijk om uitspraken te doen over de omvang van de groep Wajongers met arbeidsvermogen die door de verlaging van de uitkering van 75% naar 70% van het wettelijk minimumloon aanspraak kan maken op de Toeslagenwet. Of iemand recht heeft op een toeslag op grond van de Toeslagenwet heeft te maken met de leefsituatie van de betrokkene, inkomsten van de betrokkene en van de eventuele partner of de persoon waarmee de betrokkene een gezamenlijke huishouding heeft en wordt meegenomen bij het bepalen of een betrokkene recht heeft op de toeslag. Daarnaast ontbreekt inzicht in het aantal toeslagen dat UWV in verband met de verlaging van de uitkering extra heeft verstrekt. Toekenningen houden immers ook verband met een veranderende samenstelling van huishouden en/of huishoudinkomen.
Ook de gemiddelde toeslag per jaar is lager uitgevallen dan verwacht. Deze lag ruim 200 euro lager dan geraamd.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 198 | 155 | 103 | 108 | 106 | 126 | ‒ 20 | |
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) | 2.448 | 3.203 | 3.703 | 3.456 | 3.463 | 3.665 | ‒ 202 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Handhaving
Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is in 2019 licht toegenomen. Het merendeel van de overtredingen in de Toeslagenwet vindt plaats in combinatie met de moederwetten WIA en WAO. Ook het totale benadelingbedrag kent een lichte toename ten opzichte van het voorgaande jaar. De incassoratio is vergelijkbaar met voorgaande jaren.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Opsporing | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 2,4 | 1,7 | 2,0 | 1,2 | 1,4 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 5,8 | 5,6 | 6,7 | 4,5 | 4,7 | |
Terugvordering | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 47 | 54 | 61 | 65 | 68 | |
Incassoratio cohort 2014 | 39 | 48 | 56 | 56 | 60 | |
Incassoratio cohort 2015 | 18 | 40 | 51 | 52 | 54 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒1 | 17 | 33 | 44 | 50 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒1 | ‒1 | 16 | 30 | 36 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒1 | ‒1 | ‒1 | 18 | 23 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒1 | ‒1 | ‒1 | ‒1 | 17 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)
Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de AIO zijn in 2019 € 22 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 6 miljoen) is de realisatie € 16 miljoen hoger dan begroot.
Deze hogere realisatie is het gevolg van verschillende ontwikkelingen. De uitgaven kwamen € 12,5 miljoen hoger uit doordat het aantal AIO-gerechtigden hoger is uitgekomen dan verwacht. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitstroom in 2018 en 2019 lager is uitgekomen dan verwacht. Ook heeft een groter aantal personen in 2019 een AIO-uitkering aangevraagd dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarnaast is de gemiddelde uitkering over 2019 door samenstellingseffecten iets hoger uitgevallen dan verwacht, dit leidt tot hogere uitkeringslasten van € 3,5 miljoen. Door onder andere de afschaffing van de partnertoeslag stromen er steeds meer mensen uit met relatief een lage gemiddelde uitkering (onvolledige AOW met partnertoeslag) en stromen huishoudens in met een relatief hogere gemiddelde uitkering (onvolledige AOW zonder partnertoeslag). Dit effect is iets groter dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) | 41 | 42 | 44 | 46 | 47 | 46 | 1 |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Handhaving
De kerncijfers AIO (handhaving en fraude) laten zien dat met name de gepercipieerde detectiekans significant gedaald is, waar de meeste overige indicatoren een lichte daling laten zien of ongeveer op het niveau van eerdere jaren blijven. Het is onduidelijk waardoor dit komt, mogelijk is sprake van een afwijkend meetresultaat in het onderzoek naar de kennis der verplichtingen, waarmee de gepercipieerde detectiekans is gemeten. De SVB zet qua handhavingsbeleid in op het bevorderen van de bekendheid van de verplichtingen en op preventie, waardoor minder repressieve controle nodig is (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 75 | 77 | 77 | 73 | 67 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 87 | 88 | 89 | 87 | 85 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 1,0 | 0,9 | 1,2 | 0,9 | 0,8 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 2,2 | 2,0 | 2,3 | 2,0 | 1,7 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 49 | 53 | 56 | 58 | 60 | |
Incassoratio cohort 2014 | 19 | 27 | 31 | 33 | 35 | |
Incassoratio cohort 2015 | 14 | 31 | 38 | 43 | 50 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 12 | 22 | 29 | 34 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 6 | 23 | 28 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 7 | 17 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 10 |
Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)
Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers). Kosten voor levensonderhoud voor startende ondernemers vallen onder het macrobudget.
De gerealiseerde uitgaven zijn bijna € 9 miljoen hoger dan begroot. De bijstandsuitgaven kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. Gevolg daarvan is dat een aantal gemeenten te weinig voorschot ontvangt en een ander aantal te veel en dat leidt tot nabetalingen respectievelijk terugontvangsten; zie ook onder onderdeel Ontvangsten. Hiermee rekening houdend is per saldo aan de gemeenten samen bijna € 3 miljoen minder aan bijstand voor zelfstandigen uitgegeven dan begroot.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 3,9 | 3,8 | 3,8 | 3,5 | 3,1 | 3,8 | ‒ 0,7 |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Bijstand overig
‘Bijstand overig’ bestaat in 2019 volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer bijgekomen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) | 0,2 | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0 |
Bron: SVB, jaarverslag.
Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland
De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.
De uitgaven en het aantal uitkeringen aan Onderstand laat een onderschrijding zien. Het verschil in de budgettaire tabel is voornamelijk ontstaan door een overboeking van € 2,3 miljoen naar het ministerie van BZK. De uitgaven worden daar op de begroting verantwoord. Daarnaast is in 2019 eenmalig € 1,3 miljoen aan het budget toegevoegd. Dit was noodzakelijk om de koppeling tussen de hoogte van de onderstand tussen mensen die arbeidsongeschikt zijn en zelfstandig wonen en alleenstaanden met AOV in stand te houden. Ook werd met deze middelen de Onderstand op WML-niveau gegarandeerd voor alleenstaande AOV-ers. Blijkbaar was het aantal mensen dat hier recht op had lager dan verwacht. Dit leidt tot een onderuitputting van € 0,3 miljoen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0 |
Bron: RCN-unit SZW.
Subsidies
Er is € 14 miljoen minder aan subsidies uitgegeven dan begroot. Dat is voor een belangrijk deel gevolg van vertragingen in het subsidieverleningsproces en geringere voorschotverstrekking dan waar op gerekend was.
Van de ruim € 36 miljoen uitgaven aan subsidies heeft € 11 miljoen betrekking op de landelijke fondsen voor «Alle kinderen doen mee», € 6 miljoen voor de Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA), ruim € 4 miljoen voor de Subsidieregeling armoede en schulden, bijna € 3 miljoen voor de sectorplannen en bijna € 2 miljoen voor de regionale initiatieven om kinderarmoede tegen te gaan. Verder is er bijna € 3 miljoen uitgegeven aan de SBCM (het A&O-fonds voor de sociale werkvoorziening) en ruim € 7 miljoen voor overige (incidentele) subsidies, waaronder Divosa, de Alliantie voor vrijwilligers en het Nibud.
Opdrachten
Ten opzichte van de begroting van € 16,2 miljoen is er € 13,1 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door diverse budgetmutaties. Deze bestaan uit overboekingen naar andere departementen: € 1,4 miljoen naar OCW voor enkele projecten en een bijdrage aan TNO-programma rond schulden, € 1,2 miljoen naar BZK voor decentralisatie-uitkeringen impuls samenwerking GGZ en City Deals, € 0,3 miljoen naar FIN voor het Btw-compensatiefonds en een bijdrage voor Wijzer in Geldzaken. Verder waren er interne overboekingen naar artikel 98 opdrachten (€ 0,9 miljoen), naar artikel 11 inzake bijdragen aan UWV voor de Programmaraad, Werkgeverservicepunten, Dashbord Arbeidsmarkt en verbeteren uitwisseling matchinggegevens (€ 2,8 miljoen) en directie Communicatie voor publiekscampagne Brede Schuldenaanpak (€ 0,6 miljoen). Daarnaast vond in verband met subsidieverleningen in 2020 een kasschuif in combinatie met overboekingen plaats van de opdrachtbudgetten naar de subsidiebudgetten artikel 2 (€ 4,6 miljoen). Einde 2019 vond een aantal voorgenomen projecten geen doorgang dan wel vond aanbesteding einde 2019 plaats, waardoor de kaseffecten niet meer ten laste van 2019 kwamen (€ 1,3 miljoen), maar van 2020.
De gerealiseerde uitgaven van € 3,1 miljoen hebben voornamelijk betrekking op verleende opdrachten op de terreinen van Matchen op Werk, Perspectief op Werk, Aansluiting Onderwijs-Arbeidsmarkt, Breed Offensief en Banenafspraak, onderhoud verdeelmodellen bijstandsverlening en brede schuldenaanpak (keten derdenbeslag).
Bekostiging
Aan het meerjarige kennisprogramma dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is zoals begroot bijna € 1,7 miljoen uitgegeven.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Voor de meerjarige uitvoering van het kennisprogramma door ZonMw is in 2019 zoals begroot € 0,2 miljoen uitgegeven.
Bijdragen aan sociale fondsen
Met ingang van 2018 is een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI, onder de voorwaarde dat sociale partners zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds.
Ontvangsten
De gerealiseerde ontvangsten zijn bijna € 26 miljoen hoger dan begroot. De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugvorderingen van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (bijna € 12 miljoen), TW (bijna € 6 miljoen) en AIO (ruim € 1 miljoen). Verder gaat het vooral om terugvordering van te hoge voorschotten bij subsidies, zoals voor sectorplannen en kansberoepen (ongeveer € 3 miljoen) en terugontvangsten van de intertemporele tegemoetkoming (ruim € 4 miljoen).
Tabel 27 bevat cijfers over re-integratie door gemeenten.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000)1 | 43 | 43 | 45 | 46 | 212 | |
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)3 | 33 | 35 | 44 | 52 | 514 | |
waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet | 1,2 | 2,2 | 9,1 | 13 | 174 | |
waarvan personen met beschut werk | <0,1 | <0,1 | 0,6 | 1,4 | 2,54 | |
waarvan tijdelijke loonkostensubsidie voor werklozen of ID/WIW | 5,2 | 3,7 | 3,2 | 2,7 | 1,74 | |
Werknemersbestand Wsw (x 1.000)5 | 96 | 91 | 87 | 83 | 762 | |
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 | 36 | 37 | 37 | 38 | 402 | |
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 | 6,6 | 6,5 | 6,6 | 6,4 | 6,52 | |
Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)3 | 209 | 222 | 256 | 270 | 231 | |
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)3 | 166 | 174 | 190 | 198 | 175 |