De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 55% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.
Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:
– een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990;
– een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990;
– een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.
In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld.
Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 16% duurzame energie in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.
Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.
De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de het Klimaatakkoord en de Klimaatwet verantwoordelijk voor het klimaatbeleid.
De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:
Klimaatbeleid
Regisseren
– Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.
– De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.
(Doen)Uitvoeren
– De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).
– De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.
Stimuleren
Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister voor Klimaat en Energie stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.
Energiebeleid
Regisseren
– Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;
– Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;
– Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;
– Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;
– Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;
– Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;
– Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;
– Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;
– Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;
– Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.
Financieren
Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.
Stimuleren
– Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));
– Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).
– Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;
– Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;
– Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;
– Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.
Het Ministerie van EZK geeft inzicht in de in 2021 geleverde prestaties op het gebied van het klimaatbeleid met de Monitor Klimaatbeleid 2021 ((Kamerstuk 32 813, nr. 901) en het Dashboard Klimaatbeleid (www.dashboardklimaatbeleid.nl). Een aantal prestatie-indicatoren en kengetallen die hierin niet zijn opgenomen wordt hieronder weergegeven.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 20211 | Ambitie 2021 | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Algemene Prestatie-indicator | |||||||||
Emissies ETS-sectoren | 94,1 | 93,9 | 91,4 | 87,4 | 83,7 | 74,1 | 74,12 | n.v.t. | Emissieregistratie.nl |
Emissies niet-ETS-sectoren | 99,0 | 99,6 | 99,6 | 98,6 | 96,5 | 90,2 | 93,72 | n.v.t. | Emissieregistratie.nl |
Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990 | 11,6% | 11,7% | 12,6% | 15,1% | 17,8% | 25,1% | 23,9%3 | n.v.t. | Emissieregistratie.nl |
Aandeel hernieuwbare energie | 5,7% | 6,0% | 6,6% | 7,4% | 8,8% | 11,5% | n.n.b. | n.v.t. | PBL, KEV 2021: CBS |
Prestatie-indicatoren Elektriciteit | |||||||||
Gerealiseerde vermogen windenergie op zee in MW | 357 | 957 | 957 | 957 | 957 | 2.460 | 2.460 | 2023: 4.450 MW 2030: 11.000 MW | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid4 |
Gerealiseerd vermogen wind op land en zon-PV in MW | 4.560 | 5.435 | 6.156 | 8.044 | 10.753 | 15.109 | 19.590 | 2020: 6000 MW voor Wind op Land (voor Zon-PV is er geen doelstelling) | Monitor klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid4 |
Gerealisieerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse in MW | 1,1 | 1,1 | 2 | n.n.b. | n.v.t. | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid5 | |||
Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI | 2.152 | 1.992 | 1.822 | 1.951 | 2.021 | 1.918 | 2.026 | n.v.t. | ACM |
Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit -C3 | 79% | 75% | 72% | 74% | 75% | 72% | 72% | n.v.t. | ACM |
Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI | 2.052 | 1.895 | 1.821 | 1.949 | 1.949 | 1.941 | 2.048 | n.v.t. | ACM |
Concentratiegraad in de retailsector gas - C3 | 77% | 74% | 72% | 74% | 72% | 73% | 73% | n.v.t. | ACM |
Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar | 33 | 21 | 24 | 27 | 20 | 21 | 20 | n.v.t. | ACM |
Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh | 91 | 86 | 79 | 67 | 68 | 51 | 50 | 59 | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid6 |
Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh | 141 | 128 | 125 | 110 | 95 | 80 | 66 | 83 | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid6 |
Prestatie-indicatoren Industrie | |||||||||
Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton) | 605.983 | 1.007.183 | 1.830.466 | 2.560.195 | 3.215.997 | 3.688.000 | n.n.b. | n.v.t. | Dashboard Klimaatbeleid7 |
Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (in PJ) | 9,8 | 18,0 | 31,9 | 45,5 | 57,0 | n.n.b. | n.n.b. | n.v.t. | Dashboard Klimaatbeleid7 |
Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in € 1.000) | 387.821 | 224.746 | 275.438 | 422.999 | 400.000 | 334.000 | n.n.b. | n.v.t. | Dashboard Klimaatbeleid7 |
Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassam (in PJ) | 2,52 | 2,62 | 3,10 | 3,38 | 4,50 | 6,35 | n.n.b. | n.v.t. | Dashboard Klimaatbeleid7 |
Prestatie-indicatoren Gebouwde Omgeving | |||||||||
Aantal warmtepompen in verwarming woning8 | geen data | 92.657 | 113.014 | 141.016 | 181.008 | 237.652 | n.n.b. | n.v.t. | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid9 |
Gemiddelde aardgasgebruik van huishoudens en diensten (per woning, in GJ) | 40,1 | geen data | 40,1 | 39,9 | 37,3 | 37,1 | n.n.b. | n.v.t. | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid9 |
Verdeling geregistreerde woningen met energielabel A of B (%) | geen data | 30% | 31% | 32% | 33% | 40% | n.n.b. | n.v.t. | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid10 |
Aantal gebouwen in Utiliteitsbouw met energielabel A+, A of B | geen data | geen data | 23.379 | geen data | geen data | 66.268 | 88.000 | n.v.t. | Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid10 |
De realisatie in 2021 van de indicatoren die gebaseerd zijn op de Monitor Klimaatbeleid is pas in oktober 2022 beschikbaar (KEV2022). Ook de cijfers van het RIVM over 2021 zijn nog niet beschikbaar.
Kengetal HHI en C3
De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.
1990 | 2004 | 2018 | 2019 | 2020 | Raming 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Industrie | 86,4 | 66,3 | 54,7 | 53,9 | 53,1 | 40 |
Energiebedrijven | 39,6 | 52,1 | 44,6 | 41,5 | 32,7 | 8-21 |
Verkeer en vervoer | 32,2 | 39,8 | 35,8 | 35,1 | 30,6 | 29 |
Landbouw | 32,4 | 25,4 | 26,7 | 26,5 | 26,2 | 26 |
Gebouwde omgeving | 29,9 | 29,3 | 24,2 | 23,1 | 21,8 | 29 |
Totaal | 220,5 | 212,9 | 186,0 | 180,1 | 164,4 | 116-1382 |
Het ontbreken van een puntwaarde voor de elektriciteitssector heeft als gevolg dat de raming voor de nationale totale emissies ook alleen met een onzekerheidsbandbreedte kan worden gegeven. Deze bandbreedte voor het nationale totaal is afgeleid van de onzekerheidsbandbreedtes van de individuele sectoren, waarbij er rekening is gehouden met interacties tussen onzekerheden. Dit is de reden waarom de bandbreedtes per sector niet optelbaar zijn tot de bandbreedte voor de nationale totale emissie.
Figuur 4 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar
Bron: Netbeheer Nederland
Beleidsconclusies Klimaatbeleid
Uitvoering Klimaatakkoord
In 2021 zijn alle betrokken partijen voortvarend verder gegaan met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Ondanks de grote inzet van veel partijen die dagelijks werken aan de uitvoering van de gemaakte afspraken, ligt Nederland nog niet op koers voor 49% broeikasgasreductie in 2030. Op basis van de KEV 2021 komt Nederland uit op 38%-48% reductie in 2030 ten opzichte van 1990.
Hierom, en vanwege onzekerheid over emissiereductie op de korte termijn, heeft het kabinet, ondanks haar demissionaire status, in de Miljoenennota voor 2022 een beleidsrijke begroting gepresenteerd met een aanvullend pakket aan maatregelen waarmee bijna € 7 mld in de transitie wordt geïnvesteerd, bovenop het bestaande klimaatbeleid. Ook wordt geld vrijgemaakt om de komende jaren voortgang te kunnen maken met de energie-infrastructuren van de toekomst, specifiek voor waterstof en warmte.
Met dit aanvullende beleidspakket heeft het demissionaire kabinet een grote stap voor het klimaat gezet, maar is het gat naar de ‒ 49% nog niet gedicht. Ter voorbereiding op de besluitvorming hierover aan de formatietafel heeft in 2021 een onafhankelijke studiegroep, onder leiding van Laura van Geest, in opdracht van het kabinet een rapport opgeleverd met handelingsopties om nationaal invulling te geven aan de opgehoogde Europese klimaatdoelen en een aanscherping van het nationale 2030-doel.
Europese Klimaatdoelen
Nadat in de Europese Raad van december 2020 overeenstemming is bereikt over het vaststellen van een netto klimaatdoel van ten minste 55% in 2030 ten opzichte van 1990, heeft de Europese Commissie in juli 2021 een omvangrijk pakket van wetsvoorstellen op het terrein van klimaat en energie (Fit-for-55) gepresenteerd om dit doel te realiseren. Nederland heeft zich met een kopgroep van klimaatambitieuze landen hiervoor ingezet. Over het Fit-for-55-pakket heeft het kabinet in september de Tweede Kamer via een overkoepelende brief (Kamerstuk 22 112, nr. 3201) en 14 bijbehorende BNC-fiches (Kamerstuk 22 112, nr. 3198) geïnformeerd, waarna de onderhandelingen in de verschillende Raadsformaties zijn gestart. Het tweede deel van het Fit-for-55-pakket heeft de Europese Commissie in december 2021 gepresenteerd, waarbij de Tweede Kamer over de Nederlandse positie via BNC-fiches begin 2022 is geïnformeerd394041. Naar verwachting zullen de onderhandelingen een groot deel van dit jaar en naar alle waarschijnlijkheid ook volgend jaar doorlopen.
Uitvoering Urgenda-vonnis
De cijfers van CBS/RIVM laten zien dat de Staat in 2020 met een reductie van 25,4% naar verwachting voldoet aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Dit vonnis houdt in dat de Staat het gezamenlijke volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen eind 2020 met minimaal 25% moet verminderen ten opzichte van 1990. De afgelopen jaren heeft het kabinet veel verschillende maatregelen ingezet om een bijdrage te leveren aan deze doelstellingen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de sluiting van de Hemweg-centrale en het beperken van de uitstoot van de overige kolencentrales, de reductie van lachgas bij industriële installaties, de stimulering van verduurzaming van woningen en de glastuinbouw, maatregelen gericht op de uitrol van duurzame energie en het stimuleren van duurzamer rijgedrag. Ook zijn maatregelen getroffen die van belang zijn om te komen tot een betere benutting van grondstoffen in het kader van de transitie naar een circulaire economie.
Ook in de jaren na 2020 moet minimaal 25% emissiereductie gerealiseerd worden. De scenario’s die het PBL in de KEV2021 schetst, onderstrepen dat de onzekerheid over de ontwikkeling van de CO₂-emissies groot is. Weersinvloeden, de ontwikkelingen op de energiemarkten en de inzet van hernieuwbare elektriciteit kunnen van jaar op jaar grote verschillen veroorzaken in de uitstoot. Door deze factoren blijft er de komende jaren onzekerheid bestaan of een emissiereductie van 25% gerealiseerd zal worden, al wordt deze onzekerheid richting 2025 steeds kleiner.
Om deze reden heeft het kabinet in de Miljoenennota 2022 extra maatregelen aangekondigd, die tevens een bijdrage leveren aan de reductiedoelen voor 2030 en 2050. Dit betreft onder andere maatregelen gericht op de isolatie van woningen, het stimuleren van elektrisch vervoer, de verduurzaming van de glastuinbouw en energiebesparing bij bedrijven. Ook is voor een verhoging van de openstelling van de SDE++ in 2022 in totaal ongeveer € 2,8 mld extra aan kasmiddelen vrijgemaakt, waarmee verschillende technieken (waaronder CCS) extra gestimuleerd worden. In de Klimaatnota is een volledig overzicht verwerkt van deze maatregelen – en de maatregelen die het kabinet het afgelopen jaar heeft ingezet om op de korte termijn een versnelling van emissiereductie te realiseren.
Kolencentrales
Dit jaar is uitvoering gegeven aan de maatregelen in de kolensector die zijn genomen in het kader van het Urgenda-vonnis (zie Kamerstuk 32 813, nr. 496). In totaal wordt hiermee tot 10 megaton CO2-reductie gerealiseerd in de kolensector. De wettelijke productiebeperking waarmee alle centrales worden beperkt in hun kolenstook is per 1 januari 2022 in werking getreden, waarmee er jaarlijks 6-7 megaton CO2-reductie wordt gerealiseerd (zie Kamerstuk 35 668, nr. 49). Gedurende 2021 is de wetgeving parlementair behandeld en is de AMvB die de methodiek vastlegt van de nadeelcompensatie die geboden moet worden bij zowel de Tweede Kamer als Eerste Kamer voorgehangen. Daarnaast is de beoordeling van de inschrijving van de Power Plant Rotterdam voor de call for proposals afgerond (Kamerstuk 32 813, nr. 936). Deze call for proposals was opengesteld om één van de drie moderne kolencentrales de mogelijkheid te geven om vrijwillig te sluiten met behulp van een subsidie (Kamerstuk 32 813, nr. 568). De subsidie voor sluiting is verleend onder de opschortende voorwaarden van het afronden van het sociaal plan en van goedkeuring door de Europese Commissie. Wanneer de centrale sluit zal dit jaarlijks 3 megaton CO2-reductie opleveren.
Beleidsconclusies energiebeleid
Energiewet
Voor de uitvoering van de energietransitie is aanpassing van de huidige wet- en regelgeving noodzakelijk. Het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel voor de Energiewet is hierbij, voor zover het gaat om elektriciteit en gas, een belangrijk instrument. Met de Energiewet worden afspraken uit Klimaatakkoord wettelijk mogelijk gemaakt en wordt het Europese elektriciteitspakket geïmplementeerd. In februari 2021 is de internetconsultatie voor dit wetsvoorstel gesloten, waarna het wetsvoorstel inhoudelijk is herzien. Medio november 2021 is het wetsvoorstel naar verschillende toezichthouders verzonden voor een toetsing op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De verwachting is dat het wetsvoorstel medio 2022 (later dan verwacht) voor advies naar de Raad van State gestuurd kan worden, dit in voorbereiding op de parlementaire behandeling.
Doorontwikkeling SDE++
Van 5 oktober tot 11 november 2021 vond de tweede openstelling van de verbrede SDE+, de SDE++, plaats, waarbij naast hernieuwbare energie ook andere CO2-reducerende technieken kunnen deelnemen. Voor de openstellingsronde van 2021 was een openstellingsbudget van € 5 mld beschikbaar. Gedurende de openstelling zijn 4.109 subsidieaanvragen ingediend, met een budgetclaim van in totaal € 12 mld. De eerste resultaten van de SDE++ van 2021 wijzen op een goed verloop van de tweede SDE++-openstellingsronde. Hoewel de aanvragen op dit moment nog door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) beoordeeld worden op volledigheid en op technische en financiële haalbaarheid, valt de grote interesse vanuit de markt op. Dat is goed nieuws, gelet op de stappen die nog gezet moeten worden om de uitstoot van CO2 te reduceren. Het laat zien dat veel bedrijven en andere organisaties mogelijkheden zien om te verduurzamen of bij te dragen aan de verduurzaming van anderen.
Programma Energiehoofdstructuur
In het Klimaatakkoord 2019 is afgesproken dat de Rijksoverheid het voortouw neemt in het opstellen van een programma onder de Omgevingswet, gericht op de ruimtelijke planning van en het maken van ruimtelijke reserveringen voor de energiehoofdstructuur op nationale schaal. Dit is het Programma Energiehoofdstructuur.
Energieprojecten van nationaal belang worden elk voor zich ingepast met de Rijkscoördinatieregeling. Het Programma Energiehoofdstructuur zal, zodra het is vastgesteld, het ruimtelijke kader zijn voor dergelijke grote energieprojecten. Om de doelstellingen in 2030 te realiseren zijn in 2021 ontwerp-inpassingsplannen voor de aanlanding van wind op zee en hoogspanningsverbindingen op land vastgesteld. Met de toename van de energieopgave zijn verschillende procedures gestart voor nieuwe aanlandingen wind op zee, waterstofopslag, gasopslag en Carbon Capture and Storage (CCS).
De onderzoeksaanpak om tot een Programma Energiehoofdstructuur te komen is op 18 november 2021 vastgesteld door de ministers van EZK en BZK. Ter onderbouwing van de keuzes in dit programma wordt namelijk een zogenaamde integrale effectenanalyse opgesteld. In deze analyse worden de effecten onderzocht (op het vlak van milieu, ruimte, kosten en baten, systeem-efficiëntie en uitvoerbaarheid) van mogelijke ontwikkelingen van het energiesysteem voor 2030 en 2050.
Een belangrijke bouwsteen in het onderzoek is de vertaling van de toekomstverkenning van de netbeheerders (de Integrale Infrastructuur-verkenning 2030-2050) in ruimtelijke scenario’s voor vraag en aanbod, aangevuld met een kernenergiescenario (Kamerstuk 34 682, nr. 58) voor 2050. Deze bouwsteen is eveneens gerealiseerd, maar is door de complexiteit en afhankelijkheden van aanpalende trajecten wel een aantal maanden vertraagd.
Regionale Energiestrategieën (RES’en)
In 2021 hebben de RES-regio’s volgens plan de RES 1.0 opgeleverd. Deze zijn vastgesteld in de verschillende gemeenteraden, Provinciale Staten en algemeen besturen van waterschappen. De PBL-analyse laat zien dat het doel van 35 TWh in 2030 binnen bereik is op basis van de RES 1.0. De ambities van de 30 RES’en 1.0 tellen op tot 55,1 TWh: 18,9 TWh reeds gerealiseerde projecten, 12,6 TWh pijplijn (met veelal een vergunning en een SDE-beschikking) en 23,6 TWh aanvullende ambitie. PBL geeft aan dat naar schatting tussen 35,4 TWh en 46,4 TWh daadwerkelijk wordt gerealiseerd in 2030, met een middenwaarde van 40,8 TWh. De netbeheerders geven aan dat het realiseren van 35 TWh onder voorwaarden mogelijk is. Er moeten nog de nodige hobbels genomen worden voor het doel daadwerkelijk is gerealiseerd. Zoekgebieden moeten worden omgezet in concrete projectlocaties, er is ruimte nodig voor infrastructuur, opties en keuzes moeten worden verankerd in het omgevingsbeleid van de betrokken overheden en de plannen moeten worden omgezet in uitvoeringsagenda’s. Dat alles moet plaatsvinden in een permanente maatschappelijke en bestuurlijke dialoog. Bijna alle regio’s zijn begonnen met het vormgeven van de uitvoeringsfase en bekijken op dit moment hoe daarin de samenwerking tussen overheden, maatschappelijke organisaties, netbeheerders, energiecoöperaties en private partijen eruit gaat zien. Ook worden in de regio’s afspraken gemaakt over het democratisch besluitvormingsproces en hoe beleids- en projectparticipatie met belanghebbenden en betrokkenen wordt ingericht en wat met de uitkomsten daarvan gedaan wordt. Dit wordt vastgelegd in een uitvoeringsprogramma.
Expertise Centrum Warmte
Het Expertise Centrum Warmte (ECW) is een initiatief van de sectortafel Gebouwde omgeving van het Klimaatakkoord en ging begin 2019 van start. In 2021 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) als uitvoerder, samen met haar partners, het ECW verder uitgebouwd. De lancering en begeleiding van het Dashboard Eindgebruikerskosten richting de 352 gemeenten was in 2021 één van de belangrijkste mijlpalen van het ECW. Gemeenten hebben de regierol bij de warmtetransitie van de gebouwde omgeving. Het Dashboard Eindgebruikerskosten is een instrument dat gemeenten kan helpen bij het opstellen van een transitievisie warmte en uitvoeringsplannen. Om dit instrument goed te laten landen heeft het ECW, samen met BZK en TNO, digitale bijeenkomsten georganiseerd om het dashboard bij gemeenten en andere geïnteresseerden toe te lichten en vragen te beantwoorden. Naar aanleiding van het beschikbaar komen van het Dashboard Eindgebruikerskosten is ook de Handreiking voor lokale analyse aangepast.
In juni 2021 is de ECW-regeling Extern Advies Warmtetransitie (EAW) na 1 jaar openstelling gesloten. In totaal hebben 306 gemeenten (bijna 87% van het totaal aantal gemeenten) gebruik gemaakt van deze regeling. Voor iedere gemeente was er een budget van 20.000 Euro. Het doel van deze regeling was om gemeenten financieel tegemoet te komen bij het inhuren van een extern adviesbureau. Dit bureau kan hen helpen bij bijvoorbeeld opstellen van de transitievisie warmte en/of het vertalen van de transitievisie warmte naar uitvoeringsplannen.
Eind 2021 is een externe, kwalitatieve evaluatie van het ECW uitgevoerd. Doel daarbij was om terug te kijken op de activiteiten van het ECW van de afgelopen 2,5 jaar, om daarvan te leren en te kijken hoe activiteiten van het ECW nog beter kunnen worden afgestemd op de behoefte van de gemeenten op het gebied van de warmtetransitie.
ISDE
Vanaf 1 januari 2021 worden, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Klimaatakkoord, naast investeringen in warmtepompen en zonneboilers ook investeringen van eigenaar-bewoners in isolatiemaatregelen vanuit de ISDE gesubsidieerd. Bij het toevoegen van isolatiemaatregelen aan de ISDE is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die tot 2021 werd gehanteerd in de Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH). In verband met genoemde toevoeging is de naam van de regeling gewijzigd in «Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing». De afkorting is gelijk gebleven.
Naast de toevoeging van isolatiemaatregelen voor eigenaar-bewoners komen vanaf 1 januari 2021 ook investeringen van eigenaar-bewoners in een individuele aansluiting op een warmtenet en van VvE’s in een centrale aansluiting op het warmtenet in aanmerking voor ISDE-subsidie. Daarmee is invulling gegeven aan de aankondiging in de Kamerbrief van de Minister van BZK van 12 juni 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 532).
Tot besluit is het vanaf 1 januari 2021 voor zakelijke partijen ook mogelijk om subsidie aan te vragen voor investeringen in kleinschalige installaties voor hernieuwbare energie via zonnepanelen en windturbines. Met deze laatste toevoeging is invulling gegeven aan het aangenomen amendement Mulder c.s. van 19 november 2019 (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16).
In de loop van 2021 is besloten om de subsidiebedragen voor warmtepompen, zonneboilers en isolatiemaatregelen per 1 januari 2022 te verhogen. Deze verhoging zal per 1 januari 2022 in werking treden. Daarnaast wordt in 2022 ook bezien of en in hoeverre de ISDE eenvoudiger en toegankelijker kan worden gemaakt, mede op basis van de in 2021 opgedane ervaringen en ontvangen reacties van stakeholders.
Verduurzaming van het Nederlandse gassysteem
Gasvormige energiedragers hebben een onvervangbare rol in de verduurzamingsopgave van het energiesysteem. Het kabinet zet in op de ontwikkeling van hernieuwbare gassen, zoals groen gas en waterstof, als alternatief voor aardgas om de toekomstige gasbehoefte duurzaam in te kunnen vullen. Aardgas blijft de komende decennia noodzakelijk, totdat er genoeg hernieuwbare gassen beschikbaar zijn. In de brief aan de Tweede Kamer over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst (Kamerstuk 32 813, nr. 486) is de rol van deze drie gasvormige energiedragers (aardgas, groen gas, waterstof) uitgelegd. Op 1 januari 2022 is de Wijziging van de Mijnbouwwet in werking getreden. Deze wijziging regelt enerzijds het opruimen van mijnbouwwerken en financiële garanties van mijnbouwbedrijven om dat te kunnen betalen, anderzijds het mogelijk hergebruik van mijnbouwwerken en een uitbreiding van de investeringsaftrek om nog door te kunnen gaan met de gaswinning op zee. Deze investeringsaftrek is op 11 juni 2021 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 in werking getreden. Hiermee verwacht het kabinet de gaswinning op zee te kunnen stimuleren.
In de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) heeft het kabinet een beleidsagenda geschetst om de productie van groen gas te bevorderen. Deze beleidsagenda wordt momenteel uitgevoerd en omvat onder meer het onderzoeken van alternatieve instrumenten om groen gas productie te ondersteunen, waaronder fiscale differentiatie, een bijmengverplichting of een separaat subsidie-instrument voor vergassing. In haar visie op het warmtesysteem (Kamerstuk 30 196, nr. 754) heeft het kabinet haar visie op de rol van groen gas en hybride warmtepompen in de warmtetransitie omschreven. In lijn met deze visie heeft het kabinet de subsidiebedragen voor (hybride) warmtepompen verhoogd, omdat deze verwarmingssystemen een belangrijke bijdrage leveren aan het reduceren van het aardgasgebruik en in de toekomst kunnen bijdragen aan de efficiënte inzet van groen gas.
Waterstof
De uitvoering van de beleidsagenda van de kabinetsvisie waterstof uit 2020 verloopt in het algemeen volgens plan. Belangrijk resultaat in 2021 was voltooiing van onderzoek naar of en onder welke voorwaarden een deel van het gasnet kan worden ingezet voor het transport en distributie van waterstof ((Hyway27). Op basis hiervan wordt nu een uitrolplan voor waterstofinfrastructuur voorbereid door de Minister van Klimaat en Energie. Ook heeft de Staatssecretaris van Klimaat en Energie een eigen visie op toekomstige waterstofmarktordening opgesteld, als basis voor nationale en EU wet- en regelgeving. Ten aanzien van veiligheid en certificering heeft het Ministerie van EZK beleid in ontwikkeling. Andere resultaten zijn het werkplan voor het nationale waterstofprogramma, het opstarten van een traject voor de eerste Important Project of Common European Interest (IPCEI)-projecten (gericht op Europese waardeketens), en een aanpak op hoofdlijnen voor waterstofimport als onderdeel van de internationale strategie. Op het gebied van financieel instrumentarium is er vertraging met het ontwikkelen van een specifiek opschalingsinstrument, met name in afwachting van een gepast EU-kader.
Afhandeling mijnbouwschade
Sinds 1 juli 2020 kunnen burgers en kleine bedrijven mogelijke schade aan gebouwen door bodembeweging als gevolg van opslag of winning van olie en gas in of uit kleine velden melden bij de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade ontzorgt de schademelder door te onderzoeken wat de oorzaak en omvang van de schade is. Daarmee neemt de Commissie Mijnbouwschade in feite de bewijslast van de schademelder over. Vanaf 1 november 2021 adviseert de Commissie Mijnbouwschade ook over mogelijke schade door bodembeweging als gevolg van zoutwinning. In de periode 1 juli 2020 tot en met 31 oktober 2021 heeft de Commissie Mijnbouwschade 88 schademeldingen in behandeling genomen. Het streven is om deze aanpak uit te breiden naar aardwarmte en voormalige steenkolenwinning en tevens een regeling in te stellen voor gevallen waarbij er sprake van verjaring is.
Wijziging rol EBN
Op 4 mei 2021 heeft de Minister van EZK een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de rol van EBN in de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 687). Daarmee is uitvoering gegeven aan de motie-Beckerman c.s. (Kamerstuk 30 175, nr. 285). In deze brief worden de huidige en voorgenomen taken en activiteiten van EBN voor de verduurzaming van het energiesysteem beschreven, zoals kostenbesparing en CO2-reductie bij opsporing en winning van aardgas, het hergebruiken van olie- en gasinfrastructuur en deelname van EBN in geothermieprojecten en in het CCS-project Porthos. Ook gaat de brief in op mogelijke nieuwe taken waar EBN vanuit haar expertise en kennis over de gaswaardeketen ontwikkelingen kan faciliteren of versnellen, zoals mogelijke betrokkenheid van EBN bij waterstofprojecten of energieopslag. Op 5 juli 2021 heeft de Staatssecretaris van Klimaat en Energie een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over welke rol staatsdeelnemingen EBN en Gasunie spelen in de verdere ontwikkeling van de afvang, transport en opslag van CO2 (CCS) in Nederland (Kamerstuk 32 813, nr. 758).
EU-energiedossier
Sinds het najaar van 2021 heeft de EU te maken met hoge energieprijzen, vooral voor aardgas. Deze worden veroorzaakt door ontwikkelingen op de mondiale gasmarkt, waardoor er minder aanbod is voor de EU. Daarnaast spelen factoren als weer (koud voorjaar, hete zomer), uitgesteld onderhoud en lage hernieuwbare energieproductie mee. Ook beïnvloeden geopolitieke spanningen tussen NAVO/EU-lidstaten en Rusland over het conflict Rusland/Oekraïne de energieprijzen.
De hoge energieprijzen hebben geleid tot een EU-debat over het EU-energie- en klimaatbeleid, waarop de Europese Commissie in oktober 2021 een ‘Toolbox’ heeft uitgebracht met een scala aan mogelijke maatregelen ter bestrijding van de hoge energieprijzen. Zij concludeerde dat op korte termijn de gevolgen van de hoge energieprijzen vooral door nationaal beleid verzacht kunnen worden. Voor de langere termijn wijst de Europese Commissie op onder andere de rol van energie- en klimaatbeleid om afhankelijkheid van fossiele bronnen te verminderen. Dit is conform de Nederlandse inzet. Nederland heeft samen met gelijkgestemde lidstaten twee gezamenlijke verklaringen uitgebracht, waarin zij pleiten voor terughoudendheid bij ingrijpen in de energiemarkten, ook omdat de voorlopige onderzoeksresultaten van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) laten zien dat dergelijk ingrijpen averechts kan uitpakken. Deze lidstaten vragen ACER wel om suggesties te doen hoe de integratie van de energiemarkt verder verbeterd kan worden, omdat dit leidt tot welvaartswinst en prijsvolatiliteit kan dempen. De hoge energieprijzen en het nemen van maatregelen ter betrijding daarvan op nationaal- en EU-niveau zullen in 2022 voortduren.
CCS
In 2021 zijn er belangrijke stappen gezet voor de realisatie van CCS-projecten in Nederland. In het voorjaar van 2021 heeft een viertal bedrijven een SDE++-beschikking ontvangen voor de afvang van CO2 en de levering ervan aan het Porthos-project voor opslag. Ook is het Rijksinpassingsplan vastgesteld en zijn de verschillende ontwerp-vergunningen afgegeven en ter inzage gelegd. In aanvulling op het Porthos-project is het Aramis-initiatief tot stand gekomen (Kamerstuk 32 813, nr. 957). Het Ministerie van EZK heeft EBN instemming verleend om te participeren in de onderzoeksfase van dit project, met het doel om het publieke belang van veilige CO2-opslag te borgen. In het ACT-consortium werkt Nederland met een groot aantal landen uit Europa en daarbuiten samen om kennis en innovatie te vergroten en de internationale samenwerking te bevorderen. In 2021 is hiervoor € 4,9 mln onderzoeksbudget toegewezen aan verschillende projecten.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2021 | 2021 | |
Verplichtingen | 8.618.677 | 11.778.791 | 10.752.857 | 9.775.219 | 6.728.172 | 6.140.587 | 587.585 |
Uitgaven | 1.887.248 | 2.875.719 | 2.925.027 | 3.674.944 | 3.388.161 | 3.377.490 | 10.671 |
Subsidies | 1.257.653 | 1.412.704 | 1.664.641 | 2.160.036 | 3.038.234 | 3.036.302 | 1.932 |
Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) | 38.791 | 63.400 | 57.589 | 40.675 | 54.508 | 49.470 | 5.038 |
Hernieuwbare Energietransitie (HER+) | 30.934 | 30.665 | 26.535 | 38.427 | 25.539 | 47.440 | ‒ 21.901 |
Energie-efficiency | 7.098 | 7.092 | 3.281 | 3.260 | 2.959 | 2.368 | 591 |
Green Deals | 4.997 | 3.903 | 118 | 141 | 25 | 500 | ‒ 475 |
Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) | 21.931 | 28.193 | 42.139 | 33.605 | 53.144 | 67.232 | ‒ 14.088 |
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) | 860 | 1.392 | 2.834 | 4.890 | 4.941 | ‒ 51 | |
Projecten Klimaat en Energieakkoord | 733 | 3.628 | 1.708 | 1.612 | 672 | 4.491 | ‒ 3.819 |
MEP | 149.960 | 25.492 | 1.515 | 429 | 0 | 0 | |
SDE | 552.127 | 615.295 | 559.025 | 587.388 | 604.440 | 663.831 | ‒ 59.391 |
SDE+ | 321.514 | 486.646 | 706.742 | 1.192.654 | 1.932.881 | 1.830.414 | 102.467 |
SDE++ | 120 | 0 | 120 | ||||
Aardwarmte | 21.000 | 20.000 | 15.000 | 15.000 | 15.000 | 0 | |
ISDE-regeling | 50.927 | 69.864 | 84.368 | 101.383 | 112.141 | 130.000 | ‒ 17.859 |
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS) | 53.477 | 36.895 | 40.313 | 110.083 | 172.739 | 179.000 | ‒ 6.261 |
Carbon Capture and Storage (CCS) | 865 | 1.438 | 6.586 | 6.285 | 3.927 | 4.380 | ‒ 453 |
Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) | 6.170 | 7.809 | 36 | 32 | 0 | 0 | |
Hoge Flux Reactor | 14.500 | 7.250 | 7.250 | 7.451 | 6.401 | 6.401 | 0 |
Elektrisch rijden | 538 | 232 | 42 | 0 | 0 | ||
Caribisch Nederland | 574 | 3.042 | 6.791 | 14.460 | 32.304 | 12.844 | 19.460 |
Overige subsidies | 2.517 | 0 | 16.711 | 4.014 | 16.421 | 5.625 | 10.796 |
Maatregelen voor CO2-reductie | 82.500 | 303 | 0 | 0 | |||
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) | 19 | 7.365 | ‒ 7.346 | ||||
Nationale co-financiering EU Innovation Fund | 5.000 | ‒ 5.000 | |||||
Subsidie ondersteuning verduurzaming mkb | 104 | 0 | 104 | ||||
Leningen | 9.000 | 19.840 | 3.000 | 4.000 | 5.000 | 5.000 | 0 |
Lening Pallas | 9.000 | 19.840 | 0 | 0 | |||
Lening EBN | 3.000 | 4.000 | 5.000 | 5.000 | 0 | ||
Garanties | 0 | 1.019 | 0 | 4.475 | 0 | 600 | ‒ 600 |
Verliesdeclaratie aardwarmte | 1.019 | 4.475 | 600 | ‒ 600 | |||
Opdrachten | 9.188 | 9.053 | 6.718 | 20.845 | 10.570 | 11.234 | ‒ 664 |
Onderzoek mijnbouwbodembeweging | 2.123 | 2.410 | 1.937 | 1.938 | 2.515 | 1.720 | 795 |
SodM onderzoek | 879 | 1.059 | 1.193 | 2.025 | ‒ 832 | ||
Joint Implementation | 434 | 1.368 | 0 | 0 | |||
Uitvoeringsagenda Klimaat | 373 | 288 | 203 | 163 | 623 | ‒ 460 | |
Klimaat mondiaal | 92 | 120 | 275 | 156 | 327 | ‒ 171 | |
Onderzoek en opdrachten | 6.631 | 5.299 | 3.005 | 17.370 | 6.543 | 6.539 | 4 |
Bijdrage aan agentschappen | 52.877 | 65.341 | 75.957 | 84.148 | 89.683 | 76.498 | 13.185 |
Bijdrage aan RVO.nl | 51.050 | 56.675 | 66.634 | 71.171 | 77.196 | 56.861 | 20.335 |
Bijdrage aan Agentschap Telecom | 397 | 882 | 4.820 | ‒ 3.938 | |||
Bijdrage aan NEa | 5.594 | 5.962 | 8.766 | 7.117 | 7.194 | ‒ 77 | |
Bijdrage aan KNMI | 1.114 | 1.147 | 1.419 | 1.437 | 2.047 | 1.239 | 808 |
Bijdrage aan NVWA | 713 | 721 | 703 | 703 | 841 | 867 | ‒ 26 |
Bijdrage aan RIVM | 1.565 | ‒ 1.565 | |||||
Bijdrage aan RWS | 1.204 | 1.239 | 1.674 | 1.600 | 3.952 | ‒ 2.352 | |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 116.403 | 150.348 | 142.831 | 128.307 | 125.186 | 142.567 | ‒ 17.381 |
Doorsluis COVA-heffing | 110.263 | 110.760 | 110.088 | 94.845 | 89.426 | 111.000 | ‒ 21.574 |
TNO kerndepartement | 37.809 | 31.637 | 32.547 | 34.688 | 29.875 | 4.813 | |
TNO-SodM | 6.140 | 1.779 | 1.106 | 915 | 1.072 | 1.692 | ‒ 620 |
Bijdrage aan medeoverheden | 24.380 | 20.988 | 15.978 | 8.971 | 19.020 | 27.579 | ‒ 8.559 |
Uitkoopregeling | 24.380 | 20.988 | 15.978 | 8.971 | 19.020 | 27.579 | ‒ 8.559 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 39.095 | 158.686 | 10.800 | 10.446 | 33.578 | 10.377 | 23.201 |
Nuclear Research Group (NRG) | 38.519 | 158.040 | 9.008 | 9.207 | 32.094 | 8.793 | 23.301 |
Internationale contributies | 576 | 646 | 1.792 | 1.239 | 1.484 | 1.584 | ‒ 100 |
Stortingen begrotingsreserves | 378.652 | 1.037.740 | 1.005.102 | 1.253.716 | 66.890 | 67.333 | ‒ 443 |
Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie | 377.819 | 537.740 | 993.682 | 1.253.716 | 66.333 | 66.333 | 0 |
Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie | 500.000 | 11.000 | 0 | 0 | |||
Storting in begrotingsreserve aardwarmte | 833 | 420 | 557 | 1.000 | ‒ 443 | ||
Ontvangsten | 3.202.936 | 3.201.275 | 2.390.399 | 3.738.266 | 4.346.787 | 3.383.771 | 963.016 |
Ontvangsten COVA | 110.264 | 110.760 | 110.088 | 94.845 | 89.426 | 111.000 | ‒ 21.574 |
Opbrengst heffing ODE (SDE++) | 626.953 | 1.033.046 | 1.631.970 | 2.542.250 | 3.077.606 | 2.648.000 | 429.606 |
Aardgasbaten | 2.373.989 | 1.461.955 | 0 | 0 | |||
Ontvangsten zoutwinning | 2.525 | 2.599 | 2.399 | 2.391 | 2.412 | 2.511 | ‒ 99 |
Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie | 77.000 | 73.000 | 78.000 | 236.020 | 259.886 | 240.080 | 19.806 |
ETS-ontvangsten | 504.215 | 440.136 | 441.408 | 893.987 | 370.000 | 523.987 | |
Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie | 115.790 | 395.210 | 0 | 0 | |||
Diverse ontvangsten | 12.205 | 15.700 | 12.016 | 26.142 | 23.470 | 12.180 | 11.290 |
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2021 | 2021 | |
Verplichtingen | 8.618.677 | 11.778.791 | 10.752.857 | 9.775.219 | 6.728.172 | 6.140.587 | 587.585 |
waarvan garantieverplichtingen | 11.050 | 0 | 0 | 0 | 8.250 | 66.600 | ‒ 58.350 |
waarvan overige verplichtingen | 8.607.627 | 11.778.791 | 10.752.857 | 9.775.219 | 6.719.922 | 6.073.987 | 645.935 |
Verplichtingen
Garantieregeling aardwarmte
Voor de garantieregeling aardwarmte is in 2021 voor een bedrag van € 8,3 mln aan garantieverplichtingen afgegeven, zodat € 58,4 mln van het garantieplafond niet is benut.
Overige verplichtingen
Het hogere bedrag aan verplichtingen (€ 645,9 mln) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn:
– Op het verplichtingenbudget van de SDE++-regeling is in 2021 € 255,0 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot, vooral doordat er al in 2021 verplichtinen zijn aangegaan op de openstelling 2021: gepland was dat deze pas in 2022 zouden worden aangegaan.
– Op de overige posten die onder de SDE++ vallen (nadeelcompensatie sluiting kolencentrale, statistische overdracht naar Denemarken) is € 412,5 mln aan verplichtingen aangegaan. Hier was in de Ontwerpbegroting nog geen rekening mee gehouden.
– Op het budget voor Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) is in 2021 € 40,4 mln meer verplicht, vooral doordat bij Voorjaarsnota 2021 aanzienlijke budgetten vanuit artikel 2 van de EZK-begroting (ten behoeve van TSE-Industrie) en vanuit de begroting van BZK (ten behoeve van de MOOI-gebouwde omgeving) aan het MOOI-budget zijn toegevoegd.
– Ook aan het oorspronkelijke verplichtingenbudget voor de Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) zijn bij Voorjaarsnota 2021 aanzienlijke bedragen toegevoegd vanuit beschikbare middelen voor de nationale cofinanciering op het EU Innovatien Fund (€ 50 mln), artikel 2 van de EZK-begroting (€ 33,6 mln) en de BZK-begroting (€ 9 mln). Hiertegenover stond een verlaging van € 21,7 mln door afsplitsing van budget ten behoeve van het opschalingsinstrument waterstof. Dit alles heeft geleid tot een overschrijding van het oorspronkelijke budget met € 53,3 mln.
– Op het budget voor Caribisch Nederland is € 19 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot door een bijdrage van EZK aan de beleidsdeelneming in de branstofopslag op Bonaire en een extra impuls op de verduurzaming van de elektriciteitsopwekking op Bonaire.
– Aan de Gasunie is € 15 mln subsidie verstrekt voor het WarmtelinQ-project, hiermee was in de Ontwerpbegroting geen rekening gehouden.
– Op het uitvoeringsbudget van RVO.nl is € 20,4 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot. Zie voor een toelichting op deze overschrijding onder 'Bijdragen aan agentschappen'.
– Aan de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) is € 23,6 mln meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd, deze overschrijding heeft betrekking op de aanvullende subsidie die is afgegeven voor de verwerking van nucleair afval bij NRG.
Naast deze verhogingen was er sprake van een aantal verlagingen:
– Op de ISDE is bijna € 49,1 mln minder verplicht, omdat er minder subsidieaanvragen bij RVO.nl zijn ingediend dan volgens het gepubliceerde subsidieplafond mogelijk was.
– Ook op de HER+ is in 2021 € 33,5 mln minder verplicht dan oorspronkelijk begroot. Reden hiervoor is onder andere dat er minder subsidieaanvragen waren dan verwacht en dat de kwaliteit van veel voorstellen onvoldoende was.
– Ten laste van het SDE+-budget is € 12 mln minder verplicht dan begroot, vooral omdat aanzienlijke bedragen zijn overgeheveld naar andere departementen voor onder andere de beheerskosten van Rijkswaterstaat voor Wind op Zee-projecten en voor de kosten van het Maritiem InformatieVoorziening Service Punt (MIVSP). Zie hiervoor ook tabel 29.
– Op de ETS-compensatieregeling is € 6,3 mln minder verplicht dan oorspronkelijk begroot.
– Aan de COVA is in 2021 voor € 21,6 mln minder COVA-heffing doorgesluisd dan begroot.
– Op de Uitkoopregeling voor woningen die loodrecht onder hoogspanningslijnen staan is € 8,6 mln minder aan beschikkingen afgegeven dan oorspronkelijk begroot.
– Het voor de nationale cofinanciering op het EU Innovation Fund beschikbare budget van € 50 mln is toegevoegd aan het DEI+-budget.
Uitgaven
Subsidies
Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)
In 2021 is aan het MOOI-budget € 5,7 mln toegevoegd vanuit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor de openstelling van de MOOI (Gebouwde Omgeving) in 2021. Uiteindelijk is hierdoor ruim € 5 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk was begroot.
Hernieuwbare Energietransitie (HER+)
Op het budget van de HER+ zijn fors minder betalingen (€ 21,9 mln) verricht dan begroot, vooral doordat op de openstelling 2020 veel minder beschikkingen zijn afgegeven dan begroot. De niet-benutte middelen zijn gebruikt om de tekorten op de uitfinanciering van de SDE+ te dekken.
Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)
De realisatie op de DEI+ is ruim € 14 mln lager dan begroot. Aan de ene kant zijn gedurende 2021 middelen vanuit de nationale cofinanciering op het EU Innovation Fund (€ 5 mln), vanuit artikel 2 (€ 6,7 mln) en vanuit de begroting van het Ministerie van BZK (€ 0,4 mln) toegevoegd aan het DEI+-budget. Aan de andere kant is er € 4,9 mln overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van IenW ter financiering van de kosten van RWS voor de inkoop van diensten ten behoeve van de bevoegde gezagen voor de handhaving van de energiebesparingsplicht. Daarnaast is € 21,7 mln van het budget afgesplitst ter financiering van het opschalingsinstrument waterstof. Op het oorspronkelijke budget is per saldo sprake van een onderuitputting van € 14,1 mln vanwege uitval en vertraging in de gesubsidieerde projecten.
SDE
Bij de SDE is € 59,4 mln minder uitbetaald dan oorspronkelijk geraamd. Deze meevaller is ingezet om het tekort op de uitfinanciering van de SDE+ te dekken.
SDE+
Op de SDE+ is sprake van een overschrijding van € 102,5 mln op het oorspronkelijke kasbudget, met name als gevolg van de lage correctiebedragen die bij het berekenen van de in 2021 uitgekeerde subsidievoorschotten zijn gehanteerd. Hierdoor moest meer aan subsidievoorschotten uitgekeerd worden dan waar op gerekend was. Het tekort is voor een groot deel gedekt door meevallers bij de SDE, de HER+ en de ISDE. Het restanttekort is gedekt door een onttrekking van € 19,8 mln aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie.
ISDE-regeling
Omdat er op zowel de reguliere openstelling van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) als de openstelling gericht op het MKB (amendement-Mulder) minder subsidies zijn verstrekt dan oorspronkelijk geraamd, zijn de kasuitgaven in 2021 € 17,9 mln lager uitgevallen. Ook deze middelen zijn gebruikt om het tekort op de uitfinanciering van de SDE+ te dekken.
Ontwerpbegroting | Najaarsnota | Realisatie | Verschil | |
SDE | 663.831 | 618.000 | 604.440 | ‒ 13.560 |
SDE+ | 1.830.414 | 1.989.428 | 1.932.878 | ‒ 56.550 |
Waarvan SDE+-regeling | 1.640.489 | 1.784.965 | 1.736.560 | ‒ 48.405 |
Waarvan flankerend beleid SDE+ | 52.925 | 45.449 | 37.304 | ‒ 8.145 |
Waarvan TenneT aanleg net op zee | 137.000 | 159.014 | 159.014 | 0 |
SDE++ | 0 | 0 | 120 | 120 |
HER+ | 47.440 | 27.319 | 25.539 | ‒ 1.780 |
ISDE | 130.000 | 112.150 | 112.141 | ‒ 9 |
Storting in reserve DE | 66.333 | 66.333 | 66.333 | 0 |
Totaal | 2.738.018 | 2.813.230 | 2.741.451 | ‒ 71.779 |
Tabel 28 geeft de verschillen tussen de Ontwerpbegroting, de Najaarsnota en de uiteindelijke realisaties weer.
De onbenutte middelen ten opzichte van het Najaarsnota-budget blijven beschikbaar door een verlaging van de onttrekking aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie met € 71,8 mln. Hierdoor is er in 2021, naast de geplande onttrekkingen van € 240,1 mln ter financiering van de Urgenda 2.0-maatregelen en de ophoging van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwek (amendement-Sienot), slechts € 19,8 mln aan de reserve onttrokken ter financiering van tekorten op de uitfinanciering van de SDE+. Zie ook de toelichting op de ontvangsten en de begrotingsreserves.
Verschil tussen ontwerpbegroting en Najaarsnota | 75.212 |
---|---|
Toegevoegd uit de reserve duurzame energie en klimaattransitie | 91.584 |
Overgeheveld naar IenW: kosten RWS voor Wind op zee 2021 | ‒ 8.126 |
Overgeheveld naar PBL: Rekenmeesterfunctie 2021 | ‒ 400 |
Overgeheveld naar Defensie: meerkosten radar Wemeldinge | ‒ 750 |
Overgeheveld van IenW: bijdrage aan kosten MIVSP-II 2021 | 358 |
Overgeheveld naar RWS: kosten MIVSP-I 2020 | ‒ 17.850 |
Overgeheveld naar RWS: kosten MIVSP-I 2021 | ‒ 12.949 |
Overgeheveld naar RWS: kosten MIVSP-II 2021 | ‒ 592 |
Terugstorting ongebruikte middelen Urgenda-pakket naar SDE+ | 1.765 |
Overgeheveld van BZK: bijdrage aanSEEH-deel in ISDE 2021 | 24.000 |
Overgeheveld naar RVO-uitvoeringskosten duurzame energieregelingen 2021 | ‒ 1.828 |
Totaal per saldo overgeheveld vanuit SDE+-domein | 75.212 |
In tabel 29 is weergegeven welke mutaties in 2021 tot een budgetverschuiving van en naar de duurzame energieregelingen hebben geleid.
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)
Voor de compensatie van de indirecte kosten bij elektriciteitsgrootgebruikers in het kader van het Europees emissiehandelssysteem (ETS) zijn er iets minder goedgekeurde aanvragen geweest dan dat er bij het openstellen van de regeling was geraamd.
Caribisch Nederland
De overschrijding van het budget voor Caribisch Nederland met € 19,5 mln heeft twee oorzaken:
– Voor de oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. heeft EZK € 10 mln beschikbaar gesteld;
– Daarnaast heeft EZK in 2021 een extra financiële bijdrage geleverd van € 10 mln aan de verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire.
Overige subsidies
De overschrijding op dit budget is vooral te wijten aan de uitbetaling van een subsidie aan Gasunie in het kader van het Warmtelinq-project. De hiervoor benodigde middelen zijn in het voorjaar van 2021 toegevoegd aan de EZK-begroting vanuit de middelen die hiervoor op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën beschikbaar waren.
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
Op de openstelling van de SCE in 2021 zijn wel veel subsidiebeschikkingen afgegeven, maar dit heeft nog vrijwel geen uitgaven met zich meegebracht. Het beschikbare budget is dan ook voor het grootste deel doorgeschoven naar 2022.
Nationale co-financiering EU Innovation Fund
De € 50 mln die beschikbaar is gekomen als cofinanciering op het EU Innovation Fund zal via de DEI+ worden besteed: daarom zijn de middelen hiervoor in zijn geheel (2021 tot en met 2025) verschoven naar het DEI+-budget.
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
De bijdrage aan RVO.nl is € 20,3 mln hoger uitgevallen dan oorspronkelijk gepland, dit heeft als belangrijkste oorzaken:
– Door de toegenomen taken van RVO.nl voor de uitvoering van de klimaat- en energieregelingen is er sprake van een toenemend tekort op het beschikbare uitvoeringsbudget. In 2021 is dit deels gedekt door herschikking binnen het budget van artikel 4 (€ 12,5 mln) en deels door terugbetaling van te veel bevoorschotte uitvoeringskosten over 2020 (€ 3,8 mln).
– Vanuit artikel 2 is € 1,1 mln aan het budget toegevoegd voor de uitvoering van de DEI+ en de TSE-Industrie.
– Vanuit de begroting van het Ministerie van BZK is in totaal € 3,0 mln aan het budget toegevoegd voor de uitvoering van de MOOI-Gebouwde Omgeving, Waterstof in de gebouwde omgeving, de tenders aardgasloze wijken en gebouwde omgeving binnen de DEI+, de Subsidieregeling verduurzaming MKB (SVM) en het programma Versterking Informatievoorziening Energietransitie (VIVET).
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Doorsluis COVA-heffing
Als gevolg van de coronacrisis is het aardolieverbruik in 2021 gedaald, waardoor er minder aan COVA-heffing is binnengekomen dan geraamd (zie bij ontvangsten). Er is dus ook minder geld (€ 21,5 mln) doorgesluisd naar de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) die de strategische olievoorraden in Nederland beheert.
Bijdragen aan medeoverheden
Uitkoopregeling
In 2021 zijn voor € 8,6 mln minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding staan.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Nuclear Research and Consultancy Group (NRG)
De overschrijding van het budget heeft betrekking op de hogere kosten voor de verwerking en afvoering van het radioactief afval en de ontmanteling van gebouwen bij NRG in Petten.
Ontvangsten
Ontvangsten COVA
Zie voor de achtergebleven COVA-heffingen hierboven onder "Doorsluis COVA-heffing".
Opbrengst heffing ODE (SDE+)
Bij het aanpassen van de lastenverdeling in de ODE van 50/50 naar een 33/67 lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven is afgesproken de belastingvermindering in de energiebelasting (EB) te verhogen, namelijk met € 55 (excl. btw) in 2020 geleidelijk oplopend naar € 78 (excl. btw) in 2030. Deze oploop van de belastingvermindering volgt de oploop van de SDE+(+)-kasuitgaven, waardoor in 2020 een bedrag van € 2.411 mln en in 2030 een bedrag van € 3.411 mln middels de ODE gedekt dient te worden. De totale (bruto) ODE-opbrengst is hierdoor gelijk aan de ex-ante geraamde SDE+(+)-kasuitgaven plus een additioneel budget ten behoeve van een verhoging van de belastingvermindering in de EB. De belastingvermindering komt echter uitsluitend ten laste van de EB. Hierdoor is de totale ODE-opbrengst in de financiële verantwoording structureel flink hoger dan de geraamde reeks. Zie ook tabel 35 in de EZK-begroting 2022. Omdat dit nogal verwarrend is, is dit bij Startnota van het kabinet Rutte IV aangepast en zal de bruto ODE-reeks opgenomen worden in de EZK begroting.
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie
Ter financiering van tekorten op de uitfinanciering van de SDE+ is een additioneel bedrag van € 19,8 mln aan de reserve Duurzame energie en klimaattransitie onttrokken.
ETS-Ontvangsten
De ETS-ontvangsten zijn in 2021 aanzienlijk hoger (€ 524 mln) uitgevallen dan geraamd. De raming van ETS-veilingopbrengsten is intrinsiek onzeker door schommelingen in de ETS-prijs en onzekerheid over de precieze veilingvolumes. Zo heeft de ETS-prijs in 2021 een forse stijging laten zien, waardoor de ETS-ontvangsten veel hoger zijn dan geraamd.
Diverse ontvangsten
Op de post Diverse ontvangsten is gedurende 2021 € 11,3 mln meer ontvangen dan geraamd. Het gaat hier om:
– te veel bevoorschotte uitvoeringskosten over 2020 die RVO.nl en de NEa in 2021 hebben teruggestort naar het Ministerie van EZK
– subsidievoorschotten die door subsidieontvangers zijn teruggestort naar het Ministerie van EZK
– boete-inkomsten van zowel RVO.nl als de NEa
Toelichting op de begrotingsreserves
Waarvan juridisch verplicht | ||
---|---|---|
Begrotingsreserve Aardwarmte | 18.056 | 100% |
Begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie | 3.979.230 | 100% |
Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen | 6.600 | 0% |
Stand 1/1/2021 | 17.499 |
---|---|
+ Storting | 557 |
– Onttrekking | |
Stand per 31/12/2021 | 18.056 |
De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2021 zijn er geen nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling bij RVO.nl ingediend. Op basis van nieuwe garanties die zijn afgegeven, is een bedrag van € 0,6 mln aan provisies ontvangen dat in de reserve is gestort.
Uit het toetsingskader van de garantieregeling Aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 44,2 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.
Stand 1/1/2021 | 4.172.783 |
---|---|
+ Storting | 66.333 |
– Onttrekking | ‒ 259.886 |
Stand per 31/12/2021 | 3.979.230 |
De begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie of CO2-reductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, SDE++, ISDE en de HER+. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2021 is € 66,3 mln in de reserve gestort en € 259,9 mln aan de reserve onttrokken, zodat het saldo van de reserve met € 193,6 is afgenomen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | Totaal | Juridisch verplicht | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
SDE+ | 59 | 134 | 204 | 282 | 281 | 523 | 903 | 1.146 | 125 | 3.657 | 100% |
SDE++ | 0 | 0 | 100% | ||||||||
MEP | 23 | 16 | 2 | 0 | 34 | ‒ 2 | 0 | 0 | 0 | 73 | 100% |
SDE | 143 | 220 | 297 | 191 | 63 | 16 | 91 | 107 | ‒ 78 | 1.050 | 100% |
Onttrekking reserve t.b.v. ophoging ISDE-MKB (amendement-Mulder) | ‒ 100 | ‒ 100 | 100% | ||||||||
Onttrekking reserve t.b.v. financiering Urgenda 2.0-pakket | ‒ 63 | ‒ 236 | ‒ 299 | 100% | |||||||
Onttrekking t.b.v. financiering ophoging SCE (amendement Sienot) | ‒ 4 | ‒ 4 | 100% | ||||||||
tijdelijke onttrekking | 0 | 0 | ‒ 20 | ‒ 77 | ‒ 77 | ‒ 73 | ‒ 78 | ‒ 73 | ‒ 398 | 100% | |
Totaal | 225 | 370 | 483 | 396 | 301 | 464 | 916 | 1.017 | ‒ 193 | 3.979 | 100% |
Eind 2021 bedraagt de stand van de reserve € 3.979 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen.
Stand 1/1/2021 | 4.172,8 |
---|---|
– Geplande onttrekking 2021-2035 (ophoging budget postcoderoosregeling/motie-Sienot) | ‒ 63,0 |
– Geplande onttrekking 2021 (financiering Urgenda 2.0) | ‒ 236,7 |
– Geplande onttrekking 2023-2028 (toevoeging aan SDE+-budget) | ‒ 1.700,0 |
– Geplande onttrekking 2022 (toevoeging aan SDE+-budget in kader van coalitieakkoord Rutte-IV) | ‒ 1.572,0 |
+ Storting 2021 (terugboeken tijdelijke onttrekking 2015)1 | 66,3 |
– Onttrekking 2021 (toevoeging aan SDE+-budget ter dekking uitfinanciering in 2021)) | ‒ 19,8 |
Resterend voor SDE/SDE+-beschikkingen | 647,6 |
Stand 1/1/2021 | 6.600 |
---|---|
+ Storting | |
– Onttrekking | |
Stand per 31/12/2021 | 6.600 |
De middelen in de begrotingsreserve risicopremie NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023.
Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Begroting 2021 | Verschil | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ELEKTRICITEIT | 1.563.181 | 1.876.235 | 2.586.066 | 3.278.681 | 2.878.275 | 2.889.710 | ‒ 11.435 |
MEP (EZK, art. 4) | 149.960 | 25.492 | 1.515 | 429 | 0 | 0 | |
SDE (EZK. art. 4) | 552.127 | 615.295 | 559.025 | 587.388 | 604.440 | 663.831 | ‒ 59.391 |
SDE+ incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4) | 321.514 | 486.646 | 706.742 | 1.192.654 | 1.932.881 | 1.830.414 | 102.467 |
SDE++ (EZK, art. 4) | 120 | 0 | 120 | ||||
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (EZK, art. 4) | 19 | 7.365 | ‒ 7.346 | ||||
Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4) | 377.819 | 537.740 | 993.682 | 1.253.716 | 66.333 | 66.333 | 0 |
InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4) | 50.927 | 69.864 | 84.368 | 101.383 | 112.141 | 130.000 | ‒ 17.859 |
Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4) | 38.791 | 63.400 | 57.589 | 40.675 | 54.508 | 49.470 | 5.038 |
Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4) | 21.931 | 28.193 | 42.139 | 33.605 | 53.144 | 67.232 | ‒ 14.088 |
Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4) | 30.934 | 30.665 | 26.535 | 38.427 | 25.539 | 47.440 | ‒ 21.901 |
Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4) | 82.500 | 303 | 0 | 0 | |||
Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4) | 11.000 | 0 | 0 | ||||
Retourpremie koel- en vrieskasten (IenW, art. 21) | 748 | 1.000 | ‒ 252 | ||||
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/SDE++/ISDE/HER+ (EZK, art. 4) | 19.178 | 18.940 | 20.971 | 30.101 | 28.402 | 26.625 | 1.777 |
INDUSTRIE | 54.342 | 38.333 | 60.896 | 157.227 | 239.308 | 333.344 | ‒ 94.036 |
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4) | 53.477 | 36.895 | 40.313 | 110.083 | 172.739 | 179.000 | ‒ 6.261 |
Verduurzaming industrie (EZK, art. 2) | 12.588 | 4.844 | 9.1492 | 36.264 | ‒ 27.115 | ||
Urgenda en industrie (EZK, art. 2) | 9.982 | 27.4943 | 59.500 | ‒ 32.006 | |||
Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 2) | 4.832 | 0 | 4.832 | ||||
Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textiel en circulaire economie (IenW, art. 21, via DEI+) | 1.409 | 16.033 | 5.467 | 21.000 | ‒ 15.533 | ||
Chemische recycling (IenW, art. 21) | 2.700 | 2.700 | 0 | ||||
Circulaire maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21) | 7.500 | ‒ 7.500 | |||||
Innovatieregeling bouw Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 12) | 5.000 | 10.000 | ‒ 10.000 | ||||
Maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21) | 1.000 | 2.000 | 2.000 | 0 | |||
Ketenaanpak (IenW, art. 21) | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 0 | |||
Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21) | 1.000 | 2.000 | 2.000 | 0 | |||
Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21) | 3.000 | 3.000 | 0 | ||||
Subsidieregeling circulaire ketenprojecten (IenW, art. 21) | 3.000 | 3.000 | 0 | ||||
CCS, subsidiedeel (EZK, art. 4) | 865 | 1.438 | 6.586 | 6.285 | 3.927 | 4.380 | ‒ 453 |
GEBOUWDE OMGEVING | 71.957 | 173.310 | 209.867 | 486.013 | 375.625 | 280.991 | 94.634 |
Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4) | 21.000 | 20.000 | 15.000 | 15.000 | 15.000 | 0 | |
Expertisecentrum Warmte (EZK, art. 4) | 1.286 | 4.012 | 4.421 | 5.625 | ‒ 1.204 | ||
WarmtelinQ, subsidiedeel (EZK, art. 4) | 15.000 | 12.000 | 0 | 12.000 | |||
Storting in begrotingsreserve aardwarmte (EZK, art. 4) | 833 | 420 | 557 | 1.000 | ‒ 443 | ||
Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4) | 1.019 | 4.475 | 600 | ‒ 600 | |||
Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4) | 25.000 | ||||||
Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4) | 18.000 | ||||||
Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4) | 3.847 | 3.761 | 5.813 | 6.336 | 3.514 | 3.982 | ‒ 468 |
Energiebesparing huursector STEP (BZK, art. 4) | 816 | 105.676 | 134.309 | 101.656 | 18.225 | 37.000 | ‒ 18.775 |
Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) | 6.500 | 6.923 | 0 | 0 | |||
Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) | 3.935 | 8.090 | 15.701 | 19.385 | 13.451 | 5.934 | |
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4) | 61 | 8 | 0 | 0 | |||
Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4) | 2.640 | 0 | 0 | ||||
Energiebesparing Koopsector SEEH (BZK, art. 4) | 39.900 | 3.348 | 3.664 | 2.490 | 12.326 | 3.500 | 8.826 |
Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4) | 20.000 | 0 | 0 | ||||
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4) | 6.940 | ‒ 6.940 | |||||
GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4) | 80.585 | 54.677 | 35.794 | 18.883 | |||
Regionale energiestrategie (RES) Gemeentefonds (BZK, art. 4) | 1.199 | ‒ 1.199 | |||||
Regionale energiestrategie (RES) Data en Monitoring, VIVET (BZK, art. 4) | 500 | ‒ 500 | |||||
Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4) | 28.796 | 13.986 | 19.400 | ‒ 5.414 | |||
Renovatieversneller klimaatakkoord (BZK, art. 4) | 2.633 | 5.000 | ‒ 2.367 | ||||
Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed (BZK, art. 4) | 8.000 | 15.317 | 0 | 15.317 | |||
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4) | 3.285 | 146.898 | 77.808 | 15.000 | 62.808 | ||
Programma regeling reductie energieverbruik Wonen (RREW) (BZK, art. 4)( koop en huur) bijdrage aan medeoverheden | 5.064 | 95.736 | 40.000 | 55.736 | |||
Warmtefonds (BZK, art. 4) | 67.000 | 27.400 | 67.000 | ‒ 39.600 | |||
Wijkgerichte aanpak aardgasvrije koopwoningen (SAK) (BZK, art. 4) | 10.000 | ‒ 10.000 | |||||
K&I Stikstof (subsidies) (BZK, art. 4) | 2.640 | 0 | 2.640 | ||||
MOBILITEIT | 571 | 5.997 | 21.821 | 86.513 | 75.819 | 135.441 | ‒ 59.622 |
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4) | 860 | 1.392 | 2.834 | 4.890 | 4.941 | ‒ 51 | |
Elektrisch rijden (EZK, art. 4) | 538 | 232 | 42 | 0 | 0 | ||
Elektrisch rijden (IenW, art. 19) | 800 | 0 | 0 | ||||
Elektrisch rijden (IenW, art. 21) | 1.861 | 0 | 0 | ||||
Elektrisch rijden (IenW, art. 14) | 1.498 | 800 | 0 | 0 | |||
Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14) | 0 | 0 | |||||
Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14) | 35 | 0 | 0 | ||||
Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14) | 20 | 67 | 30 | 50 | 0 | 0 | |
Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) | 42 | 42 | 0 | 0 | |||
Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) | 50 | 50 | 50 | 0 | 0 | ||
Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14) | 50 | 54 | 100 | 0 | 0 | ||
Demonstratieregeling Klimaattechnologie - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) | 16.823 | 13.700 | 12.106 | 8.000 | 4.106 | ||
Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) | 15.000 | 0 | |||||
Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14) | 2.146 | 1.683 | 9.500 | ‒ 7.817 | |||
Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14) | 1.140 | 526 | 3.500 | ‒ 2.974 | |||
Duurzame logistiek (IenW, art. 14) | 4.835 | 10.564 | 13.000 | ‒ 2.436 | |||
Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14) | 7.800 | 1.899 | 10.000 | ‒ 8.101 | |||
Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14) | 2.899 | 3.972 | 6.000 | ‒ 2.028 | |||
Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14) | 7.261 | 11.159 | 16.000 | ‒ 4.841 | |||
Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14) | 6.168 | 12.475 | 15.000 | ‒ 2.525 | |||
Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14) | 120 | 6.579 | 17.000 | ‒ 10.421 | |||
Aanvulling klimaatakkoord: Fietsparkeren (IenW, art. 13) | 25.000 | ‒ 25.000 | |||||
Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21) | 1.000 | 16.500 | 7.500 | 7.500 | 0 | ||
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19) | 13 | 2.000 | 0 | 0 | |||
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14) | 836 | 464 | 1.131 | 0 | 1.131 | ||
Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14) | 200 | 773 | 0 | 773 | |||
Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14) | 54 | 1.946 | 561 | 0 | 561 | ||
Bijdrage RWS (IenW, art. 21) | 2.500 | 0 | 0 | ||||
LANDBOUW EN LANDGEBRUIK | 13.246 | 18.390 | 22.257 | 153.662 | 426.613 | 621.341 | ‒ 194.728 |
Innovatieagenda Energie (LNV, art. 21) | 1.102 | 3.010 | 5.956 | 5.761 | 17.225 | 12.298 | 4.927 |
Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 21) | 3.290 | 4.471 | 3.130 | 3.764 | 7.879 | 6.039 | 1.840 |
Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 21) | 3.984 | 4.233 | 4.421 | 9.367 | 17.258 | 21.467 | ‒ 4.209 |
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen + SPUK (LNV, art. 21) | 26.133 | 191.545 | 355.364 | ‒ 163.819 | |||
Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (LNV, art. 21) | 2.049 | 13.748 | 10.879 | 2.869 | |||
Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor (LNV, art. 21) pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodel klimaatvriendelijke producten | 12.355 | 2.034 | 10.879 | ‒ 8.845 | |||
Brongerichte maatregelen pilots en demo's (LNV, art. 21) | 3.400 | 4.600 | 4.209 | 391 | |||
Bodem (bodemkoolstof) en klimaatadaptatie (LNV, art. 21) | 458 | 349 | 420 | 1.378 | 2.094 | 7.260 | ‒ 5.166 |
Kunstmestvervanging (LNV, art. 21) | 6.000 | ‒ 6.000 | |||||
Randvoorwaarden voor verdienmodel / klimaatvriendelijke producten (LNV, art. 21) | 2.000 | 0 | 0 | ||||
Kringlooplandbouw (LNV, art. 21) | 92 | 659 | 167 | 1.500 | ‒ 1.333 | ||
Voedselverspilling, biomassa en reststromen (LNV, art. 21) | 4.412 | 5.004 | 5.294 | 5.235 | 4.822 | 5.142 | ‒ 320 |
Versterken bomen, bos, natuur (LNV, art. 22) | 1.323 | 2.944 | 4.795 | 6.743 | 5.350 | 1.393 | |
Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden (LNV, art. 22) | 76.295 | 62.221 | 74.954 | ‒ 12.733 | |||
Middelen Gerichte Opkoop rond Natura2000-gebieden (LNV, art. 22) | 471 | 96.277 | 100.000 | ‒ 3.723 | |||
SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN | 282.727 | 331.442 | 279.004 | 244.942 | 434.109 | 390.368 | 43.741 |
MJA3 / MEE / Uitvoeringsprogramma Energiebesparing (EZK, art. 4) | 3.053 | 3.799 | 3.281 | 3.260 | 2.959 | 2.368 | 591 |
EIA (FIN, fiscaal) | 124.000 | 157.000 | 125.000 | 146.0004 | 166.0004 | 149.000 | 17.000 |
Subsidieregeling Verduurzaming MKB (EZK, art. 4) | 104 | 0 | 104 | ||||
MIA/VAMIL (fiscaal, FIN) | 141.100 | 157.400 | 145.700 | 90.100 | 125.8004 | 139.000 | ‒ 13.200 |
Uitvoeringskosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21) | 300 | 0 | |||||
Verbetering en optimalisatie industriele wasproces van plastic verpakkingen (IenW, art. 21) | 1.498 | 0 | 1.498 | ||||
Textiel vervezeling (IenW, art. 21) | 2.129 | 0 | 2.129 | ||||
Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19) | 2.141 | 0 | 0 | ||||
Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4) | 6.170 | 7.809 | 36 | 32 | 0 | 0 | |
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord/Klimaatakkoord (EZK, art. 4) | 6.263 | 5.434 | 4.987 | 5.250 | 10.000 | 0 | 10.000 |
SUVIS: Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (bijdrage aan medeoverheden) (BZK, art. 4) | 125.619 | 100.000 | 25.619 | ||||
0 | |||||||
Totaal | 1.986.024 | 2.443.707 | 3.179.911 | 4.407.038 | 4.429.749 | 4.651.195 | ‒ 221.446 |
De cijfers van de ministeries van LNV, IenW, BZK en Financiën zijn afkomstig van de desbetreffende departementen.
De relatief lage realisatie voor Verduurzaming Industrie ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 is grotendeels te verklaren uit een jaarlijkse overheveling van budget naar artikel 4 van de EZK-begroting voor de DEI+, de TSE-regeling en de bijbehorende uitvoeringskosten van RVO.nl en de NEa. De realisatie hiervan wordt dus via deze instrumenten op artikel 4 verantwoord.