Base description which applies to whole site

3.2 Beleidsartikel 2 Research & development (R&D) en innovatie

De algemene doelstelling van beleidsartikel 2 is investeren in R&D en innovatie met het oog op productiviteitsgroei.

Investeringen in R&D en innovatie vormen een belangrijke pijler onder productiviteitsgroei in ontwikkelde economieën als Nederland. De doelstelling om 2,5% van ons bbp te besteden aan R&D wordt al jaren niet gehaald. Hierbij spelen zowel private als publieke R&D-uitgaven een rol. Landen die voor ons de benchmark zijn, investeren beduidend meer.

Bedrijven kiezen vooral plekken uit met een goede toegang tot onderscheidende kennisbronnen, getalenteerde onderzoekers en mogelijkheden voor samenwerking in onderzoek. Daar waar de maatschappelijke baten van investeringen in R&D en innovatie groter zijn dan de private baten is er een reden voor de overheid om deze investeringen ook te stimuleren. Investeringen in R&D en innovatie leveren het meeste op wanneer de overheid, het bedrijfsleven en de wetenschap hierin samenwerken. Nederland is daar al sterk in. Dat blijkt uit de Nederlandse koppositie op het gebied van landbouw, voedselinnovatie en water.

Het is zaak die kracht verder uit te bouwen, bestaande onderzoeks- en innovatie-ecosystemen te versterken en nieuwe veelbelovende ecosystemen op te bouwen. Dit sluit aan op de inzet van het kabinet, zoals aangekondigd in de groeistrategie, en de samenwerking tussen publieke en private partijen die is opgebouwd in het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Dit betekent dat tegelijkertijd wordt ingezet op onderzoek en ontwikkeling en onderzoeksinfrastructuren als op startups en scale-ups, regelgeving en menselijk kapitaal. Investeringen in de economie van de toekomst, bijvoorbeeld op het gebied van kunstmatige intelligentie, robotica en duurzaamheidstechnologie, kunnen een sleutel zijn voor toekomstige innovatie. Ook fundamenteel onderzoek valt binnen deze pijler.

Investeringsvoorstellen van alle wetenschapsdisciplines komen in principe in aanmerking, zolang deze voldoen aan het doel en de criteria van het fonds.

De rol en verantwoordelijkheid van de minister is beschreven in beleidsartikel 1 en is ook van toepassing op beleidsartikel 2.

Van beleidsconclusies is nog geen sprake.

Alle projecten waaraan een bijdrage vanuit het Nationaal Groeifonds is toegekend bevinden zich nog in de beginfase. Zie bijlage 1 voor een beschrijving van (de stand van zaken van) de projecten.

Tabel 3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

    

0

1.331.833

‒ 1.331.833

        

Uitgaven

    

0

331.833

‒ 331.833

        

Subsidies

    

0

331.833

‒ 331.833

Research & development (R&D) en innovatie

    

0

331.833

‒ 331.833

        

Ontvangsten

    

0

0

0

Tabel 4 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

    

0

1.331.833

‒ 1.331.833

waarvan garantieverplichtingen

    

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

    

0

1.331.833

‒ 1.331.833

Op de artikelen van het Nationaal Groeifonds werd – in tegenstelling tot wat in de begroting voor 2021 nog mogelijk werd geacht - (nog) niets direct verplicht of betaald. Daarom is geen sprake van realisatie; het was immers alleen mogelijk om middelen over te boeken naar andere departementale begrotingen. Indien een project een onvoorwaardelijke toekenning heeft gekregen wordt het daarmee samenhangende budget overgeboekt naar de begroting van het departement dat het project gaat uitvoeren. Het budget dat aan het einde van het boekjaar niet onvoorwaardelijk is toegekend wordt afgeboekt en in het volgende boekjaar door middel van de eindejaarsmarge van het Nationaal Groeifonds weer aan de begroting toegevoegd.

Verplichtingen

Van het verplichtingenbudget van € 1.331,8 mln is € 521,3 mln (voorwaardelijk) toegekend aan vijf projecten.

Aan de projecten AiNed, Groenvermogen van de Nederlandse economie, Health-RI, QuantumDeltaNL en RegMed XB is € 216 mln onvoorwaardelijk toegekend. Dit budget is overgeboekt naar het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, waar de realisatie van dit budget wordt verantwoord.

Daarnaast is € 305,3 mln voorwaardelijk toegekend aan de projecten AiNed, QuantumDeltaNL en RegMed XB. Dit budget schuift volgens de eindejaarsmarge van het Nationaal Groeifonds door naar 2022.

Het restant van € 810,5 mln van het verplichtingenbudget is ook doorgeschoven naar de begroting van het Nationaal Groeifonds voor 2022.

Uitgaven

Voor de hierboven genoemde onvoorwaardelijke toekenningen is € 31,8 mln overgeboekt naar het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Het restant van € 300 mln van het oorspronkelijke kasbudget is doorgeschoven naar 2022 en verder.

Licence