De algemene beleidsdoelstelling van beleidsartikel 3 is investeren in goede fysieke infrastructuur.
Een goede fysieke infrastructuur is cruciaal voor het functioneren van een economie. Goede verbindingen verlagen de kosten van transport. Dit geldt zowel voor transport van goederen als vervoer van mensen. Dit gaat al lang niet meer alleen om mobiliteitsinfrastructuur, zoals goede verbindingen over weg, spoor, water en door de lucht, maar ook over energie-infrastructuur en digitale verbindingen. Met een goede verbinding thuiswerken moet op termijn overal mogelijk zijn. Investeringen in infrastructuur dragen ook bij aan de aantrekkelijkheid van ons land en zijn daarmee goed voor ons vestigingsklimaat. Daarbij helpt het dat Nederland met de Rotterdamse haven, de luchthaven Schiphol en een uitstekend netwerk van verbindingen over weg en water dé toegangspoort tot Europa is. Schaarse ruimte vereist een efficiënt gebruik hiervan met een integrale gebiedsontwikkelingsaanpak waarin de leefbaarheid en bereikbaarheid van steden een belangrijke rol spelen. Door mobiliteit en wonen in samenhang te bezien hoeft de productiviteitsgroei zich niet te concentreren in de Randstad en is verdere spreiding in de richting van andere regio’s mogelijk. In zijn Global Competitiveness Report uit 2019 stelt het World Economic Forum dat de Nederlandse infrastructuur qua kwaliteit op een tweede plek wereldwijd staat. Als Nederland die positie wil behouden en uitbouwen zal daarin blijvend moeten worden geïnvesteerd.
De rol en verantwoordelijkheid van de minister is beschreven in beleidsartikel 1 en is ook van toepassing op beleidsartikel 3.
Van beleidsconclusies is nog geen sprake.
Voor projecten op deze pijler van het Nationaal Groeifonds zijn in 2021 alleen middelen gereserveerd. Deze pijler verdwijnt uit het Nationaal Groeifonds, zoals aangegeven in het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV. De reservering van incidenteel € 2,53 mld voor de drie infrastructuurprojecten uit de eerste ronde - bestaande uit de Noord/Zuidlijn, Oude Lijn en Brainport Eindhoven - wordt toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2021 | 2021 | |
Verplichtingen | 0 | 1.331.833 | ‒ 1.331.833 | ||||
Uitgaven | 0 | 331.833 | ‒ 331.833 | ||||
Subsidies | 0 | 331.833 | ‒ 331.833 | ||||
Infrastructuur | 0 | 331.833 | ‒ 331.833 | ||||
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2021 | 2021 | |
Verplichtingen | 0 | 1.331.833 | ‒ 1.331.833 | ||||
waarvan garantieverplichtingen | 0 | ||||||
waarvan overige verplichtingen | 0 | 1.331.833 | ‒ 1.331.833 |
Op de artikelen van het Nationaal Groeifonds werd – in tegenstelling tot wat in de begroting voor 2021 nog mogelijk werd geacht - (nog) niets direct verplicht of betaald. Daarom is geen sprake van realisatie; het was immers alleen mogelijk om middelen over te boeken naar andere departementale begrotingen. Indien een project een onvoorwaardelijke toekenning heeft gekregen wordt het daarmee samenhangende budget overgeboekt naar de begroting van het departement dat het project gaat uitvoeren. Het budget dat aan het einde van het boekjaar niet onvoorwaardelijk is toegekend wordt afgeboekt en in het volgende boekjaar door middel van de eindejaarsmarge van het Nationaal Groeifonds weer aan de begroting toegevoegd.
Verplichtingen
Het volledige verplichtingenbudget van € 1.331,8 mln is doorgeschoven naar 2022. Als gevolg van het coalitieakkoord wordt dit budget in de begroting van 2022 verdeeld over beleidsartikelen 1 en 2. Er zijn geen (on)voorwaardelijke toekenningen gedaan op dit artikel.
Uitgaven
Het volledige kasbudget van € 331,8 mln is doorgeschoven naar 2022 en verder. Dit budget wordt in de begroting van 2022 verdeeld over beleidsartikelen 1 en 2 als gevolg van het coalitieakkoord.