14.1 Algemene doelstelling: een bloeiend cultureel leven
Omschrijving
De overheid ondersteunt cultuur vanwege de intrinsieke waarde en de positieve maatschappelijke effecten: cultuur is cruciaal voor informatieverwerving en meningsvorming in de democratie, draagt bij aan de individuele ontplooiing van mensen en aan de economische groei.
De hoofdlijnen van het cultuurbeleid zijn vastgelegd in de nota Kunst van Leven (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 989, nr. 44).
Het overheidsbeleid is erop gericht positieve effecten van cultuur te bevorderen. Het cultuurbeleid van OCW behartigt de belangen van het cultuurveld in zeven stelsels van onderling samenhangende wetten en regels, geldstromen en publieke voorzieningen. Het gaat om archieven, archeologie, monumenten, musea, kunsten, bibliotheken (allen artikel 14) en media (zie artikel 15). Zo zorgt OCW voor de diversiteit, de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het culturele leven en het sociale en geografische bereik van cultuur. Dat wil zeggen dat alle burgers toegang moeten krijgen tot het culturele leven en er actief en passief in moeten kunnen participeren. Verder bewaart en beschermt de overheid het cultureel erfgoed.
Beleidsprioriteiten krijgen vorm in specifieke beleidsprogramma’s. Samenwerking met de decentrale overheden is van groot belang bij de uitvoering van het beleid, net zoals samenwerking met andere departementen en andere maatschappelijke partijen. De Raad voor Cultuur heeft een belangrijke rol als het wettelijk onafhankelijk adviesorgaan van regering en beide Kamers. De Raad adviseert over kwaliteit, diversiteit en samenhang van het cultuurbeleid. Daarnaast worden de cultuurfondsen en instellingen, die op grond van artikel 4b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid zijn aangewezen, gevisiteerd. Hiertoe benoemt de minister visitatiecommissies.
Bij de kwaliteitsbewaking van het cultuurbeleid speelt ook de erfgoedinspectie een rol.
Verantwoordelijkheid van de minister
De minister is verantwoordelijk voor:
• Het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen.
• Het bevorderen van de publieke belangstelling voor cultuuruitingen.
Het grootste gedeelte van het cultuuraanbod komt ongesubsidieerd en door particulier initiatief tot stand. De overheid staat waar mogelijk op afstand en is pas betrokken wanneer de genoemde publieke belangen onder druk staan.
Externe factoren
Ontwikkelingen in het culturele leven zijn in belangrijke mate afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen die de (rijks)overheid slechts in beperkte mate kan beïnvloeden. Het Rijk bevordert de cultuurparticipatie van burgers via het in stand houden van de stelsels, gecombineerd met aanvullende specifieke beleidsprogramma’s. Naast het Rijk spelen met name gemeenten een belangrijke rol. De volgende externe factoren zijn van invloed op de resultaten van het cultuurbeleid:
• economische ontwikkeling (o.a. besteedbaar inkomen, beschikbare vrije tijd);
• ontwikkeling van het gemiddelde opleidingsniveau;
• condities voor creatieve bedrijvigheid (o.a. juridische en fiscale condities, omvang van de administratieve lasten);
• ontwikkeling in de internationale verhoudingen (internationale uitwisseling);
• ontwikkeling in de integratie en inburgering van nieuwkomers;
• ontwikkeling van de digitale media en het gebruik daarvan;
• inzet van decentrale overheden.
Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
1983 | 1987 | 1995 | 2003 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|
Amateurkunst: | |||||
Zelf theater spelen | 100 | 98 | 66 | 58 | 51 |
Zelf musiceren en/of zingen | 100 | 102 | 96 | 95 | 97 |
Zelf beeldende kunst maken | 100 | 97 | 72 | 85 | 79 |
Radio/tv: | |||||
Kunstprogramma's radio / tv | 100 | 114 | 100 | 99 | 89 |
Bezoek: | |||||
Cinema | 100 | 93 | 101 | 118 | 116 |
Populaire muziek | 100 | 113 | 138 | 172 | 185 |
Klassieke muziek | 100 | 113 | 133 | 106 | 107 |
Cabaret | 100 | 97 | 101 | 127 | 133 |
Ballet | 100 | 124 | 99 | 115 | 113 |
Beroepstoneel | 100 | 102 | 109 | 115 | 111 |
Toneel (inclusief uitvoeringen amateurtoneel) | 100 | 102 | 110 | 111 | 118 |
Monumenten | 100 | 103 | 100 | 104 | 104 |
Musea | 100 | 111 | 98 | 107 | 115 |
Bron: Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, SCP mei 2009; bewerking door SCP. Dit onderzoek vindt eens in de 4 jaar plaats.
Toelichting:
De cijfers van het SCP wijzen op een teruggang van de actieve participatie (amateurkunst). Voor bezoek geldt dat met name cabaret en populaire muziek groei vertonen. Bij cinema, ballet en beroepstoneel is een lichte daling zichtbaar. Het SCP verwijst naar demografische ontwikkelingen (vergrijzing, beperkte participatie van allochtonen) en concurrentie op de vrije tijdsmarkt als oorzaken voor deze trends. Het kabinet streeft ernaar dat de participatie aan cultuur minimaal gelijk dient te blijven. De rijksoverheid beïnvloedt met subsidies slechts een klein deel van de «markt». Deelname aan cultuur vindt plaats op lokaal niveau, evenals het grootste gedeelte van de financiering.
Indicator | Basiswaarde gemiddelde 2005–2008 | Streefwaarde | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | ||
Percentage cultuurproducerende instellingen in basisinfrastructuur dat voldoet aan de eigen inkomsten-norm van minimaal 17,5% | 85% | 76% | 85% | 90% | 95% | 100% |
Bron: Jaarrekeningen gesubsidieerde instellingen
Toelichting:
Een bloeiend cultureel leven vraagt om een sterke sector, die voldoende eigen inkomsten genereert. Met ingang van 2010 is voor alle cultuurproducerende instellingen in de basisinfrastructuur (BIS) een minimumnorm vastgesteld voor de verhouding tussen eigen inkomsten en structurele subsidies van de drie overheden, de «eigen inkomstennorm».Over de periode 2005–2008 voldeed gemiddeld 85% van de BIS instellingen aan deze norm. In 2009 voldeed 76%. Tot 2013 is een aanloopperiode voorzien. Daarna zal het niet behalen van de norm gevolgen hebben voor de BIS instellingen. In de volgende subsidieperiode 2013–2016 zal verder een norm van 4 procentpunt groei gelden. Instellingen boven de 30% eigen inkomsten hoeven niet aan deze groeinorm te voldoen.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 918 594 | 622 514 | 598 332 | 620 823 | 1 127 050 | 1 124 701 | 1 113 107 | |
Waarvan garantieverplichtingen | 432 305 | |||||||
Totale uitgaven | 934 749 | 967 881 | 937 870 | 960 849 | 963 333 | 960 984 | 949 390 | |
Programma-uitgaven | 866 190 | 915 916 | 889 599 | 913 669 | 918 014 | 915 665 | 904 071 | |
Bevorderen van de deelname van de burgers aan kunsten | 599 049 | 592 102 | 604 945 | 608 179 | 605 079 | 605 079 | 605 079 | |
• | Cultuursubsidies 2009–2012 | 567 272 | 559 249 | 566 355 | 558 901 | 556 901 | 556 901 | 556 901 |
– | 4-jarig | 100 617 | 96 672 | 99 121 | 96 666 | 96 666 | 96 666 | 96 666 |
• producerend | 75 155 | 70 103 | 72 552 | 70 097 | 70 097 | 70 097 | 70 097 | |
• niet producerend | 25 462 | 26 569 | 26 569 | 26 569 | 26 569 | 26 569 | 26 569 | |
– | Langjarig | 305 405 | 294 501 | 295 158 | 297 158 | 297 158 | 297 158 | 297 158 |
• producerend | 273 953 | 265 517 | 266 174 | 266 174 | 266 174 | 266 174 | 266 174 | |
waarvan Musea | 153 258 | 150 802 | 151 459 | 151 459 | 151 459 | 151 459 | 151 459 | |
• niet producerend | 31 452 | 28 984 | 28 984 | 30 984 | 30 984 | 30 984 | 30 984 | |
– | Fondsen | 161 250 | 168 076 | 172 076 | 165 076 | 163 076 | 163 076 | 163 076 |
• | Verbreden inzet Cultuur | 25 896 | 25 563 | 31 850 | 42 538 | 42 538 | 42 538 | 42 538 |
• | Internationaal Cultuurbeleid (HGIS) | 5 881 | 7 290 | 6 740 | 6 740 | 5 640 | 5 640 | 5 640 |
Behoud en Beheer Cultureel Erfgoed | 180 752 | 222 310 | 206 863 | 213 322 | 216 291 | 213 832 | 201 407 | |
• | Archieven | 27 213 | 26 122 | 26 122 | 26 122 | 26 122 | 26 122 | 26 122 |
• | Beelden voor de toekomst | 24 551 | 23 332 | 22 521 | 21 573 | 20 649 | 18 187 | 5 760 |
waarvan FES | 22 922 | 22 032 | 21 144 | 20 254 | 19 386 | 17 359 | 5 760 | |
• | Musea: Huisvesting | 18 324 | 27 202 | 27 305 | 27 011 | 27 011 | 27 011 | 27 011 |
• | Musea: buiten de Cultuursubsidies 2009–2012 | 15 736 | 19 143 | 17 009 | 21 009 | 21 009 | 21 009 | 21 009 |
• | Mooier Nederland | 3 566 | 863 | 2 423 | 5 343 | 5 343 | 5 343 | |
• | Monumenten | 90 403 | 114 659 | 109 447 | 109 412 | 109 412 | 109 412 | 109 412 |
• | Archeologie | 740 | 2 863 | 1 225 | 775 | 775 | 775 | 775 |
waarvan FES | 2 630 | 2 477 | 1 000 | 250 | 0 | 0 | 0 | |
• | Overige instrumenten | 3 785 | 5 423 | 2 371 | 4 997 | 5 970 | 5 973 | 5 975 |
Bibliotheken | 32 232 | 32 830 | 32 652 | 31 096 | 31 053 | 31 056 | 31 056 | |
• | Subsidies | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Bibliotheekvernieuwing | 16 869 | 19 405 | 20 012 | 18 500 | 18 500 | 18 500 | 18 500 |
• | Leesvoorziening leesgehandicapten | 13 463 | 10 425 | 9 640 | 9 596 | 9 553 | 9 556 | 9 556 |
• | Programma leesbevordering | 1 900 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
Programmakosten overig (w.o. taakstelling en loon- en prijsbijstelling) | 31 453 | 50 396 | 27 355 | 43 336 | 47 922 | 48 029 | 48 860 | |
Nationaal Archief | 22 704 | 18 278 | 17 784 | 17 736 | 17 669 | 17 669 | 17 669 | |
waarvan informatie op Orde (Archiefachterstanden) | 500 | 1 000 | 1 050 | 1 250 | 1 250 | 1 250 | ||
Apparaatsuitgaven | 68 559 | 51 965 | 48 271 | 47 180 | 45 319 | 45 319 | 45 319 | |
• | Bestuursdepartement | 10 740 | 8 879 | 8 038 | 8 036 | 8 036 | 8 036 | 8 036 |
• | Uitvoeringsdiensten | 57 819 | 43 086 | 40 233 | 39 144 | 37 283 | 37 283 | 37 283 |
Ontvangsten | 35 794 | 28 069 | 22 638 | 20 998 | 19 880 | 17 853 | 6 254 |
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Programma-uitgaven (totaal operationele doelstellingen) | 871 815 | 895 933 | 900 345 | 897 996 | 886 402 | |
Totaal juridisch verplicht | 767 869 | 787 049 | 135 534 | 135 534 | 135 534 | |
Totaal bestuurlijk gebonden | 103 946 | 108 884 | 746 811 | 762 462 | 750 868 | |
Totaal niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bevorderen van de deelname van de burgers aan cultuuruitingen | 604 945 | 608 179 | 605 079 | 605 079 | 605 079 | |
• | Juridisch verplicht | 604 945 | 608 179 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 605 079 | 605 079 | 605 079 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Behoud en Beheer Cultureel Erfgoed | 206 863 | 213 322 | 216 291 | 213 832 | 201 407 | |
• | Juridisch verplicht | 135 569 | 135 534 | 135 534 | 135 534 | 135 534 |
• | Bestuurlijk gebonden | 71 294 | 77 788 | 80 757 | 78 298 | 65 873 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bibliotheken | 32 652 | 31 096 | 31 053 | 31 056 | 31 056 | |
• | Juridisch verplicht | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 32 652 | 31 096 | 31 053 | 31 056 | 31 056 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Programmakosten overig | 27 355 | 43 336 | 47 922 | 48 029 | 48 860 | |
• | Juridisch verplicht | 27 355 | 43 336 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 47 922 | 48 029 | 48 860 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Incidentele maatregel 2011
In de beleidsagenda is de problematiek voor 2011 toegelicht en de maatregelen die daarvoor zijn getroffen. Voor dit artikel gaat het om de volgende maatregelen in 2011: De matchingsregeling wordt versoberd tot € 5 miljoen. De innovatieregeling wordt volgend jaar niet uitgevoerd. Dit levert een besparing op van respectievelijk € 5 miljoen en € 3 miljoen. Door niet bestede bedragen in 2009 en 2010 rondom het Nationaal Historisch Museum kan in 2011 € 4 miljoen vrijvallen. De programma’s «cultuur en economie» en «cultuur en ICT» worden voor € 2 miljoen getemporiseerd. Voor € 1 miljoen wordt bezuinigd op projectsubsidies en éénjarige instellingssubsidies. Ten slotte wordt voor € 3 miljoen aan incidentele subsidies 2010 ingezet voor de dekking van 2011.
14.3 Operationele beleidsdoelstelling
14.3.1 Bevorderen dat burgers deelnemen aan een kwalitatief hoogwaardig, divers en onafhankelijk aanbod van kunsten door de aanwezigheid van dit aanbod te waarborgen
Motivering
De voorwaarden voor een bloeiend cultureel leven bestaan uit een vrij, kwalitatief hoogwaardig kunstleven en een brede deelname aan cultuur. Passief, als toeschouwer, en actief, als beoefenaar, moeten zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij culturele activiteiten.
Basisinfrastructuur van culturele voorzieningen
Instrumenten
De regering ondersteunt een basisinfrastructuur van culturele voorzieningen. In de periode 2009–2012 verstrekt zij binnen deze basisinfrastructuur subsidies aan:
• Producerende instellingen (zoals theatergezelschappen, symfonieorkesten, festivals en presentatie-instellingen voor beeldende kunst) zodat deze in staat zijn een hoogwaardig en divers aanbod te verzorgen. Ook de musea vallen onder de producerende instellingen (§ 14.3.2).
• Ondersteunende instellingen zoals sectorinstituten die voor disciplines als muziek, amateurkunst en vormgeving basistaken vervullen: (inter)nationale vertegenwoordiging en promotie, educatie, informatie en reflectie, inventarisatie, waardering en ontsluiting van erfgoed, documentatie en archivering, afstemming en coördinatie.
• Cultuurfondsen (Fonds Podiumkunsten, Nederlands Letterenfonds, Fonds Cultuurparticipatie, Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, Mondriaan Stichting, Stimuleringsfonds voor Architectuur, Nederlands Fonds voor de Film).
Cultuursubsidies worden in de periode 2009–2012 voor het eerst volgens een nieuwe systematiek verdeeld. In de nieuwe systematiek is de minister direct verantwoordelijk voor een basisinfrastructuur. Deze basisinfrastructuur bestaat voor een deel uit instellingen die een langjarig subsidieperspectief krijgen. Het gaat dan om rijksgesubsidieerde musea, orkesten, operagezelschappen, grote dansgezelschappen, sectorinstituten en cultuurfondsen. Het overige deel van de basisinfrastructuur bestaat uit instellingen die een vierjaarlijkse subsidie ontvangen. Het gaat dan onder andere om theatergezelschappen, festivals en presentatie-instellingen voor beeldende kunst. De bijlage toekenningen van het Subsidieplan Kunst van Leven (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 482, nr. 16) geeft aan welke instellingen in het kader van de basisinfrastructuur een vierjaarlijkse subsidie ontvangen. Instellingen die geen subsidie binnen de basisinfrastructuur ontvangen kunnen subsidie aanvragen bij de cultuurfondsen. In de nieuwe systematiek kunnen fondsen naast projectsubsidies ook vierjarige subsidies verstrekken aan instellingen.
In 2010 is de evaluatie van de nieuwe systematiek afgerond. De evaluatie gaat in op de volgende punten: terugblik op het proces, de inrichting van de basisinfrastructuur, de bestuurlijke afstemming en de rol van de Raad voor Cultuur. Evaluatie van de fondsen krijgt vorm via de visitaties die in 2010–2011 worden uitgevoerd bij instellingen met een langjarig subsidieperspectief.
Verbreden inzet cultuur en andere posten
• Participatie
In het tienpuntenplan cultuurparticipatie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 989, nr. 44, H. 1.3) zijn maatregelen uitgewerkt om de deelname aan cultuur te vergroten. Voor de uitvoering van verschillende onderdelen is een belangrijke rol weggelegd voor het Fonds voor Cultuurparticipatie.
In het schooljaar 2010–2011 krijgen alle leerlingen in het voortgezet onderwijs een cultuurkaart om culturele activiteiten te kunnen bezoeken. Aan de kaart is een tegoed gekoppeld van 15 euro. Daarnaast ontvangen de ckv-leerlingen een additionele bijdrage van 10 euro op de Cultuurkaart. Deze additionele bijdrage wordt gefinancierd door het VSB fonds.
In 2008 is het programma leesbevordering «Kunst van Lezen» (2008–2011) gestart (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VIII, nr. 161). Dit programma moet ervoor te zorgen dat ieder kind (van 0–18) kennis kan maken met de waarde en het plezier van lezen. Het programma vult het reguliere leesbevorderingsbeleid aan. Over de voortgang van het programma is de Tweede Kamer in 2010 schriftelijk geïnformeerd. De inzet voor 2011 focust op optimaal landelijke spreiding van de verschillende activiteiten en maximale deelname van bibliotheken, scholen en andere betrokken partijen.
• Een sterke sector
De commissie Cultuurprofijt heeft in 2008 zijn advies «Meer draagvlak» voor cultuur (www.cultuurprofijt.nl) uitgebracht. Het advies bevat voorstellen om het financieel en maatschappelijk draagvlak van culturele instellingen te vergroten. De voorstellen van de commissie zijn in overleg met de sector uitgewerkt tot concrete maatregelen voor cultuurproducerende instellingen in de basisinfrastructuur. Een onderdeel daarvan is de uitwerking van eigen inkomstennormen, die vanaf 2010 gelden. Alle cultuurproducerende instellingen dienen dan 17,5% van hun structurele subsidie te verwerven aan eigen inkomsten. Ook stimuleert de regering culturele instellingen om hun eigen inkomsten te verhogen door middel van de Tijdelijke regeling «aanvulling eigen inkomsten culturele instellingen», ook wel de Matchingsregeling genoemd. Deze is op 1 januari 2009 van start gegaan (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 989, nr. 94). Hiermee kunnen instellingen extra subsidie krijgen naarmate zij meer eigen inkomsten verwerven. In 2011 is hiervoor € 5 miljoen beschikbaar, in 2012 en 2013 elk jaar € 10 miljoen. Daarnaast wordt de wijze van ondernemerschap meegewogen in de beoordeling van instellingen en de vaststelling van het subsidiebudget.
• Innovatie
Eén van de accenten in de nota «Kunst van Leven» is innovatie. Het gaat daarbij aan de ene kant om nieuwe kansen voor kunsten, erfgoed, bibliotheken en media, die voortkomen uit digitale technologie, en aan de andere kant om de bijdrage van creatieve bedrijfstakken aan de innovatieve kracht van Nederland. Belangrijk zijn de ontsluiting van (audiovisuele) collecties en archiefstukken, een betere dienstverlening en de aandacht voor digitale duurzaamheid en auteursrecht.
Internationaal cultuurbeleid
De bewindspersonen van OCW, EZ en BZ hebben een programma in het leven geroepen om de internationale positie van de sectoren design, mode en architectuur duurzaam te versterken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 482, nr. 17). Onder de naam Dutch Design, Fashion and Architecture zullen overheid, sectorinstituten en brancheorganisaties van de betrokken sectoren dit programma gezamenlijk vormgeven. Het programma loopt van 2009 tot en met 2012.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Waarde 2007 | Basiswaarde 2009 | Streefwaarde 2011 | |
---|---|---|---|---|
1. | Uitvoeringen gesubsidieerde podiumkunsten (incl. buitenland) | 16 957 | 20 065 | Minimaal 18 981 |
Bron: Jaarverslagen gesubsidieerde instellingen | ||||
2. | Bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (incl. buitenland) | 4 066 942 | 4 827 000 | Minimaal 4 208 559 |
Bron: Jaarverslagen gesubsidieerde instellingen | ||||
3. | Aantal Nederlandse Filmproducties | 29 | 37 | Minimaal 20–25 |
Bron: Nederlandse Vereniging Bioscoopexploitanten (NVB) | ||||
4. | Marktaandeel publiek Nederlandse Film | 13,5% | 16,9% | Minimaal 12% |
Bron: Nederlandse vereniging Bioscoopexploitanten (NVB) | ||||
5. | Percentage verzilverde waarde cultuurkaart | – | 79% | Minimaal 80% |
Bron: CJP (uitvoerder cultuurkaart) | ||||
6. | ICB: aantal Nederlandse uitvoeringen podiumkunsten in het buitenland | 2 181 | 2 540 | Minimaal 1 854 |
Bron: Jaarverslagen gesubsidieerde instellingen | ||||
7. | ICB: aantal bezoeken aan Nederlandse uitvoeringen podiumkunsten in het buitenland | 760 152 | 775 683 | Minimaal 615 099 |
Bron: Jaarverslagen gesubsidieerde instellingen |
Toelichting:
• Podiumkunsten (1, 2, 6, 7): De aantallen hebben betrekking op uitvoeringen van langjarig- en vierjarig gesubsidieerde gezelschappen en orkesten inclusief schoolvoorstellingen en exclusief festivals (vanaf 2009 bij BIS en NFPK+). De groep instellingen van 2009 wijkt sterk af in aantal en begroting van eerdere jaren (trendbreuk). Met de nieuwe subsidieperiode 2009–2012 hebben instellingen hun voornemens voor uitvoeringen en, in de BIS, bezoekersaantallen, vastgelegd in activiteitenplannen. Deze zijn beoordeeld door de Raad voor Cultuur en het NFPK+ en vormen de basis voor de streefwaarden.
• Film (3, 4): Aantal Nederlandse filmproducties betreft het aantal nieuw uitgebrachte Nederlandse films op basis van de (voorlopige) cijfers van de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten. Marktaandeel publiek Nederlandse film betreft het aandeel van alle bezoeken aan alle Nederlandse films in roulatie.
• Cultuurkaart (5): De indicator «verzilverde waarde cultuurkaart» is het percentage van de rechten dat daadwerkelijk verzilverd wordt. De cultuurkaart is ingevoerd in schooljaar 2008/2009. CJP rapporteert jaarlijks over besteding van het beschikbaar budget.
14.3.2 Bevorderen dat burgers kennisnemen van het culturele erfgoed door het te behouden, te beheren en te ontsluiten
Motivering
Historische gebouwen en landschappen, archeologische vondsten, archiefdocumenten, verzamelingen, verhalen, tradities en gebruiken: ze behoren allemaal tot het cultureel erfgoed en vormen het collectieve culturele geheugen van Nederland. Het kennen, bewaren en benutten ervan draagt bij aan een bloeiend cultureel leven.
Archieven
Instrumenten
Bij de archieven wordt bijzondere aandacht besteed aan duurzaam beheer en behoud, naast digitale toegankelijkheid van de archieven. Zo werkt het Nationaal Archief aan het inrichten van een Digitaal Nationaal Archief (DNA) dat vanaf 2011 via het wereldwijde web diensten aan burgers verleent. De bekostiging van het Nationaal Archief is onderdeel van dit artikel (zie verder onderdeel 6 van de begrotingstoelichting).
Door de vorming van Regionaal Historische Centra (RHC’s, de fusie van een rijksarchief in de provincie met een gemeentearchief en andere cultuurhistorische instellingen) zijn archieven publieksgerichter gaan opereren. De OCW-bijdrage aan de RHC’s is begroot op € 26 miljoen in 2011.
Beelden voor de toekomst
Dit project heeft tot doel belangrijke delen uit de audiovisuele collecties van Beeld en Geluid, het Filmmuseum en het Nationaal Archief te conserveren en te digitaliseren en vervolgens beschikbaar te maken voor het algemeen publiek, de creatieve industrie en voor educatieve doeleinden. Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) heeft het kabinet een bijdrage van € 154 miljoen beschikbaar gesteld. Van het project zijn in de periode 2014–2025 baten te verwachten tot een bedrag van € 64 miljoen. Dit geld vloeit terug naar het FES. De verwachte inkomsten komen van verkoop van audiovisueel materiaal, betalingen voor auteursrechten en gebruik van het audiovisueel materiaal door themakanalen en andere commerciële partijen.
Musea
Aangewezen musea ontvangen subsidie zodat zij doorlopend in staat zijn een hoogwaardig en divers aanbod te bieden. De musea die de rijkscollecties beheren en ontsluiten, maken deel uit van de basisinfrastructuur (zie § 14.3.1). De (ver)bouw van het hoofdgebouw van het Rijksmuseum is in volle gang. Naar verwachting kan het Rijksmuseum in de eerste helft van 2013 weer open. Daarnaast wordt aan een Nationaal Historisch Museum (NHM) gewerkt dat het historisch besef bij een breed publiek moet vergroten. De stichting NHM ontwikkelt het concept en bereidt de bouw voor. Overige instrumenten voor musea zijn incidentele subsidies via de Mondriaan stichting en het beschikbaar stellen van kennis en ervaring via het Instituut Collectie Nederland en Erfgoed Nederland.
Mooier Nederland
Nederland kent een rijke architectuur en een internationaal aansprekende architectuursector. De ontwikkeling van de architectuur wordt ondersteund door middel van de instellingen uit de basisinfrastructuur en door gericht beleid (Een cultuur van ontwerpen, visie architectuur en ruimtelijk ontwerp; Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 535, nr. 1). In 2011–2012 wordt € 2 miljoen per jaar uitgetrokken voor het versterken van de stedenbouw en het regionaal ontwerp. Samen met de minister van WWI wordt in de periode 2009–2012 een impuls van € 8 miljoen gegeven aan het herbestemmen van waardevol erfgoed in de aandachtswijken.
Monumenten
Het huidige monumentenbeleid wordt uitgevoerd op basis van de Monumentenwet 1988. Kern van de Monumentenwet 1988 is de bescherming van gebouwd en archeologisch erfgoed.
De Modernisering van de Monumentenzorg is in gang gezet met het toezenden van de Beleidsbrief naar de Tweede Kamer in september 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009/2010, 32 156, nr. 1). Het nieuwe monumentenstelsel is meer gebiedsgericht en zorgt ervoor dat de regeldruk afneemt en herbestemming toeneemt.
Een deel van de middelen van het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) zal worden ingezet om deze doelen te halen.
Ook Groene Monumenten zoals parken, buitenplaatsen en tuinen krijgen in 2011 toegang tot het BRIM. In 2011 kunnen eigenaren daarvoor aanvragen indienen. Om de nadelige gevolgen van de afschaffing van de overdrachtsbelasting voor de monumentenzorg te compenseren is met ingang van 2010 structureel € 23 miljoen gereserveerd. In 2011 wordt dit besteed aan restauratie en herbestemming van monumenten.
In 2011 is er in totaal € 2 miljoen beschikbaar voor restauraties van monumenten op de Nederlandse Antillen en Aruba. Hiervoor is in samenwerking met het Nationaal Restauratiefonds (NRF) een apart revolving fund opgericht.
Archeologie
Het archeologiebeleid is erop gericht het archeologisch erfgoed in de bodem te beschermen en te garanderen dat er zorgvuldig met het archeologisch erfgoed in ruimtelijke ontwikkelingen wordt omgegaan.
Overig, monumenten en archeologie
• het adviseren van andere overheden en convenantspartners door de RCE op basis van de Monumentenwet 1988, de Wet ruimtelijke ordening (WRO) en de Wet Milieubeheer
• het door de RCE verlenen van vergunningen bij ingrepen in archeologische monumenten en het uitvoeren van het Besluit op de Archeologische Monumentenzorg door de RCE (het verlenen van opgravingsvergunningen en behandelen van aanvragen in het kader van excessieve kosten bij opgravingen)
• laagrentende leningen ten behoeve van woonhuisrestauraties via het revolving fund van het Nationaal Restauratiefonds (NRF)
• subsidie instandhouding en restauratie overige monumenten (geen woonhuizen) door de RCE
Overige instrumenten
Internationale activiteiten en contributies op het gebied van erfgoed.
Begrotingsreserve Museaal Aankoopfonds
Ter uitvoering van de Wet tot behoud van cultuurbezit en om het kwalitatief hoogwaardige en diverse aanbod van erfgoedcollecties in Nederland te versterken, maakt OCW incidentele aankopen voor de rijkscollectie mogelijk. De rente-inkomsten van het aankoopfonds bieden de bestedingsruimte om deze aankopen te ondersteunen. Dit structurele fonds (€ 51,8 miljoen) maakt het mogelijk om op korte termijn incidentele bijdragen te leveren aan aankopen op de grillige kunstmarkt waarin spoedeisend optreden noodzakelijk is. De bijdrage van OCW is in de regel een gedeeltelijke bijdrage aan de aankoop, die overigens vaak van doorslaggevende betekenis blijkt voor het museum en andere (particuliere) cofinanciering.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Waarde | Streefwaarde | ||
---|---|---|---|---|---|
1. | Aantal monumenten met een restauratie-achterstand | 33% | 17,1% | 10% | |
Bron: RCE; Rapport PRC 2006 | 2005 | 2006 | 2011 | ||
2. | Percentage van de bevolking van 16 jaar en ouder dat eens in de 12 maanden een bezoek brengt aan een archief | 3,3% | 4,3% | 4,5% | |
Bron: SCP; Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, mei 2009 | 2003 | 2007 | 2011 | ||
3. | Percentage beschikbaar materiaal Nationaal Archief van het totaal | Totaal: 97% Digitaal: 1% | Totaal: 97% Digitaal: 1% | Totaal: 97% Digitaal: 1% | |
Bron: Nationaal Archief | 2007 | 2007 | 2011 | ||
4. | Aantal bezoeken rijksgesubsidieerde musea | 5,7 miljoen | 5,7 miljoen | 6,0 miljoen | |
Bron: Jaarverantwoordingen rijksgesubsidieerde musea | 2007 | 2007 | 2011 | ||
5. | Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten | 12 949 | 12 991 | 13 000 | |
Bron: RCE; Erfgoedbalans 2009 | 2005 | 2007 | 2011 | ||
6. | Beelden voor de Toekomst | ||||
- | Uren video | 0 | 66 476 | 78 400 | |
- | Uren audio | 0 | 32 331 | 70 800 | |
- | Uren film | 0 | 4 811 | 12 863 | |
- | Aantal foto’s | 0 | 257 239 | 1 657 143 | |
Bron: jaarverslag consortium Beelden voor de toekomst | 2007 | 2009 | 2011 |
Toelichting:
• Monumenten (1) Niet alle restauratiekosten komen voor subsidie in aanmerking. De afgelopen jaren bedroeg de rijksbijdrage aan de restauraties van rijksmonumenten ongeveer de helft van de subsidiabele kosten.
• Archieven (2,3) Het aanbod van het Nationaal Archief en de regionale historische centra groeit jaarlijks door het overdragen van archiefmateriaal. Het percentage beschikbaar materiaal zegt iets over de toegankelijkheid van de archieven. Het streven is dit percentage ten minste constant te houden.
• Musea (4) Het aantal bezoeken aan rijksgesubsidieerde musea is een onderdeel van de prestatieafspraken die met de betreffende musea worden gemaakt. Gezien de andere functies die een museum heeft, naast de publieksfunctie, geeft dit slechts een beperkt beeld van de prestaties van musea. De cijfers in deze begroting hebben betrekking op de musea met langjarig subsidieperspectief.
• Archeologie (5) In het licht van de doelstelling om het bodemarchief te behouden zal het aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten de komende jaren in ieder geval hetzelfde aantal moeten bedragen als in 2007.
• Beelden voor de Toekomst (6) Jaarlijks zal het Consortium Beelden voor de Toekomst in het jaarverslag een opgave doen van het aantal uren materiaal dat is geconserveerd en gedigitaliseerd.
14.3.3 Mensen toegang bieden tot een kwalitatief hoogwaardig, multimediaal toegankelijk stelsel van openbare bibliotheken
Motivering
De vernieuwing van de openbare bibliotheken tot een centrale, actuele publieke voorziening in de kennissamenleving draagt bij aan een bloeiend cultureel leven.
Bibliotheekvernieuwing
Instrumenten
Eind 2008 heeft de adviescommissie bibliotheekinnovatie (commissie Calff) advies uitgebracht over het vervolg op de eerste fase van bibliotheekvernieuwing (2002–2008). Op basis van dit advies is in december 2008 met IPO en VNG een bestuurlijk akkoord gesloten over het plan van aanpak 2009–2012. Dit plan bestaat grofweg uit drie onderdelen:
1. de uitwerking en uitvoering van het innovatiebeleid
Aandachtspunten zijn met name:
• ontwikkeling van digitale diensten met bijbehorende infrastructuur en content;
• innovatie van het collectiebeleid;
• innovatie van HRM en marketing.
2. het opstellen van een bibliotheekcharter
Hierin worden de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende overheden (Rijk, provincies en gemeenten) vastgelegd.
3. de splitsing van de Vereniging van Openbare Bibliotheken
Het gaat hier om de opdeling van de huidige Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) in een sectorinstituut, betaald door het Rijk, en een brancheorganisatie, betaald door de bibliotheeksector.
Het innovatiebeleid concentreert zich in 2011 op:
• de ontwikkeling van digitale diensten, content en infrastructuur;
• het collectiebeleid (centraal waar het moet, decentraal waar het kan);
• het HRM-beleid (nieuwe opleiding en verdere professionalisering van de sector);
• een betere marketing.
Vanuit de gedachte dat vernieuwing ook en vooral vanuit de sector zelf moet komen, zullen in 2011 de eerste «innovatienetwerken» worden ingericht.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Kengetal | Basiswaarde | Waarde |
---|---|---|
Loket aangepast lezen – aantal ingeschreven lezers | 31 165 | 29 186 |
Bron: VOB | 2007 | 2009 |
Loket aangepast lezen – uitleningen algemene lectuur brailletitels | 6 819 | 6 960 |
Bron: VOB | 2007 | 2009 |
Loket aangepast lezen – uitleningen algemene lectuur gesproken boeken | 1 037 858 | 991 782 |
Bron: VOB | 2007 | 2009 |
14.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek Onderwerp | AD of OD | A. Start B Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Kunstenbeleid: waarborgen aanbod en participatie | OD (14.3.1) | A 2010 B 2011 | |
Cultureel erfgoed | OD (14.3.2) | A 2014 B 2015 | ||
Openbare bibliotheken | OD (14.3.3) | A 2012 B 2012 | ||
Effectenonderzoek ex post | Evaluatie flankerend beleid WWIK | OD (14.3.1) | A 2009 B 2010 | |
Evaluatie wet archeologische monumentenzorg | OD (14.3.2) | A 2009 B 2011 | ||
Evaluatie fiscale regelingen monumentenzorg | OD (14.3.2) | A 2009 B 2010 | ||
Evaluatie vaste boekenprijs | OD (14.3.3) | A 2009 B 2010 | ||
Overig evaluatieonderzoek | Evaluatie aanvraagprocedure Verschil Maken | OD (14.3.1) | A 2009 B 2010 | |
Evaluatie beleidsinstrumenten Cultuurprofijt en economische crisis | AD (14.1) | A 2010 B 2011 |