Base description which applies to whole site

Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding

Algemene doelstelling

Een doelmatige en duurzame energiehuishouding.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

In de afgelopen jaren is er veel veranderd in de energiesector. Op initiatief van de overheid is de markt geopend voor leveranciers en producenten. Marktpartijen investeren in zowel infrastructuur als productiecapaciteit. Duurzaamheid staat hierbij hoog op de agenda. Afnemers zijn vrij om te kiezen voor de leverancier met het aanbod dat het best past bij hun voorkeuren.

In het Energierapport 2008 13 heeft de regering drie doelstellingen van het energiebeleid benoemd: energie moet betaalbaar zijn, de voorzieningszekerheid moet zijn gegarandeerd en de energieproductie moet verduurzamen. Met deze drie uitgangspunten is een energiebeleid neergezet dat randvoorwaarden schept voor de ontwikkeling van de energiesector tot een sterke economische sector. De Nederlandse energiemarkt ontwikkelt zich meer en meer tot een Noordwest-Europese energiemarkt. Nederland heeft door ligging, maar ook door investeringsklimaat en de aanwezige kennis een goede uitgangspositie. De Nederlandse energiesector springt daar op in. Daarbij staat het Nederlandse belang van betaalbaarheid, voorzieningszekerheid van energie en duurzaamheid voorop.

EZ creëert de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt en een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer, vergroot de voorzieningszekerheid wanneer de inzet van marktwerking alleen niet voldoende is en realiseert – in gezamenlijkheid – de transitie naar een duurzame energiehuishouding. De afgelopen jaren zijn door EZ in het oog springende resultaten geboekt, zo zijn belangrijke maatregelen voorgelegd aan de Kamer als de verbetering van de werking van de kleinverbruikermarkt, de werking van de gasmarkt, invoering van voorrang van duurzame elektriciteit en het faciliteren van investeringen in infrastructuur. Om blijvend te kunnen voldoen aan de eisen die de maatschappij aan energievoorziening stelt – betrouwbaar, betaalbaar en schoon – is een onverminderde inzet noodzakelijk.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor:

  • het zodanig ordenen van de energiemarkten dat maximaal wordt bijgedragen aan duurzame economische groei en een betrouwbare en efficiënte energievoorziening;

  • het creëren van de randvoorwaarden waardoor leverings- en voorzieningszekerheid van energie gewaarborgd kunnen worden;

  • de internationale dimensie van het energiebeleid. Het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Buitenlandse Zaken trekken bij het bevorderen van de buitenlandse energievoorzieningszekerheid samen op. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is betrokken op grond van zijn verantwoordelijkheid voor geopolitieke, veiligheidspolitieke en ontwikkelingspolitieke vraagstukken en is daarnaast verantwoordelijk voor de algehele samenhang in het Nederlandse buitenland beleid;

  • het bevorderen van de ontwikkeling en het gebruik van innovatieve energietechnologieën ten behoeve van de verduurzaming van de Nederlandse energiehuishouding;

  • het stimuleren van schone energieproductie en warmtekrachtkoppeling (WKK);

  • het vergroten van de energie-efficiëntie in de sectoren industrie en energie;

  • het bevorderen van de totstandkoming van een evenwichtige brandstofmix gericht op transitie naar een duurzame energievoorziening en voorzieningszekerheid.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt onder andere af van de volgende externe factoren:

  • draagvlak bij burgers, bedrijven en publieke instellingen voor duurzame energie en energiebesparingsmaatregelen;

  • de mate van concurrentie op de energiemarkt en de totstandkoming van de Europese interne markt;

  • de mate waarin op Europees en mondiaal niveau afspraken op het gebied van klimaat, besparing, duurzame energie, voorzieningszekerheid, investeringsklimaat en toegang tot energie kunnen worden gemaakt;

  • de ontwikkeling van technologie en kostenreductie op het gebied van duurzame energie;

  • klimaatafspraken die gemaakt worden in het kader van post-Kyotobeleid;

  • de ontwikkeling van de olie- en gasprijzen op de wereldmarkt.

Kengetallen

Kengetal

2003

2004

2005

2006

2007

Energie-intensiteit (toe/M € ’00)

     

Nederland

191

192

186

175

177

EU-27

188

185

182

176

169

Wereld

413

416

412

niet beschikbaar

niet beschikbaar

Bron: Eurostat

Toelichting

De energie-intensiteit geeft inzicht in het energieverbruik en energie-efficiëntie. Het wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands energiegebruik (in ton olie equivalenten) en het bruto binnenlandse product (BBP in miljoenen euro’s; constante prijzen 2000). De energie-intensiteit in Nederland kent sinds 2004 een dalende trend die onderbroken is door een lichte toename in 2007. In vergelijking met de rest van de EU is de intensiteit in Nederland hoger dan het EU 27 gemiddelde. Dit is te verklaren door de relatief grote omvang van de energie-intensieve industrieën zoals de petrochemie- en tuinbouwsector. De waarden voor 2008 en 2009 en latere jaren zijn nog niet beschikbaar aangezien de statistieken van Eurostat met enkele jaren vertraging worden gepubliceerd. Ook kunnen de waarden door tussentijdse aanpassingen van Eurostat afwijken ten opzichte van afgelopen jaren.

Kengetallen

2006

2007

2008

2009

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

36 mld m3

38 mld m3

36 mld m3

34 mld m3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

17

10

13

15

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

23

21

14

28

4. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

71 mld m3

68 mld m3

79 mld m3

74 mld m3

5. Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

Bron: EnergieNed

36 minuten

33 minuten

22 minuten

26,5 minuten

6. Euro/dollarkoers

Bron: CPB

1,26

1,37

1,47

1,39

7. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CPB

65,10

72,52

97,0

61,5

8. Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als percentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie

Bron: EG Liaison

6,8%

6,9%

8,3 %

7,5%

Toelichting

  • 1 t/m 4: In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden als het exploreren van nieuwe velden. EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5: Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

  • 6 en 7: De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs, die gerelateerd is aan de prijs van olie in dollars, de euro/dollar koers en het volume van de verkopen. De bron voor de euro/dollarkoers en de olieprijs is gewijzigd ten opzichte van begroting 2010. De nieuwe bron betreft de jaarlijks door het CPB gepubliceerde Kerngegevenstabel voor Nederland, die onderdeel uitmaakt van het Centraal Economisch Plan.

  • 8: Het percentage van het budget van het zevende EU/kaderprogramma thema energie dat naar energieonderzoek gaat van in Nederland gevestigde instituten en bedrijven. De EU ondersteunt alleen de meest innovatieve en ambitieuze projecten.

Totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten artikel 4
Artikel 4: Doelmatige en duurzame energiehuishouding (in € mln)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen (totaal)

1 949,0

9 723,0

414,4

346,8

278,8

330,4

388,6

Waarvan garantieverplichtingen

 

324,0

     

Operationeel doel 1

33,1

19,5

19,5

19,5

19,5

19,5

19,5

Operationeel doel 2

96,9

409,9

97,0

97,0

97,0

97,0

97,0

Operationeel doel 3

1 733,6

9 251,8

288,6

168,8

133,5

185,1

243,3

Algemeen

97,0

41,7

29,4

61,6

28,8

28,8

28,8

        

Uitgaven (totaal)

1 097,7

1 246,9

1 357,0

1 352,9

1 270,7

1 328,9

1 426,6

Operationeel doel 1

33,1

19,5

19,5

19,5

19,5

19,5

19,5

Operationeel doel 2

97,3

85,9

97,0

97,0

97,0

97,0

97,0

Operationeel doel 3

892,1

1 090,2

1 202,4

1 194,6

1 116,8

1 175,2

1 273,2

Algemeen

75,2

51,3

38,1

41,9

37,4

37,2

36,9

        

Programma-uitgaven

1 045,8

1 214,5

1 329,1

1 325,3

1 243,3

1 301,6

1 399,3

Waarvan juridisch verplicht 1

  

1 253,4

1 254,8

1 175,4

1 236,4

1 323,0

        

Ontvangsten (totaal)

9 540,6

4 883,3

7 611,1

7 824,6

7 618,3

7 025,3

7 800,8

Ontvangsten COVA

93,5

82,0

93,0

93,0

93,0

93,0

93,0

Aardgasbaten

11 012,9

7 750,0

9 900,0

9 600,0

9 600,0

9 400,0

9 150,0

Bijdrage aan het FES

– 1 724,1

– 3 336,5

– 2 722,6

– 2 174,2

– 2 310,2

– 2 478,5

– 1 445,1

Ontvangsten zoutwinning

3,8

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

Ontvangsten uit het FES

128,2

275,9

283,8

249,0

233,5

8,9

1,0

Diverse ontvangsten

26,3

110,2

55,2

55,2

0,2

0,2

0,2

1

Dit betreft uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2010 zijn aangegaan en de bijdragen aan instellingen en instituten.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit per operationeel doel

Grafiek budgetflexibiliteit per operationeel doel
Budgettair belang fiscale maatregelen (in € mln)
 

2009 (raming MN 2010)

2009 (realisatie/ aangepaste raming)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Energie-investeringsaftrek (EIA)

275

88

298

161

161

161

161

161

Markt en spelregels

Optimale ordening en werking van de energiemarkten

Operationele doelstelling 1

Motivering

Om ervoor te zorgen dat leveranciers efficiënt produceren, afnemers een efficiënte prijs betalen en vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af worden gestemd, creëert de overheid de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt. Daarnaast zorgt de rijksoverheid voor een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer om zo te bereiken dat de netten de markt tegen redelijke tarieven en voorwaarden faciliteren.

Verplichtingen operationele doelstelling 1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

OD 1:Optimale ordening en werking van de energiemarkten

Verplichtingen (in € mln)

       

– Stadsverwarming

33,1

19,5

19,5

19,5

19,5

19,5

19,5

Elektriciteits- en Gaswet

Instrumenten & activiteiten

Doel en beschrijving: De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet dienen voor het realiseren van een goed functionerende elektriciteits- en gasmarkt. Toezicht op en het monitoren van de energiemarkten gebeurt door de NMa met als doel de ontwikkeling van een concurrerende energiemarkt te bewaken en eventuele tekortkomingen te signaleren.

Voornaamste acties in 2011:

  • Het afronden van de parlementaire behandeling en implementatie van het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten. De verwachting is dat de benodigde wetgeving begin 2011 is gerealiseerd.

  • In het licht van de veranderende markteisen die aan de netten gesteld worden als gevolg van de toename van duurzame energie en internationalisering van de energiemarkt, wordt een visie op het toekomstige reguleringskader voor het netbeheer elektriciteit en gas afgerond. Op basis hiervan worden zo nodig maatregelen uitgewerkt.

  • De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van het derde pakket energierichtlijnen. Met de energierichtlijnen wordt een beter werkende interne markt voor gas en elektriciteit beoogd. Deze interne markt heeft tot doel keuzevrijheid te bieden aan consumenten, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe kansen voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen. Belangrijke onderwerpen in dit wetsvoorstel betreffen intensivering van grensoverschrijdende samenwerking tussen Transmission System Operators (TSO’s) en toezichthouders, versterking van de onafhankelijkheid van de toezichthouder, aanvullende regelgeving met betrekking tot gesloten distributienetten en aanscherping van consumentenbeleid.

  • Het afronden van de parlementaire behandeling middels een novelle over slimme meters van het wetsvoorstel Marktmodel; met als doel de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas te verbeteren. Na behandeling van het wetsvoorstel wordt lagere regelgeving opgesteld. In 2011 kan een start worden gemaakt met het monitoren en evalueren van de (vrijwillige) uitrol van de slimme meter.

Indicator: De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1 800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1 800 en 8 000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Met betrekking tot de C3 en HHI hanteert de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) ieder jaar twee meetmomenten, te weten juni en december. De C3 en HHI zijn beide gestegen ten opzichte van de cijfers per 1 juli 2009 zoals opgenomen in het jaarverslag. Dit wordt veroorzaakt door de overname van Essent door RWE. Hierdoor zijn de marktaandelen op de kleinverbruikersmarkt van beide holdings samengevoegd

Prestatie-indicatoren

2006

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit:

     

– HHI

2 295

2 319

2 279

2 285

1 800 – 2 500

– C3

82%

82%

81%

81%

Daling

2. Concentratiegraad in de retailsector gas:

     

– HHI

2 149

2 109

2 104

2 187

1 800 – 2 500

– C3

79%

78%

79%

79%

Daling

Bron: Energiekamer

Warmtewet

Doel en beschrijving: De Warmtewet draagt bij aan de leveringszekerheid en (prijs)bescherming voor zowel afnemers als leveranciers van warmte. De Warmtewet is een initiatiefwetsvoorstel dat in 2009 is aangenomen. Op basis hiervan zijn nadere regels uitgewerkt in de concept regelgeving, waaronder een tariefstelsel op basis van het wettelijke vastgestelde «niet meer dan anders» principe.

Voornaamste acties in 2011: Naar aanleiding van een consultatie en een effectonderzoek op basis van de conceptregelgeving heeft een overleg met de Tweede Kamer plaatsgevonden waarin is besloten om over te gaan tot wijziging van de Warmtewet op een aantal punten. EZ zal deze wetswijzigingen voorbereiden. Inwerkingtreding van de wet is niet eerder voorzien dan medio 2011.

Europese en Noordwest Europese fora

Doel en beschrijving: Participatie in Europese en Noordwest-Europese fora, waaronder het Pentalaterale Energieforum. Dit forum staat onder leiding van de overheden uit Duitsland, Frankrijk, België, Nederland en Luxemburg en heeft de totstandkoming van de Noordwest-Europese elektriciteits- en gasmarkt als doel.

Voornaamste acties in 2011:

  • In september 2010 zijn de elektriciteitsmarkten tussen Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland gekoppeld. In 2011 staat de koppeling van de pentalaterale regio met de Scandinavische regio centraal. Daarnaast worden er in 2011 voorbereidingen getroffen voor het realiseren van marktkoppeling met het Verenigd Koninkrijk. Dit wordt gerealiseerd met de BritNed-kabel die in 2011 beschikbaar zal zijn voor elektriciteitstransport.

  • Het verbeteren van de Noordwest-Europese leveringszekerheid door versterking van informatie-uitwisseling tussen TSO’s en het oprichten van gezamenlijke veiligheidscentra onder meer om in de toekomst adequater in te kunnen spelen op stroomstoringen.

Box: Marktkoppeling

Een van de belangrijkste ontwikkelingen ter bevordering van de handelsmogelijkheden op de Centraal-Westeuropese (CWE) energiemarkt is het koppelen van de nationale elektriciteitsmarkten van de lidstaten Nederland, Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk. De marktkoppeling is bedoeld om de handel in elektriciteit te stimuleren en ervoor te zorgen dat grensoverschrijdende stroomkabels efficiënter worden benut. De handel in stroom tussen deze vijf landen zal deels gebeuren via impliciete veilingen, waarbij de capaciteit op de stroomkabel tegelijk met de elektriciteit wordt verkocht. Dit in tegenstelling tot de huidige gangbare expliciete toewijzing, waarbij de capaciteit en de elektriciteit apart worden verkocht. Met de marktkoppeling zullen verschillen in stroomprijzen tussen landen kleiner worden. Nederland, België en Frankrijk koppelden in 2006 reeds hun stroommarkten. Deze trilaterale marktkoppeling (TLC) zorgde er reeds voor dat de prijzen voor elektriciteit naar elkaar toe groeiden. Dit zal naar verwachting ook gebeuren met de pentalaterale CWE-marktkoppeling.

Bevorderen van de voorzieningszekerheid

Operationele doelstelling 2

Motivering

De voorzieningszekerheid is de mate waarin eindafnemers erop kunnen vertrouwen dat energie (in de moderne maatschappij een basisbehoefte van mens en economie) aan hen geleverd zal worden. De voorzieningszekerheid betreft de lange termijn beschikbaarheid van energiebronnen. Daarbij spelen de omvang van de mondiale energiereserves in relatie tot de productiecapaciteit, het verbruik en de geografische spreiding een rol. Leveringszekerheid maakt deel uit van de voorzieningszekerheid en betreft de mate waarin afnemers onder voorzienbare omstandigheden feitelijk kunnen rekenen op de levering van energie.

Naast de energiebedrijven (actief in productie, handel en transport) heeft de overheid een rol in het vergroten van de voorzieningszekerheid. Energievoorzieningszekerheid is een publiek belang, dat niet automatisch door de markt wordt gewaarborgd. Voor het totstandbrengen van zakelijke transacties met de energieproducerende landen is de betrokkenheid en steun van de overheid onontbeerlijk. EZ en BZ ondersteunen daarom actief de internationale activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven. Bovendien neemt EZ actief deel aan discussies over een beter investeringsklimaat, liberalisering van markten en handel in Europese en multilaterale kaders.

Voorzieningszekerheid heeft betrekking op:

  • Diverse energiedragers: de primaire dragers olie, gas, kolen, uranium en de secundaire drager elektriciteit;

  • Alle schakels in de energieketen: productie (olie- en gaswinning, elektriciteitsopwekking), import van kolen, uranium, gas en olie, verwerking (raffinage, conversie), transport en distributie (zowel betrouwbaarheid als capaciteit);

  • Alle schakels van de veiligheidsketen: dus zowel proactie en preventie, als die van een daadwerkelijke crisis (preparatie, repressie en nazorg);

  • Diverse termijnen: korte termijn (bijvoorbeeld stroomuitval) en lange termijn (infrastructuur, relaties met producerende landen, energiemix).

Verplichtingen operationele doelstelling 2
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

OD 2: Bevorderen van de voorzieningszekerheid

Verplichtingen (in € mln)

       

– Doorsluis COVA-heffing

93,5

82,0

93,0

93,0

93,0

93,0

93,0

– Leningen COVA (garantieverplichting)

 

324,0

     

– Beheer Mijnschadestichtingen

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

– Onderzoek en ontwikkeling bodembeheer

3,3

2,7

2,8

2,8

2,8

2,8

2,8

– Bijdrage aan diverse instituten

0,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Mijnbouwwet

Instrumenten & activiteiten

Doel en beschrijving: De Mijnbouwwet vormt het kader voor een verantwoorde en doelmatige mijnbouw. De wet is van toepassing op de winning en opsporing van delfstoffen en aardwarmte en het opslaan van stoffen beneden de oppervlakte van de aardbodem.

Voornaamste acties in 2011:

  • De conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie van de Mijnbouwwet worden omgezet in voorstellen tot aanpassing van beleid en wet- en regelgeving. Omdat in 2010 voorrang is gegeven aan de implementatie van de CCS-richtlijn, heeft dit proces vertraging opgelopen. Het gaat hier onder andere om stroomlijning van vergunningprocedures, voorschriften voor aardwarmte, criteria voor de toelating van nieuwe mijnbouwmaatschappijen en het beleid voor het verwijderen van offshore platforms.

  • De implementatie van de Europese CCS-richtlijn zal in 2011 worden gerealiseerd. CCS staat voor Carbon Capture and Storage, hetgeen CO2-afvang en -opslag betekent. Tevens zullen de randvoorwaarden voor het behoud van potentiële opslaglocaties worden bepaald en worden verwerkt in voorstellen voor aanpassing van de Mijnbouwwetgeving. De verwachting is dat de benodigde wetgeving begin 2011 is gerealiseerd.

  • Naar aanleiding van de ramp met het booreiland «Deepwater Horizon» in de Golf van Mexico (april 2010) zal de Amerikaanse overheid een onderzoek laten doen naar de oorzaken. De resultaten van dit onderzoek zouden consequenties kunnen hebben voor de regelgeving in Nederland en kunnen leiden tot aanpassing van de Mijnbouwwetgeving.

Rijkscoördinatieregeling

Doel en beschrijving: Inzetten van de Rijkscoördinatieregeling voor energieprojecten van nationaal belang met als doel tijdig voldoende energieinfrastructuur (inclusief interconnectoren) te realiseren in Nederland. Dit betekent dat EZ samen met VROM verantwoordelijk is voor (de regie heeft over) de ruimtelijke inpassing van de projecten en dat EZ verantwoordelijk is voor de coördinatie van alle andere benodigde besluiten. De Rijkscoördinatieregeling is van toepassing op infrastructuur als hoogspanningsverbindingen, elektriciteitscentrales, windparken, opslag van gas en CO2.

Voornaamste acties in 2011: Op grond van de Rijkscoördinatieregeling voert EZ in 2011 de regie over een groot aantal energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang, waaronder:

  • afronding besluitvorming Noordring Randstad 380 kV, Zuid-West 380 kV, Noord-West 380 kV en de interconnector Doetinchem-Wesel;

  • besluitvorming gasleiding Gasunie van Beverwijk naar Wijngaarden;

  • COBRA-kabel (interconnector met Denemarken);

  • aantal windparken;

  • gaswinning onder de Waddenzee.

Veiligheid

Doel en beschrijving: Beleid gericht op de veiligheid (Engels: security en safety) van zowel Nederlandse als voor Nederland belangrijke Europese energie-infrastructuur teneinde de voorzieningszekerheid te bevorderen. Daarbij wordt toezicht gehouden door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa/Energiekamer) op kwaliteit en toegankelijkheid van netwerken met onder andere aandacht voor calamiteitenplannen en door Staatstoezicht op de Mijnen op delfstoffenwinning.

Voornaamste acties in 2011: Op basis van de security-onderzoeken in 2010 en 2011 bij de energiesectoren wordt een security risicovisie ontwikkeld teneinde aanvullende maatregelen te nemen voor het realiseren en borgen van een adequate bescherming van de vitale infrastructuur. Het gaat dan om maatregelen met betrekking tot de fysieke bescherming van locaties en installaties, bescherming van ICT en van personeel.

Bijzondere aandacht krijgt de versnelde vervanging van zogenaamde brosse gasleidingen. Mede naar aanleiding van enkele incidenten en ongevallen in het recente verleden hebben de gasnetbeheerders zich in overleg met Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) beraden op de risico’s van brosse buisleidingen voor de veiligheid van de netwerken. Resultaat hiervan is een planmatige risicogerichte vervanging. Dit is per netbeheerder vastgelegd in een plan voor de komende zes jaar en in een plan dat toeziet op de langere termijn. SodM ziet toe op de strikte naleving van deze plannen.

Crisisbeleid

Doel en beschrijving: Het crisisbeleid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. In dit kader worden door het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken strategische olievoorraden aangehouden. Daarnaast bestaat er een pakket vraagbeperkende maatregelen.

Voornaamste acties in 2011: Indiening en de parlementaire behandeling van de herziening van de Wet Voorraadvorming Aardolieproducten (WVA) 2001. De wijzigingen betreffen de implementatie van de Europese Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 met de verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden. Daarnaast worden aanpassingen doorgevoerd op basis van de aanbevelingen uit de evaluatie van de WVA 2001.

Internationale Energie Voorzieningszekerheid

Doel en beschrijving: Bij voorzieningszekerheid gaat het niet alleen om de beschikbaarheid van voldoende olie en gas, maar steeds meer ook om duurzame energie. Deze beschikbaarheid is niet vanzelfsprekend, temeer omdat ons land geleidelijk afhankelijker wordt van importen. Voorzieningszekerheid vereist internationale samenwerking: binnen de EU, op regionaal niveau, maar ook in een bredere context. De internationale energiemarkt is ingrijpend veranderd door de toenemende afhankelijkheid van een beperkte groep van fossiele energie producerende landen, door de klimaatdiscussie, door de energievraag van opkomende markten en door de economische crisis. Tegelijkertijd dienen nieuwe kansen zich aan, bijvoorbeeld door de opkomst van onconventioneel gas, het toenemende belang van LNG en de groeiende belangstelling voor duurzame energievormen. De behoefte aan een stabiele energiemarkt en het belang van schonere energie zijn wereldwijde vraagstukken geworden. In de allereerste plaats draagt Nederland daaraan bij door een actieve opstelling in de Europese Unie zowel terzake de interne energiemarkt als het externe energiebeleid. Voorts is ons land partij bij talrijke internationale energie organisaties zoals het Energie Handvest, het Internationale Energie Forum (IEF), het Internationale Energie Agentschap (IEA) en het Internationale Hernieuwbare Energie Agentschap (IRENA). Nederland speelt in deze multilaterale organisaties een vooraanstaande rol. Daarnaast voert ons land een actief bilateraal beleid om de specifieke Nederlandse energiebelangen in het buitenland te behartigen, gericht op het vergroten van onze energievoorzieningszekerheid, diversificatie van landen van herkomst van energiedragers, versterking van de internationale positie van Nederlandse bedrijven en op de ontwikkeling van een Nederlandse gasrotonde voor Noordwest-Europa.

Voornaamste acties in 2011:

  • In het IEA geeft Nederland uitvoering aan het actieplan dat tijdens de IEA ministeriële bijeenkomst in 2009 is aangenomen. Dit plan richt zich op klimaat, energiebesparing, duurzame technologie, partnerschappen met niet-leden, voorzieningszekerheid en transparantie.

  • Nederland draagt bij aan een handvest voor het IEF, waarmee het lidmaatschap en de financiën van het IEF versterkt worden. Tevens bereidt Nederland de IEF ministeriële bijeenkomst in Koeweit 2012 voor.

  • Nederland neemt in het kader van het Energie Handvest deel aan de onderhandelingen over het Doorvoer Protocol en aan de discussie over een modernisering van het Energie Handvest.

  • IRENA zal eind 2010, begin 2011 met de ratificatie van het verdrag door het 25e land in werking treden. Nederland zal bijdragen aan het werkprogramma.

  • Bilaterale samenwerking op het gebied van energie met belangrijke energiepartnerlanden onder diverse Memorandums of Understanding (MoU’s), o.a. door het uitwisselen van kennis, het gezamenlijk uitvoeren van projecten en het ondersteunen van belangen van het Nederlandse bedrijfsleven.

Programma Gasrotonde

Doel en beschrijving: Het verder ontwikkelen en positioneren van Nederland als knooppunt voor de internationale gasstromen in Noordwest-Europa. Doelstelling is om de gasvoorziening veilig te stellen en een bijdrage te leveren aan de continuïteit van de Europese gasvoorziening. Het programma is onder andere gericht op het vergroten van de aantrekkelijkheid van Nederland als plaats om gas, dat is bestemd voor de Noordwest-Europese markt, naar toe te brengen en te verhandelen. Enkele acties die binnen het programma worden ondernomen zijn het bevorderen van investeringen in opslagcapaciteit in Nederland en het stimuleren van het internationaal ondernemen van de gassector en -industrie.

Voornaamste acties in 2011: In 2011 wordt verdere uitvoering gegeven aan het programma Gasrotonde dat gepresenteerd is in de Gasrotondebrief 14.

Basispakket

Verduurzaming van de energiehuishouding

Operationele doelstelling 3

Motivering

De uitstoot van stoffen door het gebruik van fossiele brandstoffen draagt bij aan klimaatverandering en andere milieu- en gezondheidsproblemen. Bovendien is Nederland afhankelijk van een klein aantal landen voor haar olie en gas. Die afhankelijkheid maakt ons kwetsbaar. Daarom richt EZ zich op een evenwichtige energiemix door de bevordering van duurzame energie. De transitie naar een duurzame energiehuishouding zal in samenwerking met bedrijven, burgers, kennisinstellingen, belangenorganisaties en medeoverheden moeten worden gerealiseerd. EZ stelt een helder, geloofwaardig toekomstperspectief, zorgt voor een set toekomstvaste randvoorwaarden en bewaakt het evenwicht tussen de publieke belangen: betrouwbaar, betaalbaar en schoon. Conform EU richtlijn nr 3736/2/08 is Nederland verplicht om in 2020 14% van het bruto energieverbruik te betrekken uit hernieuwbare bronnen. «Schoon en Zuinig» 15 heeft een doelstelling van 20%. Dit vergroten van het aandeel duurzame energie is tevens één van de doelen van de Europa 2020-strategie voor duurzame groei en banen. Door extra in te zetten op energiebesparing daalt het totale energieverbruik. Dan zou kunnen worden volstaan met een meer geleidelijke uitrol van duurzame energietechnologieën om de Europese doelstelling te realiseren.

Verplichtingen operationele doelstelling 3
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

OD 3: Verduurzaming van de energiehuishouding

Verplichtingen (in € mln)

       

– Energie-innovatie

60,4

136,0

87,4

78,3

70,6

68,1

67,1

– TransitieManagement

18,3

9,5

6,8

5,4

   

– Duurzame energie (MEP, SDE, Tegemoetkomingsregeling)

1 522,0

8 797,2

111,1

63,0

40,9

95,0

145,2

– Duurzame warmte

17,0

96,3

23,9

10,6

10,6

10,6

10,6

– Overige uitgaven duurzame warmte

0,3

0,4

0,5

    

– CO2-reductieplan/Joint Implementation

36,1

12,6

27,5

    

– Carbon Capture and Storage

6,4

168,0

    

9,0

– Bijdrage aan ECN

73,1

31,9

31,5

31,5

31,5

31,5

31,5

– Subsidietaakstelling 1

  

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

1

Zie toelichting bij artikel 4 in de verdiepingsbijlage.

SDE

Instrumenten & activiteiten

Doel en beschrijving: De stimuleringsregeling duurzame energie (SDE) wordt ingezet om het aandeel duurzame energie in Nederland te vergroten. De SDE subsidieert daartoe het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en fossiele energie; de zogenaamde onrendabele top. De belangrijkste technieken die worden ondersteund zijn: biomassa, wind, zon en elektriciteitsopwekking door afvalverbrandingsinstallaties.

Voornaamste acties in 2011: De SDE wordt in 2011 opengesteld om 459–630 MW te subsidiëren. Met de ruim 1 700 gigawattuur die dat oplevert kunnen 500 000–550 000 huishoudens van groene stroom worden voorzien.

Indicator: De SDE draagt bij aan de doelstelling om op langere termijn (2020) het aandeel duurzame energie te vergroten:

  • De indicator «duurzame elektriciteitsproductie» geeft aan welk aandeel van het nationale elektriciteitsverbruik wordt opgewekt met behulp van hernieuwbare technieken.

  • De indicator «duurzame energieproductie» geeft aan voor welk aandeel van het nationale energieverbruik hernieuwbare technieken zijn omgezet in secundaire oftewel bruikbare energiedragers.

Prestatie-indicatoren

2007

2008

2009

Streefwaarde

2020

Duurzame elektriciteitsproductie

6,0%

7,5%

9%

Niet van toepassing

Duurzame energieproductie

2,9%

3,4%

4%

20% 1

Bron: CBS

1

De Europese doelstelling bedraagt, conform de nationale definitie, 17%.

Windenergie op land

Doel en beschrijving: Wind op land moet, als relatief goedkope duurzame energieoptie, een van de grootste bijdragen (6000 MW in 2020) leveren aan het aandeel duurzame energie.

Voornaamste acties in 2011:

  • Het uitvoeren van Rijkscoördinatieregelingen en opstellen van rijksinpassingsplannen voor wind op landprojecten groter dan 100 MW.

  • Het opstellen/handhaven van een algemene maatregel van bestuur op grond van de crisis- en herstelwet waarin elke provincie een minimum prestatienorm krijgt voor wind op land.

  • Het uitvoeren van het innovatieprogramma wind op land gericht op innovatieve combinaties van windprojecten met infrastructuur en andere functies en het zoeken van innovatieve oplossingen voor herstructureringsproblemen bij wind op land.

Meerjarenafspraken 3 (MJA3), Meerjarenafspraken ETS-bedrijven (MJA-ETS) en energiecentrum MKB

Doel en omschrijving: Energiebesparing is de eerste stap voor een duurzame energiehuishouding. Energiebesparing leidt niet alleen tot minder CO2-uitstoot, maar ook tot een financiële besparing voor de gebruiker, waarmee de concurrentiepositie van Nederland kan worden verbeterd. Vanwege de voordelen voor zowel overheid als bedrijfsleven wordt energiebesparing gestimuleerd in samenwerking met het bedrijfsleven en met het accent op informatievoorziening en communicatie. Door middel van de convenanten MJA3 en MJA-ETS zijn hierover met het middelgrote bedrijfsleven en de ETS-bedrijven afspraken gemaakt. Naast het opstellen en uitvoeren van energie-efficiencyplannen zullen de branches ook strategische lange termijn studies maken. Het midden- en kleinbedrijf wordt via het Energiecentrum MKB geïnformeerd en gestimuleerd om energiebesparende maatregelen te nemen.

Europese emissiehandelssysteem (ETS) en Joint Implementation (JI)

Doel en omschrijving: In Europa is het ETS voor broeikasgasemissierechten opgesteld om de CO2-uitstoot van de sectoren industrie en energie terug te dringen. Hiermee wordt een deel van de Europese, en daarmee Nederlandse, Kyotoverplichting gehaald, die respectievelijk in 2020 en in 2012 gehaald dienen te worden. Een deel van de nationale reductie kan worden ingevuld met het aankopen van emissiereducties in andere landen; JI en gegroende Assigned Amount Units (AAUs). JI en gegroende AAU’s zijn mechanismen, vastgelegd in het Kyoto Protocol, waarmee geïndustrialiseerde landen kunnen voldoen aan hun doelstellingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Voornaamste acties in 2011: In de internationale VN-klimaatonderhandelingen wordt gestreefd naar een wereldwijd akkoord over emissiereductie. Indien dit akkoord tot stand komt, kan het gevolgen hebben voor de Europese reductiedoelstelling. Ook voor onze nationale reductiedoelstelling (30% CO2 reductie in 2020 ten opzichte van 1990) is dit van belang.

Prestatie-indicator:

  • 1. Maximale hoeveelheid broeikasgasemissies in de totale industrie en energiesector in Mton. Een deel van de sector neemt deel in het emissiehandelssysteem (ETS). Het emissieplafond is het maximum aan broeikasgassen in absolute hoeveelheden dat deelnemende inrichtingen gedurende de periode 2008–2012 mogen uitstoten of moeten compenseren in het emissiehandelssysteem. Met de grote energiegebruikers die niet aan het ETS deelnemen worden convenanten afgesloten. Omdat de reikwijdte van de sector industrie/energie is vergroot, is ook de basiswaarde voor 1990 hoger geworden dan in eerdere jaarverslagen stond gegeven. De reikwijdte is vergroot doordat de definities zijn verruimd en er dus meer installaties onder het ETS vallen dan eerst. Het brondocument is gewijzigd ten opzichte van begroting 2009. Het nieuwe document is het plan als bedoeld in artikel 16.23 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De doelstelling voor de vermeden CO2-uitstoot is 20 Mton, te realiseren over de periode 2008–2012. Het eerste oogstjaar was dus 2008. Over dat jaar zijn 5,2 Mton gerealiseerd en geleverd in 2009. Zij zijn op de Nederlandse rekening voor JI, die beheerd wordt door de Nederlandse Emissieautoriteit, bijgeschreven. In 2010 wordt naar verwachting 4 Mton geleverd, die gerealiseerd zijn in 2009. De ambitie voor 2011 ligt eveneens op levering van 4 Mton (te realiseren in 2010).

Prestatie-indicatoren

2007

2008

2009

Streefwaarde

2011

1. CO2-uitstoot industrie/energie

112 Mton

109,2 Mton

109,2 Mton

109,2 Mton

– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder de broeikasemissierechten 2008–2012

79,9 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

Bron: Agentschap NL, Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasgasemissierechten 2008–2012

    

2. Vermeden CO2-uitstoot voor 2012 via Joint-Imlementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s)

  

5,2 Mton

4 Mton

Bron: Agentschap NL/de contracten

Efficiënte en duurzame warmtevoorziening

Doel en beschrijving: Met 40% van de totale energie is warmtevoorziening de grootste verbruiker van energie in Nederland. Meer efficiëntie in het gebruik van warmte en de verduurzaming van de resterende vraag naar warmte kan een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzame energiehuishouding. Het komt bovendien (te) veel voor dat niet alle warmte (waaronder hier ook verstaan wordt: koude) opgewekt bij industriële processen nuttig wordt ingezet. Deze zogenoemde restwarmte gaat daardoor verloren.

Het Programma Industriële warmtebenutting voorziet in een subsidie voor het doen van een haalbaarheidsonderzoek warmtereductie in het kader van het convenant Meerjarenafspraken energie-efficiëntie (MJA convenant). Ook voorziet het programma in een subsidiering van de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het realiseren van projecten die een industriële onderneming in staat stellen energie te besparen door restwarmte van derden in te zetten in haar productieprocessen, of het in een warmtenet invloeden van hernieuwbare warmte (investeringsprojecten industriële warmtebenutting). De subsidieregeling Duurzame Warmte voor bestaande woningen is erop gericht de warmtevoorziening in de bestaande bouw te verduurzamen. Er is subsidie voor woningeigenaren voor de aanschaf van zonneboilers, warmtepompen en micro warmtekracht ketels.

Twee nieuwe instrumenten zijn het Nationale Expertisecentrum Warmte (NEW) bij Agentschap NL en de zogenoemde warmtekaarten waarmee duidelijk wordt waar er sprake is van warmtevraag en warmteaanbod. NEW geeft voorlichting over het verduurzamen van de warmte- en koudevoorziening.

Carbon Capture & Storage (CCS)

Doel en beschrijving: CO2 afvang en opslag in de bodem (CCS) vormt de derde pijler van het beleid gericht op een duurzame energiehuishouding 40. De kosten van CCS zijn echter nog te hoog om CCS commercieel rendabel toe te passen. Technologieontwikkeling en schaalvergroting moeten de kosten omlaag brengen.

Voornaamste acties in 2011:

  • Uitvoering van de kleinschalige demonstratieprojecten m.b.t. CO2-afvang in Buggenum (NUON) en IJmuiden (Corus/SEQ).

  • Uitvoering van het eerste Nederlandse grootschalige CCS-demonstratieproject op zee, het ROAD-project (zie kader).

Indicator: De hoeveelheid afgevangen en opgeslagen Mton CO2 zijn indicatoren voor het CCS-beleid. Echter, in 2011 zijn hiervoor nog geen streefwaarden beschikbaar, omdat de grootschalige projecten pas vanaf 2015 operationeel zijn.

Box: Het Road-project

Grootschalig Demonstratieproject CCS-keten op de Maasvlakte Rotterdam (ROAD-project).

In het kader van het Economisch Herstelplan van de EU hebben EON/Electrabel gezamenlijk een projectvoorstel ingediend voor de bouw van een 250 MW CO2-afvanginstallatie bij de kolengestookte centrale van E.ON op de Maasvlakte, het realiseren van de transport en opslagfaciliteiten op zee, het ROAD-project. Naast de Europese financiering ontvangt het project een rijksbijdrage. Een deel van de rijksbijdrage is gekoppeld aan de daadwerkelijke opslag waardoor na afloop van de investeringsfase (2015) vijf jaar daadwerkelijk CO2-afvang, -transport en -opslag op zee kan worden gedemonstreerd. Door dit demonstratieproject wordt praktijkervaring met grootschalige toepassing opgedaan. Die praktijkervaring is nodig om de kosten van CCS verder terug te brengen en een integrale benadering van de keten CO2-afvang, -transport en -opslag daadwerkelijk in de praktijk te kunnen realiseren. De verwachting is dat CCS zich op termijn tot een kosteneffectieve reductiemaatregel zal ontwikkelen. De technologie die bij de kolengestookte centrale gebruikt wordt om CO2 af te vangen is post-combustion. Het CCS project zal in 2015 operationeel zijn. Voor de eerste 5 jaar wordt uitgegaan van een afvang van in totaal 4,5 Mton CO2. De CO2 zal per pijpleiding getransporteerd worden naar gasvelden op zee, die 25 km uit de kust liggen en zich op een diepte van 3 500 m bevinden.

Energie-innovatie

Doel en beschrijving: De komende jaren zal er in de duurzame energiehuishouding veel gaan veranderen. Om te zorgen dat dit technisch mogelijk is en tegen aanvaardbare kosten, stimuleert EZ energie-innovatie. Het energie-innovatiebeleid is er op gericht dat energiebesparing en opwekken van duurzame energie goedkoper worden en er meer technieken en producten hiervoor op de markt komen. Dit wordt zo uitgevoerd dat hiermee ook het innovatieve bedrijfsleven wordt bevorderd.

Energie-innovatiebeleid bestaat uit drie onderdelen:

  • 1. Een goede kennisontwikkeling op een aantal speerpunten die per 2010 zijn geactualiseerd. Hiervoor kunnen bedrijven en kennisinstellingen via EOS subsidie krijgen voor projecten. Voor 2011 staat weer een aantal tenders gepland. Dit gebeurt in samenhang met de kennisontwikkeling bij ECN en het programma ADEM voor materialenontwikkeling. Dit geeft Nederland een goede kennisbasis.

  • 2. Vanuit de Maatschappelijke Innovatieagenda Energie zijn innovatieprogramma’s gestart op een aantal belangrijke thema’s zoals windturbines op zee, biomassa, warmte, zon-pv, smart grids en industriele energie-efficiënte. Bij deze innovatieprogramma’s ligt de nadruk op marktintroductie van nieuwe technologie en het wegnemen van niet-technische belemmeringen.

  • 3. De toepassing van nieuwe technologie wordt fiscaal gestimuleerd via de Energie Investeringsaftrek (EIA).

Verplichtingen ten behoeve van apparaat gerelateerde uitgaven en algemeen onderzoek

Algemeen

Verplichtingen ten behoeve van apparaat en algemeen onderzoek
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Algemeen

Verplichtingen (in € mln)

       

– Personeel Energie

9,8

10,0

8,5

8,5

8,4

8,4

8,4

– Bijdrage aan Agentschap NL

70,0

16,3

13,8

13,6

13,4

13,4

13,4

– Bijdrage aan Algemene Energie Raad

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

– Diverse programmauitgaven energie 1

8,3

8,1

 

32,4

   

– SODM

5,0

6,0

5,6

5,5

5,5

5,5

5,5

– Onderzoek en ontwikkeling

3,9

1,2

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

1

Op dit onderdeel wordt de Nederlandse bijdrage aan de exploitatiekosten van het aanvullend programma Hoge Flux Reactor van Euratom in Petten verantwoord.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Verduurzaming van de energiehuishouding

4.3

2009

2010

Kamerstuk: 31 209, nr. 117;

Rapport Brede Heroverweging Energie en Klimaat, april 2010

Overig evaluatieonderzoek

Tussenevaluatie SDE

4.3

2010

2010

 
13

Energierapport 2008: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-energie/documenten-en-publicaties/rapporten/2008/06/18/energierapport-2008.html

14

Kamerstuk: 29 023, nr. 73.

15

www.vrom.nl/pagina.html?id=2706&sp=2&dn=7421

40

Kamerstuk: 31 510, nr. 36.

Licence