Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
Rol en verantwoordelijkheid van de minister
De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2012.
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | ||||
---|---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Uitwonend | Thuiswonend | ||
basisbeurs | 266,23 | 95,61 | basisbeurs | 246,00 | 75,39 |
aanvullende beurs | 242,76 | 222,84 | aanvullende beurs | 329,33 | 309,40 |
maximaal leenbedrag | 285,70 | 285,70 | maximaal leenbedrag | 164,21 | 164,21 |
collegegeldkrediet | 142,75 | 142,75 | collegegeldkrediet | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | 937,44 | 746,90 | Totaal | 739,54 | 549,00 |
Peildatum 1 januari 2012
Beleidswijzigingen
De uitkomst van het Begrotingsakkoord 2013 is dat de volgende elementen uit het wetsvoorstel Studeren is Investeren (Kamerstuk 33 145, nr. 2) geen doorgang vinden:
-
– vervanging van de basisbeurs voor masterstudenten door een sociaal leenstelsel,
-
– verlenging van de terugbetaalperiode van 15 naar 20 jaar,
-
– meerdere vereenvoudigingen van de studiefinanciering.
Begrotingsakkoord
De gevolgen van het Begrotingsakkoord 2013 voor artikel 11 worden toegelicht in de beleidsagenda en het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.
Elementen die wel doorgang vinden (kamerstuk 33 145, nr. 32) zijn:
-
– inkorten van het reisrecht voor ho-studenten van C+3 naar C+1,
-
– verhoging boetebedrag bij onterecht bezit reisvoorziening,
-
– buiten beschouwing laten van de bijverdiengrens voor studentondernemers in het jaar van afstuderen.
Met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is duidelijk geworden dat de 3 uit 6-eis niet meer gesteld kan worden aan migrerende werknemers (Commissie-Nederland C-542/09). De 3 uit 6-eis houdt in dat studenten, om aanspraak te maken op meeneembare studiefinanciering, 3 van de 6 jaren voorafgaand aan inschrijving bij de buitenlandse instelling in Nederland moeten hebben gewoond. Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof is er het voornemen om in de Wet studiefinanciering 2000 de mogelijkheid op te nemen om een maximum te stellen aan het aantal nieuwe studenten dat aanspraak kan maken op meeneembare studiefinanciering. Het kabinet streeft ernaar het hiervoor benodigde wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer te sturen.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 4 131 887 | 3 867 952 | 4 039 626 | 4 342 370 | 4 431 092 | 4 538 511 | 4 639 781 | ||
Totale uitgaven | 4 131 887 | 3 867 952 | 4 039 626 | 4 342 370 | 4 431 092 | 4 538 511 | 4 639 781 | ||
Waarvan juridisch verplicht | 100,0% | ||||||||
Inkomensoverdracht | 2 688 924 | 2 300 889 | 2 402 502 | 2 714 913 | 2 731 855 | 2 783 946 | 2 839 459 | ||
• | Basisbeurs | 1 170 522 | 1 206 354 | 1 225 778 | 1 249 204 | 1 275 245 | 1 319 795 | 1 378 111 | |
– | Gift (R) | 873 053 | 952 708 | 1 038 274 | 1 113 094 | 1 170 252 | 1 243 636 | 1 289 330 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 297 470 | 253 646 | 187 505 | 136 111 | 104 993 | 76 160 | 88 781 | |
• | Aanvullende beurs | 583 465 | 611 422 | 623 533 | 644 866 | 638 791 | 642 743 | 645 936 | |
– | Gift (R) | 489 779 | 516 196 | 547 623 | 577 018 | 592 043 | 603 544 | 616 875 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 93 685 | 95 226 | 75 910 | 67 848 | 46 749 | 39 198 | 29 061 | |
• | Reisvoorziening | 803 237 | 328 169 | 407 351 | 697 953 | 731 604 | 767 637 | 798 021 | |
– | Bijdrage aan vervoers- bedrijven (R) | 996 331 | 547 964 | 601 109 | 869 571 | 898 985 | 926 543 | 955 692 | |
– | Gift (R) | 463 234 | 504 426 | 547 780 | 598 484 | 626 713 | 656 326 | 679 993 | |
– | Prestatiebeurs (R) | -656 328 | -724 222 | -741 539 | -770 102 | -794 094 | -815 231 | -837 664 | |
• | Overige uitgaven | 131 700 | 154 944 | 145 840 | 122 890 | 86 214 | 53 771 | 17 391 | |
– | Overige uitgaven relevant (R) | 70 468 | 103 595 | 110 532 | 114 590 | 118 235 | 120 861 | 123 653 | |
– | Overige uitgaven niet- relevant (NR) | 61 232 | 51 349 | 35 308 | 8 300 | -32 021 | -67 090 | -106 262 | |
Leningen | 1 354 449 | 1 466 772 | 1 535 667 | 1 533 144 | 1 605 879 | 1 661 783 | 1 707 023 | ||
– | Rentedragende lening (NR) | 1 252 579 | 1 277 551 | 1 308 632 | 1 329 958 | 1 391 200 | 1 435 970 | 1 470 752 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 101 870 | 189 221 | 227 035 | 203 186 | 214 679 | 225 813 | 236 271 | |
Bijdrage aan baten/ lastendiensten | 88 514 | 100 291 | 101 457 | 94 313 | 93 358 | 92 782 | 93 299 | ||
– | DUO (R) | 88 514 | 100 291 | 101 457 | 94 313 | 93 358 | 92 782 | 93 299 | |
Ontvangsten | 662 979 | 717 405 | 763 301 | 811 728 | 861 580 | 915 980 | 970 082 | ||
– | Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R) | 240 832 | 260 157 | 287 914 | 313 938 | 339 296 | 367 526 | 394 288 | |
– | Kortlopende vorderingen (R) | 61 536 | 71 875 | 60 974 | 52 629 | 52 656 | 52 628 | 52 629 | |
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 360 611 | 385 373 | 414 413 | 445 161 | 469 628 | 495 826 | 523 165 |
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal programma-uitgaven | 4 131 888 | 3 867 952 | 4 039 626 | 4 342 370 | 4 431 092 | 4 538 511 | 4 639 781 | |
• | Waarvan relevant (R) | 2 325 051 | 2 000 959 | 2 205 237 | 2 596 968 | 2 705 492 | 2 828 460 | 2 921 178 |
• | Waarvan niet-relevant (NR) | 1 806 836 | 1 866 993 | 1 834 389 | 1 745 402 | 1 725 600 | 1 710 051 | 1 718 603 |
Totaal ontvangsten | 662 979 | 717 405 | 763 301 | 811 728 | 861 580 | 915 980 | 970 082 | |
• | Waarvan relevant (R) | 302 368 | 332 032 | 348 888 | 366 567 | 391 952 | 420 154 | 446 917 |
• | Waarvan niet-relevant (NR) | 360 611 | 385 373 | 414 413 | 445 161 | 469 628 | 495 826 | 523 165 |
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en rentedragende leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen.
Inkomensoverdracht
Toelichting op de instrumenten
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten in het hoger onderwijs en deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten.
Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het verwijderen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.
Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het instrument basisbeurs waarborgt de algemene doelstelling door het wegnemen van financiële belemmeringen voor studerenden in het ho en de bol. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studerenden met basisbeurs | 618 730 | 643 300 | 655 900 | 670 200 | 679 000 | 683 900 | 689 400 |
bol | 220 271 | 230 100 | 236 700 | 244 700 | 247 800 | 246 800 | 245 300 |
hbo | 266 876 | 277 500 | 281 900 | 286 300 | 290 300 | 294 400 | 299 100 |
wo | 131 583 | 135 700 | 137 300 | 139 200 | 140 900 | 142 700 | 145 000 |
Alleen (nul)lening | 99 020 | 101 200 | 102 500 | 104 100 | 105 600 | 106 800 | 108 500 |
bol | 2 146 | 2 200 | 2 200 | 2 300 | 2 400 | 2 300 | 2 300 |
hbo | 43 151 | 44 300 | 45 000 | 45 700 | 46 400 | 47 000 | 47 800 |
wo | 53 723 | 54 700 | 55 300 | 56 100 | 56 800 | 57 500 | 58 400 |
Totaal | 717 750 | 744 500 | 758 400 | 774 300 | 784 600 | 790 700 | 797 900 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.
Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een lening en de reisvoorziening.
In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen. Ter indicatie: in 2011 betrof dit circa 8 000 studenten in het ho en 400 in de bol.
Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het niet het streven is van de overheid dat zoveel mogelijk studerenden gebruik maken van de basisbeurs. Indien studerenden op een andere wijze hun studie kunnen financieren is de toegankelijkheid van het onderwijs ook gewaarborgd. Uit eerdere analyse van doorstroomgegevens blijkt dat tussen de 15% en 25% van de scholieren met voldoende vooropleiding niet onmiddellijk kiest voor een opleiding in het hoger onderwijs. Financiële motieven spelen bij deze keuze nauwelijks een rol.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 113 286 | 123 951 | 125 161 | 130 589 | 132 343 | 131 852 | 131 073 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 158 486 | 177 414 | 204 645 | 219 731 | 237 440 | 245 610 | 249 103 |
ho direct gift (ho met diploma) | 6 047 | 5 228 | 5 376 | 5 479 | 5 577 | 5 678 | 5 789 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 595 233 | 646 116 | 703 093 | 757 296 | 794 892 | 860 496 | 903 364 |
Totaal | 873 053 | 952 708 | 1 038 274 | 1 113 094 | 1 170 252 | 1 243 636 | 1 289 330 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 222 000 | 222 167 | 228 129 | 235 917 | 238 875 | 237 960 | 236 518 |
bol omzettingen | – 158 486 | – 177 414 | – 204 645 | – 219 731 | – 237 440 | – 245 610 | – 249 103 |
ho toekenningen | 873 050 | 900 966 | 914 740 | 926 503 | 951 050 | 1 004 269 | 1 067 339 |
ho omzettingen | – 639 094 | – 692 073 | – 750 720 | – 806 579 | – 847 491 | – 920 459 | – 965 972 |
Totaal | 297 470 | 253 646 | 187 505 | 136 111 | 104 993 | 76 160 | 88 781 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deze maatregel stelt studerenden in staat om aan het begin van de studie zonder al te grote financiële consequenties een betere studiekeuze te maken. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol | 102 301 | 106 100 | 109 200 | 113 000 | 114 200 | 113 500 | 112 600 |
hbo | 81 252 | 83 400 | 84 800 | 86 100 | 87 300 | 88 500 | 89 900 |
wo | 25 785 | 26 200 | 26 600 | 26 900 | 27 300 | 27 600 | 28 100 |
Totaal | 209 338 | 215 700 | 220 600 | 226 000 | 228 800 | 229 600 | 230 600 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. Uit de vergelijking van deze gegevens met de aantallen basisbeurs uit tabel 11.4 blijkt dat in 2013 ongeveer 34% van de studerenden met een basisbeurs een aanvullende beurs ontvangt. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 209 098 | 221 249 | 227 748 | 236 303 | 237 717 | 234 874 | 231 600 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 103 191 | 112 913 | 122 329 | 130 933 | 138 196 | 147 868 | 158 896 |
ho direct gift (ho met diploma) | 36 792 | 37 311 | 38 480 | 39 288 | 40 248 | 41 140 | 42 179 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 140 698 | 144 723 | 159 066 | 170 494 | 175 882 | 179 662 | 184 200 |
Totaal | 489 779 | 516 196 | 547 623 | 577 018 | 592 043 | 603 544 | 616 875 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 137 708 | 144 076 | 147 350 | 152 920 | 154 998 | 155 449 | 155 173 |
bol omzettingen | – 103 191 | – 112 913 | – 122 329 | – 130 933 | – 153 106 | – 162 821 | – 173 785 |
ho toekenningen | 217 390 | 228 459 | 231 586 | 238 674 | 243 547 | 249 619 | 255 787 |
ho omzettingen | – 158 221 | – 164 397 | – 180 698 | – 192 813 | – 198 690 | – 203 048 | – 208 114 |
Totaal | 93 685 | 95 226 | 75 910 | 67 848 | 46 749 | 39 198 | 29 061 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Deze is naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend). De aanvullende beurs wordt vanaf 2010 met € 22 per jaar verhoogd (prijspeil 2009) conform een wetswijziging betreffende het collegegeld (Kamerstuk 31 790, A).
Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen. Studerenden kunnen kiezen tussen een week- of een weekendreisproduct.
Alle studenten in het hoger onderwijs kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur. Met ingang van het studiejaar 2012/2013 geldt voor het gebruik van de reisvoorziening één uitloopjaar in plaats van drie uitloopjaren (Kamerstuk 33 145, nr. 32). De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht | 644 700 | 657 700 | 626 000 | 639 700 | 648 700 | 654 500 | 661 100 |
bol | 192 548 | 196 000 | 201 600 | 208 400 | 211 000 | 210 200 | 209 000 |
ho | 452 152 | 461 700 | 424 400 | 431 300 | 437 700 | 444 300 | 452 100 |
Aantal RBS | 17 828 | 18 300 | 18 500 | 18 800 | 19 100 | 19 200 | 19 500 |
bol | 2 418 | 2 500 | 2 500 | 2 600 | 2 700 | 2 600 | 2 600 |
ho | 15 410 | 15 800 | 16 000 | 16 200 | 16 400 | 16 600 | 16 900 |
Totaal | 662 528 | 676 000 | 644 500 | 658 500 | 667 800 | 673 700 | 680 600 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een elektronisch reisproduct op een ov-chipkaart of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Betaling aan vervoersbedrijven | 996 331 | 547 964 | 601 109 | 869 571 | 898 985 | 926 543 | 955 692 |
bol prestatiebeurs | -174 316 | -197 215 | -207 767 | -220 005 | -228 110 | -232 699 | -236 848 |
bol omzettingen | 117 951 | 131 637 | 148 731 | 162 590 | 175 167 | 189 207 | 197 219 |
ho prestatiebeurs | -482 012 | -527 007 | -533 772 | -550 096 | -565 984 | -582 532 | -600 816 |
ho omzettingen | 325 744 | 350 849 | 376 357 | 412 393 | 427 305 | 442 153 | 457 024 |
RBS en overig | 19 539 | 21 940 | 22 693 | 23 501 | 24 241 | 24 965 | 25 750 |
Totaal reisvoorziening | 803 237 | 328 169 | 407 351 | 697 953 | 731 604 | 767 637 | 798 021 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; Bron 2012 – 2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is voor een groot deel vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening | 1 169 137 | 1 188 704 | 1 213 817 | 1 232 714 | 1 269 158 | 1 289 924 | 1 294 756 |
Omzettingen prestatiebeurs naar rentedragende lening | 83 442 | 88 847 | 94 816 | 97 244 | 122 041 | 146 045 | 175 995 |
Collegegeldkrediet | 101 870 | 185 022 | 227 035 | 203 186 | 214 679 | 225 813 | 236 271 |
Totaal | 1 354 449 | 1 462 573 | 1 535 667 | 1 533 144 | 1 605 879 | 1 661 783 | 1 707 023 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het begrotingstekort/EMU-saldo, zoals de rentedragende leningen en het collegekrediet.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs. Daarnaast kunnen debiteuren met vijf zogenoemde jokerjaren de terugbetaling aan bijzondere omstandigheden aanpassen.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdsom (NR) | 360 611 | 385 373 | 414 413 | 445 161 | 469 628 | 495 826 | 523 165 |
Relevante rentedragende lening | 8 467 | 6 299 | 4 677 | 3 473 | 2 579 | 1 915 | 1 422 |
Rente-ontvangsten | 227 478 | 249 298 | 279 359 | 307 167 | 333 912 | 363 226 | 390 838 |
Renteloos voorschot | 4 887 | 4 560 | 3 878 | 3 298 | 2 804 | 2 385 | 2 028 |
Totaal | 601 443 | 645 530 | 702 327 | 759 099 | 808 924 | 863 352 | 917 453 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is. Deze ontvangsten zijn aflopend.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Achterstallig Lager Recht (ALR) | 45 189 | 45 189 | 45 189 | 45 189 | 45 189 | 45 189 | 45 189 |
Reisvoorziening | 16 108 | 16 846 | 8 612 | 613 | 613 | 613 | 613 |
Overig | 239 | 9 839 | 7 173 | 6 826 | 6 853 | 6 826 | 6 826 |
Totaal | 61 536 | 71 875 | 60 974 | 52 629 | 52 656 | 52 628 | 52 629 |
Bron 2011: realisatiegegevens DUO; bron 2012–2017: ramingsmodel SF
Toelichting:
De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.
Bijdragen aan baten/lastendiensten
DUO
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Artikel