A Algemene doelstelling
Een goede woon- en leefomgeving in steden en dorpen alsmede de vraaggerichte (her)ontwikkeling en (ver)bouw van veilige, gezonde, betaalbare, energiezuinige huizen en gebouwen.
B Rol en verantwoordelijkheid
Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken, waardoor onder andere meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.
Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor de bouwregelgeving (beheer en vernieuwing/aanpassing). De Minister geeft invulling aan de stelselverantwoordelijkheid door kaderstelling, door het stellen van minimumeisen aan de staat, het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken in wet- en regelgeving, ondersteuning van innovatie en monitoring.
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2– uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en zachte leningen) en monitoring.
Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners. De zorg van de Minister geldt met name voor het ondersteunen van regionale partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.
Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.
Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister op aanvraag van de gemeenteraad, gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Dreigende polarisatie of jihadisme kan ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden.
C Beleidswijzigingen
Met als doel een betere en duurzame leer- en werkomgeving voor leerlingen en docenten hebben de ministeries van BZK, EZ, IenM en OCW, het Klimaatverbond, Ruimte-OK, de VNG, de PO-Raad en de VO-raad besloten een « Green Deal Verduurzaming Scholen» op te stellen. Het potentieel aan schoolgebouwen is groot: in Nederland staat voor 18 miljoen vierkante meter aan schoolgebouwen. Verduurzaming van schoolgebouwen leidt tot veel energiebesparing en dus lagere energiekosten voor scholen. Verbetering van het binnenmilieu leidt tot betere leerprestaties van leerlingen en betere arbeidsomstandigheden voor docenten. Met de Green Deal wordt een belangrijke stap gezet richting uitvoering van de afspraak uit het Energieakkoord met betrekking tot scholen.
Met het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen wordt een stelsel geïntroduceerd waarmee private instrumenten voor kwaliteitsborging tijdens de bouw en bij oplevering een rol krijgen. De gemeentelijke preventieve toets van een bouwplan vervalt hiermee. De private instrumenten worden beoordeeld door een toelatingsorganisatie (een ZBO), die in 2016 verder moet worden opgezet en ingericht, zodat de organisatie in de loop van 2016 instrumenten kan beoordelen en toelaten.
Ook wordt in 2016 gewerkt aan de verdere uitwerking van de onderliggende regelgeving bij het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen, zodat het nieuwe stelsel vanaf 2017 stapsgewijs kan worden ingevoerd.
De ondersteuning van de krimp- en anticipeerregio’s door het rijk bij het begeleiden van regionale krimpopgaven verschuift van bewustwording en visievorming naar regionale uitvoering van aanpakken en acties. Met alle krimp- en anticipeerregio’s en de desbetreffende provincies worden daartoe samenwerkingsagenda’s opgesteld met een looptijd tot uiterlijk 2019. Daarna worden de regio’s geacht de met krimp samenhangende problematiek zelfstandig op te kunnen pakken. Dit zal onderdeel zijn van een evaluatie in 2020.
D1 Budgettaire gevolgen van beleid
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: | 118.601 | 308.085 | 105.530 | 67.209 | 22.535 | 18.886 | 18.111 | |
Uitgaven: | 90.136 | 175.585 | 26.530 | 20.219 | 217.535 | 218.886 | 18.111 | |
Waarvan juridisch verplicht | 77% | |||||||
2.1 | Energie en bouwkwaliteit | 67.505 | 81.111 | 15.588 | 9.999 | 207.999 | 209.550 | 9.175 |
Subsidies | 64.830 | 69.474 | 9.182 | 4.016 | 202.336 | 204.187 | 3.814 | |
Beleidsprogramma Energiebesparing | 4.825 | 6.564 | 8.222 | 3.216 | 3.216 | 3.217 | 3.214 | |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 1.306 | 1.850 | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 | |
Energiebesparing verhuurders | 0 | 400 | 300 | 200 | 198.520 | 200.370 | 0 | |
FES IAGO | 0 | 360 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 1.709 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Revolverend fonds EGO | 50.000 | 60.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Tijdelijke regeling blok voor blok | 80 | 300 | 60 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing | 6.910 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 2.675 | 11.637 | 6.406 | 5.983 | 5.663 | 5.363 | 5.361 | |
Beleidsprogramma Energiebesparing | 1.634 | 9.295 | 4.313 | 3.853 | 3.533 | 3.233 | 3.231 | |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 998 | 2.342 | 2.093 | 2.130 | 2.130 | 2.130 | 2.130 | |
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 43 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2.2 | Woningbouwproductie | 18.880 | 19.384 | 8.583 | 8.023 | 7.289 | 7.089 | 7.089 |
Subsidies | 340 | 200 | 200 | 200 | 200 | 0 | 0 | |
Beleidsprogramma woningbouwproductie | 340 | 200 | 200 | 200 | 200 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 377 | 1.723 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | |
Beleidsprogramma woningbouwproductie | 377 | 1.723 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | |
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 18.163 | 17.461 | 6.810 | 6.250 | 5.516 | 5.516 | 5.516 | |
Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap RvO) | 18.163 | 17.461 | 6.810 | 6.250 | 5.516 | 5.516 | 5.516 | |
2.3 | Kwaliteit woonomgeving | 3.551 | 1.890 | 1.959 | 1.797 | 1.847 | 1.847 | 1.847 |
Subsidies | 2.650 | 749 | 749 | 749 | 799 | 799 | 799 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 2.650 | 749 | 749 | 749 | 799 | 799 | 799 | |
Opdrachten | 776 | 1.141 | 1.210 | 1.048 | 1.048 | 1.048 | 1.048 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 758 | 1.141 | 1.210 | 1.048 | 1.048 | 1.048 | 1.048 | |
Wijkverpleegkundigen | 18 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdragen aan andere overheden | 125 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 125 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2.4 | Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 200 | 73.200 | 400 | 400 | 400 | 400 | 0 |
Leningen | 0 | 72.800 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 0 | 72.800 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 200 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | 0 | |
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 200 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | 0 | |
Ontvangsten: | 305 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 |
D2 Budgetflexibiliteit
Het uitgavenbudget 2016 van artikel 2 is voor 77% juridisch verplicht.
Subsidies
De subsidies op het gebied van energiebesparing en bouwkwaliteit, woningbouwproductie en kwaliteit woonomgeving zijn voor het begrotingsjaar volledig juridisch verplicht. Dit betreft ondermeer de subsidies aan de VNG en het LSA.
Opdrachten
De budgetten (opdrachten) voor de beleidsprogramma’s Energiebesparing Gebouwde Omgeving, Bouwregelgeving en Woningproductie zijn voor het begrotingsjaar gedeeltelijk juridisch verplicht. Hetzelfde geldt voor de opdrachten voor het beleidsprogramma Woonomgeving.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
De bijdragen aan baten-lastenagentschappen zijn voor het begrotingsjaar voor 100% juridisch verplicht. Het betreft verplichtingen die aangegaan zijn voor de uitvoeringsprogramma’s die de Rijksdienst voor Ondernemend NL uitvoert in opdracht van het ministerie.
E Toelichting op de instrumenten
Ter uitvoering van de motie Leegte (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 196 nr. 278) is in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen, voortvloeiende uit het energieakkoord. In bovenstaande budgettaire tabel zijn de budgetten voor de maatregelen op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving inzichtelijk gemaakt.
2.1 Energie en bouwkwaliteit
Subsidies
Beleidsprogramma Energiebesparing
In 2016 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het in 2013 gesloten Energieakkoord voor duurzame groei.
Conform de afspraak uit het Energieakkoord voor duurzame groei stelt het kabinet in 2016 € 5 mln. beschikbaar aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter stimulering van de energiebesparing door eigenaren-bewoners.
Voorts wordt de in 2015 begonnen voorlichtingscampagne in samenwerking tussen een aantal van de partijen van het Energieakkoord in 2016 voortgezet.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Zie toelichting bij opdrachten.
Energiebesparing verhuurders
In 2016 zet de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de uitvoering voort van de stimuleringsregeling energieprestatie huursector van € 400 mln. voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen. De subsidies worden uitgekeerd in 2018–2019.
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
In 2016 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het Energieakkoord voor duurzame groei van 2013.
Begin 2015 heeft het Rijk alle woningeigenaren die nog geen energielabel hadden een voorlopig energielabel verstrekt dat via een webtool omgezet kan worden in een definitief energielabel op basis van de Europese herziene EPBD-richtlijn. In 2016 wordt het hiertoe ingevoerde systeem inclusief helpdesk en monitoring doorontwikkeld.
In 2016 worden de acties voortgezet uit de Routekaart bijna-energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020, die in 2015 is opgesteld in nauw overleg met marktpartijen conform de motie Monasch-Koolmees (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 194, nr.15). Bij de uitvoering wordt ook gebruik gemaakt van de evaluatie van het programma Excellente Gebieden voor extra energiezuinige nieuwbouw.
In 2016 wordt tevens bijgedragen aan de in 2015 gestarte acties uit het Energieakkoord voor duurzame groei op het gebied van de utiliteitsbouw, te weten naleving en handhaving Wet milieubeheer, pilots Energieprestatiekeur en Expertisecentrum. Trekkers zijn de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken. In 2016 wordt ook bijgedragen aan de afspraken uit de Green Deal Verduurzaming Scholen van 2014, waarin onder meer ook de ministeries van Economische Zaken, van Infrastructuur en Milieu en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten participeren.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
De Minister is verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel van bouwregelgeving op grond van de Woningwet, in afstemming met de Europese regelgeving en normen. Dit stelsel wordt onder andere ondersteund met een aantal vaste jaarlijkse bijdragen aan NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften. De laatste commissie zal de adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften vervangen.
In 2016 zal de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» worden voortgezet en worden eventuele wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 aangebracht. In 2016 wordt ook verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet inclusief het Bouwbesluit in de Omgevingswet.
In samenhang met het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen zal de bijdrage aan Stichting Bouwkwaliteit (SBK) worden afgebouwd. In plaats daarvan zal een substantieel deel van de gelden worden ingezet voor het opzetten van de nieuwe toelatingsorganisatie en het voorbereiden van de markt op het nieuwe stelsel.
Naast de verdere uitwerking van de onderliggende regelgeving bij het wetsvoorstel wordt in overleg met verschillende consumentenpartijen gewerkt aan het versterken van de vraaggerichtheid in de bouwsector en van de positie van de bouwconsument, naast de wijzigingen die in het privaatrecht plaatsvinden in het kader van het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen. Hierbij kan gedacht worden aan het opzetten van een benchmarkingsysteem.
2.2. Woningbouwproductie
Subsidies
Beleidsprogramma woningbouwproductie
In 2016 wordt aan een aantal partijen een beperkte subsidie verstrekt ten behoeve van de uitvoering van het beleid. Het gaat hier met name om communicatie en voorlichting aan de burger over aangepaste wet- en regelgeving en het verspreiden van goede voorbeelden en innovatieve werkwijzen.
Opdrachten
Beleidsprogramma woningbouwproductie
Ook in 2016 wordt de woningproductie gestimuleerd door kennisoverdracht en andere vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld door directe betrokkenheid van het Rijk bij verstedelijkingskeuzes en de programmering van nieuwbouwwoningen in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Vernieuwing in de bouwsector zal gestimuleerd blijven worden en waar mogelijk zullen knelpunten in de relevante wet- en regelgeving worden weggenomen.
Per 1 januari 2015 is het Expertteam Versnellen van start gegaan. Dit expertteam richt zich tot 2018, op het verminderen van (lokale) regeldruk en het bieden van hulp bij een nieuwe aanpak van gebiedsontwikkeling en het vlottrekken van vastzittende (woning)bouwprojecten. In de brief van 9 april 2015 (Kamerstukken II, 32 757, 2014–2015 nr. 113) is de stand van zaken weergegeven.
Het Expertteam Eigenbouw zal ook in 2016 vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemeenten hulp en advies bieden bij het starten van projecten voor particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. Doelstelling daarbij is om particulier opdrachtgeverschap een structureel onderdeel van de bouwstroom te doen zijn.
Het Expertteam (kantoor) Transformatie ondersteunt ook in 2016 gemeenten, corporaties en overige betrokkenen bij het concreet in gang zetten van de transformatie van leegstaand vastgoed. Hier wordt nu ook overig leegstaand maatschappelijk vastgoed bij betrokken Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de inmiddels met IenM opgerichte Expertpool Planschade. Deze expertpool adviseert gemeenten en andere betrokkenen over het vermijden van planschade bij voorgenomen bestemmingswijzigingen. Daarnaast wordt samengewerkt met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) om vrijkomende rijkskantoren te herbestemmen tot woonruimte.
In het kader van stedelijke vernieuwing gaat in 2016 specifieke aandacht uit naar de (goedkopere) particuliere woningvoorraad en in het bijzonder het functioneren van de Vereniging van Eigenaren (VvE’s). In een op 12 juni 2014 verzonden brief (Kamerstukken II, 27 926, 2013–2014, nr. 226) is aangegeven welke acties door het Rijk en de verantwoordelijke partijen zullen worden ondernomen om het functioneren van VvE’s te verbeteren. Planning is dat de daarvoor noodzakelijke aanpassingen in de wet- en regelgeving medio 2016 in werking treden.
In 2016 wordt samen met het Ministerie van IenM verder gewerkt aan een wettelijke regeling voor Stedelijke herverkaveling in het kader van de Omgevingswet. Stedelijke herverkaveling betreft het slim ruilen van grondbezit tussen private partijen om woningbouw in stedelijk gebied mogelijk te maken. Daarnaast is aan de Tweede Kamer als uitvloeisel van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (Kamerstukken II, 33 192, 2012–1013, nr. 12) een brief gezonden over de effecten van zelfrealisatie.
Overeenkomstig de aanbeveling van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (Kamerstukken II, 33 194, 2012–2013) en de reactie van het kabinet daarop (Kamerstukken II, 33 194, 2013–2014), wordt in 2016 met de Tweede Kamer gedebatteerd over de situatie op de woningmarkt en de ontwikkeling van de huizenprijzen en de daarop van invloed zijnde factoren. Daartoe ontvangt de Tweede Kamer jaarlijks voorafgaand aan de begrotingsbehandeling een overzicht van de voor de ontwikkelingen op de woningmarkt relevante indicatoren.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Beleidsprogramma woningbouw productie (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland/RVO)
De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. RVO voert in opdracht van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een programma uit gericht op kennisverspreiding, beleidsonderbouwing en uitvoering van subsidieregeling over de hele breedte van het woon- en bouwbeleid en speelt een belangrijke rol bij het invoeren van het energielabel.
2.3 Kwaliteit woonomgeving
Subsidies
Beleidsprogramma woonomgeving
Het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvangt in 2016 een subsidie voor het bevorderen van bewonersparticipatie. Er wordt gewerkt aan een vermindering van de subsidie over de komende jaren. De Kamer heeft hier in 2014 per brief een toelichting over ontvangen (Kamerstukken II, 34 000 XVIII, 2014–2015, nr. 21). Ook de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ontvangt in 2016 subsidie (Kamerstukken II, 33 000 2011–2012, nr.104). Hieruit wordt het Plattelandsparlement bekostigd. Het Plattelands Parlement is een 2-jaarlijkse activiteit waarbij actieve burgers en ondernemers op het platteland hun stem laten horen aan de landelijke beleidsmakers en politici, om burgerparticipatie te bevorderen. Ook andere projecten gericht op het betrekken van burgers bij hun directe leefomgeving worden met de subsidie bekostigd.
Opdrachten
Beleidsprogramma woonomgeving
Aanpak overlast
Voor de toepassing van het handhavingsinstrumentarium in de Woningwet wordt het tweejarig kennis- en leertraject met een zestal gemeenten in 2016 voortgezet. Daarnaast zal in het najaar 2015 de wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aan de Tweede Kamer worden aangeboden (Wbmgp), waardoor gemeenten de mogelijkheid wordt geboden om woningzoekenden te screenen. Dit ter beperking van overlastgevend en crimineel (waaronder radicaal, extremistisch of terroristisch) gedrag in bepaalde wooncomplexen, straten of gebieden waar de leefbaarheid ernstig onder druk staat. Daar wordt ook een kennis- en leertraject aan gekoppeld. Ook ondersteunt het Ministerie van BZK i.s.m. SZW en NCTV gemeenten via een leerkring «integrale (preventieve) aanpak radicalisering», ondermeer gericht op jongeren in lokale risicogebieden, versterking van sociale wijkteams en het bevorderen van sociale stabiliteit in buurten en wijken. Bovendien ondersteunt het Rijk gemeenten in hun aanpak tegen ondermijnende criminaliteit.
Verder is het Ministerie van BZK partner in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat zich richt op wonen, werk en onderwijs.
Op het terrein van de huisvesting van studenten wordt de monitoring van studentenhuisvesting doorgezet.
Het Rijk ondersteunt met de uitvoering van de Transitieagenda «Langer zelfstandig wonen» (juni 2014) de beweging dat ouderen langer zelfstandig willen wonen, met regie over eigen leven. De regionale en lokale opgave vragen om maatwerk, gezien de grote verschillen tussen de regio’s. Daarnaast is het Ministerie van BZK samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor het kennis- en experimentenprogramma Wonen en Zorg. Dit wordt uitgevoerd door Platform 31, Movisie en Kenniscentrum Wonen en Zorg van Aedes/Actiz.
Vanuit het programma Flexwonen en de Nationale Verklaring ondersteunt het Ministerie van BZK gemeenten, werkgevers en huisvesters bij de totstandkoming van meer en betere huisvesting voor EU-arbeidsmigranten in negen regio’s. De Minister voor WenR voert de regie hierover en BZK ondersteunt de uitvoering. Doordat er voor arbeidsmigranten een groot tekort is aan tijdelijke huisvesting, leven zij vaak onder omstandigheden die niet aan wet- en regelgeving voldoen. Eind 2015 wordt de uitvoeringagenda 2016/2017 opgesteld.
Leefbaarheid in de woonomgeving
In 2016 worden experimenten die de positie van de burgers versterken voortgezet. Het doel is ruimte te bieden aan maatschappelijke initiatieven die de leefbaarheid vergroten en meer maatschappelijk rendement op leefbaarheid te bereiken. Hierbij worden gemeenten, maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers ondersteund en knellende wet- en regelgeving wordt aangepakt en opgelost. Ook wordt er geëxperimenteerd met de Buurtwet, die burgers juridisch een positie geeft. Het Convenant met de filantropische sector wordt voortgezet en er wordt gezocht naar nieuwe financieringswijzen zoals Social Impact Bonds.
Programma Bevolkingsdaling
Gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers zijn primair verantwoordelijk voor het oplossen van knelpunten als gevolg van bevolkingsdaling, vergrijzing en ontgroening. In 2016 ondersteunt het Ministerie van BZK de krimp- en anticipeerregio’s bij het begeleiden van regionale krimpopgaven. Deze ondersteuning verschuift van bewustwording en visievorming naar regionale uitvoering van aanpakken en acties. Met alle krimp- en anticipeerregio’s en de desbetreffende provincies worden daartoe samenwerkingsagenda’s opgesteld met een looptijd tot uiterlijk 2019. Het Rijk draagt daarvoor diverse instrumenten aan, zoals de transitieatlas. Ook ondersteunt het Rijk regionale experimenten en levert het kennis en expertise. Waar mogelijk worden knelpunten in wet- en regelgeving weggenomen.
De samenwerkingsagenda’s zijn onderdeel van een in 2016 op te stellen nieuw Interbestuurlijk Actieprogramma Bevolkingsdaling. In dit actieprogramma wordt de ondersteuning van de VNG en het IPO bij de krimpaanpak benoemd.
2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
Leningen
Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders
In 2016 wordt de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voortgezet van het Fonds energiebesparing huursector dat laagrentende leningen verstrekt voor het uitvoeren van renovaties aan woningen in de huursector (onder en boven de liberalisatiegrens) met een zeer hoge energiebesparingsambitie, zoals «nul op de meter»-woningen. In totaal is inclusief uitvoeringskosten, € 75 mln. beschikbaar voor het fonds. Deze middelen kennen een revolverend karakter. De terugontvangsten (aflossingen en rente) worden niet geraamd, maar vloeien jaarlijks na realisatie terug in het fonds. Hierdoor blijft komt budget beschikbaar voor het uitzetten van nieuwe leningen.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders
Betreft de uitvoeringskosten voor het revolverende Fonds energiebesparing huursector. De uitvoering is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de renteopslag bij de te verstrekken leningen. Daarmee worden de uitvoeringskosten, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.