Budgettaire gevolgen van beleid
Vastgestelde begroting (1) | Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB) (2) | Mutaties 2e suppletoire begroting (3) | Stand 2e suppletoire begroting (4)= (2+3) | |||
---|---|---|---|---|---|---|
Mutaties Miljoenennota (t+1) | Overige mutaties 2e suppletoire begroting | |||||
Verplichtingen | 2.250.544 | 2.436.167 | 917.305 | ‒ 221.295 | 3.132.177 | |
Uitgaven | 2.190.296 | 2.247.692 | 469.500 | ‒ 139.781 | 2.577.411 | |
Waarvan juridisch verplicht | 100% | 100% | ||||
13.02 Exploitatie, onderhoud en vernieuwing | 1.599.243 | 1.606.036 | 359.271 | ‒ 13.724 | 1.951.583 | |
13.03 Ontwikkeling | 424.047 | 442.704 | 110.229 | ‒ 123.468 | 429.465 | |
13.03.01 Aanleg personenvervoer | 311.383 | 335.948 | 12.072 | ‒ 82.393 | 265.627 | |
13.03.02 Aanleg goederenvervoer | 13.557 | 52.355 | 25.848 | 18.207 | 96.410 | |
13.03.03 Optimalisering gebruik | 0 | 2.000 | 0 | 0 | 2.000 | |
13.03.04 Planning en studies personenvervoer | 85.383 | 41.421 | 54.263 | ‒ 50.367 | 45.317 | |
13.03.05 Planning en studies goederenvervoer | 13.724 | 10.980 | 18.046 | ‒ 8.915 | 20.111 | |
13.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS | 167.006 | 198.952 | 0 | ‒ 2.589 | 196.363 | |
13.07 Rente en aflossing | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten | 208.458 | 207.017 | 39.705 | ‒ 13.735 | 232.987 | |
13.09 Ontvangsten | 208.458 | 207.017 | 39.705 | ‒ 13.735 | 232.987 |
Toelichting
Verplichtingen
Het verplichtingenbudget wordt bij 2e suppletoire begroting met in totaal € 0,7 miljard verhoogd. Hiervan is € 0,9 miljard verwerkt in de mutaties Miljoenennota. Doordat in de ontwerpbegroting 2023 de verplichtingenmutaties niet worden toegelicht volgt hieronder een toelichting op de grootste mutaties:
– De ophoging van het verplichtingenbudget wordt deels veroorzaakt door een prijsbijstelling van de EOV in 2022 van € 88 miljoen.
– De ophoging van het verplichtingenbudget wordt daarnaast veroorzaakt door een verplichtingenschuif van € 77 miljoen voor brandwerende voorzieningen Rotterdam waarvoor het bedrag volledig in 2022 wordt beschikt. De verplichtingen voor 2023 en 2024 worden naar 2022 verschoven.
– Het resterend bedrag wordt verklaard door de in de ontwerpbegroting 2023 toegelichte kasmutaties.
De overige mutaties 2e suppletoire begroting (- € 221,3 miljoen) wordt hieronder toegelicht. De lagere verplichtingen van € 221,3 miljoen worden met name veroorzaakt door:
– Saldo 2022 (- € 246 miljoen): dit betreft een hogere verplichting van € 48 miljoen voor beheer, onderhoud en vervanging. Voor diverse aanlegprojecten (- € 337 miljoen) zijn lagere verplichtingen aangegaan. Daarnaast is voor de beschikbaarheidsvergoeding Infraspeed (IP) (€ 43 miljoen) hogere verplichtingen aangegaan. Het saldo wordt in 2023 aan de betreffende artikelonderdelen toegevoegd, zodat de omvang van de budgetten meerjarig ongewijzigd blijft.
– Het verplichtingenbudget wordt met € 23 miljoen verhoogd vanwege een afspraak met het Havenbedrijf Rotterdam over de onderhoudskosten van de sporen op de Tweede Maasvlakte. Dit wordt onder uitgaven nader toegelicht.
Uitgaven
Het uitgavenbudget wordt bij 2e suppletoire begroting met in totaal € 329,7 miljoen verhoogd. Hiervan is € 469,5 miljoen verwerkt in de mutaties Miljoenennota en aldaar toegelicht. De overige mutaties 2e suppletoire begroting (- € 139,8 miljoen) wordt hieronder toegelicht.
13.02 Exploitatie, onderhoud en vernieuwing
Dit artikelonderdeel wordt verlaagd met € 13,7 miljoen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het saldo 2022 (- € 36,7 miljoen) en de bijdrage van het Havenbedrijf Rotterdam aan de onderhoudskosten van de sporen op de Tweede Maasvlakte (€ 23 miljoen).
Saldo 2022
Er is sprake van een lagere realisatie ten opzichte van de programmering van € 36,7 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door de middelen voor onderhoud sporen Tweede Maasvlakte (- € 29 miljoen) die niet in 2022 benodigd zijn en worden daarom doorgeschoven naar 2023. Daarnaast schuift de betaling van de BTW gebruiksvergoeding (- € 7 miljoen) voor december door naar januari 2023.
Het saldo wordt in 2023 aan de betreffende artikelonderdelen toegevoegd, zodat de omvang van de budgetten meerjarig ongewijzigd blijft.
Bijdrage Havenbedrijf Rotterdam
Met het Havenbedrijf Rotterdam is afgesproken dat de onderhoudskosten van de sporen op de Tweede Maasvlakte in één keer worden afgekocht in 2022, in plaats van betaling in jaarlijkse termijnen. Dit leidt tot hogere ontvangsten in 2022 en daarmee komen de eerder geboekte ontvangsten per jaar te vervallen. Deze ontvangsten worden toegevoegd aan het budget voor exploitatie, onderhoud en vernieuwing. Hierdoor wordt het uitgavenbudget verhoogd met € 23 miljoen.
13.03 Ontwikkeling
Dit artikelonderdeel wordt verlaagd met € 123,5 miljoen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het saldo 2022 (- € 116,2 miljoen), een overboeking naar Hoofdstuk XII voor diverse specifieke uitkeringen aan provincies (- € 22,8 miljoen) en overboekingen vanuit andere ministeries (€ 12,8 miljoen).
Saldo 2022
Er is sprake van een lagere realisatie ten opzichte van de programmering van € 209,1 miljoen. Op dit artikelonderdeel is een overprogrammering opgenomen van € 92,9 miljoen in 2022. Daarmee resteert een voordelig saldo van € 116,2 miljoen. De lagere realisatie van € 209,1 miljoen op het programma wordt voornamelijk veroorzaakt door de volgende projecten:
– Programma overwegen (- € 47,5 miljoen): Dit programma bestaat uit een veelvoud van deelprogramma’s. De lagere realisatie speelt met name binnen het deelprogramma Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO). In februari 2022 is de ‘Tijdelijke regeling specifieke uitkering LVO 2022–2028’ gepubliceerd, waarmee het mogelijk is om voor de periode 2022-2028 de bijdragen vanuit het ministerie voor projecten te beschikken. In de loop van 2022 is gebleken dat alleen het LVO-project in Apeldoorn zich nu in de fase bevindt waarop een bijdrage kan worden verstrekt. De andere LVO-projecten bevinden zich nog in een fase waarbij nog niet aan alle voorwaarden van de SPUK-regeling is voldaan. Hierdoor verschuift een groot deel van de voor 2022 geplande kasuitgaven naar 2023.
– Spoorcapaciteit 2030 (- € 42,5 miljoen): Dit programma bestaat uit meerdere deelprogramma’s en -projecten. Van het totale budget in 2022 wordt € 42,5 miljoen naar 2023 geschoven, vanwege tekorten aan personele capaciteit, problemen met leveringen van materialen en capaciteit op het landelijke en regionale elektriciteitsnet, en een vertraging in de subsidiebeschikking voor het deelproject 'MLT-realisatie overige maatregelen'.
– Emplacement op orde (€ 20,8 miljoen): De hogere realisatie wordt met name verklaard doordat de uitgavenplanning in de Ontwerpbegroting 2023 gebaseerd was op het voorlopige ontwerp. De huidige kasstroom is gebaseerd op de in 2022 verleende aanvullende subsidiebeschikking. De uitvoeringscontracten zijn, op één na, ondertekend waardoor een scherper beeld over de voortgang van de werkzaamheden, de planning van de aannemers en de uitgavenplanning is verkregen.
– Programma behandelen en opstellen (- € 16,2 miljoen): De lagere realisatie wordt veroorzaakt door het annuleren of opschorten van een aantal projecten vanwege het taakstellend budget van het programma, wat anders overschreden dreigde te worden. Daarnaast is er vertraging opgetreden bij een aantal projecten.
– Programma fietsparkeren (- € 12,1 miljoen): Het plan- en besluitvormingsproces rond deze vaak complexe projecten verloopt langzamer dan verwacht. Daarnaast is bij de diverse studie- en realisatieprojecten vertraging opgetreden als gevolg van capaciteitsgebrek waardoor onder andere de grondverwerving, het verkrijgen van opstalrecht of de verlening van benodigde vergunningen, meer tijd kost dan gepland.
– Maaslijn (- € 11,7 miljoen): De lagere realisatie wordt veroorzaakt doordat ProRail zich genoodzaakt zag om de aanbesteding van het project in te trekken, zoals ook toegelicht aan de Kamer (Kamerstuknummer 35 925 A, nr. 69). Deze situatie is ontstaan naar aanleiding van de enorme gevolgen van de oorlog in Oekraïne op de materiaalketen. Hierdoor is het noodzakelijk dat er voor het project een aangepaste aanbestedingsstrategie gemaakt moet worden. In het laatste kwartaal van 2022 levert ProRail stabiele en robuuste beslisinformatie op basis waarvan er duidelijkheid komt over de nieuwe kasstroom.
– Toegankelijkheid stations (- € 10 miljoen): De lagere realisatie wordt veroorzaakt doordat de planning van een aantal deelprogramma’s is herijkt en de uitgavenstroom daarop is aangepast. Daarnaast zijn als gevolg van het combineren van werkzaamheden de hiervoor geplande uitgaven lager uitgevallen. De hierdoor ontstane vrijval is toegevoegd aan de post onvoorzien.
Het saldo wordt in 2023 aan de betreffende artikelonderdelen toegevoegd, zodat de omvang van de budgetten meerjarig ongewijzigd blijft.
Overboeking naar Hoofdstuk XII
De verlaging van het uitgavenbudget met € 22,8 miljoen wordt veroorzaakt door een overboeking naar Hoofdstuk XII voor de uitbetaling van diverse specifieke uitkeringen aan provincies die vanaf dit jaar niet meer via de decentralisatie-uitkering verstrekt kunnen worden. Deze specifieke uitkeringen aan de provincies Utrecht, Limburg, Overijssel en Drenthe zijn bedoeld ter dekking van het exploitatie- of beheertekort van de decentrale spoor- en tramdiensten, ten behoeve van de instandhouding van die diensten.
Overboeking vanuit andere ministeries
De verhoging van het uitgavenbudget van € 12,8 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door een overboeking vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In 2021 heeft BZK de bedragen van decentralisatie-uitkeringen aan provincies teruggestort naar IenW omdat deze onrechtmatig bleken. Het teruggestorte bedrag bleek niet geïndexeerd. Met BZK is overeengekomen om ook de indexatie € 43 miljoen terug te storten, waarvan € 12 miljoen betrekking heeft op 2022. Hierdoor is het uitgavenbudget met € 12 miljoen opgehoogd.
13.09 Ontvangsten
De verlaging van de ontvangsten (- € 13,7 miljoen) wordt met name veroorzaakt door:
– Saldo 2022 (- € 26 miljoen): Het saldo 2022 is verwerkt op het onderdeel HSL-consessie. De HSL-heffing over de periode t/m 2021 kan nog niet definitief worden vastgesteld. Als gevolg daarvan schuift een deel van de begrote ontvangsten door naar 2023.
– De bijdrage van het Havenbedrijf Rotterdam (€ 23 miljoen): vanwege de eerdergenoemde afspraak over onderhoudskosten van de sporen op de Tweede Maasvlakte leidt tot een ophoging van het ontvangstenbudget.
– Lagere bijdrage van de NS (- € 14,6 miljoen): De uitgaven voor het ombouwen van treinen in het kader van ERTMS worden verrekend met de te ontvangen concessieprijs, conform de bepalingen in de vervoerconcessie. De lagere bijdrage van derden wordt hierdoor veroorzaakt. De verlaging van het bijbehorende uitgavenbudget wordt verwerkt op artikelonderdeel 17.07 ERTMS.