Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.
Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHOS nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
– De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.
– De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.
Stimuleren
– Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.
– Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
– Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
– Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.
Regisseren
– Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
– Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van EZK en IenW, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.
Geen beleidswijzigingen.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 901 818 | 785 192 | 636 000 | 750 057 | 450 667 | 564 485 | 429 167 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 749 997 | 750 096 | 776 880 | 729 470 | 732 024 | 753 882 | 753 882 | |
waarvan juridisch verplicht | 98% | |||||||
2.1 | Voedselzekerheid | 342 282 | 325 447 | 328 672 | 328 554 | 329 688 | 339 295 | 339 295 |
Subsidies (regelingen) | ||||||||
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 10 748 | 15 350 | 20 000 | 20 000 | 23 000 | 30 000 | 30 000 | |
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 43 510 | 33 125 | 38 000 | 38 000 | 38 000 | 39 500 | 43 500 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 1 101 | 2 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | |
Uitbannen huidige honger en voeding | 16 058 | 13 900 | 25 327 | 26 000 | 26 000 | 26 000 | 26 000 | |
Opdrachten | ||||||||
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 23 130 | 24 000 | 33 000 | 33 000 | 33 000 | 33 000 | 33 000 | |
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 8 381 | 6 500 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | |
Bijdrage aan agentschappen | ||||||||
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 2 204 | 3 733 | 4 245 | 3 604 | 4 238 | 4 445 | 4 195 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | ||||||||
Voedselzekerheid | 169 573 | 163 339 | 147 650 | 145 950 | 143 450 | 138 350 | 134 600 | |
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 6 730 | 3 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 20 152 | 22 000 | 18 450 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 27 256 | 26 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | |
Uitbannen huidige honger en voeding | 13 439 | 12 500 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 10 000 | 10 000 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
2.2 | Water | 196 249 | 187 895 | 188 619 | 187 367 | 188 026 | 193 714 | 193 714 |
Subsidies (regelingen) | ||||||||
Waterbeheer | 12 908 | 16 651 | 17 045 | 20 060 | 25 969 | 31 057 | 31 057 | |
Drinkwater en sanitatie | 43 153 | 20 459 | 24 429 | 26 357 | 29 357 | 29 957 | 29 957 | |
Bijdrage aan agentschappen | ||||||||
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 2 676 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | ||||||||
Waterbeheer | 79 329 | 85 790 | 95 050 | 92 950 | 87 700 | 87 700 | 87 700 | |
Drinkwater en sanitatie | 58 183 | 62 995 | 50 095 | 46 000 | 43 000 | 43 000 | 43 000 | |
2.3 | Klimaat | 211 466 | 236 754 | 259 589 | 213 549 | 214 310 | 220 873 | 220 873 |
Subsidies (regelingen) | ||||||||
Klimaat algemeen | 35 903 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | |
Hernieuwbare energie | 27 549 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | |
Dutch Fund for Climate and Development | 7 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | |
Opdrachten | ||||||||
Klimaat algemeen | 298 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan agentschappen | ||||||||
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 3 472 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | ||||||||
Contributie IZA/IZT | 305 | 357 | 357 | 357 | 357 | 357 | 357 | |
Klimaatprogramma's (non-ODA) | 1 108 | 1 150 | 1 150 | 1 555 | 1 555 | 1 555 | 1 555 | |
Klimaat algemeen | 110 904 | 100 705 | 123 540 | 77 095 | 77 856 | 84 419 | 84 419 | |
Hernieuwbare energie | 17 785 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | |
UNEP | 7 142 | 7 142 | 7 142 | 7 142 | 7 142 | 7 142 | 7 142 | |
Budgetflexibiliteit
Voor de thema’s voedselzekerheid (artikel 2.1) en water (artikel 2.2) zijn de geplande uitgaven voor 91% respectievelijk 95% verplicht. Het nog niet juridisch verplichte budget voor deze twee artikelen is bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op het versterken van de inzet via de ambassades voor het vergroten van de duurzame landbouwproductiviteit, de weerbaarheid voor het klimaat in deze sector en verbeterde voeding. Ook bestaat het voornemen om dit budget te besteden aan initiatieven voor het signaleren en helpen voorkomen van watergerelateerde conflicten en activiteiten gericht op inclusief waterbeheer. Daarnaast zal het budget ingezet worden voor het vergroten van de toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (30 miljoen mensen zullen met Nederlandse financiering in 2030 toegang hebben tot schoon drinkwater en 50 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen) en de verdere ontwikkeling van innovatieve financiering waarmee additionele investeringsmiddelen kunnen worden gekatalyseerd in de WASH-sector.
De in 2022 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze verplichtingen hangen samen met lopende, meerjarige programma’s waaronder het Nationaal Klimaatfonds (DFCD), het Access to Energy Fund (AEF) en Climate Investor One alsmede verplichtingen voor de Climate Investment Funds (CIFs) en het Groene Klimaatfonds (GCF).
2.1 Voedselzekerheid
Realiseren van ecologisch houdbare voedselsystemen
– Via de bilaterale programma’s wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners geïnvesteerd in de verduurzaming van de voedselproductie. Voorbeelden zijn een subsidie ter vermindering van gebruik van pesticiden in kleinschalige verbouw van groenten in Ethiopië en een subsidie in Kenia voor klimaat-resistente innovaties in droge gebieden.
– Vanuit het ministerie wordt met subsidies en opdrachten de inzet op ecologisch houdbare voedselsystemen (inclusief klimaat) vormgegeven. Belangrijkste activiteiten zijn het SNV-programma Climate Resilient Agriculture For Tomorrow, CRAFT (subsidie) en het in 2020 gestarte Dryland Sahel Programma in West-Afrika (subsidie).
– Kennisprogramma’s zoals de Consultative Group on International Agricultural Research CGIAR (subsidie), ondersteunen de programmatische inzet en het beleid van de landen op dit thema.
Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector
– De samenwerking aan de duurzame ontwikkeling van de agrarische sector krijgt voor een belangrijk deel vorm via de bilaterale programma’s van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is de inzet in Soedan waar in nauwe samenwerking met de lokale private sector ingezet gaat worden op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering bij kleinschalige boer(inn)en.
– Via diverse internationale NGO’s worden programma’s gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen. Onder andere het 2-scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC) boekt daarbij goede resultaten.
– Subsidies voor het versterken van kennisnetwerken dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit NL en in de prioritaire regio’s. Dit krijgt onder andere vorm via het Netherlands Food Partnership (NFP) -deels subsidie aan Agriprofocus, deels opdrachtverlening aan Wageningen Universiteit en Broker- en het SDG-partnerschap programma (opdracht RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en NL-bedrijven en maatschappelijke organisaties.
– Nederland draagt in VN-verband belangrijk bij aan internationale landbouw en voedselorganisaties. Via bijdragen aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) wordt kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en samenwerking met de FAO krijgt vorm via het Food and Nutrition Security Resilience Program en programma-bijdragen vanuit de ambassades (o.a. Bangladesh en Zuid-Soedan). Met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten (o.a. in Ethiopië), landbouwontwikkeling in Tunesië, en op klimaatweerbare landbouw in de Sahel. Nederland participeert ook in het door de Wereldbank beheerde Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).
Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid
– Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het kennisprogramma van het Netherlands Food Partnership, het door NUFFIC uitgevoerde Orange Knowledge Pogramme en de Netherlands Academy on Land Governance (LANDac) en het door RVO uitgevoerde Land@scale programma.
– Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd.
– Via delegated cooperation worden EU-middelen (Desira) gecombineerd met Nederlandse middelen in subsidies verstrekt aan WUR en World Vegetable Center voor onderzoek naar verbeterde groententeelt.
Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding
– Via de bilaterale programma’s in de focuslanden wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners bijgedragen aan lokale vergroting van voedingszekerheid door te investeren in verbetering van koopkracht en toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Zo worden bijvoorbeeld in Benin en Burundi schoolkinderen dagelijks van gezonde maaltijden voorzien die geleverd worden door lokale boer(inn)en.
– Met UNICEF (bijdrage) en de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) (subsidie) wordt wereldwijd gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders.
– Samenwerking met andere donoren en versterken van lokaal beleid wordt versterkt door een Nederlandse bijdrage aan de Scaling Up Nutrition (SUN) movement.
2.2 Water
Verbeterd waterbeheer
– Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.
– Met het nieuwe programma Reversing the Flow is een instrument ontwikkeld om de waterveiligheid van gemeenschappen in kwetsbare situaties te versterken. Activiteiten die door deze gemeenschappen zelf worden ontwikkeld, zullen in 2022 zijn gericht op het vergroten van weerbaarheid, incl. ‘bouwen met de natuur’.
– Het Wereldbank Global Water and Sanitation Partnership blijft in de huidige COVID-19 crisis een belangrijke speler bij het mobiliseren van kennis om de water- en sanitatierespons binnen de WB emergency respons (USD 14 miljard) en de daarop volgende recovery (USD 160 miljard) vorm te geven en lopende programma’s te herstructureren. Dit programma is binnen de WB ook van groot belang bij het adresseren van de water- en sanitatie- problematiek in de post-COVID-19 crisis.
Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)
– Kenmerkend voor het Water, Sanitation and Hygiene programma (WASH) is het streven naar financiële innovatie en hefboomwerking om te komen tot lokale financieringsoplossingen die bijdragen aan het vergroten van de investeringen in SDG 6. Daartoe wordt ingezet via bilaterale programma’s in partnerlanden en via centraal gefinancierde programma’s van multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.
– In 2022 zullen 1,6 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 2,3 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. De Nederlandse inzet is tevens gericht op het mobiliseren van extra geld voor deze sector en het ontwikkelen van lokale financieringsoplossingen. Teneinde het behalen van de WASH-doelstellingen zoveel mogelijk zeker te kunnen stellen, ondersteunt Nederland een nieuw wereldwijd WASH-fonds dat in 2022 operationeel zal worden en is gericht op het toegankelijk maken van verbeterde sanitaire voorzieningen en hygiene voor mensen in landen in de Sahel en de Hoorn van Afrika met geen of weinig toegang tot deze faciliteiten.
2.3 Klimaat
Klimaatprogramma’s
– Nederland zet internationaal met klimaatprogramma’s, -bijdragen en -diplomatie in op alle drie de doelen van de Overeenkomst van Parijs: klimaatmitigatie, het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5°C; klimaatadaptatie, het minimaliseren van en weerbaar maken voor de effecten van klimaatverandering; en het in lijn brengen van financiële stromen met genoemde doelen.
– Aan adaptatie en weerbaarheid worden grote bijdragen gedaan vanuit de programma’s op het gebied van water en voedselzekerheid, maar ook vanuit sub-artikel 2.3, onder andere met programma’s die de landschapsbenadering hanteren en activiteiten die ontbossing tegengaan (waar adaptatie en mitigatie hand in hand gaan).
– De ondersteuning van de strijd tegen ontbossing en bosdegradatie blijft tenminste op het vorig jaar sterk opgevoerde niveau (Kamerstuk 30196, nr. 708). De inzet op het tegengaan van ontbossing richt zich hoofdzakelijk op de drie grote regenwoudgebieden - Amazone, Congobekken en Zuidoost-Azië. Nederland ondersteunt onder meer het Amazone Initiatief van de Inter American Development Bank en verhoogt de bijdrage aan het Central African Forest Initiative (CAFI), een multi-donor fonds voor bosbescherming in het Congobekken.
– Om de doelstellingen op toegang tot hernieuwbare energie in OS-landen te bereiken (zo investeert Nederland in toegang tot hernieuwbare energie voor 50 miljoen mensen tussen 2015 en 2030) wordt gewerkt via verschillende programma’s, waaronder het Access to Energy Fund, het Energising Development Partnership, het Energy Sector Management Assistance Program van de Wereldbank (ESMAP), Climate Investor One en SDG 7 Results.
– RVO beheert de energietransitiefaciliteit met activiteiten gericht op de ondersteuning van een aantal landen in onder andere de MENA-regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) bij hun transitie naar een duurzame energievoorziening, welke mogelijk wordt uitgebreid naar een klimaat- en energietransitiefaciliteit waarmee ook andere landen ondersteund kunnen worden.
– Ontwikkeling van innovatieve financieringsinstrumenten is een terrein waarop inzet blijft plaatsvinden om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaat-relevante investeringen in ontwikkelingslanden. Het blijft ook nodig kennis te ontwikkelen over de relatie tussen klimaatverandering, ontwikkelingssamenwerking en armoede. Daartoe wordt onder andere samengewerkt met WRI, PBL en de Commissie MER.
– Het nationale klimaatfonds Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) versterkt de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen klimaatverandering en draagt bij aan emissiereductie.
– Voor het behoud en de versterking van biodiversiteit is de inzet gericht op verbinding van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp met andere doelen, in het bijzonder klimaat, water en voedselzekerheid. Verder wordt de Nederlandse bijdrage aan het Global Environment Facility (GEF) verhoogd. In 2021 vinden de onderhandelingen plaats over een nieuw internationaal raamwerk. Mochten de onderhandelingen leiden tot afspraken over een ambitieuzere inzet, dan zal de Nederlandse inzet opnieuw worden gewogen.
Klimaatdiplomatie
– Klimaatdiplomatie zal een belangrijke rol blijven spelen. Met gelijkgezinde landen en niet-statelijke actoren (bedrijven, steden, sub-nationale overheden) wordt wereldwijd ingezet op verhoging van de klimaatambitie om te voorkomen dat de doelen van de Overeenkomst van Parijs buiten bereik raken.
– Internationale fondsen spelen een belangrijke rol, reden voor Nederland om naast de bovengenoemde GEF-bijdrage de bijdragen te verhogen aan het Least-Developed Countries Fund en de Climate Investment Funds. Nederland draagt voorts bij aan het Groene Klimaatfonds (GCF) en UN Environment Programme (UNEP).
– Het belang van gender blijft centraal staan, zowel in de uitvoering van de door Nederland gefinancierde programma’s, als in de klimaatdiplomatie. Vrouwen spelen immers ook op klimaatgebied een belangrijke rol als agents of change.
Circulaire economie en duurzaam gebruik van grondstoffen
– Nederland benadrukt het belang van de transitie naar een circulaire economie voor het behalen van de doelen met betrekking tot klimaat, biodiversiteit en tegengaan van vervuiling en vraagt aandacht voor circulaire aspecten bij de energietransitie.
– Nederland zet in op internationale multi-stakeholder partnerschappen om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de klimaat-impact ervan te verkleinen, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM) en de Climate Smart Mining Facility (CSM) van de Wereldbank.
– Nederland heeft de bijdrage aan het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development vergroot. Ook blijft Nederland actief betrokken bij het Extractive Industries Transparancy Initiative (EITI).