Met de voorgestelde maatregelen omtrent box 3 wordt het huidige tarief in box 3 met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025 en met ingang van 1 januari 2023 wordt het heffingvrije vermogen verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000. Vanaf 2026 gaat het nieuwe stelsel voor box 3 in. In het verleden is op basis van een forfaitair rendement belasting geheven in box 3, zonder rekening te houden met de werkelijke samenstelling van het vermogen. In de overbruggingsperiode de komende jaren en in het nieuwe stelsel van heffing op basis van het werkelijke rendement zullen belastingplichtigen met veel spaargeld een lagere belastingdruk krijgen. Mensen met een groot vermogen in beleggingen gaan juist meer belasting betalen. Het extra verhogen van het tarief in box 3 zal dus vooral gevoeld worden door de groepen die op basis van de werkelijke vermogensmix een hoog forfaitair rendement hebben. Dit is deels ook de groep die het meest profijt heeft gehad van het oude stelsel. Deze maatregelen komen voort uit de augustusbesluitvorming en worden daarom in dit wetsvoorstel opgenomen in plaats van in het eveneens op Prinsjesdag 2022 ingediende wetsvoorstel Overbruggingswet box 3.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De tariefsverhoging in box 3 is onderdeel van een breder pakket met als doel om de belastingdruk op arbeid en vermogen meer in balans te brengen. Deze verhoging van de lasten op inkomen uit vermogen in box 3 maakt een verlaging van de belastingdruk in box 1 van de inkomstenbelasting mogelijk. Het doel wordt daarmee bereikt. Door tegelijkertijd het heffingvrije vermogen te verhogen, wordt het effect van de tariefsverhoging gemitigeerd voor belastingplichtigen in box 3 met een relatief klein vermogen. De tariefsverhoging leidt naar verwachting niet tot een nieuwe prikkel om vermogen te verplaatsen naar box 2, omdat ook in box 2 de lasten worden verhoogd (door middel van het afschaffen van de doelmatigheidsmarge in het gebruikelijk loon en de verhoging van het tarief eerste schijf van de vennootschapsbelasting). Naar verwachting zijn de maatregelen derhalve ook doelmatig.