Momenteel kan de werkgever voor de kosten van vervoer, een onbelaste vergoeding geven van maximaal € 0,19 per kilometer over de volledige reisafstand voor alle zakelijke kilometers die de werknemer aflegt. Dit is de zogenoemde onbelaste reiskostenvergoeding. De onbelaste reiskostenvergoeding maakt onderdeel uit van diverse gerichte vrijstellingen in de loonheffing die het mogelijk maken om werknemers onbelast bepaalde zakelijke kosten te vergoeden, te verstrekken of ter beschikking te stellen zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte. De onbelaste reiskostenvergoeding biedt de mogelijkheid voor werkgevers om maximaal € 0,19 per kilometer belastingvrij te vergoeden: het ligt aan de afspraken tussen werkgever en werknemer of en tegen welke hoogte de reiskosten worden vergoed. Er is geen wettelijke verplichting om de reiskosten te vergoeden. Uit onderzoek van Motivaction12 blijkt dat ongeveer driekwart van de werknemers die reizen voor hun werk een vorm van reiskostenvergoeding wordt aangeboden. Wanneer sprake is van een vergoeding die gebaseerd is op een bedrag per kilometer, is in de meeste gevallen de reiskostenvergoeding € 0,19 per kilometer. Ongeveer een kwart van de werknemers ontvangt een kilometervergoeding van minder dan € 0,19 per kilometer.
Het maakt voor de onbelaste reiskostenvergoeding niet uit hoe de werknemer reist (auto, fiets, te voet, etc.). De woon-werkkilometers tellen in dit kader ook als zakelijke kilometers. Voor reizen per openbaar vervoer mag de werkgever de (hogere) werkelijke kosten onbelast vergoeden. Binnen de grenzen van de redelijkheid kan een werkgever ook de werkelijke kosten van een taxi, boot of luchtvaartuig onbelast vergoeden. De onbelaste reiskostenvergoeding is niet van toepassing op een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel (bijvoorbeeld auto van de zaak of fiets van de zaak). Door op forfaitaire wijze kosten (deels) onbelast te kunnen vergoeden wordt de regeling eenvoudig gehouden.
Het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding is voor het laatst in 2006 verhoogd van € 0,18 naar € 0,19. Er vindt geen automatische jaarlijkse indexatie plaats. Uit diverse analyses blijkt dat kosten van onder andere autogebruik en openbaar vervoer sinds 2006 sterk zijn gestegen. Zo blijkt uit een onderzoek van het Centraal bureau voor de statistiek (CBS)13 dat de kosten van openbaar vervoer en de integrale autokosten in de periode 2009–2019 harder zijn gestegen dan de ontwikkeling van het algemeen prijspeil. Uit de publicatie van RAI-BOVAG Mobiliteit in Cijfers Auto’s blijkt dat de benzineprijs in 2021 met 35,6% sinds 2005 en met 19,3% sinds 2010 is gestegen.14 Daarnaast zijn de brandstofkosten sinds het najaar van 2021 hard gestegen door de geopolitieke situatie en de koersontwikkeling van de euro ten opzichte van de dollar. Gelet op de stijging van de kosten en het feit dat het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding sinds 2006 niet is gewijzigd, is het kabinet voornemens om het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 te verhogen tot € 0,21 per kilometer. Het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding wordt hiermee sneller verhoogd dan in het coalitieakkoord was afgesproken.15 De recente snelle stijging van de kosten is doorslaggevend geweest voor deze versnelde verhoging. Hiermee geeft het kabinet tevens invulling aan de motie Heinen en Inge van Dijk van 5 april jl., die het kabinet oproept om bij het pakket Belastingplan 2023 te bezien of de onbelaste reiskostenvergoeding eerder kan worden verhoogd.16 Per 1 januari 2024 zal het maximum vervolgens verder worden verhoogd naar € 0,22 per kilometer.
Het kabinet is zich ervan bewust dat niet voor alle vervoersmodaliteiten eenzelfde kostenstijging zich heeft voorgedaan: voor een deel is de verhoging van het maximum te weinig en voor een ander deel is de verhoging wellicht niet nodig. Een generieke stijging van het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer sluit echter het beste aan bij de huidige uitvoeringsstructuur van de onbelaste reiskostenvergoeding, waarbij de vervoerswijze niet relevant is voor de hoogte van de vrije vergoeding. Een differentiatie van het onbelaste tarief naar vervoerswijze zou sterk complexiteit verhogend werken. De maatvoering van de tariefverhoging is daarnaast afgestemd op enerzijds de wens om het tarief van de onbelaste reiskostenvergoeding te verhogen en anderzijds de beschikbare budgettaire ruimte. In het verstrekken van de reiskostenvergoeding is overigens ook een expliciete rol voor de werkgever weggelegd: het verhogen van de onbelaste reiskostenvergoeding biedt enkel de mogelijkheid voor werkgevers om een groter deel van de reiskosten onbelast te vergoeden. Het staat de werkgevers daarnaast vrij om de reiskostenvergoeding verder te verhogen dan het onbelaste deel. Voor zover de hogere vergoeding het maximale onbelaste deel overstijgt, wordt dat deel wel als loon van de werknemer gezien. De werkgever kan deze hogere vergoeding echter met behulp van de werkkostenregeling (WKR) aanwijzen als eindheffingsloon. De vergoeding gaat dan ten koste van de vrije ruimte en zal – mits het totaal aan aangewezen loonbestanddelen de vrije ruimte niet overstijgt – onbelast blijven. Het daadwerkelijke financiële voordeel voor huishoudens hangt af van de vraag of en in welke mate werkgevers besluiten de reiskostenvergoeding te verhogen. Het kabinet verwacht dat ongeveer driekwart van de werkgevers de reiskostenvergoeding ook daadwerkelijk verhoogt.
Tot slot. De verhoging van het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer geldt voor werknemers in de loonheffing, maar eveneens voor de aftrekbaarheid van de reiskosten van IB-ondernemers en resultaatgenieters waar het gaat om het gebruikmaken van een vervoermiddel dat behoort tot het privévermogen. Daarnaast kent de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) nog enkele forfaits van € 0,19 per kilometer. Om de hoogte van deze forfaits uniform te houden, worden deze eveneens verhoogd. Dit betreft:
-
• Aftrek specifieke zorgkosten voor reiskosten ziekenbezoek;
-
• Kilometervergoeding voor weekenduitgaven gehandicapten; en
-
• Giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.
Daarbij dient opgemerkt te worden dat uit de uitvoeringstoets blijkt dat dit voorstel uitvoerbaar is per 1 januari 2023, mits wordt geaccepteerd dat de verhoging mogelijk pas bij de definitieve aangifte inkomstenbelasting kan worden toegepast. Het is gegeven de nog resterende voorbereidingstijd namelijk niet zeker of de noodzakelijke aanpassingen nog over de hele linie tijdig kunnen worden doorgevoerd. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat er incidenteel nog ergens € 0,19 vermeld staat in het programma voor de voorlopige aangifte. De papieren versie van de voorlopige aanslag 2023 kan niet meer tijdig worden aangepast. Gezien de sterke wens om de onbelaste maximale reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 te verhogen en omdat de verhoging – ook wanneer dit niet tijdig in de systemen kan worden verwerkt – gecorrigeerd wordt bij de definitieve aanslag 2023, heeft het kabinet deze kanttekening bij de uitvoerbaarheid geaccepteerd.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
Het doel van het verhogen van het maximumbedrag van de onbelaste reiskostenvergoeding is om werkgevers te stimuleren om een hogere reiskostenvergoeding aan werknemers te verstrekken. Werknemers kunnen hierdoor een grotere tegemoetkoming krijgen voor de kosten die zij maken voor zakelijke reizen (inclusief woon-werk).
Het verhogen van het maximumbedrag van de onbelaste reiskostenvergoeding biedt werkgevers de mogelijkheid om een hogere vergoeding te geven voor de zakelijke kosten die een werknemer maakt. Wanneer het maximumbedrag niet zou worden verhoogd, is het voor werkgevers duurder om de reiskostenvergoeding in dezelfde mate te verhogen. Door de kosten voor werkgevers te verlagen wordt een zo sterk mogelijke prikkel gegeven aan werkgevers om de reiskostenvergoeding voor hun werknemers te verhogen. Op basis van een onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau Motivaction is de verwachting dat circa driekwart van de werkgevers door de verhoging van het maximum onbelaste bedrag zal besluiten om een hogere reiskostenvergoeding te verstrekken aan werknemers. Doordat wordt gewerkt met een forfaitair bedrag en het niet uitmaakt met welk vervoersmiddel wordt gereisd is de maatregel goed uitvoerbaar. Het verhogen van het maximumbedrag vergroot de uitvoeringslast niet. Het voorstel is hiermee zowel doeltreffend als doelmatig.
De onbelaste reiskostenvergoeding wordt dit jaar geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. De resultaten van dit onderzoek zullen in de eerste helft van 2023 naar de Kamer worden gestuurd. Omdat de verhogingen pas per 2023 en 2024 van kracht worden kan deze beleidswijziging nog niet in de evaluatie meelopen. Daarom zal in 2028 opnieuw een evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding plaatsvinden waarin specifiek aandacht is voor de verhoging. De evaluatie uit 2023 vormt daarmee tevens een nulmeting voor het meten van veranderingen in het gebruik van reiskostenvergoedingen en het reisgedrag van werknemers.