Per 1 april 2022 heeft het kabinet de accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG fors verlaagd om de stijging van de energieprijzen te dempen. De maatregel is vastgelegd in de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 en heeft een tijdelijk karakter. De maatregel geldt tot eind 2022. De reden hiervoor is de volatiliteit in de energiemarkt. Hierdoor was het ten tijde van het invoeren van de maatregel in het voorjaar van 2022 ingewikkeld te voorspellen hoe de prijzen zich zouden ontwikkelen na 2022.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de energieprijzen langere tijd hoog blijven. Dit heeft nog altijd zijn weerslag op de brandstofprijzen. Huishoudens voelen de verhoogde brandstofprijzen aan de pomp direct in hun portemonnee. Daarom stelt het kabinet voor om de verlaagde accijnstarieven zoals die van toepassing zijn sinds 1 april 2022 te verlengen tot en met 30 juni 2023. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 17,3 cent, diesel 11,1 cent en voor LPG 4,1 cent. Daartoe worden de wettelijke voorgeschreven jaarlijkse indexatie en de in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord opgenomen verhoging van het accijnstarief voor diesel uitgesteld tot 1 juli 2023.
Voor de periode 1 juli tot en met 31 december 2023 stelt het kabinet voor de hoge brandstofprijzen incidenteel gedeeltelijk te blijven dempen. Daardoor blijven huishoudens ondersteund. Per 1 juli 2023 worden de tarieven vermeerderd met het bedrag van de – uitgestelde – indexatie die zou hebben plaatsgevonden per 1 januari 2023 zonder verlaging van de accijnstarieven. Voorts wordt per 1 juli 2023 de – uitgestelde – verhoging van het accijnstarief voor diesel doorgevoerd. De hoge brandstofprijzen worden in de tweede helft van 2023 gedempt doordat de genoemde verlaging die geldt sinds 1 april 2022 voor de helft van de oorspronkelijke verlaging in stand blijft. De accijnstarieven per liter bedragen daardoor per 1 juli 2023 voor ongelode benzine 78,91 cent, voor diesel 51,63 cent en voor LPG 18,82 cent. De maatvoering voor de eerste en tweede helft van 2023 is opgenomen in tabel 10.
De wettelijk verschuldigde additionele heffing over de veraccijnsde voorraad bij de verhogingen per 1 juli 2023 en 1 januari 2024 worden buiten toepassing gelaten.
Brandstof | Tarieven per 1-1-2022 | Tarieven per 1-4-2022 | Tarieven per 1-1-2023 | Tarieven per 1-7-2023 |
---|---|---|---|---|
Benzine | 82,4 | 65,1 (incl. verlaging van 17,3) | 65,1 (incl. verlaging van 22,46) | 78,911 (incl. verlaging van 8,65) |
Diesel | 52,8 | 41,7 (incl. verlaging van 11,1) | 41,7 (incl. verlaging van 15,48) | 51,631 (incl. verlaging van 5,55) |
LPG | 19,43 | 15,35 (incl. verlaging van 4,1) | 15,35 (incl verlaging van 5,31) | 18,621 (incl. verlaging van 2,04) |
Financieel voordeel huishoudens
Het financieel voordeel van een accijnsverlaging voor een huishouden hangt af van diverse factoren zoals het aantal auto’s per huishouden, het type auto (onder andere brandstofsoort en zuinigheid) en het jaarkilometrage. Circa 80% van alle personenauto’s rijdt op benzine en het gemiddeld jaarkilometrage is 12.800 kilometer per jaar. Hoe hoger het jaarkilometrage, hoe hoger het financieel voordeel.
Relatie met het klimaatbeleid
De brandstofaccijns vormen een belangrijke prijsprikkel om zuinig om te gaan met brandstof. De prikkel om brandstof te besparen en over te stappen naar duurzamere energiebronnen wordt door de voortzetting van de verlaging van de accijnstarieven op ongelode benzine, diesel en LPG weliswaar tijdelijk kleiner, maar hier staat het gegeven tegenover dat de brandstofprijzen nog steeds uitzonderlijk hoog zijn. Er is daardoor nog steeds sprake van een prijsprikkel om zuinig om te gaan met brandstof. Voorts is in het licht van de klimaattransitie van belang op te merken dat de rentabiliteit op de investeringen in deze transitie langjarig worden berekend. De tijdelijke verlaging heeft daar beperkte invloed op. Voor het bereiken van de klimaatdoelen van 2030 is het evenwel van belang dat de brandstofaccijnstarieven op termijn weer stijgen.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De verlaging van de accijnstarieven op ongelode benzine, diesel en LPG heeft als doel huishoudens tegemoet te komen in de stijgende brandstofprijzen. De verlaging is doeltreffend indien de prijs aan de pomp daadwerkelijk lager is dan wanneer de accijnstarieven niet tijdelijk zouden zijn verlaagd. Of dit doel wordt bereikt, hangt af van de mate waarin verkopers van brandstoffen de verlaging in hun verkoopprijzen doorberekenen. De overheid kan dit niet verplichten. Op basis van een analyse van de ontwikkeling van de pompprijs in het voorjaar 2022 en de accijnsverlaging per 1 april 2022 is de verwachting dat het voordeel van de accijnsverlaging wordt doorgegeven aan de consument.
De maatregel is primair gericht op de brandstofrekening van automobilisten. Dit neemt niet weg dat de accijnsverlaging ook terechtkomt bij andere gebruikers van deze brandstoffen, zoals transport- en andere bedrijven. Dat doet enigszins af aan de doelmatigheid van de maatregel.
De verlaging van de accijnstarieven dempt een deel van de totale stijging van brandstofprijzen. Of een absolute daling van de prijzen plaatsvindt, is afhankelijk van de verdere ontwikkeling van brandstofprijzen zelf. Op dit moment worden de grenseffecten gemonitord van de accijnstarievenverlaging per 1 april 2022. In mei 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de resultaten van dit onderzoek voor Prinsjesdag worden opgeleverd.111 Inmiddels is duidelijk dat iets meer tijd nodig is voor dit onderzoek. Het onderzoek wordt naar verwachting in oktober naar de Tweede Kamer verstuurd.
Het kabinet is in de motie Stoffer112 verzocht om de effecten van de wet aanvullende koopkrachtmaatregelen zo nauwkeurig mogelijk te monitoren en de Tweede Kamer daarover te informeren. De Tweede Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de lopende uitvoering van de motie.