Algemene doelstelling
De landstrijdkrachten leveren operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landstrijdkrachten alsmede de mate van gereedheid van de grondgebonden eenheden. Het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) is verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De landstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel internationale als nationale taken.
Beleidsconclusies
Evenals voorgaande jaren leverde CLAS in 2019 diverse bijdragen aan de drie hoofdtaken. Naast bijdragen aan Operation Inherent Resolve in Irak en Resolute Support in Afghanistan in het kader van hoofdtaak 2, leverde het CLAS de capaciteit voor de Compagnie in de West en compagnieën voor de NAVO-aanwezigheid aan de oostgrens met enhanced Forward Presence. Medio 2019 is de Nederlandse bijdrage aan de MINUSMA missie in Mali beëindigd en een deel van de redeployment is afgerond. Aan hoofdtaak 1 leverde CLAS verder diverse bijdragen door middel van bondgenootschappelijke gereedheid in de stand by fase van de NAVO Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) en middels eFP. Voor hoofdtaak 3, nationale operaties, werden tevens dagelijks diverse (niche) capaciteiten gereed gesteld en ingezet voor bijstand en steunverleningstaken.
De grote hoeveelheid aan opdrachten, met bijbehorende ondersteunende ketens, en de Single Service Management taak van het CLAS stonden op gespannen voet met de inzetbaarheidsdoelen in de Defensienota. Een aantal van de opdrachten voor 2019 (onder andere afbouw en redeployment van MINUSMA, nationale inzet en steunverleningen) droegen niet bij aan het herstel van de operationele gereedheid (OG). Bovendien is de personele en materiële gereedheid nagenoeg ongewijzigd gebleven in 2019, wat consequenties heeft gehad voor de geoefendheid voor hoofdtaak 1. De balans opmakend bleek eind 2019 dat diverse capaciteiten en eenheden een weg te gaan hebben voor ze OG kunnen worden volgens de norm. Dit ondanks de focus op herstel van de OG (met name voor hoofdtaak 1) in 2019.
Door de combinatie van de lage personele vulling en het aantal uitgevoerde inzetten in het kader van hoofdtaak 2 is de geoefendheid van het CLAS niet of beperkt toegenomen in 2019. De toename die er wel is komt onder ander voort uit de inzet in het kader van enhanced Forward Presence. Deze inzet draagt door de oefenmogelijkheden bij aan de gereedheid, waardoor de deelnemende eenheden na hun inzet een hogere geoefendheid hebben. Ook de oefeningen European Falcon, ter voorbereiding op de stand by bijdrage aan de multinationale European Battlegroup in de tweede helft van 2020, en de oefening Tobruq Legacy van de grondgebonden luchtverdediging hebben positief bijgedragen aan de beperkt toegenomen geoefendheid.
Ook in 2019 blijkt dat CLAS grote moeite heeft om het personeel te behouden en was met name de uitstroom in de onderofficiersrangen en bij technisch en specialistisch personeel (zoals medisch personeel en de specialisatie Communicatie- en Informatiesystemen) groot. Dit drukt, net als de inzet, op de operationele gereedheid van operationele eenheden, omdat nieuw en onervaren personeel geworven en opgeleid moet worden. Daarnaast neemt de formatie toe door investeringen uit de Defensienota en dit heeft een verder negatief effect op de vullingsgraad (details zijn terug te vinden in de personeelsrapportage). Het CLAS heeft daarom de capaciteit voor opleidingen en trainingen versterkt ten koste van oefenen en herstel van de operationele gereedheid voor hoofdtaak 1. De materiële gereedheid steeg in 2019 beperkt als gevolg van inzet en beperkingen in personele gereedheid.
In het kader van het versterken van de ondersteuning zijn drie maatregelen in uitvoering genomen. Ten eerste is gestart met het project Versterken van luchtverdedigingscapaciteit. Dit project moet leiden tot een dedicated Man Portable Air Defence (MANPAD) peloton voor de grondgebonden luchtverdedigingscapaciteit voor de (zeer) korte afstand (Very Short Range Air Defence (VSHORAD) dat naar verwachting in 2020 zal worden opgericht. De tweede gestarte maatregel is het Versterken van de Role 15 en Role 26 capaciteit dat bijdraagt aan het herstellen van het Operationeel Gezondheidszorg Systeem. De versterking van Role 1 vindt plaats bij de manoeuvre-brigades. Het versterken van de Role 2 Medical Treatment Facilities (hospitaalfunctie) van 400 Geneeskundig bataljon7 wordt gefaseerd ingevoerd. Na afronding van dit project beschikt het CLAS over de geneeskundige capaciteit om het optreden van manoeuvre-brigades en de overige eenheden van het CLAS te kunnen ondersteunen. De verwachte realisatie van de maatregel voor Role 1 wordt niet voor medio 2021 verwacht. Role 2 staat gepland voor eind 2020. De derde maatregel is het Versterken grondgebonden vuursteuncapaciteit en behelst de (her)oprichting van een 4e vuursteunbatterij (Pantserhouwitser). Daarnaast zijn in 2019 alle pantserhouwitsers (zes stuks) uit de verkoop gehaald en weer in het bestand opgenomen.
Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 1.146.024 | 1.284.664 | 1.336.389 | 1.417.516 | 1.571.278 | 1.427.287 | 143.991 |
Uitgaven | 1.221.224 | 1.218.579 | 1.282.344 | 1.337.845 | 1.497.067 | 1.427.287 | 69.780 |
Waarvan juridisch verplicht | 105% | 82% | |||||
Programma-uitgaven | 158.682 | 170.753 | 201.348 | 197.620 | 241.455 | 227.387 | 14.068 |
Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LAS | 158.682 | 170.753 | 201.348 | 197.620 | 241.455 | 227.387 | 14.068 |
Gereedstelling | 50.989 | 52.260 | 53.456 | 57.527 | 61.578 | 77.294 | – 15.716 |
– waarvan bijdragen aan SSO Paresto | 13.944 | 10.842 | 5.768 | 5.924 | |||
Instandhouding | 107.693 | 118.493 | 147.892 | 140.093 | 179.877 | 150.093 | 29.784 |
Apparaatsuitgaven | 1.062.542 | 1.047.826 | 1.080.996 | 1.140.225 | 1.255.612 | 1.199.900 | 55.712 |
Personele uitgaven | 971.074 | 941.055 | 954.840 | 989.070 | 1.151.310 | 1.130.223 | 21.087 |
– waarvan eigen personeel | 966.462 | 936.887 | 950.928 | 980.398 | 1.069.948 | 1.077.771 | – 7.823 |
– waarvan externe inhuur | 4.612 | 4.168 | 3.912 | 8.672 | 12.662 | 2.204 | 10.458 |
– waarvan overige personele exploitatie1 | 68.700 | 50.248 | 18.452 | ||||
Materiële uitgaven | 91.468 | 106.771 | 126.156 | 151.155 | 104.302 | 69.677 | 34.625 |
– waarvan bijdragen aan SSO Paresto | 2.448 | 2.915 | 3.007 | 2.174 | |||
– waarvan overige materiële exploitatie1 | 89.020 | 103.856 | 123.149 | 148.981 | 104.302 | 69.677 | 34.625 |
Apparaatsontvangsten | 13.672 | 5.769 | 8.016 | 5.063 | 13.380 | 6.432 | 6.948 |
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 10,0 miljoen of noemenswaardige verschillen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De gerealiseerde verplichtingen zijn € 144,0 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door € 72,8 miljoen voor onderhoud aan Scania WLS (wissellaadsysteem). Daarnaast is er voor € 39,6 miljoen meer verplicht dan begroot voor overige materiële exploitatie. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door verplichtingen die zijn aangegaan voor goederen en diensten die niet aan wapensystemen zijn verbonden. Verder is er voor € 31,6 miljoen meer verplicht dan begroot voor instandhouding van de wapensystemen zoals infanteriegevechtsvoertuigen, operationele wielvoertuigen en klein kaliber wapens.
Uitgaven
De uitgaven bij het CLAS zijn € 69,8 miljoen hoger ten opzichte van de begroting. De extra uitgaven worden veroorzaakt door zowel hogere programma-uitgaven (€ 14,1 miljoen) en hogere apparaatsuitgaven (€ 55,7 miljoen). De belangrijkste verschillen worden hieronder toegelicht.
Programma-uitgaven
Gereedstelling
De uitgaven bij gereedstelling zijn € 15,7 miljoen lager dan begroot. De belangrijkste oorzaak ligt in verminderde oefeninspanningen als gevolg van de achtergebleven personele vulling. Daarnaast heeft het CLAS de capaciteiten van opleidingen en training versterkt ten behoeve van de instroom van nieuw personeel. Dit ging ten kosten van de capaciteit voor oefenen en herstel.
Instandhouding
De uitgaven bij instandhouding zijn € 29,8 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door met name meeruitgaven voor het onderhoud van de infanteriegevechtsvoertuigen, klein kaliber wapens en de inhaalslag als gevolg van het langdurig interen op voorraden.
Apparaatsuitgaven
Personele uitgaven
De realisatie van de personele uitgaven is gestegen met € 21,1 miljoen ten opzichte van de begroting. Dit wordt voornamelijk verklaard door het afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord op 30 juli 2019. Met dit akkoord heeft Defensie een flinke stap gezet in het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van het personeel. Voor «overige personele exploitatie» is € 18,5 miljoen meer uitgegeven. Dit betreft voornamelijk meeruitgaven voor opleidingen (€ 11,5 miljoen) en persoonsgebonden uitgaven (€ 5,5 miljoen). Daarnaast is meer uitgegeven voor externe inhuur (€ 10,5 miljoen).
Materiële uitgaven
De materiële uitgaven zijn € 34,6 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door meeruitgaven die zijn gedaan voor goederen en diensten die niet aan wapensystemen zijn verbonden zoals werkplaats- en magazijninrichting (€ 9,9 miljoen), brandbestrijdings- en BHV-artikelen (€ 8,2 miljoen) en herlaadbare batterijen (€ 4,5 miljoen).
Ontvangsten
Geen bijzonderheden.