Base description which applies to whole site

4.9 Artikel 21 Circulaire economie

Het bereiken van een circulaire economie in 2050. In een circulaire economie wordt de waarde van grondstoffen, materialen en producten zo lang mogelijk behouden, waardoor er in 2050 bijna geen afval meer is.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 64 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.21
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

55.167

74.209

‒ 19.042

        

Uitgaven

29.867

46.998

47.166

57.819

57.443

71.886

‒ 14.443

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

4 Duurzaamheidsinstrumentarium

146

238

114

55

0

859

‒ 859

5 Duurzame productketens

28.835

45.919

46.307

56.651

55.622

65.111

‒ 9.489

6 Natuurlijk kapitaal

886

841

745

1.113

1.821

5.916

‒ 4.095

7 Duurzame Mobiliteit

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

171

265

1.411

820

548

0

548

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij circulaire economie. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 65 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken, stimuleert en financiert IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NPCE) bevat de beleidsinzet op het thema, waaronder de te nemen maatregelen.Het NPCE bevat algemene stimulerende maatregelen op het gebied van het verminderen van grondstoffen gebruik; substitutie van grondstoffen; levensduurverlenging en hoogwaardige verwerking in de productieketen.Daarnaast bevat het NPCE maatregelen voor prioritaire productketens, namelijk: consumptiegoederen; kunststoffen; bouw- en maakindustrie; biomassa; en voedsel.Ook bevat het NPCE ondersteunende maatregelen rond kennis en innovatie; onderwijs, arbeidsmarkt en gedrag, communicatie en voorlichting en ondersteuning van circulaire ondernemers via het Versnellingshuis Nederland Circulair!

Financieren

Het ministerie van IenW ondersteunt investeringen in productietechnieken die leiden tot minder milieudruk, kennis- en innovatieprojecten en faciliteert en ondersteunt daarnaast het bedrijfsleven om ketens circulair te maken. Bijvoorbeeld het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL en DEI+) en Groen Beleggen.

Regisseren

Het ministerie van IenW heeft de coördinerende rol vanuit het kabinet.De minister van IenW is hierbij verantwoordelijk voor:Het borgen van circulariteit via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies naar water, bodem en lucht te voorkomen en bijdragen aan een verbeterde leveringszekerheid van grondstoffen.Daarnaast heeft de minister verantwoordelijkheid voor onder meer het verkrijgen van (meer) draagvlak en kennis, het monitoren van de effecten en de voortgang, en op basis hiervan het houden van overzicht en waar nodig bijsturen.

Onderstaand zijn de indicatoren opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan.

Monitoring

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voert de regie over het monitoringsprogramma Circulaire Economie, dat in samenwerking met verschillende kennisinstellingen wordt uitgevoerd. Eén keer in de twee jaar levert PBL in dat verband een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) op die in 2021 voor het eerst is verschenen. Begin 2023 publiceerde het PBL de tweede ICER. De rijkheid van de inhoud van de ICER is terug te vinden via de publicatie zelf (bijlage bij Kamerstukken II 32852, nr. 225).

Doelentraject en uitbreiding indicatoren

Het ministerie van IenW werkt in een doelentraject samen met de andere betrokken departementen en transitieteams aan de concretisering van de circulaire economiedoelen voor 2030 en 2050. De tussenstand van het traject is opgenomen in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NCPE) dat in 2023 is verschenen. De nationale doelen voor de circulaire economie worden nog verder worden uitgewerkt (zoals opgenomen in het NPCE). Tot die tijd wordt gebruik gemaakt van de afvalindicator.

Figuur 5 Werkelijk afvalaanbod (in Kton) en afvalaanbod indien het de ontwikkeling van het BBP zou hebben gevolgd.

Bron: Rijkswaterstaat, 2023

Toelichting

In de bovenstaande figuur is de vergelijking tussen de ontwikkeling van het totaal aan afval en die van het Bruto Binnenlands Product (BBP) weergegeven. Het verschil tussen beide lijnen is een indicator voor de bereikte reductie. In dit figuur is de hoeveelheid afval in 2010 het startpunt.

Bij de lijn voor het BBP is uitgegaan van de jaarlijkse procentuele veranderingen van het BBP gekoppeld aan de startsituatie. Als de afvalproductie was toegenomen met de groei in het BBP, dan was de (fictieve)hoeveelheid afval in 2020 bijna 67 miljoen ton. De werkelijke hoeveelheid afval is ongeveer 60 miljoen ton. In de figuur is tevens de hoeveelheid gerecycled afval meegenomen.

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van artikel 21 Circulaire Economie.

Circulaire economie

Op 3 februari 2023 is het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NPCE) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het NPCE markeert een belangrijke stap in de overgang naar een circulaire economie en richt zich - meer dan voorheen - op een combinatie van normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen. Het NPCE beschrijft bovendien een klimaatdoelstelling specifiek voor de circulaire economie. Door het stimuleren van circulaire en duurzame productieketens kan het circulaire economiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.

In 2023 is financiering vanuit het Klimaatfonds toegekend aan de circulaire transitie (Kamerstukken II, 2022–2023, 32813 nr. 1230 . Dit geld zal onder andere worden ingezet om circulaire ketens in de plasticindustrie te bevorderen en recycling verder te stimuleren.

Twee maatregelen uit het Coalitieakkoord zijn in 2023 gestart. De ondersteuningsmaatregel voor ketendoorbraakprojecten door het Versnellingshuis Nederland Circulair! is van start gegaan en de maatregel waarmee – in gezamenlijkheid met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - hergebruik en recyclaat in bouwmaterialen wordt gestimuleerd, is in uitvoering. Een andere maatregel, namelijk een nieuwe subsidieregeling voor ontwikkeling en opschaling van recycling, wordt in 2024 afgerond.

Op Europees niveau spitste de inzet voor de transitie naar een circulaire economie zich toe op de voorstellen uit het EU-actieplan CE 2019-2024. Deze wetgeving en beleidsinitiatieven sluiten aan bij het beleid dat het kabinet voert ten aanzien van een circulaire economie om de circulaire principes beter te integreren in het economische systeem. De focus ligt hierbij op de gehele levenscyclus van producten, inclusief ontwerp waaronder verplichten van het gebruik van recyclaat, recyclebaarheid, repareerbaarheid en levensduurverlenging van producten. Voorstellen zijn onder andere gericht op prioritaire productgroepen als textiel, verpakkingen, auto’s en microplastics.

Statiegeld

In 2023 is statiegeld op blikjes ingevoerd, in navolging van de kleine plastic flesjes. Vanaf 1 april 2023 was sprake van een functioneel statiegeldsysteem. Uit de monitoring van verpakkingen in zwerfafval blijkt dat statiegeld op plastic flesjes heeft geleid tot een grote en aanhoudende vermindering van het aantal flesjes in het zwerfafval. Hoewel de tijd te kort is om grote conclusies te trekken, lijkt hetzelfde effect op te treden bij blikjes. De Kamer is hierover laatstelijk per brief van 2 oktober geïnformeerd (Kamerstuk 32852, nr. 264).

Wegwerpplastic

In 2023 zijn verdere stappen gezet in het reduceren van wegwerpplastic. De Nederlandse aanpak om het gebruik van wegwerpbekers en -bakjes met plastic erin te verminderen, richt zich op het bevorderen van herbruikbare alternatieven, zowel voor consumptie onderweg (regelgeving sinds 1 juli) als ter plaatse (horeca, kantoren, bedrijven etc.; regelgeving vanaf 1 januari 2024). In het najaar van 2023 zijn in de Kamer drie moties aangenomen over de Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Bij doorvoering van de verzoeken in deze moties, zal Nederland waarschijnlijk niet kunnen voldoen aan de verplichting in de Europese Single Use Plastics-richtlijn en het nationale doel van 40 procent reductie in het gebruik van kunststof wegwerpbekers en -bakjes in 2026 t.o.v. 2022. Om die reden heeft de staatssecretaris van IenW besloten de regelgeving nog niet aan te passen en het besluit over de uitvoering van de moties aan haar opvolger te laten (Kamerstukken II, 2023–2024, 28 694, nr. 157. Wel is de handhaving door ILT aangepast in lijn met de moties.

Afvalstromen

In 2023 is de nieuwe Europese Batterijenverordening aangenomen en in werking getreden. Tevens hebben de Europese Commissie, de Raad van de EU en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord bereikt op de herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en op de Kaderverordening Ecodesign. Deze verordeningen vormen een belangrijke bijdrage aan de ambitie -Nederland circulair in 2050- uit het Nationaal Programma Circulaire economie. Zodra de EVOA en de Ecodesign Kaderverordening formeel zijn vastgesteld, zullen deze in werking treden. In 2024 worden de onderhandelingen over de resterende wetsvoorstellen, waaronder de Verpakkingenverordening en de Verordening circulaire voertuigen, voortgezet.

Daarnaast zijn in 2023 zijn gemeenten actief ondersteund in de kwaliteitsverbetering van de gescheiden ingezamelde afvalstromen. Zo zijn voor de stromen groente-, fruit- en tuinafval en textiel academies georganiseerd waar gemeenten in een reeks van workshops en seminars aan de slag gaan met het opzetten van een plan van aanpak ten behoeve van verbeterde inzameling binnen hun gemeenten. Daarnaast zijn er voor de stromen oud papier en karton en plastic, metaal en drankenkartons de handboeken «regie op de kwaliteit van oud papier en karton» en «regie op het verbeteren van de kwaliteit van PMD» ontwikkeld. Ook is ingezet op het uitvoeren van kennisevents zoals congressen en webinars en het promoten en opzetten van nieuwe en bestaande wel/niet lijsten.

Textiel

Met het beleidsprogramma circulair textiel dat op 14 april 2020 naar de Tweede Kamer is gestuurd is meerjarig beleid aangekondigd om de textielketen circulair te maken (Kamerstukken II 2019/20, 32 852, nr. 116). De algemene maatregel van bestuur waarmee uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel wordt ingevoerd, is per 1 juli 2023 in werking getreden. Het beleidsprogramma loopt per 2025 af en in aanloop naar het nieuwe beleidsprogramma is er in 2023 een burgerparticipatietraject voor textiel uitgevoerd. Voor de zomer van 2024 ontvangt de Kamer de laatste voortgangsrapportage over het huidige beleidsprogramma.

Biogrondstoffen

In 2023 heeft het kabinet verdere uitvoering gegeven aan de Uitvoeringsagenda Duurzaamheidskader Biogrondstoffen. Een uitgebreid overzicht van de voortgang is opgenomen in de Kamerbrief Stand van zaken uitvoering duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstukken II, 2023-24, 32 813, nr. 1343) die op 22 december 2023 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Ook zet Nederland op Europees niveau in op het belang van beleid voor duurzame koolstof (recyclaat, duurzame biogrondstoffen en CO2). De Tweede Kamer is op 19 september 2023 geïnformeerd over deze ambitie (Kamerstukken II, 2023-24, 32813, nr.1294). Over de stand van zaken van de implementatie van duurzaamheidscriteria biogrondstoffen in regelgeving is de Tweede Kamer op 12 mei 2023 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2022-23, 32813, nr. 1233).

Inkoop

Nederlandse overheden kunnen hun gezamenlijke inkoopkracht benutten door hun opdrachtgeverschap en inkoop strategisch in te zetten voor het behalen van maatschappelijke doelen op het gebied van milieu & biodiversiteit, klimaat, circulariteit, social return, ketenverantwoordelijkheid (toepassen Internationale Sociale Voorwaarden) en diversiteit & inclusie. Het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2021-2025 stimuleert alle overheden hiertoe. Op 15 februari 2023 heeft de Tweede Kamer een brief over de voortgang van de uitvoering van dit Nationaal plan ontvangen (Kamerstuk 30196, nr. 807). In 2023 is het bestuurlijke netwerk van Partijen van het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI) uitgebreid tot 91 deelnemers, die 111 organisaties vertegenwoordigen. Partijen zijn ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van hun actieplan MVOI, waarvan er 27 zijn gepubliceerd op de website van PIANOo (Deelnemers en actieplannen Manifest MVOI | PIANOo - Expertisecentrum Aanbesteden).

Stallen

Op 7 juli 2023 informeerde IenW de Tweede Kamer over de nieuwe uitgangspunten voor de aanpassing van de geurregelgeving voor veehouderijen (Kamerstukken 29383, nr. 405). Hierin kondigde IenW aan dat de normen strenger worden en voor alle bedrijven zullen gelden. Deze aanpassing betrekt ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 14 september 2022, waarin werd geoordeeld dat de balans tussen de belangen van bewoners en de intensieve veehouderij door wetgeving uit 2006/2007 verstoord is. Het herstel van de balans tussen economische en milieubelangen staat centraal. De kamerbrief is controversieel verklaard door de Tweede Kamer.

Verder werd samen met LNV de Tweede Kamer op 30 juni 2023 geïnformeerd over innovatie en borging van emissiearme stalsystemen (Kamerstukken 29383, nr. 406). Deze update volgde op aanbevelingen uit het rapport ‘Verbetering van effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk’(Kamerstukken 29383, nr. 384). Er wordt gewerkt aan een nieuwe beoordelingsmethodiek voor stallen, gericht op betrouwbare emissie-indicatoren die zowel voldoende zekerheid bieden als innovaties stimuleren en borgen. De uitwerking van de methodiek zal publiek-private verantwoordelijkheden omvatten, waarbij emissie-indicatoren worden aangevuld met de mogelijkheid tot (continue) bedrijfsmetingen en een integrale beoordeling van stalinnovaties. Bij deze beoordeling worden criteria rond dierwaardigheid, veiligheid, en praktische robuustheid meegenomen.

Tabel 66 Budgettaire gevolgen van beleid art. 21 Circulaire economie (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

55.167

74.209

‒ 19.042

1

         

Uitgaven

29.867

46.998

47.166

57.819

57.443

71.886

‒ 14.443

 
         

4 Duurzaamheidsinstrumentarium

146

238

114

55

0

859

‒ 859

 

Opdrachten

146

238

114

55

0

859

‒ 859

 
         

5 Duurzame productketens

28.835

45.919

46.307

56.651

55.622

65.111

‒ 9.489

 

Opdrachten

9.898

10.382

12.828

14.251

15.135

20.605

‒ 5.470

2

Uitvoering Duurzame Productketens

4.708

6.194

7.704

8.220

7.923

14.650

‒ 6.727

 

Waarvan RWS

0

0

0

0

5.553

5.054

499

 

Overige opdrachten

5.190

4.188

5.124

6.031

1.659

901

758

 

Subsidies

9.458

22.676

21.324

19.639

15.564

22.162

‒ 6.598

3

Subsidies duurzame productketens

0

22.456

21.312

19.639

15.564

22.162

‒ 6.598

 

Chemische Recycling kunststoffen

2.700

0

12

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

6.758

220

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

7.861

8.537

9.427

20.920

23.517

20.512

3.005

4

Waarvan Bijdragen aan RWS

7.861

8.537

9.427

10.448

11.644

10.585

1.059

 

Waarvan Bijdragen aan RVO

0

0

0

0

10.800

9.114

  

Overige bijdrage aan agentschappen

0

0

0

10.472

1.073

813

260

 

Bijdragen aan medeoverheden

1.148

3.724

2.177

1.210

788

1.375

‒ 587

 

Bijdrage aan Caribisch Nederland

1.148

2.737

1.374

350

788

1.375

‒ 587

 

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

987

803

860

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

0

150

101

156

90

0

90

 

Bijdragen ZBO en RWT

470

450

450

475

528

457

71

 
         

6 Natuurlijk kapitaal

886

841

745

1.113

1.821

5.916

‒ 4.095

 

Opdrachten

886

841

745

636

1.035

5.457

‒ 4.422

5

Uitvoering natuurlijk kapitaal

0

0

0

284

623

5.261

‒ 4.638

 

overige opdrachten

0

0

0

352

412

196

216

 

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

477

786

459

327

 

Waarvan bijdrage aan RVO

0

0

0

477

786

459

327

 
         

Ontvangsten

171

265

1.411

820

548

0

548

 
Tabel 67 Uitsplitsing Verplichtingen art.21 Circulaire economie (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

55.167

74.209

‒ 19.042

Waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

1.750

0

1.750

Waarvan overige verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

53.417

74.209

‒ 20.792

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere realisatie op het verplichtingenbudget (- € 19,0 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door de hieronder toegelichte kasschuif omtrent stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling (- € 6,1 miljoen), de overheveling naar RWS voor de uitvoering routekaart grond-, weg- en waterbouw (- € 3,0 miljoen) en de overhevelingen naar het mobiliteitsfonds omtrent de opdrachten stimulering hergebruik en recyclaat aan ProRail en RWS (- € 1,2 miljoen). Daarnaast is er budget overgeboekt naar het planbureau voor de leefomgeving (PBL) omtrent de jaarlijkse monitoring circulaire economie (- € 2,0 miljoen). Verder is er bij slotwet ‒ € 2,0 miljoen vrijgevallen binnen de jaarlijkse agentschapsopdracht aan RWS, ‒ € 2,7 miljoen vrijgevallen op het instrument opdrachten en ‒ € 2.7 miljoen op het instrument subsidies wegens opdrachten en subsidies die niet tijd verstrekt zijn in 2023 en overlopen naar 2024. Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen van andere artikelonderdelen (€ 0,7 miljoen).

  • 2. De lagere realisatie (- € 5,5 miljoen) wordt verklaard door een overheveling binnen artikelonderdeel 21.05 duurzame productketens voor de verstrekking van de jaaropdracht aan RWS voor beleidsondersteuning op circulaire economie (- € 2,2 miljoen) en RVO voor de uitvoeringskosten op verschillende subsidieregelingen (-€ 3,6 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen van andere artikelonderdelen (€ 0,3 miljoen).

  • 3. De lagere realisatie (- € 6,6 miljoen) wordt voornamelijk verklaard door de kasschuif naar latere jaren omtrent de uit het coalitie akkoord beschikbaar gestelde budget voor het stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling (- € 6,1 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelonderdelen (- € 0,5 miljoen).

  • 4. De hogere realisatie (€ 3,0 miljoen) wordt veroorzaakt door een herschikking bij eerste suppletoire begroting binnen artikel 21 ten behoeve van de jaaropdracht omtrent beleidsondersteuning en advies aan RWS (€ 1,1 miljoen), de jaaropdracht RVO (€ 1,6 miljoen) en de jaaropdracht aan RIVM (€ 0,3 miljoen).

  • 5. De lagere realisatie (- € 4,4 miljoen) wordt voornamelijk verklaard door de overheveling naar RWS voor de uitvoering routekaar grond-, weg- en waterbouw (- € 3,0 miljoen) en de overhevelingen naar het mobiliteitsfonds omtrent de opdrachten stimulering hergebruik en recyclaat aan ProRail (- € 0,3 miljoen) en RWS (- € 0,9 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelonderdelen (- € 0,2 miljoen).

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

5. Duurzame productieketens (€ 55,6 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

Opdrachten (€ 15,1 miljoen)

  • Uitvoering Duurzame Productieketens (€ 7,9 miljoen). Jaarlijks verstrekt IenW een brede opdracht aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) op verschillende beleidsterreinen, waaronder klimaatadaptatie, water en bodem, circulaire economie, luchtkwaliteit en de publicatiereeks gevaarlijke stoffen (€ 3,3 miljoen). Verder is de jaarlijkse opdracht verstrekt aan PBL voor de monitoring rondom CE (€ 2,0 miljoen). Het restant van € 2,6 miljoen is ingezet voor meerdere kleinere opdrachten.

  • RWS en RVO (€ 5,6 miljoen). Dit betrof onder meer € 5,6 miljoen aan opdrachten voor RWS. Het gaat hier hoofdzakelijk om jaaropdrachten voor de circulaire economie en beleidsondersteuning en advies (BOA).

  • Overige opdrachten (€ 1,7 miljoen). Jaarlijks worden er opdrachten uitgegeven aan het RIVM voor beleidsondersteuning. Voor 2023 ging het om € 0,3 miljoen. Daarnaast ging het om ca € 1,4 miljoen aan opdrachten ter ondersteuning van de circulaire economie bij RVO.

Subsidies (€ 15,6 miljoen).

  • Subsidies duurzame productieketen (€ 15,6 miljoen) De RVO voert namens IenW de volgende subsidieregelingen uit:

    • Circulaire ketenprojecten (€ 5,3 miljoen).

    • Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie Circulaire Economie (€ 2,7 miljoen)

    • Kennis en innovatie Agenda - Circulaire Economie (€ 2,4 miljoen)

  • Daarnaast zijn er in 2023 verschillende begrotingssubsidies verstrekt:

    • Milieu Centraal (€ 2,5 miljoen) omtrent uitvoering basis en focus activiteiten gericht op de kerntaak van consumentenvoorlichting.

    • Topconsortia voor Kennis en Innovatie CLICKNL (€ 1,0 miljoen) omtrent de stimulering van circulair ontwerpen door middel van het programma CIRCO.

  • Het resterende budget van € 1,7 miljoen werd besteed aan diverse, kleinere subsidies.

Bijdragen aan agentschappen (€ 23,5 miljoen)

Dit betreft de bijdragen aan RWS (€ 11,6 miljoen), RIVM (€ 1,1 miljoen) en RVO (€ 10,8 miljoen) voor werkzaamheden om de transitie naar een Circulaire Economie (CE) te bewerkstelligen. De bijdrage aan RWS betreft onder andere CE in de regio en in de bouw, maar ook de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

Bijdragen aan medeoverheden (€ 0,8 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan Caribisch Nederland voor de ontwikkeling van het afvalbeheer op Bonaire.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 0,09 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) voor de EPIC surveys, welke als doel hebben het vergroenen van huishoudelijk gedrag en een bijdrage aan OECD omtrent de Working Party on Resource Productivity and Waste.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,5 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan de Stichting Milieukeur (SMK) (€ 0,3 miljoen) voor het uitvoeren van de wettelijke taken ten behoeve van het Ecolabel. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) (€ 0,2 miljoen) voor het uitvoeren van de overgedragen taken en werkzaamheden.

6. Natuurlijk kapitaal (€ 1,8 miljoen)

Opdrachten (€ 1 miljoen)

Het betreft hier diverse kleineren opdrachten aan RWS voor de toepassing van recyclaat in bouwmaterialen, hergebruik van liggers en uitvoeringskosten.

Bijdragen aan agentschappen (€ 0,8 miljoen)

Dit betreft de bijdragen aan RVO voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. Bijvoorbeeld voor het ondersteunen van ketensamenwerking rond biotische grondstoffen zoals hout of nutriënten.

Licence