Een nieuw departement: Infrastructuur en Milieu
De beleidsagenda 2012 maakt onderdeel uit van de eerste begroting van het ministerie voor Infrastructuur en Milieu (IenM)1. IenM werkt aan integrale oplossingen voor vraagstukken over bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. De ambitie daarbij is om de versterking van de economie te ondersteunen en zorg te dragen voor een veilig en toekomstbestendig Nederland.
IenM stelt kaders, maakt plannen, zorgt er voor dat de plannen worden uitgevoerd en dat de kaders worden gehandhaafd en beschermd. Met de verantwoordelijkheden voor beleid, uitvoering en toezicht onder één dak kan IenM efficiënt zichtbare en voelbare vernieuwingen doorvoeren op het terrein van mobiliteit en transport, zorg voor het milieu, de bescherming tegen water en de ruimtelijke inrichting van Nederland. De aanpak van IenM is daarbij gericht op ruimte scheppen, investeren, in stand houden en beter benutten. In deze beleidsagenda worden de belangrijkste acties voor 2012 toegelicht.
Investeringen in onze infrastructuur, waterveiligheid en leefomgeving dragen bij aan het herstel van de economie. Ook een efficiënter gebruik van die infrastructuur levert daaraan een bijdrage. Dat alles doen we met minder regels en meer verantwoordelijkheid buiten de rijksoverheid. Dat maakt de overheid kleiner en slagvaardiger. Zo ontstaat ruimte voor groei en innovatie en komt uiteindelijk het huishoudboekje van Nederland weer in balans.
1. De aanpak van IenM
IenM schept ruimte voor groei en beweging door ruimtelijke ordening dichtbij degene te brengen die het aangaat, burgers en bedrijven. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte2. is het Rijk selectief in het bepalen van nationale belangen die van (inter-)nationale betekenis zijn. Hiermee wordt meer ruimte gegeven aan provincies en gemeenten. Dit betekent een heldere taakverdeling, minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
In het kader van de vereenvoudiging van het Omgevingsrecht werkt het kabinet aan een Omgevingswet waar als algemeen uitgangspunt geldt de bestuurlijke afwegingsruimte te vergroten en om geen nationale koppen toe te voegen aan Europese regels. Door het schrappen van veel regels kan dat bedrijven, burgers en overheden jaarlijks zo’n 650 miljoen euro schelen. In 2012 komt het kabinet met voorstellen tot bundeling en vereenvoudiging van de wet- en regelgeving. Ook maakt het kabinet de Crisis- en herstelwet permanent.
Het kabinet investeert alleen daar waar dat het meest effectief is. Met een gerichte focus op de mainports, brainports en greenports en hun achterlandverbindingen blijft het kabinet investeren in projecten om de bereikbaarheid te verbeteren, het vestigingsklimaat te versterken en de leefbaarheid te vergroten.
De leefbaarheid van Nederland is gebaat bij maatwerk. De regionale ruimtelijke verschillen in Nederland nemen fors toe. In het westen neemt het aantal inwoners gestaag toe, terwijl 153 gemeenten elders in het land krimpen. Bovendien leiden de verschillende ontwikkelingen tot variërende ruimtelijke opgaven in de verschillende regio’s. Een «one size fits all» benadering is dus niet meer toereikend.3. Daarnaast laten gemeenten en provincies al jaren zien dat die regionale opgaven bij hen in goede handen zijn. Met de omslag naar een forse deregulering en decentralisatie geeft het kabinet daaraan een logisch en adequaat vervolg.
Bij het verbeteren van de bereikbaarheid let het kabinet op de samenhang tussen weg, spoor, lucht en water. Hoe beter dit op elkaar aansluit, des te soepeler de doorstroming verloopt. Ook de ontwikkeling van de Nederlandse steden speelt daarbij een rol. IenM investeert op plaatsen waar de meeste mensen wonen en werken. Om de bereikbaarheid van de steden op peil te houden, steekt het kabinet veel geld en energie in de infrastructuur: gedurende deze kabinetsperiode komen er 800 kilometers aan rijstrook bij. In 2012 wordt circa 190 km daarvan in gebruik genomen. Op de hoofdverbindingen buiten de Randstad waar structureel files staan, wordt 2x3 rijstroken de standaard. In de Randstad is de standaard 2x4 rijstroken.
In het regeerakkoord is afgesproken meer te investeren in spoorlijnen en wegen, oplopend van 100 miljoen euro tot structureel 500 miljoen euro vanaf 2015. Dit geld is in deze begroting toegevoegd. Het betreft hier bijvoorbeeld Ring Utrecht, Holland Rijnland, Ruit Rotterdam, A10 Zuidas en de spooraansluiting Maasvlakte 2.
Bij de investeringen in het openbaar vervoer staat de reiziger centraal. De aandacht is daarbij in de eerste plaats gericht op de grootste vervoerstromen en knelpunten. IenM zorgt voor hoogfrequent spoorvervoer met om de 10 minuten een trein tussen de grote steden in de Randstad, Brabant en Gelderland. Daarmee wordt op die drukke lijnen een gemiddelde groei van 5 procent per jaar mogelijk gemaakt en kan het goederenvervoer zonder problemen toenemen. Voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is 4,4 miljard euro beschikbaar.
Naast deze investeringen in de infrastructuur is een betere benutting van ons wegen- en spoornet nodig. Meer rijstroken helpen, maar zijn niet toereikend om alle groei op te vangen. Efficiënter omgaan met het (vaar)wegen- en spoornetwerk is van essentieel belang. Technische innovaties spelen een belangrijke rol. Maar ook afspraken met werkgevers over mobiliteitsmanagement leiden tot een verbetering van de doorstroming op de weg, het spoor en het water. In het programma Beter benutten is uitgewerkt welke maatregelen in de komende jaren worden genomen met een concrete uitwerking per regio.
Het kabinet blijft inzetten op verantwoord beheer en onderhoud van onze infrastructuur. In vorige begrotingen werd geconstateerd dat kosten van beheer en onderhoud toenemen en dat de budgetten onder druk staan. Om het beheer en onderhoud ook in de komende jaren zeker te stellen, zijn maatregelen genomen om dit te kunnen beheersen. Dit is uitgewerkt in bijlage 4.2 van het Infrastructuurfonds.
Waterveiligheid nu en in de toekomst heeft onze voortdurende aandacht. Bescherming tegen water geeft de zekerheid dat Nederland ook in de komende eeuw aantrekkelijk blijft als vestigingsplaats, om te wonen en te werken. In het Deltaprogramma is uiteengezet hoe wordt omgegaan met de uitdagingen die ontstaan door ontwikkelingen in de komende decennia, zoals bodemdaling en een stijgend zeewaterpeil. Verder worden verschillende lopende programma’s uitgevoerd om de huidige problemen op te lossen, zoals Ruimte voor de Rivier en het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Zo wordt in 2012 onder meer de Delflandse kust versterkt en worden sluizen bij Lemmer aangepakt. Ook wordt verder gewerkt aan het project Toekomst Afsluitdijk.
Naast de waterveiligheid besteedt het kabinet ruim aandacht aan de waterkwaliteit en de zoetwatervoorziening. Ook hier zijn innovatieve maatregelen essentieel.
Bij alle beslissingen over ruimte, infrastructuur, mobiliteit en waterbeheer zoekt het kabinet naar een goede balans met de leefbaarheid van Nederland. Immers schone lucht, water en bodem zijn een voorwaarde voor onze gezondheid en leefomgeving.
Het kabinet gelooft in de kracht van het bedrijfsleven om vooruit te komen in het milieu- en klimaatdossier. Bedrijven nemen de verantwoordelijkheid om met duurzame oplossingen te komen. Het kabinet wil deze ontwikkeling ondersteunen. Niet door ingewikkelde regels te bedenken, maar met een pragmatische aanpak waarin ook de haalbaarheid en betaalbaarheid centraal staan. Als de overheid zich terughoudend opstelt en zorgt voor continuïteit van beleid en een gelijk speelveld, dan nemen bedrijven de handschoen op om te investeren in duurzame ontwikkelingen. Het bedrijfsleven is dan ook een belangrijke partner bij het uitvoeren van de Duurzaamheidsagenda.
Toezicht zal steeds meer op basis van vertrouwen worden ingericht, onder andere door in te zetten op systeemtoezicht en door handhavingsconvenanten te sluiten met bedrijven en brancheorganisaties. Goed presterende bedrijven kunnen rekenen op een lagere frequentie van inspecties, terwijl slechte nalevers extra in de gaten gehouden worden. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die per 1 januari 2012 de IVW en de VROM-Inspectie opvolgt, geeft invulling aan de inspectietaak.
2. Mobiliteit en transport
Bij het verbeteren van de bereikbaarheid let het kabinet op de samenhang tussen de wegen, het spoor, de luchtvaart, de zeehavens en de binnenvaart. De ontwikkeling van de Nederlandse steden wordt daarbij ook nauwlettend in de gaten gehouden. Het kabinet hanteert een integrale benadering die de mobiliteitsgroei faciliteert en die rekening houdt met ruimtelijke ontwikkeling.
Het uitgangspunt van IenM zijn de reizigers en verladers. Een betere bereikbaarheid wordt geboden door het realiseren van een robuust en samenhangend mobiliteitsysteem. Een robuust systeem levert betrouwbare prestaties en een samenhangend systeem geeft gebruikers keuzemogelijkheden die passen bij hun leefstijl en gebruikspatronen.
2.1 Wegen
IenM investeert in 2012 fors in de aanleg, beheer en onderhoud van het wegennet. Door de Tracéwet toe te passen wordt de doorlooptijd van besluitvorming vaak tot de helft teruggebracht. Daarnaast wordt het draagvlak bevorderd doordat het kabinet besluiten neemt in overleg met regionale en lokale overheden en pas na participatie van maatschappelijke organisaties en andere betrokkenen.
In het aanlegprogramma wegen zijn projecten opgenomen met een cruciale betekenis voor het verbeteren van de bereikbaarheid en de leefbaarheid rond de grote steden. Bijvoorbeeld de A4 Delft – Schiedam, de Ring Utrecht en de A6-A9 Schiphol – Amsterdam – Almere. Ook worden knelpunten opgelost in ander delen van het land. Het knooppunt A6/A7 bij Joure bijvoorbeeld, en de N31 bij Harlingen.
Door het scheiden van regionaal verkeer op het hoofdwegennet ontstaan zogenaamde supersnelwegen. Hierdoor verbetert de doorstroming. Bij de randweg Eindhoven zijn hiermee positieve ervaringen opgedaan. In 2012 gaat het kabinet verder met het verkennen van de mogelijkheden.
Het kabinet zet stevig in op publiek private samenwerking (PPS). PPS is geen doel op zich, maar een middel om voor minder geld meer kwaliteit te realiseren bij aanleg, onderhoud en beheer van infrastructuur. Bovendien bevordert PPS ondernemerschap en innovatie bij de private partijen. Daarom verdubbelt het kabinet het aantal PPS-projecten. In het investeringsprogramma staan 32 projecten die voor PPS in aanmerking komen. Daarbij gaat het niet alleen om wegen en tunnels, maar ook om vaarwegen en sluizen. Het PPS-loket, waar private partijen met initiatieven kunnen komen, wordt in het najaar van 2011 geopend.
In 2011 is op acht trajecten bij wijze van experiment de maximumsnelheid (dynamisch) verhoogd naar 130 kilometer per uur. In het najaar van 2011 laat IenM weten hoe dat heeft uitgepakt en waar en wanneer we maximumsnelheden elders verhogen. De bedoeling is dat gedurende deze kabinetsperiode op ten minste een derde van de autosnelwegen de snelheid naar 130 km/uur wordt verhoogd. In 2012 wil het kabinet de snelheidsverhoging op de acht proeftrajecten definitief maken en ook elders toepassen.
Uiteraard wordt een snelheidsverhoging alleen doorgevoerd waar dat volgens de milieu en verkeersveiligheidnormen mogelijk is, dan wel door maatregelen te nemen zodat aan de eisen kan worden voldaan.
Het aantal verkeersdoden daalt gestaag, maar het kabinet maakt zich zorgen over het stijgend aantal verkeersgewonden en streeft naar een structureel veiliger verkeer. Het aantal ernstig verkeersgewonden moet terug naar maximaal 10 600 in 2020, het aantal jaarlijkse verkeersdoden naar maximaal 500. In 2012 wordt het Strategisch Plan Verkeersveiligheid bijgesteld en voert het kabinet het alcoholslot en 2toDrive in. De nadruk ligt op het terugdringen van het aantal ernstig verkeersgewonden. De aandacht is daarbij gericht op met name de kwetsbare groepen in het verkeer: ouderen, fietsers en beginnende bestuurders.
2.2 Spoor en openbaar vervoer
Bij de investeringen in het openbaar vervoer staat de reiziger centraal. De focus ligt in de eerste plaats op de reiziger in de dichtbevolkte gebieden, waar de grootste knelpunten liggen en waar de grootste groeikansen aanwezig zijn.
IenM investeert 4,4 miljard euro in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS), dat beter bekend staat als «reizen zonder spoorboekje». Op de drukste trajecten gedurende de werkdag rijden in 2020 zes intercity’s en zes sprinters per uur. In 2012:
-
– worden eerste besluiten genomen voor alle infrastructurele maatregelen uit PHS;
-
– wordt nader gesproken met de Tweede Kamer over de uitwerking van de goederenroutes in Oost-Nederland;
-
– wordt onderzocht of de PHS-maatregelen aan het doorstroomstation Utrecht kunnen worden versneld;
-
– worden uit het PHS-pakket seinoptimalisaties en de uitbreiding van fietsenstallingen op stations versneld uitgevoerd.
Eind 2012 wordt de Hanzelijn in gebruik genomen, inclusief de nieuwe stations Dronten en Kampen Zuid. Dankzij de Hanzelijn worden de reistijden tussen de Randstad, Flevoland en de Noordelijke provincies korter. Daarnaast openen in 2012 de stations Sassenheim, Halfweg-Zwanenburg, Westervoort en Maastricht-Noord hun deuren.
Ook investeert het kabinet in de spoorverbindingen met het buitenland. Met de spoorsector en regionale overheden wordt gekeken naar de opties om meer verbindingen te realiseren en de bestaande te verbeteren. In 2012 worden plannen gemaakt om de verbindingen Arnhem- Emmerich en Sittard – Aken te versterken.
Infrastructuur, materieel en de dienstregeling moeten beter bestand zijn tegen verstoringen en het weer. De reisinformatie voor de reiziger moet ook beter worden geregeld. Reizigers en verladers moeten weten waar ze aan toe zijn. Verbetermaatregelen zullen stap voor stap worden geïmplementeerd op basis van een plan van aanpak van de spoorsector.
De OV-chipkaart is in geheel Nederland te gebruiken (met uitzondering van de Vallei-lijn, een regionaal spoortraject). Het Nationaal Vervoerbewijs (NVB) is inmiddels in een groot aantal provincies en stadsregio’s afgeschaft. De huidige planning is dat dit eind 2011 in geheel Nederland het geval zal zijn. NS is voornemens het papieren treinkaartje eind 2012 af te schaffen.
Daarnaast worden de aanbevelingen van de commissie-Meijdam over de OV-chipkaart verder uitgewerkt.
De verantwoordelijkheid voor het regionale openbaar vervoer ligt bij de regionale overheden. Zij treden op als concessieverlener voor het bus-, tram- en metrovervoer en regionale treindiensten. De rijksoverheid heeft vooral een verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving en bij medefinanciering van grote OV-projecten. Verder vindt decentralisatie plaats van de Brede Doeluitkering (zie ook Bestuursafspraken 2011–2015)4, wordt het wetsvoorstel Lokaal Spoor gepubliceerd en ligt de wijziging Wet Personenvervoer 2000 over aanbesteding van het regionaal OV ter behandeling in het parlement.
2.3 Scheepvaart en havens
De binnenvaart is belangrijk voor de Nederlandse infrastructuur. Met behulp van de binnenvaart worden de wegen ontlast, wat de leefbaarheid en de doorstroming ten goede komt. Onze vaarwegen verbinden economische centra in Nederland en daarbuiten.
Investeren in de infrastructuur betekent dus ook investeren in vaarwegen en sluizen.
In 2012 volgt een voorkeursbeslissing voor de Volkeraksluizen en beginnen de werkzaamheden aan de schutsluis Zwartsluis.
Het programma «Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen», gericht op een betere informatie-uitwisseling op en rond het vaarwegennet blijft bestaan. Dit programma past goed bij de doelstelling om onze infrastructuur beter te benutten.
Daarnaast stimuleert IenM de binnenvaartsector om te komen tot meer samenwerking en verdere professionalisering, zodat de binnenvaart efficiënter en duurzamer wordt en beter bestand is tegen economische tegenslag. Ook de versterking van de concurrentiepositie van de Nederlandse zeescheepvaart en de zeehavens blijft in 2012 een belangrijk doel. Veiligheid is ook in de zeevaart een belangrijk onderwerp, dat terecht hoog op de agenda staat. Het kabinet werkt in dat verband onder meer aan de bestrijding van piraterij.
Het kabinet werkt in 2012 verder aan de versterking van de positie van de Mainport Rotterdam en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Er komen twee nieuwe terminals en als compensatie hiervoor, worden natuurgebieden aangelegd.
Ook met andere aanlegprojecten worden in 2012 mijlpalen bereikt:
-
– Er wordt een besluit genomen over het overgaan naar de planstudiefase inzake sluizencomplex bij Kanaalzone Gent Terneuzen.
-
– Er vindt besluitvorming plaats over de realisatie van de nieuwe zeesluis IJmuiden en over de verdeling van de kosten en risico’s.
2.4 Beter Benutten
Met het programma Beter Benutten wil IenM de bestaande netwerken beter gebruiken. Met investeringen in de infrastructuur alleen redden we het niet. Tot 2020 groeit het autoverkeer met 10 tot 35%5. In de belangrijkste stedelijke gebieden neemt de drukte meer toe dan in andere gebieden. De drukte treft vooral de Randstad, in mindere mate Brabant en Oost-Nederland. In het algemeen geldt dat capaciteitstekorten of vertragingen op werkdagen vooral optreden tijdens de spits. In de daluren halveert het aantal reizigers. Op het gehele hoofdwegennet zijn op werkdagen in de spits circa één miljoen auto’s onderweg. In de daluren halveert dat aantal. Het spoorvervoer kent een soortgelijke verdeling over de werkdagen. In de spitsen is het vol in de stedelijke gebieden; buiten de spitsen neemt de vraag en de bezettingsgraad af.6
Op de PHS-trajecten op het spoor is het doel om een gemiddelde jaarlijkse groei van 5% van het aantal reizigers te kunnen accommoderen. Daar wordt vanaf 2020 het aantal treinen verhoogd tot zes intercity’s en zes sprinters per uur. En als de spitsdruk op het spoor beter verdeeld wordt over de dag, dan verbetert ook het comfort van de reizigers.
Met Beter Benutten wil het kabinet de files terugdringen met 20% op de drukste trajecten, ten opzichte van een situatie zonder het programma Beter Benutten. Het precieze aantal voertuigen varieert afhankelijk van wegvak of traject, maar we weten dat al een groot effect gesorteerd kan worden wanneer slechts een beperkt aantal reizigers de spits mijdt. Ter illustratie: als 1 800 motorvoertuigen de ochtendspits op de A13-A20 mijden, dan rijdt het daar goed door.
En in het algemeen heeft in 2008 en 2009 een beperkte afname van het verkeer op het hoofdwegennet (1%) in de spits geleid tot een afname van de files met 10%.
Beter Benutten voorziet daarom onder andere in het ruimer openstellen van spitsstroken en het vaker inzetten van intelligente transportsystemen. Door incidentmanagement kan de plaats van een verkeersongeval sneller worden vrijgegeven, waardoor files sneller oplossen. Ook gaat het om afspraken met werkgevers om het woon-werkverkeer terug te dringen en uitbreiding van het aantal fietsstallingen bij stations.
IenM werkt aan Beter Benutten met overheden en ondernemers in de regio’s Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden, Utrecht, Brabant, Arnhem-Nijmegen en Maastricht. Voor deze gebieden is een urgentieaanpak aangekondigd: bestuurlijke trio’s bestaande uit een vertegenwoordiger van het Rijk, de regio en het bedrijfsleven (bijvoorbeeld een CEO) worden benoemd.
Tot en met 2023 wordt voor het programma Beter Benutten wordt 794 miljoen euro uitgetrokken, waarvan 544 miljoen euro tot en met 2020.
2.5 Luchtvaart
De wereldwijde vraag naar luchtvaart blijft groeien. Om de concurrentiepositie van Schiphol te versterken moet de capaciteit van de luchthaven meegroeien met de toename in het luchtverkeer. In de luchtvaartnota7 staan de maatregelen die het kabinet met de luchtvaartsector wil treffen om het internationale netwerk van verbindingen te versterken. Het zijn deze verbindingen die de kwaliteit van het netwerk bepalen.
Schiphol krijgt ruimte om te groeien waarbij gelet wordt op de kosten en geldende milieunormen en groeigrenzen. Het gaat om een selectieve ontwikkeling die erop gericht is op Schiphol ruimte te houden voor het Mainport gebonden verkeer. Het overige verkeer wordt zoveel mogelijk op regionale luchthavens afgehandeld.
De regionale luchthavens zijn belangrijk voor de regionale economieën. Ons beleid is erop gericht om op deze luchthavens voldoende capaciteit te creëren voor verkeer dat niet perse naar Schiphol hoeft.
Het kabinet maakt afspraken met de luchtvaartsector en de omgeving over maatregelen zodat aan milieu- en geluidsnormen en groeidoelstellingen wordt voldaan. Zo wordt de overlast voor de omgeving beperkt. Veilig, duurzaam en efficiënt zijn daarbij de kernbegrippen.
In 2012 voert het kabinet de volgende onderdelen van de luchtvaartnota uit:
-
– De Uitvoeringsagenda Luchtruimvisie wordt geïmplementeerd;
-
– Het uitvoeringsprogramma van de Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011 – 2015 wordt uitgevoerd. Tal van nationale regels worden vervangen door Europese regels. Ook het risico van vogelaanvaringen wordt verder beperkt;
-
– De regelgeving voor luchthaventarieven wordt herzien op basis van de evaluatie van de Wet Luchtvaart;
-
– Op basis van een advies van de Alderstafel Schiphol neemt het kabinet een besluit over een nieuw normen- en handhavingstelsel en hinderbeperkende maatregelen;
-
– Er wordt een besluit genomen over vorm van luchtverkeersleiding voor vliegveld Lelystad. Daarnaast komt het kabinet met een standpunt over de verdere ontwikkeling van vliegveld Lelystad na 2015;
-
– Er wordt een luchthavenbesluit Eindhoven voorbereid op basis van het Aldersadvies Eindhoven;
-
– Het kabinet stelt een structuurvisie op voor de Schipholregio (Structuurvisie Mainport – Amsterdam – Schiphol – Haarlemmermeer);
-
– Het emissiehandelssysteem (emission trading scheme, ETS) voor de luchtvaart treedt in 2012 in werking;
-
– Op Europees niveau vindt actualisatie van de consumentenrechten in de luchtvaart plaats.
Dit kabinet wil dat het Europese luchtruim anders wordt ingericht dan nu het geval is. Net als onze tastbare infrastructuur, is een betere benutting van het Nederlandse en het Europese luchtruim mogelijk. Directe routes vliegen scheelt tijd, brandstof en CO2 uitstoot. Met Frankrijk, Duitsland, België, Luxemburg en Zwitserland neemt Nederland deel in FABEC (Functional Airspace Block Europe Central). Het FABEC-verdrag dat een betere benutting van het Europees luchtruim als doel heeft, treedt in 2012 in werking. Vanaf dat moment vinden onder meer het luchtruimontwerp en organisatie van de dienstverlening steeds meer plaats in FABEC-verband.
3. Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft het kabinet een grondige actualisatie van het ruimtelijk beleid. Het roer gaat om in de ruimtelijke ordening. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat niet op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland en de nationale belangen zoals de nationale netwerken, de waterveiligheid en de milieukwaliteit. Ook zorgt het kabinet ervoor dat het omgevingsrecht op de schop gaat. Met eenvoudigere regels kan Nederland jaarlijks miljoenen euro’s besparen.
3.1 Vereenvoudiging Omgevingsrecht
Het Rijk gaat snoeien in het woud van procedures en vereenvoudigt de regels voor ruimtelijke ordening, infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Dat versnelt de besluitvorming, vermindert plankosten en maakt het voor professionals in de publieke sector, bedrijven, investeerders en overheden transparanter. Voor burgers is sneller duidelijk of en welke vergunningen nodig zijn. Mensen die opkomen voor belangen die mogelijk conflicteren met het initiatief, weten waar en wanneer ze hun stem kunnen laten horen. Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Wabo, de Waterwet en de aanpassing van de Tracéwet zijn al aanzienlijke verbeteringen doorgevoerd. Met de vernieuwing van het omgevingsrecht bouwt het kabinet hier op voort met als leidraad meer ruimte voor eigen initiatief.
In 2012 wordt het voorstel voor de Omgevingswet ingediend bij de Tweede Kamer. In dit voorstel staan vier thema’s voorop: versnelling van procedures en besluitvorming volgens de Elverding-aanpak, vermindering en integratie van planvormen, doelmatiger omgang met onderzoeksverplichtingen en meer ruimte voor bestuurders om knopen door te hakken. De vier thema’s samen dragen bij aan een inhoudelijk sterkere besluitvorming en een meer daadkrachtige bestuurscultuur.
Conform het regeerakkoord wordt de Crisis- en herstelwet in 2012 permanent gemaakt. Daarnaast wordt in 2012 de vierde tranche experimenten in het kader van de Crisis- en herstelwet aan de Tweede Kamer aangeboden.
3.2 Ruimtelijke ordening
Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De ontwikkeling van de stedelijke regio’s rond mainports, brainports en greenports gaat gepaard met economische ontwikkeling, energiebehoefte, vraag naar woningen en meer mobiliteit.
Projecten als de Zuidas, schaalsprong Almere, de ontwikkeling van Schiphol en regio Eindhoven zijn van belang voor de economie. Netwerken voor energieproductie en -voorziening en buisleidingentransport zijn van nationaal belang. Ook het waarborgen van de waterveiligheid, van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden (zoals de Stelling van Amsterdam en de Limes), en van gezondheid en veiligheid is een taak van het Rijk. Uitgangspunten daarbij zijn meer samenhang tussen ruimte en mobiliteit en zorgvuldig ruimtegebruik. Daartoe treedt in 2012 een ladder voor duurzame verstedelijking in werking, die bij ruimtelijk plannen duidelijk maakt hoe afwegingen ten aanzien van ruimtegebruik en bereikbaarheid zijn gemaakt.
In 2012 ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van het actieprogramma Leegstand Kantoren en laat het kabinet weten welke acties door de markt en de overheid zullen worden ondernomen om de leegstand aan te pakken.
In 2012 stelt het kabinet structuurvisies voor de ondergrond en windenergie vast en brengt het ruimtelijke maatregelen in kaart voor de topsectoren8. Verder werkt het kabinet aan alternatieve verdienmodellen, samenwerkingsvormen (waaronder PPS), financieringsvormen en allianties voor gebiedsontwikkeling en zorgt het voor een optimale inzet van geo-informatie binnen de overheid. Daarnaast wordt publieke geo-informatie zoveel mogelijk openbaar gemaakt. In de MIRT-aanpak, die samen met de regionale overheden wordt uitgevoerd, zorgt IenM voor coördinatie van de ruimtelijke en infrastructurele maatregelen via de gebiedsagenda’s.
In 2012 werkt het kabinet plannen uit voor de ontwikkeling van de volgende prioritaire regio’s:
-
– Om de groei van Almere mogelijk te maken en het noorden van de Randstad goed bereikbaar en concurrerend te houden is het rijk-regioprogramma Amsterdam, Almere, Markermeer (RRAAM). In 2012 wordt de concept structuurvisie voor dit gebied vastgesteld. De alternatieven worden met elkaar vergeleken in een plan-MER en een MKBA. Op basis daarvan neemt het kabinet een besluit over de plannen en de financiering.
-
– In de Structuurvisie Mainport – Amsterdam – Schiphol – Haarlemmermeer (SMASH) wordt onderzocht welke ruimtelijke en infrastructurele randvoorwaarden moeten worden geborgd voor de ontwikkeling van mainport Schiphol en het bijbehorend netwerk van verbindingen.
-
– Het kabinet wil de Zuidas ontwikkelen tot een economische toplocatie voor het internationaal opererende bedrijfsleven en als infrastructureel knooppunt van weg en openbaar vervoer. In 2012 zal een structuurvisie voor de Zuidas worden gepresenteerd en wordt er een besluit genomen over het Zuidas-Dok.
-
– De structuurvisies Haaglanden en Rotterdam worden afgerond en er worden afspraken gemaakt over de verstedelijking in de Zuidvleugel en (rijks)investeringen in de infrastructuur.
-
– In het Deltaprogramma Rijnmond Drechtsteden wordt gewerkt aan oplossingen voor de waterveiligheid, de zoetwaterproblematiek en de ruimtelijke en economische ontwikkeling. Daarnaast ligt er in het kader van het nationaal Programma Rotterdam Zuid prioriteit bij Stadshavens, als grootste Nederlandse herstructureringsopgave van de komende jaren. In 2012 wordt daar het eerste project opgeleverd. Ook sluit IenM een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf over de ontwikkeling van het deelgebied Merwe-Vierhavens tussen 2012 en 2015.
-
– De regio brainport Eindhoven investeert het kabinet met partners en regionale overheden in de verbetering van de bereikbaarheid vanuit het buitenland en een hoogwaardige woon- en werkomgeving.
4. Water
In 2012 gaat het onderhoud aan dijken en waterkeringen door en wordt de kust verder versterkt. Met het Deltaprogramma hebben de gezamenlijke overheden een basis om te werken aan veiligheid tegen overstromingen, aan beschikbaarheid van voldoende zoetwater en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling.
Binnen het Deltaprogramma worden op het vlak van waterveiligheid tal van programma’s uitgevoerd. Het gaat dan om programma’s zoals Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken, het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), de Zwakke Schakels Kust en het herstel van steenbekledingen van waterkeringen. Werkzaamheden zijn onder andere de kribverlaging Midden-Waal, de versterking van de Delflandse kust, de kust bij Scheveningen en de sluizen bij Lemmer. Daarnaast zijn verschillende projecten en programma’s in voorbereiding zoals de Afsluitdijk. Voor dit project neemt het kabinet eind 2011 een voorkeursbeslissing die vervolgens aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. In 2012 begint de planfase en drie jaar later starten de werkzaamheden.
Onze waterveiligheid vergt de komende jaren aanzienlijke investeringen. In het voorjaar van 2011, heeft het kabinet afspraken gemaakt met de provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. Deze afspraken staan in het Bestuursakkoord Water. Met het voorkomen van bestuurlijke drukte, een doelmatiger beheer van de waterketen, een beheersbaar programma voor de waterkeringen en het slim combineren van werkzaamheden kunnen we het werk efficiënt uitvoeren en worden de kosten zo laag mogelijk gehouden. Zo wordt vanaf 2020 een structurele besparing van 750 miljoen euro nagestreefd.
In het Bestuursakkoord Water staan afspraken over de financiering van het HWBP door Rijk en waterschappen vanaf 2014. Met die afspraken wordt ook de start mogelijk van een uitvoeringsprogramma dat gericht is op de aanpassing van waterkeringen die in de derde toetsronde zijn afgekeurd. De voorgestelde aanpassingen van het bekostigingssysteem en de uitwerking van de financiering worden opgenomen in een wetsvoorstel. Het streven is het wetsvoorstel medio 2012 bij de Tweede Kamer in te dienen. Deze wetgeving komt in de plaats van de overeenkomstige onderdelen uit de Spoedwet 100 miljoen.
Ook komt het kabinet met een wetsvoorstel dat indirecte verkiezingen regelt van de leden in het waterschapsbestuur, die de ingezetenen vertegenwoordigen. Deze worden gekozen door de leden van de gemeenteraden, kort na de gemeenteraadsverkiezingen. Omdat de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen pas plaatsvinden in 2014, worden de waterschapsverkiezingen van 2012 uitgesteld tot dat jaar.
Naast bescherming tegen het water wordt ook een betere waterkwaliteit nagestreefd. De uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft een goede waterkwaliteit in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de Noordzee als doel. Tot 2027 worden hiervoor tal van maatregelen uitgevoerd. In 2012 wordt de temporisering van de besluitvorming over de KRW-maatregelen in Rijkswateren uitgewerkt, zodat Nederland daarmee aansluit bij de Europese eindtermijnen. Ook worden in 2012 de voortgangsrapportages over de stroomgebiedbeheerplannen aan de Europese Commissie opgesteld.
In 2012 komt het kabinet met een visie op een duurzame drinkwatervoorziening en wordt een drinkwaterplan opgesteld voor de BES-eilanden in samenwerking met de eilandbesturen.
De bedrijfstak die zich met water bezighoudt is één van de economische topsectoren van Nederland. Het Kabinet wil de concurrentiepositie van de Nederlandse watersector versterken. Het bedrijfsleven, de kenniswereld en de overheid hebben een ambitieuze uitvoeringsagenda voorgesteld om in de komende tien jaar de internationale marktkansen voor de watersector te verzilveren. In 2012 start de uitvoering van tenminste tien voorbeeld businesscases.
In het najaar van 2011 informeert het kabinet de Tweede Kamer over de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan de herbezinning van het huidige takenpakket van het KNMI. Afhankelijk van de uitkomsten van deze analyse krijgt dit een verdere uitwerking in 2012.
5. Milieu
Schone lucht, schoon water, gezonde bodem en een veilige leefomgeving; daar gaat het om. Die vormen samen de basis voor welzijn en welvaart in Nederland. Daarnaast is het van belang klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan en ons aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. Het kabinet kiest hierbij voor een pragmatische aanpak, een die haalbaar en betaalbaar is waarbij Europese en mondiale afspraken leidend zijn.
Duurzaam handelen wordt ook door bedrijven steeds vaker beschouwd als noodzakelijke voorwaarde voor continuïteit en economische ontwikkeling. Door innovatie en duurzamere productie kunnen bedrijven hun marktaandelen vergroten. Tegelijkertijd worden bij provincies, gemeenten en andere organisaties initiatieven genomen om de duurzaamheid en leefbaarheid te verbeteren. Het kabinet wil deze ontwikkelingen verder stimuleren langs de lijnen die in de Duurzaamheidsagenda worden uitgewerkt. Het kabinet sluit hiermee aan bij de groene groei-strategie van de OESO en bij de wereldtop in Rio de Janeiro in 2012.
IenM wil op het vlak van milieu- en klimaatbeleid het aantal regels verminderen, helderheid over doelen te verschaffen en streeft een gelijk speelveld na in Europa en de rest van de wereld zodat ondernemers alle ruimte krijgen hun eigen duurzaamheidsagenda’s te realiseren. Waar mogelijk wordt gewerkt met financiële prikkels. IenM heeft een coördinerende rol voor de uitvoering van deze doelen, naast de verantwoordelijkheid voor haar eigen beleidsterreinen.
5.1 Concrete initiatieven ondersteunen
De Duurzaamheidsagenda heeft een nauwe relatie met de Green Deal van het Ministerie van EL&I. In de Duurzaamheidsagenda geeft het kabinet aan op welke manier het de huidige economie wil ombuigen naar een groene economie. Het kabinet wil de initiatieven in de markt verder stimuleren en ondersteunen en werkt dit uit in vijf thema’s, te weten: grondstoffen en productieketens, water- en landgebruik, voedsel, mobiliteit alsmede klimaat en energie.
De Duurzaamheidsagenda biedt het kader, de Green Deal vormt de uitwerking in concrete initiatieven. De Green Deal sluit daarvoor deals met maatschappelijke partijen om gezamenlijk te werken aan verdere verduurzaming. Op klimaatgebied staan deze in de Lokale Klimaatagenda die in het najaar van 2011 verschijnt.
Met de afvalagenda wil het kabinet het storten en verbranden van afval minimaliseren en hergebruik en recycling bevorderen. Het hoge kwaliteitspeil van de Nederlandse afvalsector kan beter worden benut, mits de afvalsector, andere bedrijven, gemeenten en het Rijk goed samenwerken. In 2012 worden projecten uit de eerste ronde van de zeven prioritaire materiaalketens uit het Landelijk Afvalbeheerplan 2 (LAP2) afgerond. Geslaagde projecten worden nationaal ingezet. Het einddoel is om in 2015 voor tenminste vier ketens 20% milieuwinst te kunnen boeken.
Onderdeel van de afvalagenda is de grondstoffenrotonde. In 2012 worden voor vier materiaalstromen activiteiten ontplooid om meer afval op grondstoffenrotondes te krijgen. Deze moeten hoogwaardiger worden verwerkt zodat we meer waarde uit ons afval halen. Afval dus als kostbare grondstof.
In 2012 wordt een actieplan uitgevoerd met EL&I voor de landbouwsector. Bestaande stallen worden aangepast zodat deze voldoen aan de emissiegrenswaarde voor ammoniak uit het Besluit huisvesting veehouderij. Het bestaande Besluit huisvesting veehouderij wordt aangevuld met emissienormen voor fijn stof conform het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Ook wordt in 2012 gestart met de voorbereidingen voor een certificeringsysteem voor stallen, gericht op het beëindigen van de activiteiten van IenM op dit gebied. In overleg met de glastuinbouwsector wordt het middelenbeleid voor gewasbescherming aangescherpt en wordt een CO2-reductieplan opgesteld.
Het kabinet maakt werk van benutting van groen gas. Met de hoeveelheid mest in Nederland kunnen we aardig wat energie opwekken. Productie en benutting van groen gas is goed voor het klimaat en kan een nieuw perspectief bieden voor de landbouw, met name voor de intensieve veehouderijen. In 2012 worden de plannen ten aanzien van groen gas nader uitgewerkt.
Met het bedrijfsleven werkt IenM aan een duidelijke beoordeling van criteria en keurmerken op het vlak van duurzame biomassa. In 2012 worden duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen voor vervoer in de Europese richtlijn hernieuwbare energie uitgebreid. Hierbij wordt rekening gehouden met indirecte gevolgen van verandering in landgebruik. Ook worden deze duurzaamheidcriteria voor biomassa voor andere toepassingen dan als autobrandstof ontwikkeld. Dit gebeurt bij voorkeur op EU-niveau.
Gemeenten, provincies en waterschappen hebben «klimaatprogramma’s» opgesteld. Het kabinet ondersteunt deze initiatieven en stelt in 2011 met de klimaatambassadeurs van gemeenten, provincies en waterschappen de Lokale Klimaatagenda 2011–2014 op. Deze wordt in het najaar van 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de agenda richt het rijk richt zich vooral op het wegnemen van belemmeringen bij lokale klimaatinitiatieven. Lokale ambassadeurs mobiliseren andere gemeenten, om zo te komen tot een regionale aanpak.
De nationale routekaart klimaat 2 050 geeft aan hoe Nederland een klimaatneutrale samenleving kan realiseren. Het vervolg in 2012 bestaat uit een onder meer verdere behandeling in Europees verband en de nadere verkenning van de uitdagingen en strategieën in de routekaart geïdentificeerd zijn.
5.2 Nationale inzet
De overheid heeft als grote inkoper een behoorlijke invloed op producenten. De gezamenlijke waarde van de jaarlijkse inkoop van het Rijk en de andere overheden bedraagt circa 50 miljard euro. Deze koopkracht wordt ingezet om duurzame productie te bevorderen. Daarom worden met het bedrijfsleven inkoopcriteria ontwikkeld. Innovatie wordt gestimuleerd via vijf grootschalige initiatieven, waaronder de elektrische auto. Ook wil het kabinet dat informatie over de leefomgeving gemakkelijker toegankelijk wordt voor burgers. Daarom publiceert IenM in 2012 de Atlas Leefomgeving.
In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) stimuleert het kabinet de aankoop van de nieuwe, zeer schone vrachtauto’s en bussen (Euro VI). Ook het fiscaal stimuleren van de nieuwste, schone personenauto’s (Euro 6) wordt in 2012 voortgezet.9
In 2011 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Swung-1 aangenomen. In aansluiting hierop zal in overleg met IPO en VNG geluidbeleid gerealiseerd worden op provinciaal en gemeentelijk niveau (Swung-2). Hierin zullen de geluidnormen worden uitgewerkt voor de overige infrastructuur, woningbouw en industrielawaai, waarbij ook aandacht is voor de verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden.
IenM rondt in 2012 de invoering af van de herziening van het emissiehandelssysteem (ETS).
Voor de luchtvaart begeleidt IenM het startjaar voor deze sector in het ETS. Daarnaast stelt IenM in 2012 het nationaal toewijzingsbesluit vast voor toewijzing van emissierechten voor de periode 2013–2020.
Met de komst van Basisnet-regelgeving in 2012 wordt een duurzaam handelingsperspectief geboden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, weg en spoor. Door Basisnet blijven belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, maar binnen een wettelijk vastgesteld risicoplafond. Chemische clusters in binnen- en buitenland blijven hierdoor verantwoord bereikbaar.
Rond grote risicobedrijven, in het bijzonder de bedrijven die onder het Brzo of de PGS-15 vallen, houdt het Rijk meer en beter toezicht op de veiligheid. Bestaande afspraken rond toezicht en handhaving, gemaakt door en met betrokken partijen, worden voorzien van een wettelijke basis. Het voorstel bestrijkt onder meer de kwaliteitscriteria voor toezicht en handhaving, de wijze van registratie en toegankelijkheid van handhavingsinformatie en een landelijke handhavingsstrategie. De beschikbaarheid van goede actuele informatie betekent dat de Inspectie waar nodig gericht kan interveniëren terwijl de controledruk bij goede presteerders kan afnemen. Het voorstel wordt in de eerste helft van 2012 aangeboden aan de Raad van State.
De vorming van een landsdekkend stelsel van Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) zal in 2012 worden afgerond. In deze RUD’s worden capaciteit en kennis gebundeld op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Daarmee krijgen zij een rol in de uitvoering van het medebewind van gemeenten en provincies. Die hebben in dit proces binnen de landelijke kaders zelf het voortouw en zij stellen een concreet stappenplan op, dat gericht is op realisatie van de RUD’s per uiterlijk 1 januari 2013. Er bestaat ruimte voor regionaal maatwerk in de aanpak die tegemoet komt aan de economische structuur van iedere provincie.
5.3 Internationale afspraken
In Europees en internationaal verband worden afspraken gemaakt over het tegengaan van de klimaatverandering en over een verantwoorde omgang met grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen. Nederland streeft naar een gelijk mondiaal speelveld en zet in op een (kosten)effectief mondiaal en Europees klimaatbeleid.
Ten aanzien van het terugdringen van de CO2-uitstoot houdt het kabinet zich aan de Europese afspraken om in 2020 tot een reductie van 20% te komen ten opzichte van 1990. We liggen hiervoor op koers.
Voor een effectief mondiaal klimaatregime werkt het kabinet internationaal verder aan het realiseren van de «Cancun Overeenkomsten» en de vervolgbesluiten van de klimaattop in Durban, inclusief de toekomst van het Kyoto-protocol. De dialoog met het bedrijfsleven en de deelname aan de «Cartagena Dialoog» wordt voortgezet.
Om de luchtkwaliteit te verbeteren werkt het kabinet in VN-verband aan nieuwe emissieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen. Naar verwachting leidt dit uiterlijk in 2012 tot vaststelling van nieuwe emissieplafonds voor 2020 – 2030. Deze plafonds worden vervolgens in de Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd.
In Europa wordt gewerkt aan voorstellen voor een duurzamer gebruik van natuurlijke hulpbronnen wereldwijd door zowel producenten als consumenten. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een actieplan voor ecologische innovatie, het tegengaan van voedselverspilling en het versterken van de verantwoordelijkheid van de detailhandel bij het aanbieden van groene producten.
In 2012 worden de Europese onderhandelingen afgerond over het voorstel van de Europese Commissie om de teelt van toegelaten genetisch gemodificeerde gewassen te beperken of te verbieden.
In juni 2012 vindt in Rio de Janeiro een wereldtop over duurzame ontwikkeling plaats. De conferentie richt zich op de groene economie in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding alsmede op het institutionele raamwerk voor duurzame ontwikkeling. Nederland is leider van de Europese delegatie op het terrein van de groene economie. De inzet is onder meer gericht op het verduurzamen van handelsketens en de financiering van ecologische innovaties, waarbij samenwerking wordt gezocht met financiële instellingen.
Begroting op hoofdlijnen
De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2011. Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in het verdiepingshoofdstuk.
art | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerp-begroting 2011 | 9 085 027 | 9 315 723 | 8 653 287 | 8 747 030 | 8 926 223 | 8 935 662 | ||
Nota's van Wijziging 2011 | 1 604 395 | 921 618 | 1 089 602 | 1 418 783 | 275 600 | 402 668 | ||
Mutaties ISB (+ of –) 2011 | 967 345 | 833 915 | 749 599 | 450 706 | 580 812 | 576 092 | ||
Mutaties 1e suppletoire wet 2011 | – 356 325 | – 155 682 | 86 209 | – 141 174 | – 750 147 | – 288 058 | ||
Stand Voorjaarsnota 2011 | 11 300 442 | 10 915 574 | 10 578 697 | 10 475 345 | 9 032 488 | 9 626 364 | ||
I Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII | – 68 746 | – 113 510 | – 97 203 | 87 172 | 390 163 | 422 364 | ||
1. | Loon- en prijsbijstelling | Div. | – 15 162 | – 13 951 | – 12 735 | – 9 162 | – 9 123 | |
2. | Aanvullende post: extra wegen | 39 | 100 000 | 200 000 | 500 000 | 500 000 | ||
3. | Rentevrijval verkoop Structon | 39 | – 8 610 | – 8 610 | – 8 610 | – 8 610 | – 8 610 | |
4. | Taakstelling tbv restproblematiek | 40 | – 36 800 | – 35 200 | – 21 400 | – 18 900 | – 18 900 | |
5. | Taakstelling batenlastendiensten | 40 | – 553 | – 1 358 | – 2 650 | – 3 450 | – 3 620 | |
6. | Overboekingen van en naar min EL&I | Div. | – 16 111 | – 14 038 | – 15 017 | – 7 039 | – 12 162 | – 6 681 |
7. | Overheveling Waddenfonds naar Provinciefonds | 52 | – 33 000 | – 28 878 | – 36 824 | – 38 690 | – 40 499 | – 28 878 |
8. | Clean Development Meschanism | 57 | – 65 000 | |||||
9. | Naar Gemeentefonds | 52 | – 21 379 | – 9 847 | – 13 299 | – 12 239 | – 12 460 | |
10. | Naar Provinciefonds | 52 | – 2 262 | 1 238 | – 6 762 | – 7 962 | – 762 | |
11. | Naar VWS (M&R-deel in taakstelling RIVM) | 61 | 4 506 | – 860 | – 1 182 | – 1 503 | – 1 824 | – 1 824 |
12. | Subsidietaakstelling op NLR programmafinanciering | 35 | – 2 008 | |||||
II Diversen | 2 188 | 3 832 | 3 211 | – 1 748 | – 1 423 | – 3 836 | ||
Totale mutaties | – 66 558 | – 109 678 | – 93 992 | 85 424 | 388 740 | 418 528 | ||
Stand ontwerp-begroting 2012 | 11 233 884 | 10 805 896 | 10 484 705 | 10 560 769 | 9 421 228 | 10 044 892 |
Ad 1. Dit betreft een correctie op de in de Voorjaarsnota 2011 toegekende prijsbijstelling 2011.
Ad 2. In het Regeerakkoord is voor IenM een stevige beleidsambitie geformuleerd. Met name het belang van een goede infrastructuur is onderstreept. Daarom is het jaarlijkse budget voor aanleg van wegen en spoor vanaf 2015 structureel met € 500 mln. verhoogd.
Met deze begroting worden de betreffende middelen toegevoegd. De projectmatige invulling sluit aan bij de Structuurvisie, de beleidsbrief Investeringen en het plan Beter Benutten.
Ad 3. Dit betreft de rentevrijval door verkoop Structon.
Ad 4. Dit betreft de rijksbrede taakstellingen ter dekking van tekorten in de zorg en de rijksbrede problematiek.
Ad 5. Dit betreft het aandeel IenM uit hoofde van het opdrachtgeverschap in de taakstelling Rutte van de baten-lastendiensten van BZK.
Ad 6. Deze mutatie betreft verschillen overboekingen tussen ministerie EL&I en IenM. De belangrijkste zijn de overboekingen in het kader van elektrisch autorijden naar EL&I, verdroginggelden en diverse taakstellingen EL&I waarin IenM in bijdraagt.
Ad 7. Door middel van deze mutaties wordt het Waddenfonds gedecentraliseerd naar de betrokken provincies.
Ad 8. Dit betreft een verlaging van het budget ten behoeve van Clean Development Mechanism ten gunste van het generale beeld.
Ad 9. Dit betreft een bijdrage aan het Gemeentefonds ten behoeve van de gemeente Almere inzake ruimtelijke inpassing met betrekking tot de Hogeschool Windesheim, een overboeking inzake de decentralisatie van het ruimtelijk beleid, een overboeking in verband met Bestaand Rotterdams Gebied en Den Haag World Forum.
Ad 10. Dit betreft met name de overboeking naar het Provinciefonds inzake de decentralisatie van het ruimtelijk beleid.
Ad 11. In 2011 wordt een bedrag van ca. € 5 mln. van VWS overgeboekt in verband met de dienstverleningsovereenkomst ICT. De overboeking vanaf 2012 betreft het aandeel van IenM in de taakstelling ten laste van RIVM.
Ad 12. Deze mutatie betreft de subsidietaakstelling ten laste van het NLR.
Artikel / Operationele doelstelling | 2010 (realisatie) | 2011 | 2011 (planning) | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
31 Integraal Waterbeheer | |||||||||
31.01 Bestuurlijke Organisatie en Instrumentatie | x | ||||||||
32.02 Veiligheid | x | ||||||||
31.03 Waterkwantiteit | x | ||||||||
31.04 Waterkwaliteit | x | ||||||||
32 Het bereiken van optimale veiligheid in of als gevolg van mobiliteit | |||||||||
32.02 Verkeersslachtoffers op de spoor verminderen | x | ||||||||
32.03 Sociale veiligheid OV | x | ||||||||
33 Veiligheid gericht op de beheersing van veiligheidrisico's | |||||||||
33.01 Externe veiligheid | x | ||||||||
33.02 Veiligheid scheepvaart en binnenvaart | x | ||||||||
33.03 Veiligheidsonderzoek Luchtvaart Nederland | x | x | |||||||
33.04 Bescherming tegen moedwillige verstoring | x | ||||||||
34 Realiseren van robuurst mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid door het verbeteren en in stand houden van regiospecifieke mobiliteitskwaliteiten | |||||||||
34.02 Netwerk vaarwegen | x | ||||||||
34.04 BDU Verkeer en Vervoer | x | ||||||||
35 Mainports en logistiek | |||||||||
35.01 Mainport Schiphol en regionale luchthavens | x | ||||||||
35.02 Mainport Rotterdam en overige zeehavens | x | ||||||||
35.04 Vasthouden en versterken van de positie van goederenvervoer | x | ||||||||
35.04 Evaluatie maatregelen beleidsbrief Zeevaart (inclusief fiscale evaluatie zeevaartbeleid) | x | ||||||||
36 Bewaken, waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, gegeven de toename van mobiliteit | |||||||||
36.01 Leefomgeving hoofdwegen | x | ||||||||
36.02 Leefomgeving spoorwegen | x | ||||||||
36.03 Duurzame luchtvaart | x | ||||||||
36.03 GIS | x | ||||||||
36.04 Scheepvaart | x | ||||||||
37 Weer, klimaat, seismologie en aardobservatie | |||||||||
37.01 Weer, klimaat en seismologie | x | ||||||||
52 Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid | |||||||||
52.04 Behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit | x | ||||||||
53 Klimaat en luchtkwaliteit | |||||||||
53.08 Tegengaan klimaatverandering, actualisatie referentieraming | x | ||||||||
53.14 Verbeteren luchtkwaliteit, NEC plafonds | x | ||||||||
54 Duurzaam produceren | |||||||||
54.14 Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer | x | ||||||||
54.16 Verbeteren milieukwaliteit van bodem en water: onderdeel waterketen | x | ||||||||
56 Risicobeleid | |||||||||
56.34 Veilig gebruik van chemische stoffen | x | ||||||||
56.40 Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) | x | ||||||||
57 Versterken van het internationale beleid en strategische aangelegenheden | |||||||||
57.48 Clean Development Mechanism | x | ||||||||
60 Leefomgevingskwaliteit | |||||||||
60.02 Tegengaan geluidshinder | x | ||||||||
IF | Interdepartementaal Beleidsonderzoek Beheer en Onderhoud | x |