Base description which applies to whole site

3.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 25 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

266.980

526.319

388.768

360.073

258.083

208.248

186.549

        

Uitgaven

256.264

346.544

503.006

444.426

317.982

252.243

200.911

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Netwerk

36.333

25.118

29.251

19.542

14.250

10.691

9.553

2 Verkeersveiligheid

20.053

24.974

52.208

16.443

17.003

16.739

16.778

3 Slimme en duurzame mobiliteit

199.878

296.452

421.547

408.441

286.729

224.813

174.580

        

Ontvangsten

3.157

5.782

5.782

5.782

5.782

5.782

5.782

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Wegen en Verkeersveiligheid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 26 Rollen en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving. Het gaat onder meer om de Investeringsimpuls verkeersveiligheid en de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid. Via (toezicht op) wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het hoofdwegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de naleving.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust en veilig mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor de besluitvorming over en uitvoering van het instandhouden van de infrastructuur en de netwerkontwikkeling in relatie tot gebiedsontwikkeling. Instandhouding wordt op basis van een 8-jarige programmering in opdracht gegeven aan de uitvoeringsorganisatie RWS. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd, de bijdragen zijn gerelateerd aan het Mobiliteitsfonds.

Samenhang doelstellingen en meetbare gegevens

Voor het artikel wegen en verkeersveiligheid zijn drie specifieke doelstellingen geformuleerd. Deze specifieke doelstellingen leveren een bijdrage aan het bereiken van de algemene doelstelling. Voor iedere specifieke doelstelling zijn tevens een of meerdere subdoelstellingen geformuleerd. Onder de meetbare gegevens zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstellingen. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

De samenhang tussen de doelstellingen en de meetbare gegevens is onderstaand weergegeven.

Tabel 27 Samenhang doelstellingen en meetbare gegevens

Algemene doelstelling

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen

Specifieke doelstelling 1

Specifieke doelstelling 2

Specifieke doelstelling 3

Het beter benutten, instandhouden en ontwikkelen van het hoofdwegennet

Elk slachtoffer in het verkeer moet worden voorkomen

Werken aan een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

1. Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet

1. Structurele verbetering van de verkeersveiligheid op de weg

1. Verhogen van het aantal fietskilometers

2. Ontwikkeling van de functionaliteiten van het areaal van het Hoofdwegennet

 

2. Verminderen CO2-uitstoot personenmobiliteit voor werk en privé door slimmer, anders en schoner te reizen

  

3. Een emissievrij wagenpark personenauto’s in 2050 met als ijkpunt dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn

  

4. Een emissievrije transportsector in 2050 met als ijkpunt in 2030 dat 250.000 bestelauto’s en 16.000 vrachtauto’s emissieloos zijn

  

5. In 2050 alle fossiele brandstoffen vervangen door hernieuwbare brandstoffen met als ijkpunt in 2030: 28% hernieuwbare brandstoffen om de uitstoot van fossiele voertuigen terug te dringen

Meetbare gegevens

Meetbare gegevens

Meetbare gegevens

1. Areaal gegevens hoofdwegennet

1. Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers

1. Uitstoot CO2 In mobiliteitssector

2. Prestatie-indicatoren Instandhouding hoofdwegennet

  

3. Mijlpalen ontwikkeling hoofdwegennet

  

4. Lucht en Geluid

  

Specifieke doelstelling 1: Het beter benutten, instandhouden en ontwikkelen van het hoofdwegennet

Motivering

Nederland is bereikbaar met schone en veilige automobiliteit en een betrouwbaar, veilig en toekomstbestendig hoofdwegennet; met het huidige hoofdwegennet als samenhangend netwerk dat op nationaal niveau de belangrijkste steden, kernen en economische toplocaties met elkaar verbindt. Beter benutten richt zich d.m.v. gedragsmaatregelen, normering en beprijzen op het optimaliseren van de beschikbare capaciteit van het netwerk, het slim(mer) met elkaar verbinden van de infrastructuurnetwerken en een betere spreiding over de dag in het gebruik van de netwerken. Met instandhouden en ontwikkelen wordt het hoofdwegennet en de direct omgeving op orde gehouden, zodat de primaire functie gewaarborgd is. Het basiskwaliteitsniveau (BKN) van het hoofdwegennet is daarbij een belangrijk uitgangspunt om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst kunnen beschikken over een robuust mobiliteitsnetwerk met voorzieningen passend bij de verschillende functies hiervan. Digitalisering en automatisering verandert de manier waarop we ons verplaatsen. Technologische ontwikkelingen van en rond het voertuig dragen bij aan de veiligheid op de weg. Digitale toepassingen kunnen daarnaast zorgen voor het efficiënter benutten van het wegennet. Specifiek voor de auto, is in de ontwikkelagenda Toekomstperspectief Automobiliteit (TAM) de ambitie uiteen gezet om te zorgen dat automobiliteit blijvend kan bijdragen dat de reiziger veilig, snel en betrouwbaar van deur tot deur kan reizen. Onderdeel hiervan is in te zetten op een verantwoorde invoering van geautomatiseerd vervoer en het beschikbaar maken en uitwisselen van mobiliteitsdata.

Subdoelstellingen

Rijkswaterstaat beheert het netwerk van de hoofdwegen en dat geldt ook voor de viaducten, tunnels, bruggen, ecoducten en aquaducten. Deze zogenoemde kunstwerken zorgen ervoor dat de verschillende ‘stromen’ (water, verkeer, mensen en dieren) elkaar niet in de weg zitten. In onderstaand figuur is de omvang van het netwerk inclusief de kunstwerken in beeld gebracht.

Figuur 6 Areaal hoofdwegennet

Bron: Rijkswaterstaat Jaarbericht 2022 (www.magazinesrijkswaterstaat.nl)

Met 3.078 km snelweg11, 1.612 km aan op- en afritten en verbindingswegen en de vele bruggen, viaducten en tunnels kent Nederland een stevig hoofdwegennet. Voor het instandhouden en ontwikkelen van het netwerk zijn twee subdoelstellingen geformuleerd.

Subdoelstelling 1: Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet.

Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het behouden van de huidige functie van de infrastructuur door middel van exploitatie, onderhoud en vernieuwing. Hiertoe is het basiskwaliteitsniveau (BKN) ontwikkeld. Met het BKN wordt toegewerkt naar een stabiel en langjarig onderhoudsniveau met een kwaliteit waar de gebruiker op kan rekenen. Voor de instandhoudingswerkzaamheden krijgt Rijkswaterstaat één integrale 8-jarige opdracht, waarbij afspraken zijn gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden en de prestaties met daarbij horende (streef)waarden. De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in indicatoren. Het vernieuwingsprogramma (programma Vervanging en Renovatie) kent een technische aanleiding, namelijk het einde van de technische levensduur van onderdelen en objecten in het hoofdwegennet. Door het vernieuwen van objecten en onderdelen worden de beschikbaarheid en veiligheid van de netwerken op lange termijn geborgd. Onder de kwaliteit van het hoofdwegennet valt tevens een gezonde en prettige omgeving. Het verkeer op onze snelwegen brengt zowel luchtverontreinigende stoffen als geluidhinder met zich mee. We werken er daarom aan om de lucht zo schoon mogelijk te houden en de geluidshinder tegen te gaan. Zie hiertoe ook artikel 20 van deze begroting.

Via de Beleidsbegroting XII worden in 2024 onder andere opdrachten verstrekt aan Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) om onder mandaat besluiten te nemen met betrekking tot wijziging van geluidproductieplafonds (GPP’s) op verzoek van beheerder of gemeente  en het vaststellen van saneringsplannen in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG) wordt bijgedragen aan de doelstelling van het mobiliteitsbeleid om naast bereikbaarheid ook het verbeteren van de leefbaarheid op het gebied van de geluidsbeheersing na te streven. Zie hiertoe ook artikel 20 van deze begroting.

Daarnaast wordt aan Rijkswaterstaat een bijdrage verstrekt in het kader van beleidsondersteuning en advies. Met deze bijdrage wordt o.a. de governance en het toezicht (op de dataknooppunten) voor het Digitaal Stelsel Mobiliteitsdata ontworpen (Kamerbrief over Digitaal Stelsel Mobiliteitsdata | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl). Rijkswaterstaat ontvangt tevens via artikel 12 van het Mobiliteitsfonds de bijdrage voor de uitvoering van de instandhoudingsopgave van het hoofdwegennet. Zie hiervoor de extracomptabele verwijzigngen op dit artikel.

Subdoelstelling 2: Ontwikkeling van de functionaliteiten van het areaal van het Hoofdwegennet

Daar waar het bij instandhouding gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur richt de ontwikkeling van het areaal zich op de toevoeging van functies of op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur. In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) zijn onder andere de Rijksprojecten en Rijksprogramma’s opgenomen, waarmee wordt gewerkt aan de bereikbaarheid, veiligheid en ruimtelijke inrichting van Nederland. De rijksinvesteringen in het MIRT op het hoofdwegennet worden (hoofdzakelijk) bekostigd uit het Mobiliteitsfonds.

Via de Beleidsbegroting HXII worden opdrachten verstrekt aan Rijkswaterstaat voor beleidsondersteuning en advies op het gebied van Rijkswegen. Deze opdrachten zijn bedoeld voor o.a. de inzet voor MIRT-onderzoek en -verkenningen alsmede de beleidsimplementatie en -ondersteuning. Rijkswaterstaat ontvangt tevens via artikel 12 van het Mobiliteitsfonds de bijdrage voor de ontwikkeling van het hoofdwegennet. Zie hiervoor de extracomptabele verwijzigngen op dit artikel.

Meetbare gegevens

Rapportage Rijkswegennet

Het beleid samenhangend met deze doelstelling is onderdeel van het nationale wegbeleid. In aanvulling op de meetbare gegevens zoals hieronder in deze begroting opgenomen brengt Rijkswaterstaat elke 4 maanden de Rapportage Rijkswegennet uit. In de rapportage wordt feitelijke informatie weergegeven over het gebruik van het Rijkswegennet, de filezwaarte, de filetop-10 en het reistijdverlies Rapportage Rijkswegennet | Rijkswaterstaat. De data uit de rapportage kan aanleiding zijn om het beleid bij te sturen.

Instandhouding

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in indicatoren. Over de indicatoren met daarbij horende (streef)waarden zijn met Rijkswaterstaat onderstaande prestatieafspraken gemaakt.

Tabel 28 Prestatie-indicatoren Instandhouding Hoofdwegennet
 

Streefwaarde

Realisatie 2022

Realisatie 2021

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

98%

99%

Files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud

10%

3%

7%

Levering verkeersgegevens:

   

– Beschikbaarheid data voor derden

90%

93%

94%

– Actualiteit data voor derden

95%

100%

96%

Voldoen aan norm voor verhardingen

99,70%

99,70%

99,80%

Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding

95%

99%

99%

Bron: RWS, 2023

Toelichting

In 2023 zijn afspraken gemaakt over het Basiskwaliteitsniveau waar de netwerken aan moeten voldoen. Deze afspraken moeten nog worden vertaald naar prestatieafspraken voor de komende jaren. Voor het hoofdwegennet wordt vooruitlopend daarop in afwachting daarvan nog uitgegaan van de prestatieafspraken vanuit de SLA 2022-2023.

In de instandhoudingsbijlage in het Mobiliteitsfonds is een integraal overzicht van de prestatieindicatoren en het uitgesteld onderhoud met betrekking tot het hoofdwegennet opgenomen.

Ontwikkeling areaal

Om een betrouwbaar netwerk te realiseren en de verwachte verkeersgroei te faciliteren, worden infrastructuurprojecten voorbereid en uitgevoerd. Zo wordt bereikt dat de noodzakelijke wegcapaciteit beschikbaar is en komt. Daarbij wordt rekening gehouden met de kaders van veiligheid en leefbaarheid. Door een samenspel aan factoren (zie onder) zal het aantal mijlpalen in 2024 zeer beperkt zijn:

Tabel 29 Mijlpalen ontwikkeling Hoofdwegennet
 

Categorie

Project

Aanleg

Openstelling

A24 Blankenburgverbinding

 

Openstelling

Rijnlandroute

Planning en Studies

Geen (ontwerp) tracébesluiten voorzien

 
   

Toelichting

Het Ministerie van IenW kampt met een samenspel van drie opgaven die de aanleg van projecten bemoeilijken: stikstof, maakcapaciteit en financiën. Om die reden is IenW genoodzaakt scherpe keuzes te maken en te focussen op wat wel kan. Daarom worden ten eerste budgetten geschoven van aanlegprojecten naar instandhouding. Daarnaast zal de focus liggen op het projecten die al in realisatie of anderszins vergevorderd zijn en die waar de stikstof- en financiële problemen een beperkte omvang hebben. Voor een nadere toelichting op de stand van zaken voor het lopende programma wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen op artikel 12 van het Mobiliteitsfonds en naar het MIRT Projectenoverzicht 2024.

Lucht en geluid

De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hieronder is het aantal overschrijdingen van de grenswaarden langs het hoofdwegennet opgenomen.

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidssaneringsplan moet worden opgesteld.

Tabel 30 Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

2018

2019

2020

2021

2022

Streefwaarde peildatum

 
        

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

0

0

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

 

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

5.500

5.450

5.400

2.350

150

150 knelpunten in 2023

 

Bron lokale luchtkwaliteit NO2: Monitoringsrapportage NSL 2022. Bron geluidsknelpunten: Rijkswaterstaat, 2022

Toelichting

  • 1. Lucht: Uit de 13e monitoringsrapportage NSL over 2021 blijkt dat, net als in de vorige monitoringsronde, overal in Nederland aan de grenswaarden voor NO2 en PM2,5 wordt voldaan. De verwachting is dat Nederland aan deze grenswaarden zal blijven voldoen, zoals de prognoses voor 2030 laten zien. Voor PM10 geldt dat in 2021 overal in Nederland wordt voldaan aan de PM10 jaarnorm. De etmaalnorm voor PM10 wordt in enkele gebieden met intensieve veehouderij lokaal nog overschreden.» Dit betekent dat in de betreffende tabel voor luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet de streefwaarde op 0 kan blijven staan. De cijfers over 2022 worden medio december 2023 gepubliceerd in de 14e Monitoringsrapportage NSL en zullen worden opgenomen in het IenW jaarverslag 2023.

  • 2. Geluid: De peildatum van 2023 betreft de uiterste datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen.

Specifieke doelstelling 2: Elk slachtoffer in het verkeer moet worden voorkomen

Motivering

Verkeersveiligheid is van groot maatschappelijk belang. Het raakt ons allemaal, elke dag. Iedere verkeersdeelnemer moet veilig op zijn bestemming komen. De ambitie is nul verkeersslachtoffers in 2050 door samen met verschillende overheden en maatschappelijke partners zoveel mogelijk risico’s weg te nemen, vanuit een integrale visie op voertuig, gedrag en infrastructuur.

Subdoelstellingen

De basis voor ons beleid is het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (hierna: SPV). De kern van het SPV is een risico-gestuurde aanpak: deze aanpak is erop gericht ongevallen te voorkomen door dáár maatregelen te treffen waar de risico’s het grootst zijn en deze het meeste effect hebben.

Subdoelstelling 1: Structurele verbetering van de verkeersveiligheid op de weg

Om slachtoffers in het verkeer te voorkomen wordt ingezet op het structureel verbeteren van de verkeersveiligheid op het wegennet. Hierbij wordt ingezet op het verbeteren van de veiligheid van de infrastructuur, het beschermen van risicogroepen, het verbeteren van de veiligheid van voertuigen en het stimuleren van veilig gedrag in het verkeer.

Helaas is er met 737 verkeersdoden sprake van een forse stijging t.o.v. het voorgaande jaar (582 verkeersdoden), en het aantal ligt ook hoger dan de periode vóór COVID. Deze stijging onderstreept opnieuw de noodzaak om extra in te zetten op verkeersveiligheid. Daarom wordt ingezet op de veiligheid van Rijkswegen via onder meer het programma Meer Veilig en via de € 200 miljoen uit het coalitieakkoord voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Met lokale overheden wordt via de Investeringsimpuls verkeersveiligheid (€ 500 miljoen) fors geïnvesteerd in de veiligheid op het lokale wegennet. Ook ondersteunt het ministerie gemeenten bij het veilig maken van de schoolomgeving. Met oog op het hoge aantal verkeersslachtoffers onder fietsers wordt gewerkt aan een meerjarenplan fietsveiligheid dat eind 2023 aan de Kamer wordt aangeboden.

Meetbare gegevens

Indicatoren risicogestuurde aanpak

De essentie van de risicogestuurde aanpak is dat beleid wordt gericht op het in beeld brengen en aanpakken van situaties waar er sprake is van gevaarlijke omstandigheden. De indicatoren hiervoor staan bekend als ‘Safety Performance Indicators’, kortweg SPI’s. Deze zijn op dit moment nog in ontwikkeling. De definities van deze SPI’s zijn weliswaar al uitgewerkt en een deel van de benodigde data is al landelijk beschikbaar voor wegbeheerders. Het streven is om in 2025 alle benodigde data landelijk beschikbaar te kunnen stellen, op een structurele, geschikte en uniforme wijze. Daarnaast zal alle informatie met betrekking tot de SPI’s worden getoond in een dashboard dat momenteel wordt ontwikkeld door het Kennisnetwerk SPV. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) levert al een overzicht van de ontwikkelingen rondom de SPI’s, de beschikbare metingen daarvan en de maatregelen die daaruit voortvloeien ter verbetering van de verkeersveiligheid. De SWOV zal in de komende jaren over steeds meer data van SPI’s beschikken en die dus kunnen duiden in de jaarlijkse «Staat van de Verkeersveiligheid».

Indicator 1: Ontwikkeling aantal verkeerslachtoffers

In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers opgenomen. De ambitie uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid is om naar nul verkeersslachtoffers te gaan in 2050. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) is gevraagd of een halvering van het aantal slachtoffers in 2030 mogelijk is. Hoewel een halvering volgens SWOV te ambitieus is, wordt in samenwerking met maatschappelijke partijen en medeoverheden gewerkt aan een lijst met concrete maatregelen waarmee de huidige trend gekeerd kan worden.

Tabel 31 Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde 2002

2018

2019

2020

2021

2022

       

Aantal verkeersdoden

1.066

678

661

610

582

737

Ernstig verkeersgewonden (volgens oude meetmethode)

16.100

21.700

21.400

19.700

Ernstig verkeersgewonden (volgens nieuwe meetmethode)

 

6.800

6.900

6.500

6.800

n.b.

Bron: Staat van de verkeersveiligheid, 2022

Toelichting

Op 18 april 2023 maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bekend dat er 737 mensen in het verkeer om het leven kwamen in 2022. Dat zijn 155 verkeersdoden meer dan in 2021 toen er 582 verkeersdoden waren. Na drie opeenvolgende jaren van afname van het aantal verkeersdoden is er sprake van een forse stijging en ligt het aantal hoger dan in de periode vóór COVID. De meeste fatale slachtoffers, 291, betreffen bestuurders van een fiets (elektrische fiets en conventionele fiets), gevolgd door 225 automobilisten en 57 voetgangers. Het CBS constateert ook dat bij fietsers sprake is van een toename van verkeersdoden door een aanrijding met een ander voertuig.

Naast deze fatale slachtoffers vielen er ook ziekenhuisgewonden. In de Staat van de Verkeersveiligheid heeft de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) het aantal ernstig verkeersgewonden12 voor 2021 vastgesteld op 6.800. De cijfers van ernstig verkeersgewonden liggen in 2021 op hetzelfde niveau als in 2020. De cijfers over 2022 worden dit najaar gepubliceerd.

Specifieke doelstelling 3: Werken aan een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050.

Motivering

We werken in Nederland toe naar een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050. Om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, heeft het kabinet het doel om in 2030 55% minder CO2 uit te stoten dan in 1990. Daarom streven we naar slimmer, anders en schoner reizen van personen en vervoer van goederen. We zetten daarbij in op slimmer, anders en schoner reizen. Bij personen- en bestelauto’s is zero-emissie voor steeds meer gebruikers een aantrekkelijker alternatief. Voor zwaardere vormen van vervoer zetten we in op verbetering van de efficiency, verandering naar duurzame modaliteit en duurzame transportmiddelen door over te stappen naar zero-emissie voertuigen en inzet van hernieuwbare energiedragers zoals biobrandstoffen. Daarnaast werken we in Europees verband aan normering van emissie van voertuigen door voertuigproducenten. Belangrijke randvoorwaarde voor de transitie is de beschikbaarheid van voldoende duurzame energiedragers, zoals hernieuwbare elektriciteit, biobrandstoffen en hernieuwbare waterstof, en de bijbehorende tank- en laadinfra­ structuur.

Subdoelstellingen

Het duurzame mobiliteitsbeleid is gebaseerd op vijf pijlers:

  • 1. Actieve mobiliteit

  • 2. Vergroenen reisgedrag

  • 3. Elektrische personenauto’s

  • 4. Verduurzaming logistiek

  • 5. Hernieuwbare brandstoffen

Aan de hand van deze pijlers zijn vijf subdoelstellingen geformuleerd.

Subdoelstelling 1: Verhogen van het aantal fietskilometers

Wanneer meer mensen op de fiets stappen, draagt dit bij aan de doelstelling van een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050. Daarvoor stimuleren we lopen en fietsen door de fietsinfrastructuur te verbeteren of via gedragsstimulering via het platform Kies de Fiets en de Fietsambassadeurs. In de huidige kabinetsperiode streven we naar een toename van 100.000 meer fietsforensen in 2025 ten opzichte van. De doelstelling van het aantal extra fietsforenzen wordt gemonitord met behulp van een representatief panel waarvan het mobiliteitsgedrag continue gevolgd wordt. De inzet vanuit IenW op het stimuleren van fietsen en lopen draagt bij aan de gezamenlijke streven van het Rijk en de decentrale overheden zoals verwoord in het Nationaal Toekomstbeeld Fiets 2040 (Kamerstukken II, 2021/22, 31 305, nr. 362) om in 2027 20% meer fietskilometers te behalen dan in 2017.

Subdoelstelling 2: Verminderen CO2-uitstoot personenmobiliteit voor werk en privé door slimmer, anders en schoner te reizen

Nog steeds worden de meeste reizigerskilometers met de fossiele auto gemaakt. Dat geldt voor alle reismotieven. Zo werd de auto in 2019 voor 68% van alle werkgebonden reizigerskilometers gebruikt, en voor 71% van alle recreatieve kilometers (CBS, ODIN, 2019). Er valt dus voldoende CO2-winst te behalen met het vergroenen van de personenmobiliteit voor verschillende reismotieven. Het inzetten op slimmer, anders en schoner reizen voor alle reismotieven vermindert de CO2-uitstoot van de personenmobiliteit. Het beleid richt zich daarbij op gedragsveranderingen van specifieke doelgroepen die nu nog niet of onvoldoende bereikt worden en randvoorwaardelijke investeringen voor het versnellen en verbinden van bestaande maatregelen. Voor het totale pakket van maatregelen wordt de bijdrage aan de CO2-uitstoot periodiek in kaart gebracht.

Subdoelstelling 3: Een emissievrij wagenpark personenauto’s in 2050 met als ijkpunt dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn

Personenauto’s veroorzaken de helft van alle CO2-uitstoot van mobiliteit. In het Coalitieakkoord is de ambitie uit het Klimaatakkoord bevestigd om te streven naar enkel emissievrije nieuwverkoop van auto’s in Nederland in 2030. Personenauto’s hebben een gemiddelde levensduur van ca. 20 jaar. Daarom is de aanpak van de verduurzaming van personenauto’s gericht op het doel dat in 2030 100% van de nieuwverkopen emissieloos is. Hiermee wordt geborgd dat in 2050 een mobiliteitssector zonder uitstoot gerealiseerd kan worden. Het beleid richt zich op normering, beprijzing en stimulering. Vanuit de beleidsbegroting XII is een subsidieregeling opgenomen voor de aanschaf of lease van nieuwe en gebruikte personenauto’s in de Subsidieregeling Emissieloze Personenauto’s Particulieren (SEPP)

Om de groei van elektrisch personenvervoer te kunnen faciliteren wordt gestuurd op een landelijk dekkend laadnetwerk. Afhankelijk van de ingroei van het aantal EV’’s en de (technologische) ontwikkeling van voertuigen en batterijen zijn er in 2030 naar huidige verwachting circa 1,7 miljoen laadpunten nodig in Nederland. Voor de publieke ruimte gaat het dan om 400.000 laadpunten, dat zijn 200.000 laadpalen. Vanuit het Klimaatfonds zijn middelen op de beleidsbegroting XII beschikbaar gesteld voor de realisatie van deze infrastructuur als onderdeel van de energietransitie.

Subdoelstelling 4: Een emissievrije transportsector in 2050 met als ijkpunt in 2030 dat 250.000 bestelauto’s en 16.000 vrachtauto’s emissieloos zijn

De aanpak van de verduurzaming van bestel- en vrachtauto’s richt zich op een emissievrije transportsector in 2050. Als ijkpunt geldt dat er in 2025 50.000 bestelauto’s en 1.000 vrachtauto’s zero-emissie zijn en dat uiterlijk in 2030 16.000 emissievrije vrachtauto’s en 250.000 emissievrije bestelauto’s in Nederland geregistreerd staan. In Europees verband wordt ingezet op ambitieuze emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen. Vanaf 2025 zijn alle nieuwe bussen voor het openbaar vervoer zero-emissie. Daarnaast geldt er voor 2025 een ijkpunt van tenminste 2.350 zero-emissie bussen. In 2030 moeten alle 5.400 bussen voor het openbaar vervoer zero-emissie zijn. Om de ingroei van emissieloze bestelauto’s en vrachtauto’s tot stand te brengen wordt vanuit de beleidsbegroting XII de subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) en de regeling aanschafsubsidie trucks (AanZET) verstrekt. Via de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) wordt de bouwsector gestimuleerd om hun werktuigen, vaartuigen en voertuigen te verduurzamen. Ook wordt ingezet op de invoering van zero-emissie zones voor stadslogistiek. Tevens wordt er gewerkt aan alternatief goederenvervoer via spoor, emissievrije binnenvaart en buisleidingen (modal shift).

Subdoelstelling 5: In 2050 alle fossiele brandstoffen vervangen door hernieuwbare brandstoffen met als ijkpunt in 2030: 28% hernieuwbare brandstoffen om de CO2 uitstoot in de keten terug te dringen.

De overstap naar hernieuwbare energiedragers zijn van groot belang om wegtransport te verduurzamen. Het eindbeeld is zero-emissie, door de inzet van batterij-elektrisch en waterstof-elektrisch. Voor de komende decennia is een steeds groter aandeel biobrandstoffen – in met name het zwaar vervoer – een kostenefficiënte manier om CO2 te reduceren. Dit wordt gedaan via een Europese verplichting om een toenemend aandeel hernieuwbare brandstoffen in te zetten in transport; oplopend van 17,9% in 2022 naar 28,0% in 2030. Dit is de jaarverplichting die betrekking heeft op met name benzine en diesel die zijn geleverd in Nederland. Daarmee worden minder fossiele brandstoffen verbruikt en wordt de CO2-uitstoot verlaagd. De NEa rapporteert hier jaarlijks over. Daarnaast wordt vanaf 2024 extra ingezet op het stimuleren van waterstof in mobiliteit. Vanuit de Europese verordening AFIR wordt verplicht gesteld een basisinfrastructuur voor waterstof te hebben. In een nieuwe subsidieregeling wordt de aanschaf van waterstofvoertuigen en de ontwikkeling van waterstoftankstations aan elkaar gekoppeld. De inzet is daarnaast gericht op het reduceren van de uitstoot van de emissies van het huidige wagenpark door o.a. beleid op te stellen gericht op handhaving van de uitstoot van voertuigen.

Meetbare gegevens

Dashboard klimaatbeleid

Het beleid samenhangend met deze doelstelling is onderdeel van het nationale klimaatbeleid. De voortgang van dit beleid en de ontwikkeling van de broeikasgasemissies in Nederland per sector wordt bijgehouden op het Dashboard Klimaatbeleid. In aanvulling op de meetbare gegevens zoals hieronder in deze begroting opgenomen is actuele informatie over de ontwikkelingen op de subdoelstellingen beschikbaar op dit dashboard Mosaic - Mobiliteit (dashboardklimaatbeleid.nl)).

Indicator: Uitstoot CO2 in mobiliteitssector

Voor 2030 zijn in het kabinet indicatief restemissies per sector overeengekomen. Voor de mobiliteitssector is dit vertaald in een indicatieve nationale uitstoot in 2030 van 23,7 megaton (streefwaarde). Ten opzichte van het ijkjaar 1990 (32,2 Mton) betekent dit ruim een kwart minder uitstoot. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de CO2 uitstoot van de mobiliteitssector weergegeven.

Figuur 7 Emissie broeikasgassen door mobiliteit

Bron: Emissieregistratie (realisatie); KEV-raming 2022

Toelichting

Het wegverkeer is verantwoordelijk voor circa 85 procent van de uitstoot van broeikasgassen door de binnenlandse mobiliteit. Daarbinnen is het personenautoverkeer de grootste emissiebron, met een aandeel van circa 45 tot 50 procent in het totaal. Het bestelautoverkeer is goed voor circa 10 tot 12 procent van de totale emissies en vrachtauto’s nemen circa 24 procent voor hun rekening. Bussen, motorfietsen en bromfietsen veroorzaken in totaal circa 3 procent van de uitstoot. Deze aandelen veranderen maar beperkt richting 2030.

Onderstaand wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen op het artikel wegen en verkeersveiligheid.

Beleidsdoorlichting artikel 14

Op 21 oktober 2022 is de beleidsdoorlichting van artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid aangekondigd (Kamerstukken II, 2022/23, 32 861, nr. 76). De afronding van de beleidsdoorlichting staat geprogrammeerd voor 2023. Het resultaat van de beleidsdoorlichting en de bevindingen van de onafhankelijk deskundige worden in de tweede helft van 2023 aan de Tweede Kamer, voorzien van een beleidsreactie, aangeboden. De uitkomsten van de beleidsdoorlichting kunnen aanleiding zijn om de in voorliggende begroting geformuleerde specifieke doelen en/of subdoelstellingen aan te passen inclusief bijbehorende meetbare gegevens.

Lucht en geluid

De onderwerpen Lucht en Geluid zijn geen onderdeel van de beleidsdoorlichting. Voor Geluid heeft een afzonderlijke beleidsdoorlichting plaatsgevonden. Het eindrapport van deze doorlichting is op 3 februari 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2022/23, 32 861, nr. 78). Voor het onderwerp Lucht heeft de Kamer in 2019 de rapportage van de beleidsdoorlichting over het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht ontvangen (Kamerstukken II, 2018/19, 30 175, nr. 338).

Mobiliteitsvisie 2050

Op 17 maart 2023 is de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie aan de Tweede Kamer aangeboden ((Kamerstukken II, 2022/23, 31 305, nr. 388). De Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 bouwt voort op de afspraken over bereikbaarheid in het Coalitieakkoord en verbindt de deelvisies voor de deeldomeinen van mobiliteit, zoals Toekomstperspectief Automobiliteit, Toekomstbeeld Openbaar Vervoer, Toekomstbeeld Fiets, Goederenvervoeragenda, Luchtvaartnota 2020-2050 en de Visie duurzame energiedragers in mobiliteit. De Hoofdlijnennotitie vormt de paraplu over deze deelvisies en zet een strategische koers uit in de vorm van richtinggevende principes voor het toekomstige beleid. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de paragraaf toekomstbestendigheid, zoals opgenomen in de beleidsagenda van deze begroting.

Stint

Naar aanleiding van het tragische ongeval met een Stint in Oss heeft de toenmalige minister van IenW, na eerste verkennende onderzoeken, besloten om de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets per direct te schorsen. Voor de gebruikers van de Stint, voornamelijk kinderdagopvangbedrijven, leidde dit tot schade vanwege de plotselinge waardevermindering van de voertuigen en de aanpassingen in de bedrijfsvoering. Hoewel de kinderopvangsector en het ministerie van IenW in goed overleg tot een convenant met afspraken kwamen over randvoorwaarden voor het veilig gebruik van een nieuw toe te laten Stint[1], bestond er nog het geschil over de rechtmatigheid van de besluiten van de minister om de aanwijzing van de Stint te schorsen en in te trekken. De Staat gedeeltelijk aansprakelijk gesteld voor de aanwijzing van de Stint. In overleg met de vertegenwoordigers van de kinderopvangsector is een voorstel voor compensatie voor gebruikers van de Stint overeengekomen waarmee iedere gebruiker die op 2 oktober 2018 beschikte over een Stint in aanmerking komt. Er is uitgegaan van de wijze van afwikkeling van schade bij verkeersongevallen, waarbij een voertuig ‘total-loss’ is na een ‘van buiten komend onheil’. De verwachting is dat de beleidsregel in 2023 definitief wordt vastgesteld. Vervolgens wordt het voor gebruikers mogelijk om in een periode van twee maanden een aanvraag voor compensatie in te dienen. Na het sluiten van die periode worden de compensatiebeschikkingen vastgesteld en uitgekeerd. Tegen een compensatiebeschikking staat bezwaar en beroep open.

Dutch Metropolitan Innovation

Het DMI-ecosysteem voor mobiliteitsvernieuwing en slimme, duurzame verstedelijking (voorheen DEMS) zet in op een digitale koppeling tussen mobiliteit, ruimte en verduurzaming met als doel om een stevige basis leggen voor slimme en duurzame verstedelijking en mobiliteit in Nederland.  Een goede uitwisseling in de data-infrastructuur met uniforme technische en organisatorische afspraken voor meerdere toepassingen in verschillende domeinen zorgt voor volledige publiek-private samenwerking. Deze samenwerking richt zich op innovatieve oplossingen voor de veelheid aan duurzaamheidsopgaven in onze steden. DMI biedt ook kansen voor marktpartijen om nieuwe producten en verdienmodellen op de digitale infrastructuur aan te bieden. Voor het NGF-project Dutch Metropolitan Innovations wordt in totaal € 85,0 miljoen beschikbaar gesteld via de beleidsbegroting XII. Dit project heeft als doel bij te dragen aan het realiseren van een digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data. Een deel van de totale NGF-bijdrage (€ 6,7 miljoen) voor DMI is overgeboekt aan de begroting van BZK voor het deelproject Bouwen aan Digital Twins.

Klimaatakkoord

In het klimaatakkoord en in het verlengde daarvan in het huidige Coalitieakkoord is tot doel gesteld om de uitstoot van broeikasgassen in Nederland terug te dringen met 55% ten opzichte van 1990. Op 26 april 2023 heeft het kabinet besloten om aanvullende maatregelen te treffen om te kunnen voldoen aan de kabinetsdoelstelling dat de CO2-uitstoot in 2030 met tenminste 55% is gereduceerd ten opzichte van 1990. Voor de mobiliteitssector wordt hiermee een reductie beoogd van 4 Mton en wordt ruim 1,4 miljard geïnvesteerd.

Vijfde pijler

In het coalitieakkoord is € 265 miljoen uitgetrokken voor het vergroenen van het reisgedrag. Hiervoor is in het duurzaam mobiliteitsbeleid een vijfde pijler toegevoegd.

Basiskwaliteitsniveau netwerken

Het Ministerie van IenW kampt met een samenspel van drie opgaven die de aanleg van projecten bemoeilijken: stikstof, maakcapaciteit en financiën. Om die reden is IenW genoodzaakt scherpe keuzes te maken en te focussen op wat wel kan. Daarom wordt in deze kabinetsperiode een beweging gemaakt van aanleg naar instandhouding. Met het Coalitieakkoord heeft het kabinet extra middelen vrijgemaakt voor instandhouding van de Rijksinfrastructuur. Hiermee werken we aan de grootste onderhoudsopgave van onze infrastructuur ooit. De komende jaren zetten we maximaal in op behoud van onze wegen, vaarwegen en waterwerken voor meer zekerheid voor gebruikers, marktpartijen en uitvoerders. Zelfs met de aanvullende middelen en capaciteit kunnen we niet al onze ambities nu realiseren. De groei van het productievolume is afhankelijk van beschikbare mensen en middelen. We moeten dus ook nog inhoudelijke keuzes maken. Het Basiskwaliteitsniveau van de netwerken van Rijkswaterstaat geeft aan waar een weg, vaarweg of waterwerk in de basis aan moet voldoen om gebruikers en belanghebbenden goed te kunnen blijven bedienen. De realiteit dwingt ons ook tot een vervangings- en renovatieprogramma dat bescheidener is dan we op basis van het prognoserapport Vervanging en Renovatie idealiter zouden hanteren. Hierbij wordt gezocht naar de balans tussen wat nodig is en wat maakbaar is.

Tabel 32 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

266.980

526.319

388.768

360.073

258.083

208.248

186.549

        

Uitgaven

256.264

346.544

503.006

444.426

317.982

252.243

200.911

        

1 Netwerk

36.333

25.118

29.251

19.542

14.250

10.691

9.553

Opdrachten

8.534

14.101

15.098

12.578

9.145

5.587

4.448

Voertuigen en Digitale infrastructuur

3.032

6.444

5.699

5.504

2.606

96

68

Wegverkeersbeleid

4.345

6.454

9.114

6.701

6.152

4.866

3.908

Overige opdrachten

1.157

1.203

285

373

387

625

472

Bijdragen aan agentschappen

8.537

8.879

7.831

6.964

5.105

5.104

5.105

Waarvan bijdragen aan agentschap RWS

8.120

8.073

7.831

6.964

5.105

5.104

5.105

Overige bijdragen aan agentschappen

417

806

0

0

0

0

0

Bijdragen aan medeoverheden

15.480

764

5.814

0

0

0

0

Waarvan bijdragen BES-eilanden

9.820

0

5.694

0

0

0

0

Waarvan bijdragen regio MIRT

5.660

764

120

0

0

0

0

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.782

1.374

508

0

0

0

0

        

2 Verkeersveiligheid

20.053

24.974

52.208

16.443

17.003

16.739

16.778

Opdrachten

5.298

6.591

3.999

4.358

5.343

5.189

5.228

Verkeersveiligheid

5.298

6.308

3.999

4.358

5.343

5.189

5.228

Schaderegeling Stint

0

283

0

0

0

0

0

Subsidies

10.847

10.785

10.112

10.029

9.599

9.599

9.599

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

4.243

4.463

4.270

4.268

4.506

4.506

4.506

Veilig Verkeer Nederland (VVN)

3.948

4.244

4.139

4.134

4.220

4.220

4.220

Overige subsidies

2.656

2.078

1.703

1.627

873

873

873

Bijdragen aan agentschappen

755

729

689

647

646

646

646

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

30

30

0

0

0

0

0

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.123

3.122

1.408

1.409

1.415

1.305

1.305

Waarvan bijdragen aan CBR

2.500

2.287

1.408

1.409

1.415

1.305

1.305

Overige bijdragen

623

835

0

0

0

0

0

(Schade)vergoedingen

0

3.717

36.000

0

0

0

0

Schaderegeling Stint

0

3.717

36.000

0

0

0

0

        

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

199.878

296.452

421.547

408.441

286.729

224.813

174.580

Opdrachten

25.093

45.419

245.865

280.472

188.960

164.998

135.865

Duurzame energiedragers in mobiliteit

818

1.238

1.323

1.333

1.334

1.175

579

Innovatie en Intelligente Transportsystemen

8.217

10.097

12.522

10.882

7.124

5.622

119

NGF-project: Dutch Metropolitan Innovations

0

8.769

16.392

14.349

12.872

10.698

4.446

Duurzame logistiek

7.719

3.604

15.197

0

0

0

0

Programma Vergroening Reisgedrag

1.371

5.736

42.532

37.106

29.875

12.208

12.294

Programma Mobiliteit en Gebieden

462

979

995

1.004

968

961

956

Reservering Klimaatakkoord

0

1.672

64.294

77.344

42.329

40.221

29.341

Strategie

0

771

1.701

1.480

740

748

755

Verkeersemissies

58

845

3.279

3.083

3.162

3.163

3.163

KF: (Slimme) Laadinfrastructuur

0

4.376

31.660

77.680

89.180

88.680

82.680

Reservering Terugsluis Vrachtwagenheffing (VWH)

0

0

55.000

55.000

0

0

0

Overige opdrachten

6.448

7.332

970

1.211

1.376

1.522

1.532

Subsidies

131.753

202.352

158.996

112.625

84.991

48.837

31.737

Bronmaatregelen stikstof

28.286

57.598

36.443

64.500

54.500

34.500

24.500

Elektrisch vervoer

79.464

127.686

113.124

44.420

28.400

13.100

6.000

Duurzame mobiliteit

22.555

14.790

7.123

1.450

0

0

0

Wandel en Fiets

630

1.089

1.117

1.066

1.066

625

625

Overige subsidies

818

1.189

1.189

1.189

1.025

612

612

Bijdragen aan agentschappen

21.096

24.362

8.386

7.744

6.178

6.178

6.178

Bijdragen aan agentschap NEA

4.705

5.359

6.257

5.618

4.052

4.052

4.052

Bijdragen aan agentschap RWS

3.446

4.168

1.747

1.744

1.745

1.745

1.745

Overige bijdragen aan agentschappen

12.945

14.835

382

382

381

381

381

Bijdragen aan medeoverheden

20.320

24.216

8.300

7.600

6.600

4.800

800

Duurzame mobiliteit

5.547

13.500

7.300

6.600

6.600

4.800

800

Mobiliteit en Gebieden

14.773

2.062

1.000

1.000

0

0

0

KF: Slimme Laadinfra

0

8.624

0

0

0

0

0

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

30

0

0

0

0

0

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

40

103

0

0

0

0

0

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

1.576

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

3.157

5.782

5.782

5.782

5.782

5.782

5.782

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2024 een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt.

1 Netwerk (€ 29,3 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 15,1 miljoen).

    • Voertuigen en digitale infrastructuur (€ 5,7 miljoen). Dit betreft (onderzoeks)opdrachten op het gebied van Voertuigen en Digitale infrastructuur. Het gaat hier onder andere om zes contracten met servers providers (Kia, TomTon, enz.) om data voor bijvoorbeeld aankomende nood- en hulpdiensten, waarschuwingen voor naderende files en rode kruizen bij afgesloten rijbanen te leveren. Door middel van deze samenwerking met de zes contractanten kan Nederland bepaalde prioritaire veiligheidsinformatie bij de weggebruiker in de auto krijgen.

    • Wegverkeersbeleid (€ 9,1 miljoen). Dit betreffen voornamelijk (onderzoeks)opdrachten van het ministerie van IenW op het gebied van verkeers- en wegmaatregelen. Dit zijn onder meer opdrachten in het kader van onderzoeken naar geluid door SWUNG (vastgelegd voor 5 jaar) en campagnes voor duurzame mobiliteit (waaronder elektrische deelauto’s en kies de beste band). Ook betreft het uitgaven in het kader van MaaS

    • Overige opdrachten (€ 0,3 miljoen). Dit betreft uitgaven aan diverse kleine (onderzoeks)opdrachten, onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie van gedrag- en vraagbeïnvloeding en het meerjarenprogramma MIRT.

  • 5. Bijdragen aan agentschappen (€ 7,8 miljoen). De bijdrage aan agentschappen op dit artikelonderdeel is volledig bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert in 2024 onder meer capaciteit voor de advisering op het stikstofdossier en voor de besluitvorming van MIRT projecten.

  • 6. Bijdragen aan medeoverheden (€ 5,8 miljoen). Aan het Openbaar Lichaam van Bonaire wordt een bijzondere uitkering betaald voor infrastructurele projecten. In 2022 is de eerste tranche betaald. In 2024 wordt de tweede tranche betaald (€ 5,7 miljoen). De dekking is afkomstig van het Mobiliteitsfonds en de uitgaven worden verantwoord op de HXII begroting.

  • 7. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,5 miljoen). Dit betreft uitvoeringstoetsen van de RDW. De uitvoeringstoetsen moeten de impact bepalen van de operationalisering van UN/ECE regelgeving voor software updates inzake goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens. Ook behelst het de uitvoeringstoets RDW op het gebied van de cyberbeveiligingsaspecten van voertuigen.

2 Verkeersveiligheid (€ 52,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 4,0 miljoen).

    • Verkeersveiligheid (4,0 miljoen). Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieprogramma Verkeersveiligheid, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders (zo’n € 0,1 miljoen), maatregelen fietsveiligheid (€ 0,4 miljoen), het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen (bijv. ouderen). Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (onder andere BOB en MONO). De uitgaven zijn hiervoor zo’n € 1,8 miljoen. De uitgaven hiervoor worden voor een groot deel bij en aan RWS gedaan. Onder dit artikel vallen ook opdrachten (€ 0,6 miljoen) voor rijden onder invloed en de bijdrage aan de Commissie Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad onder (€ 0,2 miljoen). Tot slot wordt zo’n € 1,0 miljoen uitgegeven aan diverse verkeersveiligheid (onderzoeks)opdrachten.

  • 3. Subsidies (€ 10,1 miljoen).

    • Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (€ 4,3 miljoen) en Veilig Verkeer Nederland (€ 4,1 miljoen). Er worden in 2024 subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Zij voeren projecten uit en leveren maatschappelijke producten in het kader van de verkeersveiligheid. Het gaat zowel om wetenschappelijk onderzoek als om kennisverspreiding op het gebied van verkeersveiligheid

    • Overige subsidies (€ 1,7 miljoen). In 2024 worden onder andere subsidies verstrekt aan TeamAlert (ca € 0,8 miljoen), CROW (ca € 0,8 miljoen) en aan de Koepel Rijopleiding en Verkeerseducatie (ca € 0,1 miljoen).

  • 6. Bijdragen aan agentschappen (€ 0,7 miljoen). De bijdrage aan agentschappen is volledig bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert in 2024 onder meer capaciteit voor de advisering op verschillende onderzoeken op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 7. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 1,4 miljoen). Dit betreft de regulier bijdrage aan CBR voor vorderingenonderzoek medisch en rijvaardigheid.

  • 8. Schadevergoedingen (€ 36,0 miljoen). Dit betreft de schadevergoeding voor het gebruik van de Stint als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 22 december 2021. De schadevergoeding wordt vastgelegd in een regeling.

3 Slimme en duurzame mobiliteit (€ 423,0 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 247,4 miljoen).

    • Duurzame energiedragers in mobiliteit (€ 1,3 miljoen). De opdrachten voor duurzame energiedragers in mobiliteit hebben voornamelijk betrekking op onderzoeksopdrachten voor hernieuwbare energie (bijvoorbeeld batterijen en waterstof).

    • Innovatie en intelligente transportsystemen (€12,5 miljoen). De opdrachten in het kader van Innovatie en Intelligente Transportsystemen hebben voor het grootste deel betrekking op opdrachten die het Rijk centraal aangaat ten behoeve van de regio overstijgende uitgaven in het kader van Veilig, Slim en Duurzaam. In 2024 zal een deel van dit budget derhalve worden overgeboekt naar de bijdrage medeoverheden.

    • NGF: Dutch Metropolitan innovations (€ 16,4 miljoen). Met het project Dutch Metropolitan innovations wordt ingezet op een digitale koppeling tussen mobiliteit, ruimte en verduurzaming met als doel om een stevige basis leggen voor slimme en duurzame verstedelijking en mobiliteit in Nederland. Voor het jaar 2024 wordt hiervoor 16,4 miljoen beschikbaar gesteld met als doel bij te dragen aan het realiseren van een digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data.

    • Duurzame logistiek (€ 15,2 miljoen). De opdrachten voor duurzame logistiek hebben met name betrekking op opdrachten aan Connekt.

    • Programma vergroening reisgedrag (€ 42,5 miljoen). Voor het programma Vergroening Reisgedrag is in 2024 € 42,5 miljoen geraamd. Dit betreft uitgaven voor verschillende manieren om duurzaam reisvervoer en –gedrag te stimuleren, bijv. rond thuiswerken, opschalen deelmobiliteit, veranderingen in de cultuur en werkwijze (sociale innovatie), versterken fietsinfra, minder vliegen en stimuleren (internationale) treinreizen. Onderdeel hiervan is een bedrag van € 3 miljoen voor een subsidie aan Platform 31. Bij Voorjaarsnota 2024 zullen deze middelen op het juiste financiële instrument (subsidies) worden overgeboekt, aangezien de regelingen bij het opmaken van deze ontwerpbegroting nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd.

    • Programma mobiliteit en gebieden (€ 1,0 miljoen). De opdrachten voor Programma Mobiliteit en Gebieden betreffen voor een belangrijk deel onderzoeken die gekoppeld zijn aan het MIRT.

    • Reservering klimaatakkoord (€ 64,3 miljoen). Op de begroting van IenW staan klimaatmiddelen gereserveerd. Het gaat hier om subsidiemiddelen voor elektrisch vervoer (€ 26,7 miljoen in 2024) en een subsidieregeling voor tankinfrastructuur (€ 13,7 miljoen). De regelingen worden nu ontwikkeld en bij Voorjaarsnota 2024 zullen deze middelen worden overgeboekt naar het juiste financiële instrument subsidies, omdat bij het opmaken van deze ontwerpbegroting de regeling nog niet volledig is vormgegeven. Daarnaast staat er voor opdrachten elektrisch vervoer, duurzame logistiek, de uitvoeringskosten subsidies en zero emissiebussen nog € 24,1 miljoen gereserveerd. Ook deze middelen zullen bij Voorjaarnota 2024 worden overgeboekt naar het juiste financiële instrument, omdat de programmering voor 2024 bij het opmaken van deze ontwerpbegroting nog niet volledig in beeld is.

    • Strategie (€ 1,7 miljoen). Voor Strategie is € 1,7 miljoen aan opdrachten geraamd.  Voorheen werden deze uitgaven verantwoord op artikel 16 (Openbaar Vervoer en Spoor). Het gaat om uitgaven voor onder andere het Onderzoek Onderweg in Nederland (ODIN).

    • Verkeersemissies (€ 3,3 miljoen). Voor verkeersemissies zijn opdrachten geraamd in het kader van het monitoren van de stikstofuitstoot, maar ook om de kennis op dit gebied op orde te houden.

    • KF: (slimme) laadinfrastructuur (€ 33,2 miljoen). De middelen uit het Klimaattransitiefonds voor slimme laadinfrastructuur zijn hier gereserveerd. Bij Voorjaarnota 2024 worden deze middelen naar het juiste financiële instrument overgeboekt, omdat de reeks uit het bestedingsplan nog verder moet worden uitgewerkt. Het gaat hier om investeringen in (slimme) laadinfrastructuur in 2024 en verder. Er zijn drie belangrijke pijlers: opschaling van slim laden (mede ter ontlasting energienet), laden voor logistiek (inclusief voortzetting vliegende brigade) en laden voor bussen, andere doelgroepen en taxi’s.

    • Reservering terugsluis VWH (€ 55,0 miljoen). Voor de terugsluis vrachtwagenheffing is voor 2024 € 55 miljoen overgeboekt naar HXII vanuit het Mobiliteitsfonds voor onder andere de subsidie AanZet. Bij Voorjaarsnota 2024 zullen deze middelen op het juiste financiële instrument (met name subsidies) worden overgeboekt, aangezien de regelingen bij het opmaken van deze ontwerpbegroting nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd.

    • Overige opdrachten (€ 1,0 miljoen). De overige uitgaven hebben voornamelijk betrekking verduurzamen mobiliteit en diverse (onderzoeks)opdrachten in het kader van slimme en duurzame mobiliteit.

  • 14. Subsidies (€ 159,0 miljoen).

    • Bronmaatregelen stikstof (€ 36,4 miljoen). Dit betreft de subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel. Met deze subsidieregeling wordt de bouwsector in staat gesteld op korte termijn zijn vervuilende materieel te vervangen door emissievrij materieel dat nu nog hogere kosten kent maar wel reeds beschikbaar is of om te bouwen naar emissiearm materieel in geval van lange afschrijvingstermijnen. Op dit moment is conform de huidige regeling € 36,4 miljoen begroot.

    • Elektrisch vervoer (€ 113,1 miljoen). De betreffen de bijdragen voor de se stimuleringsregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto's (SEBA). De SEPP heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrisch personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen (€ 87,8 miljoen). De SEBA heeft tot doel de ingroei van elektrische bestel- en vrachtauto’s te versterken (€ 21,3 miljoen). En de subsidieuitgaven voor vrachtauto’s (categorie N1 en N2) bedraagt € 4 miljoen.

    • Duurzame mobiiteit (€ 7,1 miljoen). De Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport) geeft invulling aan de doelstellingen van het Energieakkoord en het Klimaatakkoord. De regeling ondersteunt projecten voor duurzaam vervoer, met als doel het verminderen van de CO2-uitstoot (€ 6,5 miljoen). Ten behoeve van het nationaal Bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer per Bus (BAZEB) wordt in 2024 € 0,1 miljoen beschikbaar gesteld. In 2024 wordt een incidentele subsidie formule E-Races van € 0,2 beschikbaar gesteld. Aan de KNVB wordt een incidentele subsidie beschikbaar gesteld van € 0,2 miljoen. En aan het Platform Hernieuwbare wordt in 2024 € 0,1 miljoen beschikbaar gesteld.

    • Wandel en fiets (€ 1,1 miljoen). De subsidie (€ 0,8 miljoen) draagt bij aan het verbeteren en ontwikkelen van fiets- en wandelroutes. De budgettaire dekking is vanaf 2023 aangevuld vanuit het opdrachtenbudget van programma Fiets. Verder betreft het de subsidie aan de Dutch Cycling Embassy (€ 0,4 miljoen).

    • Overige subsidies (€ 1,2 miljoen). De overige subsidies hebben met name betrekking op een subsidie aan de Vereniging Fietsersbond voor de belangenbehartiging voor fietsen (€ 0,8 miljoen).

  • 20. Bijdragen aan agentschappen (€ 8,4 miljoen).

    • NEA (€ 6,3 miljoen). Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van onder andere wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energievervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa (€ 6,3 miljoen).

    • RWS (€ 1,7 miljoen). Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage (€ 1,7 miljoen) wordt capaciteit bij RWS hiervoor gereserveerd.

    • Overige bijdragen aan agentschappen (€ 0,4 miljoen). Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt een deel van de beleidsuitvoering (uitvoering van de DKTI-regeling, subsidies elektrisch vervoer en andere beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

  • 24. Bijdragen aan medeoverheden (€ 8,3 miljoen). De bijdragen aan medeoverheden betreffen specifieke uitkeringen voor zero emissie bussen. De bijdragen (€ 7,3 miljoen) gaan naar de 13 OV autoriteiten. Aan medeoverheden worden bijdragen verstrekt in het kader van de tijdens de Bestuurlijke Overleggen gemaakte afspraken en bijdragen ter ondersteuning van enerzijds de innovatie en energietransitie op het mobiliteitsbeleid en anderzijds voor maatregelen die de reiziger zélf in staat moet stellen om slimme keuzes te maken (zo’n € 1 miljoen).

Ontvangsten (€ 5,8 miljoen)

Hierop worden de ontvangsten verantwoord die IenW ontvangt van de Stichting Buisleidingstraat en de bestuurlijke boetes van de ILT. De Buisleidingstraat (LSNed) staat met een ontvangstreeks van € 1 miljoen (per jaar) op de beleidsbegroting en heeft betrekking op entreegelden van nieuwe toetreders. De bestuurlijke boetes die door de ILT zijn geïnd betreft het wegtransport en bedraagt structureel € 4,7 miljoen. Het gaat dan om overtredingen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

Wettelijke grondslag subsidieverlening

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in de regel <Verplichtingen> dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2024 opgenomen. Voor de subsidieverplichtingen die specifiek in onderstaande tabel worden vermeld geldt dat deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag vormt zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Tabel 33 Wettelijke grondslagen subsidieverleningen Artikel 14

Maximum bedrag

Ontvanger

Toelichting

Artikelonderdeel

€ 807.000,-

Vereniging Fietsersbond

Voor de belangenbehartiging voor fietsen.

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

€ 441.000,-

Stichting Dutch Cycling Embassy

Voor de internationale profileringvan Nederland als fietsland

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

€ 262.000,-

Stichting Landelijk Fietsplatform

Voor de coördinatie en monitoring van de landelijke recreatieve fietsroutes.

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

€ 375.000,-

Stichting Wandelnet

Voor de coördinatie en monitoring van het landelijk wandelroutenetwerk en de belangenbehartiging voor wandelen en lopen

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

€ 200.000,-

Stichting Coalitie Anders Reizen

Voor ondersteunende activiteiten ten behoeve van het verduurzamen van zakelijke mobiliteit van werkgevers

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

€ 100.000,-

Coöperatie Samenwerkingsverband DOVA U.A.

Voor de financiële administratie en het beheer, zoals voortvloeit uit het Bestuursakkoord Zero Emissie Busvervoer tussen Nederlandse ov-concessieverleners

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

€ 6.000.000,-

St. Platform 31

Voor het programmamanagement Programma Deelmobilititeit

14.03 Slimme en duurzame mobiliteit

In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.

Tabel 34 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 14
 

2024

juridisch verplicht

85%

bestuurlijk gebonden

15%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Toelichting

Van de totale in 2024 beschikbare programma uitgaven (€ 504,5 miljoen) is 85% juridisch verplicht. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

  • 1. Opdrachten. Op dit instrument wordt een onderscheid gemaakt tussen de reguliere opdrachtenbudgetten en de gereserveerde klimaatakkoordmiddelen. Van het totale opdrachtenbudget 2024 is 72% juridisch verplicht. Het overige deel is bestuurlijk gebonden.

    • De juridische verplichtingen bij de opdrachten betreffen onder meer de opdrachten in het kader van wegverkeersbeleid voor onderzoeken naar geluid door SWUNG (vastgelegd voor 5 jaar), campagnes voor duurzame mobiliteit (waaronder elektrische deelauto’s en kies de beste band). Deze uitgaven liggen vast tot en met 2027. Voor Voertuigen en Digitale infrastructuur liggen juridische verplichtingen vast tot en met 2024 voor contracten met servers providers om data te leveren en uitgaven in het kader van MaaS. Bij verkeersveiligheid liggen diverse campagnes vast (waaronder BOB en MoNo). Een substantieel deel daarvan wordt betaald aan RWS. De uitgaven in het kader van het NGF-project: Dutch Metropolitan Innovations worden in 2023 voor zes jaar vastgelegd. Ten tijde van het opstellen van deze begroting zijn de gunningstrajecten in een afrondende fase. De werkzaamheden hebben betrekking op algemene voorzieningen, kennis & afspraken en diverse toepassingen. De uitgaven voor Innovatie en Intelligente Transportsystemen hebben betrekking op dienstverlening door UDAP en licenties DMI. De uitgaven duurzame logistiek zijn onder andere bedoeld voor bouwlogistiek en emissievrije bouwplaatsen. De uitgaven liggen vast tot en met 2024. De uitgaven voor programma duurzame mobiliteit hebben voor een groot deel te maken met MIRT.

    • De Klimaatakkoordmiddelen staan voor een deel nog gereserveerd op het opdrachtenbudget en worden jaarlijks overgeboekt naar de subsidies voor elektrische auto's en die van bestel- en vrachtauto's. Dit gebeurt bij Voorjaarnota op basis van de ramingen van de RVO. Deze subsidieplafonds worden in regelingen vastgelegd en zijn dus volledig juridisch verplicht. De subsidieregelingen kennen verschillende looptijden. De terugsluis vrachtwagenheffing is ook voor 100% bestuurlijk verbonden verplicht. Bij Voorjaarsnota worden deze middelen ingezet voor de subsidie elektrisch vervoer.

  • 4. Subsidies. Het beschikbare budget 2024 is voor 100% juridisch verplicht. Dit betreffen subsidies voor verkeersveiligheid en duurzame mobiliteit.

    • De subsidies voor verkeersveiligheid bestaan uit:

      • Veilig Verkeer Nederland (VVN) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Zij voeren projecten uit en leveren producten in het kader van de verkeersveiligheid. Het gaat zowel om wetenschappelijk onderzoek als om kennisverspreiding op het gebied van verkeersveiligheid. De huidige regelingen lopen tot en met 2024.

      • De overige subsidies bestaan uit TeamAlert en de tijdelijke subsidieregeling SPV 2020-2024. Ook hier gaat het om het uitvoeren van projecten en het leveren van producten gericht op de verkeersveiligheid.

      • Voor de subsidies aan VVN, SWOV, Team Alert en Kennisnetwerk SPV zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen of jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

    • De subsidies voor duurzame mobiliteit bestaan uit:

      • Twee subsidies voor bronmaatregelen stikstof: subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel (SSEB) en de tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek (TSL) 2022–2026. De SSEB stimuleert de aanschaf van emissieloze bouwmachines voor bouwwerkzaamheden door ondernemingen in de bouwsector. Deze regeling loopt tot 2025 en wordt daarna verlengd.

      • Subsidies in het kader van elektrisch vervoer: de subsidieregeling voor particulieren auto’s (SEPP). Deze loopt tot en met 2024, maar de uitgaven voor leaseauto’s (nieuw en gebruikt) lopen tot en met 2028. De subsidieregeling voor bestelauto’s 2023 (SEBA) kennen kasuitgaven voor 2024 en verder.

      • Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en – innovaties in transport. Deze regeling heeft als doel het ondersteunen van projecten gericht op technologie- en innovatieontwikkeling in de pre-commerciële fase, die een bijdrage leveren aan het bereiken van een reductie van met name de emissie van CO2, alsmede de emissies van NOx, fijn stof en geluid, in de sector mobiliteit en transport door het gebruik van vervoermiddelen die in hun energiebehoefte worden voorzien door alternatieve brandstoffen. De verwachte kasuitgaven lopen tot en met 2025.

      • Overige subsidies. Voor deze subsidies wordt de wettelijke grondslag via de begroting geregeld. Het gaat om subsidies aan maatschappelijke organisatie als Dutch Cycling Embassy, de fietsersbond en Wandel&Fiets.

    Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar bijlage 5 in deze begroting.

  • 14. Bijdragen aan agentschappen. De uitgaven voor de agentschapsbijdrage RWS zijn 95% juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert capaciteit voor het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid. De bijdrage aan de NEa wordt verstrekt voor het uitvoeren van onder andere wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energievervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) en hebben tevens een structureel karakter.

  • 15. Bijdragen aan medeoverheden. De bijdragen aan medeoverheden zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de specifieke uitkering tot en met 2026 voor «zero emissie bussen». De bijdragen gaan naar de 13 OV autoriteiten. Voor de RISM II (een Europees vastgestelde richtlijn ter verbetering van de verkeersveiligheid in Europa) worden specifieke uitkeringen betaald aan de MIRT regio’s. Voor 2024 gaat het om € 1,4 miljoen. Daarnaast wordt aan het Openbaar Lichaam van Bonaire een bijzondere uitkering betaald voor infrastructurele projecten. In 2022 is de eerste tranche betaald. In 2024 wordt de tweede tranche betaald (€ 5,7 miljoen). De dekking is afkomstig van het Mobiliteitsfonds. De uitgaven worden verantwoord op de HX begroting.

  • 16. Bijdragen aan ZBO's/RWT's. Het gaat hier om bijdrages aan CBR (het vorderingenonderzoek en medisch en rijvaardigheid), RDW en IBKI. De bijdrages zijn verplicht op grond van diverse verstrekte bijdragebrieven aan de hierboven genoemde organisaties en kennen verschillende looptijden. De bijdragen 2024 zijn voor 100% juridisch verplicht.

  • 17. Overige bijdragen. Dit betreft de schadevergoeding voor het gebruik van de Stint als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 22 december 2021 en is vastgelegd in een regeling. De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht.

Extracomptabele verwijzigingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde uitgaven, vinden vanuit andere begrotingen van IenW (het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds) uitgaven plaats die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabellen zijn deze extracomptabele verwijzingen opgenomen.

Tabel 35 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet

3.747.277

4.083.535

3.814.584

4.038.742

3.707.850

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

52.885

119.401

121.801

123.154

111.247

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

3.800.162

4.202.936

3.936.385

4.161.896

3.819.097

waarvan

      

12.01

Exploitatie

4.401

4.600

9.335

9.945

9.182

12.02

Onderhoud en vernieuwing

1.213.841

1.269.508

1.162.537

1.456.144

1.523.111

12.03

Ontwikkeling

767.944

1.107.326

836.603

755.741

600.903

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

1.086.142

1.077.284

1.052.899

1.065.731

832.597

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

727.834

744.218

875.011

874.335

853.304

Tabel 36 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 Zuidasdok van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

Bijdrage uit artikel 26 van Mobiliteitsfonds aan artikel 17.08 Zuidasdok

191.868

293.805

257.461

311.800

294.495

Andere ontvangsten van artikel 17.08 Zuidasdok

52

65

60

75

72

Totale uitgaven op artikel 17.08 Zuidasdok

191.920

293.870

257.521

311.875

294.567

waarvan

      

17.08

ZuidasDok

191.920

293.870

257.521

311.875

294.567

Fiscale Regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 37 Fiscale regelingen budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen artikel 14 (x € miljoen)
 

2022

2023

2024

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen1

33

41

62

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen2

202

276

392

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's3

455

343

241

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

48

56

70

1

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

2

MRB = Motorrijtuigenbelasting

3

IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

11

Rijkswaterstaat beheert de meeste snelwegen (A-wegen), maar ook een aantal autowegen (N-wegen). De totale Hoofdrijbaan lengte in 2022 bedraagt 5.846 km.

12

Een ernstig verkeersgewonde is in Nederland na 2020 gedefinieerd als een slachtoffer dat als gevolg van een verkeersongeval opgenomen wordt in een ziekenhuis met een letselernst van MAIS3+ en daaraan niet binnen 30 dagen overlijdt. Ook internationaal en in de medische wereld wordt een dergelijke definitie aangehouden voor (verkeers)slachtoffers met ernstig letsel. In de oude definitie tot en met 2020 werden ook de «matig ernstig verkeersgewonden» meegenomen met een letselernst van MAIS2.

Licence