3.1.1 Buffers overheid
De overheid vervult een belangrijke rol in het dempen van economische schokken. Een economische schok heeft grote gevolgen voor huishoudens en bedrijven. Werknemers lopen het risico op baanverlies, zelfstandigen krijgen minder opdrachten en ondernemers worden geconfronteerd met verlies van omzet. De overheid kan een dergelijke schok gedeeltelijk opvangen, bijvoorbeeld via lagere belastinginkomsten en hogere uitgaven aan sociale zekerheid. Dit wordt automatische stabilisatie genoemd. Door in slechte tijden het tekort te laten oplopen ondersteunt de overheid de vraag in de economie. Waar automatische stabilisatie niet voldoende is, kan de overheid aanvullende maatregelen nemen om de economie te ondersteunen. Dit wordt discretionair beleid genoemd. De noodmaatregelen vanwege corona zijn hier een duidelijk voorbeeld van.
Een stabiliserende overheid is goed voor de brede welvaart. Een stabiliserend begrotingsbeleid kan pieken en dalen in de conjunctuur afvlakken. Dit vermindert de onzekerheid en verkleint het risico dat mensen tijdens een neergang werkloos worden. Dit is niet alleen van belang voor het inkomen maar ook voor hun welbevinden in bredere zin.43 Voor wie toch zonder werk komt te zitten biedt een goed stelsel van sociale zekerheid een vangnet zodat huishoudens minder hoeven te besparen op hun uitgaven. De overheid neemt hierbij risico’s op zich waar een individu zich moeilijk tegen kan verzekeren of voor kan sparen. Stabiliserend beleid draagt ook bij aan het voorkomen van permanente schade aan de economie als verlies van kapitaal of langdurige werkloosheid. Zeker bij een zware economische recessie is het belangrijk dat de overheid zo’n stabiliserende of anticyclische rol op zich neemt, al blijft het van belang om scherp te kijken naar de manier waarop de overheid ingrijpt. Ook het door de overheid wegnemen van risico’s door middel van garanties draagt bij aan stabilisatie. Daardoor kan de overheid de economische schade beperken en de kosten verdelen, zowel binnen de economie als over de tijd heen. Om die reden heeft het kabinet tijdens deze crisis besloten om de staatsschuld fors op te laten lopen en garant te staan voor extra risico’s in de markt.
Ook in de toekomst zullen zich grote schokken voordoen. De coronacrisis kwam in korte tijd op zonder dat beleidsmakers hierop konden anticiperen. Ditzelfde gold voor de uitbraak van de financiële crisis, inmiddels meer dan tien jaar geleden. We weten niet uit welke hoek de volgende crisis zal komen en wanneer deze zich aandient. We weten wel dat goede en slechte tijden elkaar altijd zullen afwisselen. Het is daarom verstandig om een begrotingsbeleid te voeren dat voldoende ruimte laat om bij economische tegenslag niet te hoeven bezuinigen, en waar nodig aanvullende maatregelen te nemen.
Door een trendmatig begrotingsbeleid te voeren kan de begroting de komende jaren koers houden én stabiliseren. Nederland voert sinds 1994 een begrotingsbeleid gebaseerd op vaste plafonds aan de uitgavenkant. Aan de inkomstenkant wordt de beleidsmatige lastenontwikkeling voor de gehele kabinetsperiode vastgelegd, maar worden conjuncturele mee- of tegenvallers bij de inkomsten opgevangen in het saldo. Sinds deze kabinetsperiode wordt het uitgavenplafond daarnaast aangepast voor niet-beleidsmatige aanpassingen in de werkloosheidsuitgaven. Als het economisch minder gaat en de uitgaven aan WW en bijstand toenemen, hoeft niet te worden bezuinigd op andere uitgaven. Deze systematiek stelt de overheid in staat om via de begroting automatisch te stabiliseren en de overheidsfinanciën te beheersen. Het Nederlandse trendmatig begrotingsbeleid staat internationaal gezien goed aangeschreven.44 Onafhankelijk van de budgettaire doelstelling die de komende jaren gekozen wordt, is het daarom wenselijk om aan het trendmatig begrotingsbeleid vast te houden.
De veranderde situatie vergt een nadere afweging over de budgettaire doelstelling voor de komende jaren. De overheidsschuld is substantieel hoger dan waar eerder rekening mee werd gehouden. Na een historisch groot tekort in 2020 zal het saldo zich slechts geleidelijk en onder een grote mate van onzekerheid herstellen. Tegelijkertijd zijn er gezien de goede uitgangspositie van Nederland geen acute zorgen over de begroting, wat zich ook uit in het perspectief van investeerders en de negatieve rentes op staatsobligaties. De buffer die nu wordt aangesproken, zal op termijn weer opgebouwd moeten worden. Zo kan de begroting ook een volgende klap opvangen. De vorige crisis leert dat dit niet te acuut moet gebeuren, zodat de economie zich goed kan herstellen. Ditzelfde geldt voor het verminderen van het uitstaand risico aan garanties, die nu een vergroot neerwaarts risico op de schuld vormen. Ook is het nodig om te zorgen voor houdbare overheidsfinanciën op lange termijn, zodat de huidige publieke voorzieningen niet ten koste gaan van de welvaart van toekomstige generaties. Het kabinet heeft aan de 16e Studiegroep Begrotingsruimte gevraagd om advies uit te brengen over de begrotingsdoelstelling en de begrotingssystematiek voor de komende jaren.45 In juli bracht de Studiegroep alvast enkele aanbevelingen uit, in het najaar wordt het volledige advies verwacht.
3.1.2 Financiële positie private sector
Nederland heeft een hoge private schuld. Hoewel de Nederlandse staatsschuld fors stijgt, staan de Nederlandse overheidsfinanciën er in internationaal opzicht goed voor. Daarmee vergeleken kennen Nederlandse huishoudens en bedrijven een hoge schuld. Die is meer dan vier keer zo hoog als de staatsschuld, al staat daar ook veel vermogen tegenover (zoals koopwoningen en pensioenvermogen). Ook vergeleken met andere landen heeft Nederland een hoge private schuld, zoals de figuur hieronder laat zien. Dit schuldniveau zegt niet alles, maar is wel aanleiding om nader te kijken naar de financiële positie en schokbestendigheid van de Nederlandse private sector.
Figuur 3.1.1 Private schulden (in procent bbp, 2018)
Bron: IMF Global Debt Database
Bedrijven
Het Nederlandse bedrijfsleven kent financiële kwetsbaarheden. Sinds 2010 is wereldwijd de schuld van bedrijven sterk toegenomen, mede door de lage rente. Al vóór de coronacrisis waarschuwden organisaties als het IMF en de OESO voor de risico’s die dat met zich meebrengt: bij economische omslagen of een rentestijging zijn bedrijven met veel schuld en een kleine buffer kwetsbaar.46 Bedrijfsschuld is op zichzelf geen probleem, en heeft een nuttige rol bij het financieren van investeringen. Maar een grote schuld is riskant: als de rente stijgt, of als de inkomsten van een bedrijf terugvallen, kan een bedrijf daardoor in de financiële problemen komen. In zo’n situatie gaan de rentelasten ten koste van de investeringsruimte of zelfs de continuïteit van een bedrijf. Zo was na de vorige crisis zichtbaar dat kleinere bedrijven met hoge schulden minder investeerden.47 De coronacrisis zet extra druk op deze problematiek, want veel bedrijven zijn al in de knel gekomen of moeten de komende tijd interen op hun buffer. Dat vraagt om een scherpere blik: hoe robuust is de financiële positie van Nederlandse bedrijven, ook in de komende jaren?
Nederlandse bedrijven hebben relatief veel schulden, maar ook veel (eigen) vermogen. Het schuldniveau is hoger dan in andere landen, zowel in verhouding tot de totale omvang van de economie (het bbp) als tot de operationele winst van bedrijven. Dat geeft echter geen volledig beeld van de financiële positie van bedrijven. Zo heeft het Nederlandse bedrijfsleven een relatief goede positie als het gaat om de hoeveelheid schuld in verhouding tot het eigen vermogen en in verhouding tot de totale financiële activa. En ondanks de hoge schuld (als aandeel van de economie) is de financiële positie van bedrijven sinds 2010 verbeterd.48 De afgelopen jaren dalen de schulden als aandeel van het bbp, omdat bedrijven hebben gespaard.49 Overigens zijn dit gemiddelde cijfers: dit geeft nog geen goed beeld van individuele bedrijven of sectoren.
De financiële positie van ondernemingen verschilt sterk per type onderneming. Zo zijn multinationals verantwoordelijk voor een groot deel van de bedrijfsschuld in Nederland. Veel schulden staan op de balans van buitenlandse bedrijven, en zijn deels schulden binnen bedrijven of holdings.50 Het mkb kent weer een andere situatie: het Nederlandse mkb staat er internationaal gezien relatief goed voor, maar komt moeilijker aan bankfinanciering dan in veel andere landen.51 Een specifiek aandachtspunt is de positie van zzp’ers. Zelfstandigen zijn sowieso gevoeliger voor economische schokken dan werknemers, omdat hun opdrachten vaak op korte termijn stopgezet of niet verlengd kunnen worden. Hun tarieven komen in slechte tijden onder druk te staan. En zzp’ers hebben vaak een beperkte financiële reserve.
Na de coronacrisis is het zaak om balansen van bedrijven weer te versterken. Hoewel de financiële stabiliteit de afgelopen jaren is vergroot, zorgt de huidige economische situatie voor een stap terug. Veel bedrijven hebben voorlopig minder inkomsten en hebben extra krediet aangevraagd om het hoofd boven water te houden. CPB en DNB schatten dat veel bedrijven liquiditeitsproblemen kunnen krijgen, zeker bij een lange crisis, al zijn sommige sectoren kwetsbaarder dan andere.52 De financiële noodmaatregelen zorgen voor ademruimte, maar een deel van deze steun moet na de crisis weer worden terugbetaald. Denk aan het uitstel van belastingbetaling en de extra leningen (deels met overheidsgarantie) van banken. De komende jaren hebben bedrijven daarom de opgave om hun balansen weer op orde te krijgen. Dat moet in een passend tempo gebeuren: een te snelle aflossing gaat ten koste van investeringen, maar een te langzame aflossing betekent dat bedrijven slecht bestand zijn tegen toekomstige tegenwind. Waar nodig moeten schulden soms geherstructureerd worden.
Ook beleid kan helpen om bedrijven financieel robuuster te maken. Een aangrijpingspunt hiervoor is de fiscale behandeling van schulden. Het beperken van fiscale prikkels voor het aangaan van schulden maakt het bijvoorbeeld aantrekkelijker om meer met eigen vermogen te ondernemen. Het kabinet heeft al verschillende maatregelen op dit gebied genomen. Zo is het kabinet bij de invoering van de renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1) aanzienlijk verder gegaan dan de voorgeschreven minimumnormen en omringende landen. Per 2020 is daarnaast de renteaftrek bij banken en verzekeraars gekoppeld aan een minimaal kapitaalniveau, omdat deze sectoren niet geraakt worden door de ATAD-maatregel. Het kabinet gaat onderzoeken (zie paragraaf 2.2) hoe de fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen verder in evenwicht kan worden gebracht.
Interne bedrijfsvoering kan een rol spelen bij de mate waarin bedrijven oog hebben voor de lange termijn. In ondernemingen komen verschillende belangen samen. Werknemers verdienen met hun baan bij een onderneming een inkomen en aandeelhouders behalen een rendement. Daarnaast zorgt een onderneming voor extra werkgelegenheid, bijvoorbeeld bij leveranciers van ondersteunende diensten. In het Angelsaksische model is het doel van een onderneming om de aandeelhouderswaarde te maximeren. In het Rijnlandse model – dat in continentaal Europa een lange traditie kent – wordt de onderneming echter gezien als een verband waarin ook rekening moet worden gehouden met andere belanghebbenden en de langere termijn. Interne bedrijfsvoering en bedrijfscultuur spelen ook een rol bij de financiering van bedrijven, bijvoorbeeld bij de prikkels voor bestuurders om meer of minder financiële risico’s te nemen. Door in de bedrijfsvoering voldoende oog te hebben voor het brede belang van de samenleving wordt voorkomen dat de winst van de aandeelhouder op de korte termijn ten koste gaat van de solvabiliteit van een onderneming op de lange termijn.
Voor het draagvlak voor overheidssteun aan het bedrijfsleven is wederkerigheid van belang. Grootschalige overheidssteun aan bedrijven, zoals sommige van de huidige noodmaatregelen, vraagt om maatschappelijke wederkerigheid. Het uitgangspunt is dat kosten en baten in dezelfde hand worden belegd: degene die profiteren als het goed gaat dragen ook bij als het fout gaat. Dat doet het kabinet onder andere met het principe van «bail-in» in het Afwegingskader, dat wordt gehanteerd voor steun aan individuele bedrijven. Het principe van «bail-in» is eerder afgesproken in Europa na de financiële crisis. Als een bank in de problemen komt moeten eerst de private investeerders in een bank, waaronder aandeelhouders en obligatiehouders, verliezen nemen, alvorens de overheid wordt aangesproken. Dit uitgangspunt kan ook worden toegepast op niet-financiële bedrijven. Een andere manier om kosten en baten in dezelfde hand te beleggen is door overheidssteun aan noodlijdende bedrijven zo vorm te geven dat de belastingbetaler een reële compensatie krijgt voor het risico, ook als de economie aantrekt en het bedrijf weer winst maakt. Dit kan bijvoorbeeld door overheidssteun gestalte te geven via leningen, garanties, al dan niet met variabele rentes, of eigenvermogensfinanciering. Daarnaast heeft het kabinet zich de afgelopen jaren ingezet om belastingontduiking en belastingontwijking tegen te gaan. Ook een evenwichtige lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven past daar bij.
Huishoudens
Veel Nederlandse huishoudens zijn financieel kwetsbaar. De coronacrisis onderstreept het belang van financiële buffers voor huishoudens. Onder de streep hebben Nederlandse huishoudens gemiddeld meer bezit (zoals de eigen woning, pensioen, aandelen en obligaties) dan schulden, maar een hoge schuld kan riskant zijn. Bij een economische terugval lopen de verplichtingen door (zoals het aflossen van de hypotheek of consumptieve kredieten), terwijl inkomsten kunnen teruglopen. En het vermogen (de eigen woning of pensioen) zit vaak vast. Dat is al langer bekend: de SER vroeg in 2013 al aandacht voor dit probleem.53 Ook het CPB liet in 2015 zien dat de Nederlandse consumptie minder stabiel is dan die in andere landen, mede doordat Nederlanders veel vast vermogen en weinig vrij besteedbaar spaargeld hebben.54
Verschillende groepen hebben een kleine buffer. Het CPB schat dat meer dan 100 duizend huishoudens na inkomensverlies binnen een half jaar hun maandlasten niet meer kunnen dragen, en 73 duizend huishoudens komen zelfs maximaal 3 maanden rond. En die cijfers gaan er nog vanuit dat zij geen onvoorziene uitgaven hebben.55 Het gaat om zowel zelfstandigen als werknemers. Een kwart van de huishoudens van ondernemers had minder dan 3000 euro vrij opneembaar spaargeld. Bij veel werknemers, werklozen, arbeidsongeschikten en mensen in de bijstand is de liquide buffer aan de onderkant nog kleiner.56 Dat is zorgwekkend. In het geval van financiële tegenslag kan een huishouden met een kleine buffer namelijk snel in de problemen komen. Zeker de combinatie van een groot inkomensrisico, grote financiële verplichtingen (zoals schulden) en een kleine buffer maakt huishoudens kwetsbaar. Ook als het gaat om het totale vermogen (dus ook vermogen dat vastzit in bijvoorbeeld een woning) is het beeld aan de onderkant niet positief: begin 2018 had 10 procent van de huishoudens zelfs meer schulden dan vermogen. Een oorzaak voor de beperkte buffers is dat Nederlanders relatief vaak in een huis met hypotheek wonen, en vaak ook een relatief hoge hypotheek hebben ten opzichte van de woningwaarde. Ook sparen de meeste werkenden automatisch en verplicht voor hun pensioen. Daarmee heeft Nederland (samen met de AOW) een uitgebreid pensioenstelsel. Tegelijkertijd is dat pensioen- of woningvermogen niet beschikbaar om economische schokken op te vangen.
Het kabinet neemt actie om de financiële weerbaarheid van huishoudens te verbeteren, maar er is meer mogelijk. Het is verstandig om de financiële weerbaarheid van huishoudens te vergroten, zowel voor de economische stabiliteit als om kwetsbare groepen te beschermen. Het kabinet heeft al enkele acties ondernomen op dit gebied. Zo wordt de hypotheekrenteaftrek sinds dit jaar sneller afgebouwd, met 3 procentpunt per jaar tot aan 2023. Daardoor wordt het voor huishoudens minder aantrekkelijk om een (grote) hypotheekschuld aan te gaan. Ook verlaagt het kabinet de lasten op inkomen, zodat huishoudens meer besteedbaar inkomen overhouden, en is er een Brede Schuldenaanpak om problematische schulden bij huishoudens te voorkomen en terug te dringen. Met deze Miljoenennota wordt het heffingsvrije vermogen in box 3 verhoogd, zodat huishoudens een grotere belastingvrije buffer kunnen aanhouden. Ook heeft het kabinet samen met sociale partners vorig jaar een pensioenakkoord afgesloten. Dit akkoord biedt de mogelijkheid van een persoonlijker pensioenstelsel en het uitkeren van maximaal 10 procent van het pensioenvermogen bij pensionering. Deze uitkering kan bijvoorbeeld ingezet worden voor het financieren van een woning. In de toekomst kan een persoonlijker pensioenstelsel meer flexibiliteit bieden.
Ook het verder wegnemen van knelpunten in de woningbouw kan helpen. oogconjunctuur, fiscale stimulering en de lage rente leidden de afgelopen jaren tot de hoogste huizenprijzen ooit.57 Het effect van de coronacrisis is vooralsnog niet direct zichtbaar in deze cijfers. Hoge prijzen zijn gunstig voor woningbezitters zonder verhuiswens, maar door de hoge prijzen moeten doorstromers en – vooral – toetreders tot de koopmarkt hoge schulden aangaan. Het is dus nodig om te zorgen voor minder prikkels om schulden aan te gaan. Daarnaast kan de realisatie van voldoende woningaanbod structureel bijdragen aan minder krapte op de woningmarkt en daarmee aan meer betaalbare woningen. Met meer betaalbare woningen verbetert ook de financiële positie van huishoudens; hoge woonlasten kunnen immers bijdragen aan financiële problemen, zeker als iemands inkomen wegvalt. Het kabinet zet daarom in op het bouwen van extra woningen en versterkt de betrokkenheid van het Rijk. Voor een concrete versnelling is gezamenlijke inzet van alle partijen onmisbaar. Daarnaast wil het kabinet de betaalbaarheid voor mensen met een middeninkomen en mensen met lagere inkomens verbeteren. Hiertoe wil het tijdelijke huurkortingen realiseren, een opkoopbescherming mogelijk maken en huurstijgingen beperken. Het is een uitdaging om in de komende tien jaar genoeg woningen te bouwen. Het bouwen van genoeg woningen in de komende tien jaar is een uitdaging. Het aantal huizen dat gebouwd moet worden tot 2030, bijna 850 duizend, is namelijk veel hoger dan het aantal dat de afgelopen tien jaar is gerealiseerd. Daar komt bij dat de productie van nieuwbouwwoningen in 2020 en 2021 juist terugloopt, door onder meer de problematiek rondom stikstof, PFAS en een gebrek aan bouwlocaties.58 In deze Miljoenennota neemt het kabinet daarom extra maatregelen voor de bouw van meer betaalbare woningen (zie paragraaf 2.2).
Het toeslagenstelsel toont het belang van zekerheid en doenvermogen van mensen aan. Via het toeslagenstelsel ontvangen 5 miljoen huishoudens jaarlijks 13 miljard euro aan zeer gerichte inkomensondersteuning. Daarmee is de financiële toegankelijkheid van de zorg, kinderopvang en huurwoningen voor burgers gewaarborgd. Doordat de inkomensondersteuning is gebaseerd op complexe, gerichte en actuele grondslagen, leidt dit stelsel tot een zeer hoog aantal terugvorderingen en nabetalingen. Zo zijn er jaarlijks 2,3 miljoen terugvorderingen, waarvan er 300 duizend in de dwanginvordering komen. Het is pijnlijk dat een systeem dat huishoudens financieel moet steunen, extra financiële onzekerheid toevoegt, juist ook bij kwetsbare groepen. Bovendien wordt er ook een groot beroep gedaan op het doenvermogen van burgers om de informatie correct door te geven. Het kabinet concludeert dat het huidige stelsel voor een te grote groep mensen niet werkt en dat een ander stelsel noodzakelijk is.
Een ander stelsel betekent ook dat er fundamenteel andere keuzes moeten worden gemaakt. Het huidige toeslagenstelsel geeft invulling aan de doelen van inkomensondersteuning, beperkte budgettaire effecten, koppeling arbeidsparticipatie, scheiding publiek/privaat en het werken in de actualiteit. Het kabinet wil toe naar een stelsel dat meer zekerheid en voorspelbaarheid biedt. Dat betekent dat er andere keuzes moeten worden gemaakt, al betekent elke keuze voor een nieuw stelsel dat er een afruil plaatsvindt tussen de boven genoemde doelen. De achterliggende stelsels van de verschillende toeslagen worden hierbij betrokken. Het kabinet biedt dit jaar een contourennota aan waarin de mogelijkheden voor een ander stelsel worden uitgewerkt.
3.1.3 Arbeidsmarkt
De Nederlandse arbeidsmarkt is gevoelig voor schokken. Internationaal gezien valt op aan de Nederlandse arbeidsmarkt dat veel mensen als zelfstandige of flexwerker actief zijn. In 2019 waren maar liefst 3 miljoen mensen aan het werk als zzp’er (1,1 miljoen) of flexwerker (1,9 miljoen). Dat heeft voordelen: het kan mensen en bedrijven meer flexibiliteit bieden dan vaste arbeidscontracten. Tegelijkertijd maakt deze grote flexibele schil de economie en samenleving kwetsbaar. Bij economische tegenwind kunnen flexwerkers namelijk snel hun baan en inkomen kwijtraken. Zelfstandigen kunnen ook te maken krijgen met minder opdrachten of lagere tarieven. Daardoor worden sommige groepen werkenden, zeker als zij een kleine financiële buffer hebben, in crisistijd relatief fors geraakt. Verlies van werk of een terugval in inkomen leidt op persoonlijk niveau vaak tot onzekerheid en stress, maar maakt de Nederlandse economie als geheel ook kwetsbaar. De grote flexibele/zelfstandige schil zorgt er ook voor dat de sociale zekerheid bij een economische terugval minder stabiliteit kan bieden. Meer duurzame arbeidsrelaties zijn dus gewenst.
De flexibiliteit van de arbeidsmarkt is geen toeval, maar het gevolg van beleid. Dat is al zichtbaar als je zelfstandigen op de Nederlandse arbeidsmarkt vergelijkt met die van de totale EU, zoals de figuur hieronder laat zien. Zo is, door de regels rond ontslagbescherming, ziekte en transitievergoeding, het voor de werkgever relatief aantrekken om te kiezen voor flexibel of uitzendwerk in plaats van een vaste arbeidsrelatie. En werkgevers maken vaak minder kosten voor scholing of pensionering bij flexwerkers. Daarnaast zijn de arbeidskosten voor zzp’ers relatief laag, omdat zij meestal geen verplichte pensioenvoorziening of verzekering tegen arbeidsongeschiktheid hebben. Zzp’ers hebben ook recht op fiscale aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling, waardoor ze bij hetzelfde brutoloon aanmerkelijk meer netto-inkomen overhouden. Door al deze verschillen verstoort het arbeidsmarktbeleid (mede) de keuze voor het soort arbeidsrelatie dat iemand heeft.
Figuur 3.1.2 Aandeel zelfstandigen op de arbeidsmarkt
Bron: Eurostat (eigen bewerking)
Een duurzame arbeidsmarkt vraagt om een brede inzet, bovenop de stappen die het kabinet al heeft gezet. Dit thema is niet nieuw: al sinds de financiële crisis verschijnen er onderzoeken naar de toekomstbestendigheid van de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft meermaals met sociale partners afspraken gemaakt om de arbeidsmarkt meer evenwichtig te maken, en heeft ook verschillende concrete maatregelen genomen. Dit jaar is de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in werking getreden, die het aantrekkelijker maakt om een vast contract aan te bieden, en die groepen flexwerkers meer zekerheid biedt. Ook heeft het kabinet het fiscale verschil tussen zelfstandigen en werknemers verkleind, door de zelfstandigenaftrek vanaf 2020 in negen jaarlijkse stappen te beperken. In deze Miljoenennota zet het kabinet een verdere stap, door de zelfstandigenaftrek verder en sneller te beperken tot aan 2036. Er is echter meer werk te doen om te komen tot een echt duurzame arbeidsmarkt. In januari heeft de Commissie Regulering van werk haar eindrapport opgeleverd, dat uitgebreid ingaat op een duurzame arbeidsmarkt.59 De commissie adviseert onder andere om werknemers en zelfstandigen fiscaal gelijk te behandelen, de regels rond vast werk (zoals de transitievergoeding) aan te passen, een basisverzekering voor werkenden aan te bieden en te zorgen voor meer toegankelijke scholing.
Het kabinet wil mensen stimuleren en ondersteunen om te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Deeltijdwerk en de Brede maatschappelijke heroverweging ‘Kwalitatief goed onderwijs met kansen voor iedereen’ blijkt dat de combinatie van het Nederlandse stelsel van (kind)voorzieningen en de Nederlandse cultuur tot gevolg heeft dat veel vrouwen al vanaf de start van hun loopbaan in deeltijd werken. Het werken in (kleine) deeltijdbanen door vrouwen leidt er toe dat zij minder verdienen dan mannen en minder ontwikkelkansen op de arbeidsmarkt hebben. Ook maakt het hen kwetsbaarder voor armoede, als zij niet economisch zelfstandig zijn. Het kabinet heeft besloten verschillende scenario’s te verkennen voor de toekomstige vormgeving van het stelsel van kindvoorzieningen. Daarnaast kiest het kabinet voor de invoering van negen weken betaald ouderschapsverlof. Daarmee wil het kabinet ouders ontzorgen en tegelijk investeren in de ontwikkeling van kinderen (zie ook paragraaf 3.3) met keuzevrijheid als belangrijk uitgangspunt.
3.1.4 Internationale schokbestendigheid
De eurozone is sinds de vorige crisis schokbestendiger geworden, maar kent nog steeds kwetsbaarheden. Dit heeft de eurozone geholpen in het opvangen van de economische gevolgen van de coronacrisis. Naast de genomen nood- en herstelmaatregelen (zie paragraaf 2.1) is de bankenunie opgericht. Daarnaast hebben eurolanden toegang gekregen tot een permanent stabiliteitsmechanisme. Ook is het economisch institutioneel raamwerk aanzienlijk verbreed met de inwerkingtreding van een apart mechanisme voor macro-economische onevenwichtigheden. Een significante hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) was vorig jaar ver gevorderd, maar het is onzeker of deze hervorming nog doorgaat. Deze hervorming bestaat uit het herzien van het ESM-instrumentarium, het vergroten van de rol van het ESM in programma’s en de versterking van het raamwerk voor de herstructurering voor houdbare overheidsschuld. Dat blijft een cruciale stap naar een sterkere EMU, samen met het vervolmaken van de kapitaalmarktenunie, het aanpassen van de risicoweging van staatsobligaties op bankbalansen en de oprichting van een Europees depositogarantiestelsel (EDIS).
De belangrijkste uitdagingen voor Europa liggen besloten in het versterken van nationale economieën. Duurzame economische groei en macro-economische stabiliteit vereisen houdbare overheidsfinanciën en structurele hervormingen. De stabiliteit van de eurozone is voor het grootste deel afhankelijk van de schokbestendigheid van de individuele landen; het Europese instrumentarium (zoals de bankenunie en het ESM) kan daar aan bijdragen, maar kan dat niet vervangen. Voor elk land zijn er andere uitdagingen, maar voor elke economie is het onontbeerlijk om, voor de volgende crisis zich aandient, voldoende begrotingsbuffers aan te leggen in goede tijden en de economie en samenleving toekomstbestendig in te richten. Belangrijk hiervoor is het Europees Semester, waarbinnen aanbevelingen aan lidstaten worden gegeven op basis van onder andere het Stabiliteits- en Groeipact en de Macro-economische Onevenwichtighedenprocedure (MEOP). Dit kan een belangrijke rol spelen in het identificeren van de benodigde beleidsaanpassingen en het monitoren van de voortgang hierop.
Internationale organisaties dragen bij aan het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. Landen over de hele wereld zijn geraakt door de menselijke en economische gevolgen van corona. Veel opkomende economieën en lage-inkomenslanden zijn getroffen door een combinatie van lagere grondstofprijzen, wegvallende inkomsten uit toerisme en de uitstroom van kapitaal. Tegelijkertijd stegen uitgaven aan zorg en inkomenssteun en werd financiering op internationale kapitaalmarkten moeilijker. Het IMF heeft sinds maart acute financiële steun gegeven aan meer dan 80 landen. Voor diverse landen wordt dit opgevolgd door reguliere langerlopende steunprogramma’s. De Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelings- en investeringsbanken hebben extra middelen ingezet om landen te helpen het hoofd te bieden. Dit gebeurt door gezondheidsrisico’s aan te pakken, armen en kwetsbaren te beschermen en het economische fundament van landen te versterken. Naast nieuwe financiering van de internationale financiële instellingen komt een grote groep lage inkomenslanden in aanmerking voor uitstel van schuldendienstbetalingen in 2020 onder het debt service suspension initiative (DSSI). Dat biedt tijd om te komen tot meer duurzamere en structurele oplossingen voor de wankele financiële situatie van een belangrijk deel van deze landen.
De coronacrisis laat zien dat wereldwijde handelsketens abrupt verstoord kunnen worden. Tijdens de piekbelasting van de gezondheidszorg waren er tekorten aan mondkapjes en beschermingsmiddelen voor zorgpersoneel. Daarnaast bleek er een tekort aan (grondstoffen voor) coronatesten. De vraagtoename overweldigde de bestaande productiecapaciteit, waarna zich een concurrentiestrijd op internationale markten voordeed. Ook bij diverse andere minder essentiële producten zoals sportartikelen of tarwebloem hebben zich tijdelijk tekorten voorgedaan. Ondanks kwetsbaarheden van complexere productieketens en logistieke verstoringen hebben grootschalige verstoringen van productieketens zich niet voorgedaan. Voor zover productie in Nederland is stilgevallen is het moeilijk om aan te geven in hoeverre dat komt door problemen in internationale waardeketens, de lockdown in Nederland of lagere bestedingen door consumenten en bedrijven.
Op sommige terreinen is een grotere ‘veiligheidsmarge’ wenselijk, zonder de voordelen van marktwerking en vrijhandel kwijt te raken. De overheid heeft vooral een taak wanneer publieke belangen in het geding zijn door strategisch handelen van buitenlandse actoren. In Nederland kennen we bijvoorbeeld een strategische olievoorraad. Een dergelijke aanpak wordt ook voor bepaalde zorgproducten verkend, want het kan belangrijk zijn om ook toekomstige tekorten daarin te voorkomen. Verder kan gedacht worden aan bredere handelsmaatregelen, die alleen in EU-verband kunnen worden genomen. Structureel ingrijpen in productieketens heeft echter ook negatieve gevolgen en kosten. Daarom moeten maatregelen om kwetsbaarheden in strategische waardeketens te adresseren proportioneel zijn en gebaseerd zijn op een grondige analyse. Vrije handel in een multilaterale, op regels gebaseerde wereld levert immers een grote bijdrage aan onze welvaart. Ook buiten het handelsbeleid onderstreept de huidige situatie het belang van internationale samenwerking, en het blijven bijdragen aan de stabiliteit in de wereld.
Naast internationale noodsteun moet tijdig nagedacht worden over een schokbestendiger internationaal financieel stelsel. De hoge publieke schuld in verhouding tot het bbp van veel landen vergroot hun kwetsbaarheid en verdient daarom aandacht. Het vergroten van transparantie en beter beheer van internationale schulden is een eerste belangrijke stap naar een meer robuuste aanpak van deze kwetsbaarheid. Daarnaast zijn hervormingen nodig die resulteren in gediversifieerd en robuust economisch herstel, zodat overheden toekomstige economisch schokken beter aankunnen. Building back better betekent dat ook nagedacht moet worden over grensoverstijgende vraagstukken als de klimaatproblematiek en andere aspecten van duurzaamheid. Aandacht voor de klimaatproblematiek kan ook bijdragen aan de diversificatie van de economie van landen.