Operationele doelstelling 5.1
Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving
• Via het UNICEF-programma Education in Emergencies and Post-Crisis Transition heeft Nederland geïnvesteerd in verbetering van de onderwijsvoorzieningen in 25 fragiele staten en landen waar zich noodsituaties voordoen.
• Er zijn mede dankzij Nederland in meer dan tien landen voorzieningen getroffen om beroepsonderwijs beter te integreren in de onderwijssector.
• Het aantal partnerlanden dat financiële ondersteuning voor hun onderwijssector ontvangt vanuit het Fast Track Initiative (FTI) is gestegen van 33 naar 37.
• FTI heeft, met steun van Nederland, een resultatenkader met specifieke indicatoren voor onderwijskwaliteit ontwikkeld. Ook kwamen de resultaten van het laatste onderzoek van het Southern and Eastern Africa Consortium for Monitoring Educational Quality (SACMEQ) beschikbaar naar de kwaliteit van lees- en rekenvaardigheden in 15 Afrikaanse landen. In tegenstelling tot de indruk dat het niveau van het onderwijs in Afrika daalt als gevolg van de forse toename van het aantal kinderen dat naar school gaat, geven de cijfers een genuanceerder beeld. Er is eerder sprake van stabilisatie van de kwaliteit dan van achteruitgang. In sommige landen blijkt de kwaliteit sinds 2000 juist te zijn gestegen, bijvoorbeeld Tanzania, Malawi en Namibië.
Operationele doelstelling 5.2
Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader
• Er zijn vanwege noodzakelijke bezuinigingen geen nieuwe IS-Academies gestart in 2010. Dit heeft geleid tot het nemen van het besluit om het aantal IS-Academies op negen te houden.
• De samenwerking tussen onderzoekers en gebruikers van kennis is onder meer versterkt via de ondersteuning van nieuwe initiatieven, zoals het Think Tank Initiative (TTI) en het Base of the Pyramid Innovation Center. Er zijn activiteiten gestart of gecontinueerd op het gebied van veiligheid en ontwikkeling, gender en srgr en groei en verdeling.
• Het aandeel van capaciteitsversterking op het gebied van hoger beroepsonderwijs in de Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE)-programma’s is gestegen tot ruim 35 procent; genderaspecten zijn in alle nieuwe programma’s geïntegreerd. Het doel om minstens 50% van de beurzen toe te kennen aan bursalen uit Sub-Sahara Afrika was eind 2009 al bereikt en deze prestatie werd in 2010 gehandhaafd; in 2010 werd 50 procent van de beurzen in het masterprogramma toegekend aan vrouwen. Er zijn ten opzichte van 2009 meer beurzen voor masterstudies en kortere cursussen toegekend aan bursalen uit achterstandsgebieden.
Indicatoren | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 |
---|---|---|
Percentage onderzoeksactiviteiten binnen het centrale programma dat door het ministerie positief beoordeeld is op de ontwikkeling van bruikbare kennis en daarbij behorende capaciteit. | 100% | 87% |
Aantal samenwerkingsovereenkomsten in het kader van de IS-academie | 13 | 9 |
• De streefwaarde voor de onderzoeksactiviteiten is in 2010 niet gehaald, doordat het onderzoeksprogramma nog oude activiteiten bevat die niet of slechts ten dele aansluiten bij de heroriëntatie van het programma die in 2009 is ingezet. Voorbeelden van activiteiten die positief zijn beoordeeld op de ontwikkeling van en verbeterde toegang tot kennis voor ontwikkelingslanden zijn Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) en het Science & Development Net (Scidev.Net) Daarnaast hebben partnerorganisaties zoals African Economic Research Consortium (AERC) en instellingen als European Centre for Devolopment Policy Management (ECDPM) en UN University-Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (UNU-Merit) bijgedragen aan capaciteitsversterking in ontwikkelingslanden door het geven van trainingen en technische assistentie aan beleidsmakers en andere betrokkenen.
Operationele doelstelling 5.3
Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot
• De resultaten van het emancipatiebeleid over de periode 2008–2010 zijn geïnventariseerd. De bevindingen vormen de basis voor de beleidsinzet in de komende jaren.
• Nederland heeft deelgenomen aan de Commission on the Status of Women (CSW) en aan de discussie over terugblik op de bereikte resultaten.
• Nederland heeft zich actief ingespannen voor de oprichting van één krachtige VN-genderorganisatie door samenvoeging van de vier langer bestaande VN-genderinstellingen. De nieuwe organisatie, UN Women, is 1 januari 2011 operationeel geworden, brengt normatieve en operationele mandaten op gendergebied bij elkaar en heeft als extra opdracht het aanjagen en verantwoordelijk houden van de VN op gendergebied.
• De rapportage over de resultaten van de extra inzet op het gebied van bestrijding van geweld tegen vrouwen is opgenomen in de mensenrechtenrapportage 2010.
• In april 2010 heeft een review van het Nationaal ActiePlan 1 325 plaatsgevonden. Betrokken partners hebben toen besloten dat de focus van het NAP onder andere komt te liggen op het bevorderen van vrouwelijk leiderschap en politieke participatie in maximaal 4 fragiele staten. Deze benadering wordt al toegepast in Afghanistan. In de Democratische Republiek Congo werden met Nederlandse steun werden sensibilisation-workshops georganiseerd, werd een vrouwennetwerk binnen de Burundese politie gesteund en wordt expertise geleverd voor het verder uitwerken van het gender-beleid in de veiligheidssector. De gezamenlijke BZ/Defensie publicatie «The Dutch Do’s on Women, Peace & Security – Diplomacy, Defence & Development in Partnership» (november 2010) beschrijft in meer detail de Nederlandse geïntegreerde benadering over vrouwen, vrede en veiligheid in Afghanistan, Burundi, de DRC, Soedan en Nederland.
In EU, VN en NAVO kader heeft Nederland in het kader van de 10de verjaardag van VN VR 1 325 opgedane ervaring en kennis gedeeld over bevordering van gender en vrouwenparticipatie in vredes- en wederopbouwprocessen. Tevens heeft Nederland VN VR 1960 (december 2010) geco-sponsord. Tijdens het Spaans/Nederlands seminar «Gender in Peacekeeping & Peacebuilding» hebben beide landen zich gecommitteerd aan het creëren van civiele en militaire gendercapaciteit ten behoeve van vredesoperaties en missies met een menselijk gezicht.
• De in oktober 2010 uitgevoerde review toont dat het MDG3-fonds een succes is. De projecten liggen op koers en laten goede resultaten zien op het gebied van land- en eigendomsrechten, deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt, politieke participatie en geweld tegen vrouwen. Een thematisch overzicht van de 45 projecten is geproduceerd. Eén donor, het Verenigd Koninkrijk, heeft zich inmiddels aangesloten en een financiële bijdrage geleverd aan het fonds. Met een andere donor zijn vergaande onderhandelingen over een partnerschap. Met bedrijven vonden gesprekken plaats over PPP’s.
Operationele doelstelling 5.4
Een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere levensbedreigende ziekten
• Nederland heeft in de delegatie van de kiesgroep een jongerenvertegenwoordiger opgenomen. Dit voorbeeld krijgt inmiddels navolging van andere kiesgroepen van het bestuur. Dit heeft UNAIDS geïnspireerd om jongeren serieus te betrekken bij de voorbereidingen voor de High Level Meeting on HIV/Aids.
• Nederland heeft het bestuurslidmaatschap van het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) aangegrepen om tijdens bijeenkomsten van GFATM sterk te focussen op mensenrechten, integratie HIV/Aids, SRGR en gezondheidssystemen en op een betere aansluiting bij processen op landenniveau. Deze elementen vormen de kern van de hervormingsagenda en de strategie 2011–2015 voor het GFATM.
• De resultaten die mede dankzij Nederlandse steun door het GFATM zijn behaald overtreffen de beoogde prestaties. Drie miljoen mensen kregen toegang tot AIDS-behandeling, 7,7 miljoen mensen zijn behandeld voor tuberculose en 160 miljoen bednetten zijn uitgedeeld voor malariapreventie.
• Het Stop-TB (Tuberculose) Partnerschap heeft gewerkt aan het integreren een verticaal systeem van TBC medicijnvoorziening (ca 2,4 miljoen behandelingen per jaar) in reguliere systemen voor geneesmiddelenvoorziening. Tevens is gewerkt aan opschaling van behandeling van resistente tuberculose. De doelstellingen van het KNCV Tuberculosefonds ten aanzien van het behandelen van 1 miljoen patiënten in ten minste 40 landen met een succespercentage van meer dan 85% en het testen van 2/3 van die patiënten op HIV zijn naar verwachting gehaald, al zijn de totale resultaten over 2010 zijn nog niet bekend.
• Eind 2010 is een nieuwe snelle test voor tuberculose geïntroduceerd, die dankzij de Nederlandse bijdrage aan de Foundation for Innovative Diagnostics is ontwikkeld.
Operationele doelstelling 5.5
Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda
• In totaal kregen ruim 70 landen steun van het Global Programme for Commodity Security bij aankoop van voorbehoedmiddelen. Het gebruik van anticonceptie neemt toe, zowel in aantal gebruikers, als in percentages, zoals in Ethiopië (van minder dan 14% in 2005 naar 30% in 2009) en Niger (van 12 naar 17%). Maar de behoefte van vrouwen aan anticonceptie is veel groter dan waar aan kan worden voldaan; deze blijft hoog (in Sub-Sahara Afrika 24,8% in 2007 tegenover 26,5% in 1990). Alleen met veel extra investeringen kan daling worden ingezet.
• De International Planned Parenthood Federation (IPPF) heeft met Nederlandse steun vooral jongeren bereikt die daarvoor nauwelijks toegang tot reproductieve gezondheid hadden. Ook heeft IPPF de kwaliteit van haar dienstverlening aan jongeren verbeterd. Uit voorlopige gegevens van Marie Stopes International (MSI) blijkt dat met de Nederlandse bijdrage opnieuw 15 mln. koppels zich in 2010 hebben kunnen beschermen tegen ongewenste zwangerschappen.
• Met de Nederlandse fondsen heeft Population Services International (PSI) haar reproductieve gezondheidsprogramma uitgebreid naar 12 landen. PSI’s werk, gesteund door Nederland en anderen, leidde tot het voorkomen van ruim een miljoen ongeplande zwangerschappen en ongeveer 2.9 miljoen gezonde mensjaren (zogenaamde DALY’s ofwel Disability Adjusted Life Years).
• In 8 van de 12 partnerlanden waar Nederland de gezondheidssector steunt, maakt een toenemend aantal mensen gebruik van begeleide bevallingen. In Ethiopië is er echter geen vooruitgang; in Bangladesh weinig.
• Als onderdeel van het programma dat de beroepsgroep van vroedvrouwen versterkt zijn in Afghanistan, Mali, Tanzania en Vietnam de beroepsverenigingen van vroedvrouwen ondersteund.
• In zowel Kameroen als Nigeria blijkt de verkoop van vrouwencondooms via vooral kapsalons succesvol. De lobby voor het vrouwcondoom door het door Nederland ondersteunde Universal Access to Female Condomjoint programme (UAFC) leidde onder meer tot de organisatie door WHO en UNFPA van een workshop over het prekwalificatietraject voor vrouwencondooms (7–10 december 2010). Dit traject is in de praktijk complex en langdurig.
• In 2010 is in het kader van het millenniumakkoord MDG5 een onderzoek verricht naar de potentiële kosten en baten van een gevriesdroogd oxytocine. Geconcludeerd is dat een gevriesdroogd product vanwege de complexe toedieningsvorm weinig gezondheidswinst of kostenbesparing oplevert in Sub-Sahara Afrika. Besloten is dan ook de activiteiten op dit terrein stop te zetten.
Operationele doelstelling 5.6
Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden
• In het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS) II zijn 19 allianties van Nederlandse maatschappelijke organisaties geselecteerd ter versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. De subsidiebesluiten zijn op 1 november 2010 vastgesteld.
• De samenwerking tussen de diverse hulpkanalen is vergroot door de eis dat deze maatschappelijke organisaties 60% van hun activiteiten uitvoeren in partnerlanden. Daartoe hebben zij landenspecifieke plannen ingediend. De onderlinge samenhang van het werk van maatschappelijke organisaties is eveneens vergroot, doordat deze organisaties in allianties samenwerken.
• De toename van de directe financiering van lokale maatschappelijke organisaties door ambassades in de partnerlanden bleef in 2010 achter bij de verwachtingen: 9% in plaats van 10–15% zoals oorspronkelijk gepland.
• Er is in 2010 een standaardsubsidiekader ontwikkelingssamenwerking ontwikkeld en gepubliceerd in de Staatscourant, op basis waarvan subsidietenders kunnen worden uitgeschreven. In principe kunnen zowel Nederlandse als internationale organisaties hierop inschrijven, dit is afhankelijk van de specifieke subsidietender. Onder het standaardkader moeten organisaties onderling concurreren op kwaliteit.
Beleidsconclusies
De externe evaluatie van het Fast Track Initiative eind 2009 is positief over de verhoogde effectiviteit van de onderwijshulp door met het fonds aan te sluiten bij de lokale onderwijsplannen. Mede dankzij het fonds is de scholingsgraad in FTI-landen sneller gegroeid dan in niet-FTI landen. De aanbevelingen in het rapport hebben, mede door Nederlandse inzet in de Bestuursraad van het FTI, geleid tot vernieuwingen binnen het fonds, zoals een verbreding van de focus naar beroepsonderwijs en fragiele staten en uitbreiding van het aantal zetels in de Bestuursraad voor partnerlanden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.