Operationele doelstelling 4.1
Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem
• De aandacht voor versterking van de legitimiteit en effectiviteit van Wereldbank en IMF is met de financieel economische crisis in een stroomversnelling gekomen. In beide organisaties heeft in 2010, mede onder druk van de G20 en met actieve inzet en steun van Nederland, een forse verschuiving in stemgewicht ten gunste van ontwikkelingslanden en opkomende economieën plaatsgevonden. In G20 kader en in de beleidsdialoog met de Bretton Woods instellingen heeft Nederland zich in 2010 ingezet voor een open, transparant, voorspelbaar, en niet-discriminerend financieel handelssysteem. In de besprekingen met EU–partners over de EPA-onderhandelingen heeft Nederland ook in 2010 gepleit voor flexibiliteit en aandacht gevraagd voor de ontwikkelingsdimensie van deze onderhandelingen. De nieuw voorgestelde preferentiële oorsprongsregels zijn sterk verbeterd en stellen landen die vallen in verschillende Europese handelsregimes beter in staat samen te werken in productie- en handelsketens.
• Op het gebied van het bespreken en agenderen van non-trade concerns (o.a. kinderarbeid, duurzame biobrandstoffen, sanitaire en fytosanitaire standaarden) heeft Nederland in 2010 een internationale vergadering van de Standards and Trade Development Facility (STDF) werkgroep georganiseerd, die speciaal gericht was op het betrekken van het bedrijfsleven bij capaciteitsopbouw op het gebied van de verplichte sanitaire en fytosanitaire standaarden.
• Vanwege de positieve voorlopige resultaten in een aantal programma’s binnen het Initiatief Duurzame Handel (IDH), zoals in de cacaoketen, en het enthousiasme en commitment van het bedrijfsleven, werd in 2010 het IDH programma verlengd en het budget verhoogd.
• Binnen de EU heeft Nederland actief gepleit voor verbeteringen op (internationaal en nationaal) belastinggebied in het belang van ontwikkelingslanden. De Europese Raad heeft daartoe op 14 juni 2010 conclusies aangenomen op het onderwerp Belastingen en Ontwikkeling. In de OESO werkt Nederland, samen met Zuid-Afrika als co-voorzitter van de in 2010 opgerichte Taskforce on Tax and Development, aan voor ontwikkelingslanden bruikbare voorstellen gericht op het tegengaan van belastingontduiking, het bevorderen van transparantie en informatie-uitwisseling, verrekenprijzenmethodieken en capaciteitsontwikkeling.
Operationele doelstelling 4.2
Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag
• Ambassades in alle partnerlanden hebben op grond van een analyse van de situatie in het partnerland bepaald op welke wijze de hulp optimaal kan worden ingezet. Uitgangspunt daarbij was het zoeken naar aansluiting bij het ontwikkelingsbeleid en de procedures van de ontvangende overheid. Ook werd gezocht naar harmonisatie met andere donoren. De prestaties met betrekking tot bijvoorbeeld corruptiebestrijding, het respecteren van mensenrechten, de kwaliteit van financieel beheer en de mate waarin de overheid door de eigen bevolking ter verantwoording kan worden geroepen (domestic accountability) zijn meegewogen bij de modaliteitskeuze. Waar de situatie dit toeliet is gekozen voor algemene of sectorale begrotingssteun.
• In Benin, Zambia en Bolivia zijn activiteiten gefinancierd om groei en inkomensverdeling in nationale ontwikkelingsstrategieën te versterken. Ook in Benin werd middels economische en institutionele analyses en het faciliteren van deelname van producentenorganisaties aan het formuleringsproces beleid uitgewerkt ter bevordering van pro-poor landbouw(keten)beleid. In Zambia is een studie uitgevoerd naar trends in groei, armoede en ongelijkheid en hardnekkige belemmeringen voor armoedevermindering. De studie heeft geresulteerd in beleidsaanbevelingen aan de Zambiaanse regering in aanloop naar het Zambian National Development Plan 2011–2015. In Bolivia zijn twee studies uitgevoerd: één over de nieuwe ongelijkheden en één over herverdeling van het economisch surplus van de gasbaten. Beide studies maken onderdeel uit van de beleidsdiscussies in Bolivia. Dit heeft geleid tot de oprichting van een herverdelingsfonds als onderdeel van de Boliviaanse decentralisatiewetgeving. De studie over de nieuwe ongelijkheden wijst op de opkomst van een middenklasse en nieuwe investeringsmogelijkheden en potentiële markten in Bolivia.
• In 2010 hebben Liberia, de Democratische Republiek Congo en Togo het HIPC-eindpunt bereikt, waardoor zij in aanmerking kwamen voor definitieve schuldkwijtschelding. Volgend op de overeenkomsten die deze landen bereikten met de Club van Parijs heeft Nederland de nog resterende vorderingen op deze landen in 2010 volledig kwijtgescholden. Daardoor hebben deze landen inmiddels een houdbare schuldenlast, waardoor ze meer en op effectievere wijze middelen kunnen mobiliseren voor ontwikkeling en armoedebestrijding. Zoals gebruikelijk heeft de Club van Parijs aangedrongen op vergelijkbare regelingen met de crediteuren die niet tot de Club behoren.
• Na de aardbeving in Haïti hebben de Internationale Financiële Instellingen, met steun van o.a. Nederland, hun vorderingen op dit land volledig kwijtgescholden. Nederland had geen vorderingen uitstaan.
• Nederland heeft in 2010 bijgedragen aan drie debt management programma's. Eén van deze programma's, het softwareprogramma Debt Management and Financial Analysis System (DMFAS) van UNCTAD is in 2010 geëvalueerd, met een duidelijk positieve uitkomst: het programma versterkt het systeem van Openbare Financiën in betrokken ontwikkelingslanden.
Operationele doelstelling 4.3
Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden
• Over de uitvoering van de notitie landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden is op 12 januari 2010 gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In West-Afrika is via de Strategic Alliance for Agricultural Development in Africa (SAADA) actief bijgedragen aan verbetering van de productiviteit van landbouwgewassen. Via het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) is in 2010 een groot aantal (24) landen ondersteund bij de ontwikkeling van lokale landbouwstrategieën en investeringsplannen. In Ethiopië heeft Nederland gewerkt aan de verhoging van de landbouwproductiviteit onder meer via productieve vangnetprogramma's voor districten waar veel chronische honger wordt geleden. In Rwanda zijn via arbeidsintensieve programma's rurale wegen, terrasbouw en bosaanplantprojecten aangelegd en onderhouden. In Mozambique werden lokale gemeenschappen geholpen om hun recht op landgebruik beter te beschermen. In landen als Burundi, Zambia en Tanzania is ingezet op het vergroten van de toegang tot rurale financiering, cruciaal in het opschalen van landbouwproductie en verhoging van landbouwproductiviteit.
• Landbouwketenontwikkeling staat centraal in programma's zoals het Initiatief Duurzame Handel en de strategische alliantie voor de landbouwontwikkeling in West Afrika van de IFDC (International Fertilizer Development Center). Ruim 400 000 boeren en meer dan 4 000 kleine ondernemers in West-Afrika hebben, met behulp van het IFDC ketenontwikkelingsprogramma, hun inkomsten verhoogd met minstens 30%. Ook is in 2010 wet- en regelgeving voor pesticiden en zaaigoed in West-Afrika geïntroduceerd. Het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) ter ondersteuning van boeren en boerinnenorganisaties heeft gedurende de looptijd van 2007–2010 zo'n vier miljoen boeren direct bereikt. Het lidmaatschap van de boeren- en boerinnenorganisaties is over 2010 met 10% toegenomen, een indicatie dat de mensen het programma op waarde weten te schatten.
• Het Health Insurance Fund (HIF) heeft in 2010 een record van 65 000 verzekerden in Nigeria bereikt. Het HIF-programma in Tanzania werd in april 2010 geïnaugureerd door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima, in haar hoedanigheid als Special Advocate for Inclusive Finance for Development van de Secretaris-Generaal van de VN. Leerpunten uit het HIF in Nigeria en Tanzania zijn gebruikt in de voorbereidingen voor de uitrol van het HIF in Kenia. Pharm Access, de uitvoerende organisatie van het HIF, kreeg en marge van de G20 top in Seoel uit handen van president Obama een prijs uitgereikt voor één van de drie meest innovatieve programma's op het gebied van financiering van MKB in de medische sector.
• Via de bijdrage aan het multi-donor fonds FIRST (Financial Sector Reform and Strengthening Initiative) zijn lokale financiële instanties in ontwikkelingslanden geadviseerd teneinde beter voorbereid te zijn op mogelijke financiële crises.
• In het kader van de stimulering van publiek-private partnerschappen (PPP) is in 2010 financiële steun toegekend aan het Amsterdam Initiative on Malnutrition (AIM), een PPP met Unilever, GAIN, DSM, Akzo/Nobel, WUR en ICCO. Verder is het belang van PPPs uitgedragen tijdens de MDG top, o.a. via een gezamenlijke brief met 14 CEO’s van Nederlandse internationaal opererende bedrijven.
• Onder de ORIO-faciliteit zijn in 2010 achttien projecten geselecteerd met een totale schenkingswaarde (ORIO-bijdrage) van EUR 165 miljoen. Deze publieke infrastructuurprojecten en daarmee verbonden ORIO-uitgaven zullen de komende jaren worden gerealiseerd. FMO heeft in 2010 extra middelen (EUR 15 miljoen) ingezet voor klanten die door de financiële crisis in de problemen zijn geraakt en voor opstartende microfinancieringsinstellingen in lage-inkomenlanden.
• Via het Private Sector Investeringsprogramma (PSOM/PSI) zijn vernieuwende investeringsprojecten in ontwikkelingslanden in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Midden- en Oost-Europa gerealiseerd. Het programma heeft in 2010 geleid tot een banengroei van 1 737 fte. In 2010 is voor EUR 70 miljoen aan nieuwe verplichtingen aangegaan voor iets meer dan 100 PSI projecten. Het CBI (Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden) heeft MKB exporteurs in ontwikkelingslanden ondersteund om het hoofd te bieden aan handelsbelemmeringen, ontwikkelingen op de EU markten te volgen, te voldoen aan verscherpte markteisen en de daaraan gekoppelde ketenverantwoordelijkheid. Voorlopige schatting van het aantal MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden dat het Programma Uitzending Managers (PUM) heeft ondersteund, is 1 308. Ter vergroting van de bewustwording op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in ontwikkelingslanden zijn in 2010 ruim 650 MKB-bedrijven direct bereikt met workshops, presentaties en bijeenkomsten. Daarnaast zijn 50 individuele ondernemers geholpen met specifieke, aan ontwikkelingslanden gerelateerde MVO-vragen. De website van MVO Nederland kende ruim 12 000 unieke bezoekers en de MVO-nieuwsbrief is aan 5 000 abonnees verstuurd.
• Bovenstaande activiteiten binnen het beleidsartikel 4.3 vonden plaats in het kader van de Nederlandse inspanningen op het gebied van Aid for Trade.
Operationele doelstelling 4.4
Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking
• Nederland heeft een actieplan opgesteld voor de verdere uitwerking van de Accra Agenda for Action. Het afgelopen jaar is er mede dankzij de inzet van Nederland resultaat geboekt op het punt van betere alignment van het Global Fund en heeft er op diverse ambassades afstemming plaatsgevonden met andere donoren over verdere onderlinge arbeidsverdeling.
• In 2010 is gestart met het opstellen van de resultatenrapportage 2009–2010. De resultatenrapportage, die een transparant inzicht geeft in de Nederlandse OS en de resultaten en geleerde lessen, wordt opgesteld in samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Ook zijn de eerste stappen genomen in de richting van de ontwikkeling van een website waar de totale Nederlandse OS-inspanningen zullen worden gepresenteerd.
• Op het punt van transparantie is er in IATI-verband gewerkt aan het opstellen van internationale standaarden voor het publiceren van actuele OS-data.
• In de Development Partner Working Group Local Governance and Decentralisation zijn samen met VNG International en andere donoren principes uitgewerkt om alignment en harmonisatie rond lokaal bestuur en decentralisatie te versterken.
• De beleidsaanbevelingen uit de IOB evaluatie van Projecthulp naar sectorsteun (2006), Sectorsteun in milieu en water (2008), Bilaterale samenwerking in het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006 (2008) en sectorervaringen in partnerlanden zijn gebruikt in de modernisering van de sectorale benadering. De leerervaringen zijn beschreven in een notitie samen met de belangrijkste inhoudelijke bevindingen en de daaruit volgende aanbevelingen voor het opstellen van de nieuwe meerjarige strategische planningen (2012–2015).
• Tijdens de 64e AVVN is een belangrijke stap gezet om de operationele activiteiten van de VN effectiever en efficiënter te maken. Zo is besloten tot oprichting per 1 januari 2011 van de gender-entiteit UN-Women, een samenvoeging van vier bestaande organisaties op het gebied van gender. Voor de »Eén-VN»-pilotlanden komt er één gezamenlijk VN-programma per land, dat voor goedkeuring aan elk van de beheersraden van de deelnemende VN-organisaties wordt voorgelegd. Voorts is besloten tot een externe onafhankelijke evaluatie van de One UN pilots in 2011, die moet duidelijk maken hoe het One UN-proces verder versterkt kan worden.
Operationele doelstelling 4.5
Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering
• Om adequaat te reageren op groeimarkten, is het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO) in het buitenland in 2010 uitgebreid. Zo is in mei 2010 het NBSO in Manchester, Verenigd Koninkrijk, officieel geopend. De opening in India van een NBSO in Kolkata (voorheen Calcutta) en in Hyderabad is zo veel als mogelijk voorbereid, maar wacht nog op finale goedkeuring door het Indiase ministerie van Industrie en Handel. Ten slotte is eind 2010 begonnen met de oprichting van een NBSO in Houston, Verenigde Staten.
• De kwaliteit van de economische functie van het postennetwerk is verbeterd. Er wordt meer maatwerk geleverd en de economische afdeling, NBSO’s, TWA’s en NFIA’s werken beter samen.
• Evenals in 2009 zijn visumaanvragen van betrouwbare zakenlieden in 2010 versneld afgehandeld.
Beleidsconclusies
• In 2010 is de eindevaluatie van het Strategic Alliance for Agricultural Development in Africa (SAADA) uitgevoerd. De evaluatie constateerde een inkomensverhoging van gemiddeld meer dan 30% en een productiviteitsverhoging van meer dan 50% bij bijna 400 000 huishoudens in 7 landen in West Afrika. Ook hebben 4 000 kleine bedrijven betrokken bij de landbouwsector hun winst verhoogd. Deze resultaten zijn ten dele toe te schrijven aan het programma. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie is besloten een tweede fase van het programma te financieren. Een van de aanbevelingen betrof een betere aansluiting op de markt. Om deze reden is besloten ook partnerschappen met het Nederlands bedrijfsleven en kennisinstituten prioriteit te geven in de tweede fase.
• De rapportages over de FMO-evaluatie en de MASSIF-evaluatie zijn in 2010 ontvangen en de opvolging daarvan wordt thans bestudeerd.
• In 2010 is het PSI (het voormalige PSOM) geëvalueerd. Op basis van de resultaten van de evaluatie is de inschatting dat 57% van de afgeronde projecten hebben geresulteerd in een duurzame onderneming met toenemende werkgelegenheid en vervolginvesteringen. Uit de evaluatie volgt verder dat er per PSI project gemiddeld 81 arbeidsplaatsen worden gecreëerd. De subsidiekosten per gecreëerde arbeidsplaats bedraagt EUR 6 130. In de loop van 2011 zal de evaluatie gedeeld worden met de Tweede Kamer en zullen beleidsconclusies getrokken worden.
• De eind 2010 ingezette fusie tussen de ministeries van Economische Zaken en dat van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal naar verwachting ook binnen het postennet leiden tot een nog verder geïntegreerde en dus kwalitatief betere dienstverlening door economische afdelingen en landbouwattachés. Daarbij zal ook gekeken worden naar de integratie van NBSO’s en NABSO’s.
• Om de klanttevredenheid over de dienstverlening door het Agentschap NL nauwkeuriger te kunnen volgen is besloten om met ingang van januari 2011 die klanttevredenheid jaarlijks te gaan te meten voor diensten met betrekking tot de voor ELI/DGBEB prioritaire landen.