Via het BES-fonds wordt bewerkstelligd dat de openbare lichamen middelen krijgen toebedeeld om hun taken uit te voeren. Met Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de taakverdeling tussen de eilandelijke overheid en de Rijksoverheid. Op basis van het vastgestelde eilandelijke takenpakket is een bedrag aan vrije uitkering overeengekomen dat de eilanden jaarlijks ontvangen. In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen BES vindt besluitvorming plaats over de hoogte van de vrije uitkering voor het jaar daaropvolgend. In 2012 heeft aanpassing van de vrije uitkering plaatsgevonden naar aanleiding van de resultaten van het referentiekader onderzoek.
Verantwoordelijkheid minister
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het BES-fonds. Als fondsbeheerder draagt hij zorg voor een adequate omvang van het fonds in relatie tot de overeengekomen taakverdeling tussen Nederland en de openbare lichamen. De fondsbeheerder is echter niet verantwoordelijk voor de resultaten die openbare lichamen met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: openbare lichamen zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het BES-fonds. Niet alleen de bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is primair een eilandelijke verantwoordelijkheid, waarin het bestuurscollege wordt gecontroleerd door de eilandsraad.
Succesfactoren van beleid
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is systeemverantwoordelijk voor de openbare lichamen. De openbare lichamen mogen zelf bepalen welke taken en activiteiten zij bekostigen uit de algemene middelen van de vrije uitkering. Dit uitgangspunt laat onverlet dat de openbare lichamen bepaalde wettelijke taken en activiteiten dienen uit te voeren door de bekostiging waarvan zij op de algemene middelen zijn aangewezen.
De Wet Financiën BES biedt – indien nodig – instrumenten voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het College financieel toezicht (Cft) om in te grijpen. Het openbaar lichaam kan in principe alleen uitgaven doen die zijn opgenomen in een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde begroting van dit openbaar lichaam.
In december 2011 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op advies van het Cft het openbaar lichaam Sint Eustatius onder voorafgaand toezicht gesteld voor de begrotingen 2011 en 2012. De overwegingen hierbij hadden betrekking op dreigende overschrijding van de begroting, de stand van zaken rond het financieel beheer en de onrechtmatigheid van uitgaven die plaatsgevonden hebben. Inmiddels is de situatie bij Sint Eustatius flink verbeterd. Zo is op 1 juni een hoofd Financiën aangesteld, is er een sluitende begroting over 2012 èn over 2013 ingediend en is tijdig de jaarrekening over 2011 ingediend. Daarnaast heeft het openbaar lichaam een plan van aanpak voor het verbeteren van het financieel beheer in 2013 opgesteld. Dit waren de voorwaarden voor het College financieel toezicht om de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te adviseren het Voorafgaand toezicht niet te verlengen in 2013. Na dit positieve advies van het College financieel toezicht heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloten het Voorafgaand toezicht per direct in te trekken.