Base description which applies to whole site

7. Kinderopvang

Artikel

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

Algemene doelstelling

De overheid hecht aan goede en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren en kinderen goed toegerust zijn op het primair onderwijs. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt.

Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangbedrijven moeten voldoen. Hiernaast steunt de Minister via subsidies projecten ter verbetering van de kwaliteit van kinderopvang. Dit om ervoor te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangbedrijf kunnen sturen dat van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang in hun bedrijf. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangbedrijf en kunnen hun invloed uitoefenen onder andere via de (voor de ondernemer verplichte) oudercommissies.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • Het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • Het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk;

  • Het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • Het bevorderen van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst.

Beleidsconclusies

De bij begroting 2013 aangekondigde beleidswijzigingen zijn in 2013 doorgevoerd. In de uitvoering en bij de beoogde resultaten hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Op het terrein van de kwaliteit is met ingang van 1 maart 2013 gestart met continue screening van medewerkers in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. De eerste ervaringen met continue screening zijn in november 2013 met de Tweede Kamer gedeeld. Op basis van de eerste resultaten is geconstateerd dat continue screening daadwerkelijk doet wat ermee was beoogd32. Continue screening draagt, net zoals de nulmeting en de meldplicht, bij aan een veiligere omgeving en is daarmee noodzakelijk gebleken om de kwetsbare groep kinderen in de kinderopvang te beschermen. In de periode van 1 maart tot 1 november 2013 zijn via continue screening 60 personen uit de kinderopvang geweerd en via de nulmeting zijn nog eens 31 personen uit de kinderopvang geweerd. Ten aanzien van de meldplicht zijn 32 meldingen binnengekomen bij vertrouwensinspecteurs.

Om misbruik en oneigenlijk gebruik van toeslagen tegen te gaan is sinds 2012 de termijn waarop met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd beperkt tot de lopende maand en de maand daaraan voorafgaand. Ondanks dat hierover eind 2011 uitgebreid was gecommuniceerd, bleek begin 2013 dat een grote groep ouders hier niet van op de hoogte was. Daarom is besloten deze fraudemaatregel in 2012 en 2013 tijdelijk buiten werking te stellen.

Met ingang van 1 januari 2014 is de maatregel weer van kracht, waarbij de aanvraagtermijn waarop met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd is verlengd naar de lopende maand en drie maanden daaraan voorafgaand.

De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn in 2013 € 370 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van dit instrument onderdeel A.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 7.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 7 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

2.327.501

2.710.458

– 382.957

Uitgaven

0

0

3.208.977

2.723.087

2.331.576

2.710.970

– 379.394

               

Inkomensoverdrachten

0

0

3.178.720

2.706.733

2.321.822

2.691.731

– 369.909

Kinderopvangtoeslag

0

0

3.178.720

2.706.733

2.321.822

2.691.731

– 369.909

               

Subsidies

0

0

15.881

8.492

1.864

7.668

– 5.804

Subsidies

0

0

15.881

8.492

1.864

7.668

– 5.804

               

Opdrachten

0

0

14.376

7.862

7.890

11.571

– 3.681

Opdrachten

0

0

14.376

7.862

7.890

11.571

– 3.681

               

Ontvangsten

0

0

1.117.076

1.421.325

1.486.635

1.427.015

59.620

Ontvangsten algemeen

0

0

408.345

402.805

415.375

339.187

76.188

Werkgeversbijdrage kinderopvang

0

0

708.731

1.018.520

1.071.260

1.087.828

– 16.568

Het beleidsterrein Kinderopvang was tot en met 2010 op de begroting van het Ministerie van OCW opgenomen

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren, zoals omschreven in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wet kinderopvang. De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. De SVB is verantwoordelijk voor de uitvoering van de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de KOT zijn in 2013 € 370 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2013 was voorzien. Op basis van uitvoeringsinformatie over geheel 2013 zijn de uitgaven aan kinderopvangtoeslag twee maal naar beneden bijgesteld33. De tegenvallende economische ontwikkeling in 2013 met een oplopende werkloosheid en een daling van het aantal kinderen leiden tot een dalend gebruik van kinderopvang. Daarnaast passen ouders, als gevolg van een stapeling van maatregelen die beogen de uitgaven aan kinderopvang te verlagen, het gebruik van kinderopvang eerder en sterker aan dan aanvankelijk verondersteld werd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het totaal aantal huishoudens met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 33.000 huishoudens (7%) gedaald. Bij huishoudens met een inkomen tot anderhalf maal modaal is sprake van een daling van 23.000 huishoudens (13%). Deze daling betreft voornamelijk het gebruik van dagopvang. Het percentage kinderen tot 4 jaar met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 5 procentpunt gedaald ten opzichte van 2012. Hieraan kunnen meerdere oorzaken ten grondslag liggen, zoals ook bij de budgettaire ontwikkelingen beschreven. Bovendien kan een deel van de daling verklaard worden door het afschaffen van de vaste voet, waardoor inkomens vanaf € 118.189 voor het eerste kind in 2013 geen toeslag ontvingen. Het percentage kinderen in de basisschoolleeftijd met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 2 procentpunt gedaald ten opzichte van 2012. De ouderbijdrage per kind is omhoog gegaan, vooral voor eerste kinderen bij een gezinsinkomen van drie maal modaal. Dit wordt met name verklaard door de afbouw van de vaste voet.

Tabel 7.2 Kerncijfers kinderopvang, gebruik en ouderbijdrage1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

475

458

425

Aantal huishoudens tot anderhalf modaal dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

186

181

158

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

738

709

6362

       

% kinderen 0–4 jaar met kinderopvangtoeslag

52

48

43

% kinderen 4–12 jaar met kinderopvangtoeslag

23

23

21

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen:3

     

130% Wml

0,71

0,82

0,91

1 1/2 x modaal

1,65

1,91

2,12

3 x modaal

4,13

4,24

5,24

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen:3

     

130% Wml

0,26

0,45

0,46

1 1/2 x modaal

0,39

0,78

0,79

3 x modaal

0,63

1,42

1,45

1

SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS en Belastingdienst

2

De Belastingdienst heeft eind november gecontroleerd op overlap tussen inschrijving basisschool en gebruik van dagopvang. Dit heeft er toe geleid dat de toeslag voor bijna 10.000 kinderen in de dagopvang op nul is gezet. Daarvan stroomt naar verwachting twee derde weer de buitenschoolse opvang in

3

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders bij drie verschillende inkomensklassen, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen. Verondersteld wordt dat de uurprijs voor ouders gelijk is aan de maximum uurprijs

Tabel 7.3 Kerncijfers kinderopvang1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Wettelijke maximum uurprijs (€) in:

     

Dagopvang

6,36

6,36

6,46

Buitenschoolse opvang

5,93

5,93

6,02

Gastouderopvang

5,09

5,09

5,17

       

Aandeel bijdragen sectoren (in %):

Overheid

52

32

20

Werkgevers

21

35

40

Ouders

27

33

40

1

SZW-berekeningen op basis van informatie van Belastingdienst

B. Subsidies

Het grootste deel van het budget voor subsidies is ingezet voor de kwaliteit in de kinderopvang. Hiervoor is in 2013 een nieuwe subsidie verstrekt aan Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK). Deze subsidie loopt tot en met eind 2016. Daarnaast is een deel van het subsidiebudget naar GGD Nederland gegaan in het kader van het landelijk coördinatiecentrum toezicht kwaliteit kinderopvang.

De uitgaven aan subsidies zijn € 5,8 miljoen lager dan bij begroting 2013 geraamd. Dit wordt met name verklaard door een kasschuif van € 4,3 miljoen van 2013 naar 2017 voor een subsidie ten behoeve van het versterken van taal- en interactievaardigheden van medewerkers in de kinder- en gastouderopvang. Dit bedrag is gereserveerd voor de verbetering van de kwaliteit in de kinderopvang en heeft in 2013 nog niet tot verstrekking van subsidie geleid. Daarnaast is er een bedrag van € 0,3 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van OCW voor het Landelijk Steunpunt Brede Scholen. Ten slotte is € 1,1 miljoen van het subsidiebudget in 2013 niet tot besteding gekomen.

C. Opdrachten

Het grootste deel van het opdrachtenbudget is besteed aan het beheer en de doorontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Daarnaast is het budget onder andere besteed aan continue screening, diverse onderzoeken en communicatie.

De realisatie van het opdrachtenbudget komt € 3,7 miljoen lager uit dan begroot. Een bedrag van € 1,5 miljoen is naar de Belastingdienst overgeboekt in verband met uitvoeringskosten voor de invoering van het één rekeningnummer en is dus onder een ander begrotingshoofdstuk tot besteding gekomen. De lagere uitgaven hebben te maken met continue screening (€ 1,7 miljoen) en de integratie van peuterspeelzalen en kinderopvang (€ 0,4 miljoen).

D. Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit twee componenten, te weten de ontvangsten algemeen en de werkgeversbijdrage. De ontvangsten algemeen zijn € 76 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt verklaard door meer terugvorderingen dan geraamd over voorgaande jaren. Daarnaast leidt een lagere vaststelling van de subsidieregeling, die door Bureau Kwaliteit Kinderopvang is uitgevoerd, tot extra ontvangsten van € 4 miljoen. De gerealiseerde werkgeversbijdrage is € 17 miljoen lager dan begroot.

32

Tweede Kamer, 31 322, nr. 224 en bijlagen blg-267920

33

Tweede Kamer, 31 322, nr. 214 en Tweede Kamer, 33 805 XV, nr. 2

Licence