Algemene Doelstelling
Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp worden geprioriteerd en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.
Rollen en Verantwoordelijkheden
Het Rijk is enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en stimuleert anderzijds de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan. Daardoor heeft de Minister van IenM een stimulerende en een regisserende rol.
Stimuleren
IenM werkt aan meer eenvoudige regelgeving voor ruimtelijke ordening. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; Kamerstukken II 2011–2012, 32 660, nr. 50). Dit ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op dertien nationale belangen. Bij deze dertien nationale belangen is het Rijk (mede) verantwoordelijk voor het behalen van deze doelen. Gebiedsontwikkeling wordt ingezet om bij te dragen aan een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Voor het onderdeel Ruimtegebruik Bodem is de algemene doelstelling om te komen tot een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De (Rijks)structuurvisie Ondergrond vormt een belangrijke basis voor het ordenen van activiteiten in de bodem en ondergrond. De aanpak is onder meer beschreven in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 en het Convenant Bodem en Bedrijven 2015.
Het Rijk bevordert de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan door middel van:
-
• Zorg dragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg MIRT, waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen.
-
• Het, via de gebiedsagenda’s, in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).
-
• Het bevorderen van de duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem (gebiedsontwikkeling).
-
• Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.
-
• De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
-
• Inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s van IenM.
Regisseren
Daarnaast heeft de Minister van IenM – bij de onderwerpen Ruimtelijk Instrumentarium, Geo-informatie, Stelselherziening Omgevingsrecht en Ruimtegebruik Bodem – een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van IenM is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:
-
• het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU-kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening.
-
• het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.
-
• zorg dragen voor de stelselherziening van het omgevingsrecht, waarin de wetgeving met betrekking tot het fysieke domein wordt gebundeld en gestroomlijnd. De Minister en de andere overheden zijn verantwoordelijk voor de implementatie (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infopunt) daarvan.
-
• de coördinatie van het opstellen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
-
• het vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.
-
• zorg dragen voor de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden.
-
• de verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.
-
• het in staat stellen van de decentrale overheden om in 2030 de bodemverontreinigingproblematiek te beheersen.
-
• Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities. In de meeste gevallen is er daarbij sprake van een gewenste ontwikkelingsrichting en niet altijd van een kwantitatieve doelstelling. In 2016 is de tweede vervolgmeting verschenen.
Nationaal belang SVIR1 | Doel SVIR | Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte | Meting 2016 |
---|---|---|---|
Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren | Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s | Internationale concurrentie Nederlandse regio’s | Doelrealisatie: Volgens het PBL doen de stedelijke regio's het economisch over het algemeen beter dan de overige delen van het land. Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner is het hoogst in de COROP-plusgebieden Haarlemmermeer en omgeving, Amsterdam en Stadsgewest Utrecht. Daarnaast heeft Overig Groningen vanwege de aardgaswinning een hoog bbp per inwoner. De regio's Amsterdam en Utrecht hebben naar verhouding veel arbeidsplaatsen. |
Bereikbaarheid | Nabijheid wonen-werken | http://www.clo.nl/indicatoren/nl2134-nabijheid-wonen---werken?ond=20912 Doelrealisatie: De onderlinge nabijheid van wonen en werken in Nederland is voor de gemiddelde inwoner sinds 1996 en 2015 met circa 2,5% toegenomen. De regionale verschillen in nabijheid zijn groot. | |
Vestigingsklimaat | Fysiek vestigingsklimaat | http://www.clo.nl/indicatoren/nl2133-regionale-quality-of-living?ond=20912 Doelrealisatie: De Quality of Living van Nederland is bovengemiddeld goed in vergelijking met andere Europese regio's. Dat geldt zelfs in vergelijking met de 25 Europese regio's met het hoogste Bruto Regionaal Product. Ten opzichte van twee jaar geleden zijn er weinig veranderingen opgetreden. | |
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie | Realisering netwerk SEV-III | Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger | 2.800 km (2008), 2.890 km (2012), 2.890 km (2015) http://www.clo.nl/indicatoren/nl2135-hoogspanningsleidingen?ond=20912 Doelrealisatie: De toename van het aantal woningen in zones langs hoogspanningslijnen waar mogelijk ruimtelijke beperkingen gelden (indicatieve zones) is tussen 2000 en 2015 ongeveer 9.500 woningen. |
Transitie duurzame energie | Verbruik hernieuwbare energie | http://www.clo.nl/indicatoren/nl0385-verbruik-van-hernieuwbare-energie?ond=20912 Doelrealisatie: Het aandeel hernieuwbare energie van het totale energieverbruik is in 2015 gestegen met een kwart procentpunt naar 5,8 procent (CBS, 2016a). | |
Doelstelling windenergie | Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee | http://www.clo.nl/indicatoren/nl0386-windvermogen-in-nederland?ond=20912 Doelrealisatie: De elektriciteitsproductie van windmolens nam in 2015 met 19 procent toe, vooral door uitbreiding van de capaciteit. In 2015 kwam 52 procent van de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie (CBS, 2016). Op land: 2 009 MW (2010) 2 205 MW (2012), 3031 MW (2015) Op zee: 228 MW op zee (2012), 357 MW (2015) | |
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen | Buisleidingen in gereserveerde stroken | Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken | http://www.clo.nl/indicatoren/nl2136-hoofdnetwerk-buisleidingen?ond=20912 Netlengte 18.406 km (2008), Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 251 (2000), 250 (2012) 250 (2016) Doelrealisatie: Het aantal woningen binnen buisleidingstroken ligt in de periode 2000–2012 rond de 250 en is in de periode 2000–2015 vrijwel onveranderd. In 2008 bedraagt de lengte aan buisleidingen voor aardgas, olie en olieproducten en overige gevaarlijke stoffen, binnen de gereserveerde leidingstroken, in totaal 18.406 km. Daarnaast ligt er ongeveer 124.000 km aan gasleidingen voor lokale distributie. Sinds 2008 zijn geen gegevens beschikbaar over de ontwikkeling van het leidingennetwerk binnen de buisleidingstroken. |
Efficiënt gebruik van de ondergrond | Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies | Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond | Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is. |
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten | Ladder voor duurzame verstedelijking | Ladder voor duurzame verstedelijking | http://www.clo.nl/indicatoren/nl2173-toepassing-ladder-duurzame-verstedelijking?ond=20912 http://www.clo.nl/indicatoren/nl2172-naleving-ladder-duurzame-verstedelijking?ond=20912 Aandeel ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013) 43% (2016) Doelrealisatie: Volledige toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking in ladderplichtige bestemmingsplannen nam de afgelopen twee jaar ten opzichte van de vorige periode toe van 8 naar 43 procent. Inclusief summiere of gebrekkige toepassingen is dat zelfs bij twee derde van de plannen het geval. |
Met betrekking tot artikel 13 zijn vijf belangen uit de Monitor SVIR van belang (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 660, nr. A/50). Aangegeven wordt in hoeverre er sprake is van een gewenste ontwikkelingsrichting dan wel in hoeverre de doelstelling wordt gerealiseerd.
Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2016, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl)
Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). In dit convenant is onder meer beschreven hoe de overheden de focus leggen bij de aanpak van de resterende verontreinigingen. Resterende verontreinigingen zijn verontreinigingen waarbij het risico voor mens, plant en dier het grootst is. De budgetten van het meerjarenprogramma Bodem worden over de bevoegde overheden ex Wet bodembescherming (ex Wbb) verdeeld via het provincie- en gemeentefonds.
Beleidsconclusies
Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting 2017. Er zijn daarom geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen die leiden tot een aanpassing van het beleid.
De ontwerpregelgeving in het kader van de stelselherziening van het omgevingsrecht wordt steeds gedetailleerder. Dit vergt naast het bewaken van de samenhang tussen de verschillende sporen ook een steeds intensievere inzet van de medeoverheden, andere stakeholders en het parlement, zoals de voorhangprocedure van de AMvB’s in 2017 heeft laten zien. Gegeven het belang dit proces zorgvuldig vorm te geven en daarvoor de tijd te nemen die nodig is, is besloten de planning anders in te richten. De nieuwe datum van inwerkingtreding wordt 1 januari 2021. Deze datum is in goed overleg met de provincies, gemeenten en waterschappen vastgesteld. De datum heeft geen gevolgen voor de einddatum van de transitie. Deze is en blijft 2029.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) constateert33 dat de stedelijke regio's het economisch in het algemeen beter doen dan de overige delen van het land. De nabijheid van wonen en werken is sinds 1996 licht verbeterd, met name vanwege de groei van bevolking en werkgelegenheid in steden. De afstemming van maatregelen op het gebied van verstedelijking en infrastructuur is echter nog niet optimaal. Zo kwamen nieuwe arbeidsplaatsen voor een belangrijk deel terecht op autosnelweglocaties; deze locaties zijn met openbaar vervoer minder goed bereikbaar. De Quality of Living van Nederland is bovengemiddeld goed in vergelijking met andere Europese regio's. Verder is de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking in ladderplichtige bestemmingsplannen de afgelopen twee jaar sterk toegenomen.
In de Ruimtelijke Economische Ontwikkelstrategie wordt ingezet op versterking van de stedelijke regio’s. Op 23 november is het eerste Uitvoeringsprogramma van de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) aan de Kamer op aangeboden. Dit uitvoeringsprogramma is de uitwerking van de bestuurlijke intentieverklaring REOS van juni 2016. Het uitvoeringsprogramma is gericht op de versterking van de concurrentiekracht van Nederland. Binnen het MIRT wordt reeds zorggedragen voor een goede afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur. Bij de ontwikkeling van de Nationale Omgevingsvisie wordt ingezet op de verdere integratie en afstemming van verschillende sectorale beleidsterreinen. Op 1 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening, ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking, in werking getreden. Hiermee is de toepassing van de ladder eenvoudiger gemaakt.
In Caribisch Nederland is drinkwater duur door de kleinschaligheid en de hoge productiekosten voor drinkwater (ontzilten van zeewater). In het kader van de betaalbaarheid heeft IenM – conform de Wet elektriciteit en drinkwater BES – in 2017 subsidie verleend op de transportkosten voor drinkwater in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint-Eustatius).
Evaluaties
In 2017 is de evaluatie Code Maatschappelijke Participatie uitgevoerd. Uit de evaluatie blijkt dat in alle onderzochte MIRT-trajecten participatie heeft plaatsgevonden. De participatie wordt veelal naar de geest van de Code ingericht, het bestaan van de Code is echter nog niet breed bekend. Tot de Omgevingswet van kracht wordt, zal worden zorggedragen dat participatie een belangrijk onderdeel blijft in MIRT-projecten en de Code meer bekendheid krijgt bij betrokkenen. De aanbevelingen uit dit rapport worden uitvoerig bestudeerd en worden meegenomen in het MIRT waar de aanbevelingen een nuttige bijdrage leveren
In het kader van de procedure tot beëindiging van de «grootprojectstatus» van RRAAM heeft in 2017 een eindevaluatie plaatsgevonden en vervolgens is de grootprojectstatus beëindigd (Kamerstukken II 2016–2017, 31 089, nr. 123). Hierin is onder meer geconcludeerd dat met de realisatie van de langetermijnambities van RRAAM nog maar net begonnen is en het daarom nog te vroeg is om zinvolle uitspraken te doen over de mate waarin de oorspronkelijke doelstellingen van het project zijn verwezenlijkt. Doordat de economie zich herstelt en er hard gewerkt wordt aan de uitvoering van RRAAM, mag verwacht worden dat de woningbouw en de werkgelegenheid in Almere een verdere positieve impuls zullen krijgen. De bereikbaarheid zal nog verder verbeteren en natuurmaatregelen zullen leiden tot een verbetering van de leefomgeving. Hierdoor kan Almere een substantiële bijdrage leveren aan de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel.
In 2017 is de evaluatie naar de doelmatigheid van de openbare drinkwatervoorziening34 uitgevoerd, zoals beschreven in de Drinkwaterwet. Hoofdstuk 5 stelt eisen aan de voorbereiding en uitvoering van de prestatievergelijking en de verbeterplannen van de drinkwaterbedrijven. Uit de evaluatie blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor investeringen van drinkwaterbedrijven op de korte termijn. Wel wordt aanbevolen om onderzoek te doen naar eventuele ongewenste effecten van (de methode van) het tweejaarlijks vaststellen van de gemiddelde gewogen vermogenskostenvoet. Er is volgens de onderzoekers nu geen reden om de rol van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) bij de totstandkoming van de tarieven te versterken. Conform de uitkomsten van de evaluatie wordt het protocol voor de prestatievergelijking aangepast en zal nader onderzoek worden uitgevoerd naar de vermogenskostenvoet die drinkwaterbedrijven moeten hanteren. Laatstgenoemde wordt tweejaarlijks door de Minister van IenM vastgesteld en heeft als doel «overwinsten» bij drinkwaterbedrijven te voorkomen.
In 2017 heeft is de «evaluatie signaleringsparameter nieuwe stoffen in drinkwaterbeleid»35 afgerond. De conclusie is dat de signaleringsparameter voor verreweg de meeste stoffen voldoende beschermend is en de parameter blijft daarom gehandhaafd.
De resultaten van de evaluatie van de Stichting Bodemcentrum uitgevoerd door EY Advisory zijn in maart 2017 beschikbaar gekomen. De resultaten zijn onder meer toegepast bij het verstrekken van de opdracht aan Stichting Bodembeheer Nederland, de opvolger van de Stichting Bodemcentrum. Geconcludeerd wordt dat de Stichting Bodemcentrum een goede bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de bodemsaneringsoperatie.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2017 | 2017 | |||
Verplichtingen | 35.851 | 101.410 | 69.162 | 119.401 | 160.868 | 90.220 | 70.648 | 1 | |
Uitgaven | 112.483 | 98.154 | 112.043 | 114.623 | 136.527 | 102.337 | 34.190 | ||
13.01 | Ruimtelijk instrumentarium | 12.920 | 7.728 | 12.065 | 8.261 | 10.786 | 9.081 | 1.705 | |
13.01.01 | Opdrachten | 5.651 | 4.469 | 4.665 | 7.472 | 9.220 | 9.081 | 139 | |
– Wabo | 187 | 25 | 2 | 0 | 0 | 1.696 | – 1.696 | ||
– Architectonisch beleid | 1.543 | 1.800 | 1.744 | 1.933 | 2.285 | 2.920 | – 635 | ||
– Overige opdrachten | 3.921 | 2.644 | 2.919 | 5.539 | 6.935 | 4.465 | 2.470 | 2 | |
13.01.02 | Subsidies | 4.868 | 1.770 | 4.472 | 789 | 1.376 | 0 | 1.376 | 3 |
13.01.03 | Bijdrage aan agentschappen | 1.948 | 1.451 | 2.436 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– waarvan bijdrage aan RWS | 1.948 | 1.451 | 2.436 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
13.01.04 | Bijdrage aan medeoverheden | 453 | 38 | 492 | 0 | 190 | 0 | 190 | |
13.02 | Geo-informatie | 36.184 | 42.613 | 51.639 | 47.809 | 33.717 | 28.408 | 5.309 | |
13.02.01 | Opdrachten | 2.554 | 2.676 | 2.385 | 3.087 | 5.329 | 2.510 | 2.819 | 4 |
13.02.02 | Subsidies | 5.060 | 11.494 | 12.532 | 10.571 | 1.967 | 690 | 1.277 | 5 |
– Basisregistraties | 5.060 | 11.494 | 12.532 | 10.571 | 1.967 | 690 | 1.277 | ||
13.02.06 | Bijdrage aan ZBO's en RWT's | 28.570 | 28.443 | 36.722 | 34.151 | 26.421 | 25.208 | 1.213 | 6 |
– Kadaster | 28.570 | 28.443 | 36.722 | 34.151 | 26.421 | 25.208 | 1.213 | ||
13.03 | Gebiedsontwikkeling | 16.345 | 13.603 | 3.422 | 7.671 | 9.473 | 10.993 | – 1.520 | |
13.03.01 | Opdrachten | 5.341 | 1.733 | 932 | 1.160 | 1.296 | 2.642 | – 1.346 | 7 |
13.03.02 | Subsidies | 48 | 194 | 134 | 72 | 48 | 60 | – 12 | |
13.03.03 | Bijdrage aan agentschappen | 86 | 0 | 0 | 0 | 2.402 | 0 | 2.402 | 8 |
– waarvan bijdrage RVB | 86 | 0 | 0 | 0 | 2.402 | 0 | 2.402 | ||
13.03.04 | Bijdrage aan medeoverheden | 10.870 | 11.676 | 2.356 | 6.439 | 5.727 | 8.291 | – 2.564 | 9 |
– Projecten BIRK | 4.823 | 11.676 | 2.288 | 3.889 | 3.177 | 4.432 | – 1.255 | ||
– Projecten Nota Ruimte | 6.047 | 0 | 68 | 0 | 0 | 1.309 | – 1.309 | ||
– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied | 0 | 0 | 0 | 2.550 | 2.550 | 2.550 | 0 | ||
13.04 | Ruimtegebruik bodem | 42.609 | 28.438 | 32.367 | 25.737 | 18.723 | 40.721 | – 21.998 | |
13.04.01 | Opdrachten | 2.756 | 1.846 | 1.784 | 5.531 | 5.727 | 5.054 | 673 | |
13.04.02 | Subsidies | 22.047 | 19.447 | 17.654 | 13.380 | 7.499 | 12.000 | – 4.501 | 10 |
– Bedrijvenregeling | 6.912 | 6.924 | 10.746 | 6.977 | 1.385 | 10.000 | – 8.615 | ||
– Bodemsanering NS | 4.538 | 4.538 | 4.538 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
– Subsidies Caribisch Nederland | 0 | 0 | 0 | 4.372 | 4.114 | 0 | 4.114 | ||
– Overige subsidies | 10.597 | 7.985 | 2.370 | 2.031 | 2.000 | 2.000 | 0 | ||
13.04.03 | Bijdrage aan agentschappen | 7.938 | 6.862 | 8.709 | 6.826 | 5.497 | 5.846 | – 349 | |
– waarvan bijdrage aan RWS | 7.938 | 6.862 | 8.709 | 6.826 | 5.497 | 5.846 | – 349 | ||
13.04.04 | Bijdrage aan medeoverheden | 1.500 | 283 | 1.900 | 0 | 0 | 17.821 | – 17.821 | 11 |
– Meerjarenprogramma Bodem | 0 | 0 | 1.900 | 0 | 0 | 14.910 | – 14.910 | ||
– Programma Gebiedsgericht instrumentarium | 1.500 | 283 | 0 | 0 | 0 | 2.911 | – 2.911 | ||
13.04.07 | Bekostiging | 8.368 | 0 | 2.320 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– Uitvoering klimaatadaptie | 8.368 | 0 | 2.320 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
13.05 | Eenvoudig Beter | 4.425 | 5.772 | 12.550 | 25.145 | 63.828 | 13.134 | 50.694 | |
13.05.01 | Opdrachten | 2.357 | 3.700 | 4.158 | 10.582 | 38.108 | 6.309 | 31.799 | 12 |
– Eenvoudig Beter | 2.357 | 3.511 | 4.019 | 10.582 | 38.108 | 6.309 | 31.799 | ||
– OLO 3 | 0 | 189 | 139 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
13.05.02 | Subsidies | 0 | 0 | 0 | 0 | 9.000 | 0 | 9.000 | 13 |
13.05.03 | Bijdrage aan agentschappen | 2.068 | 2.072 | 8.392 | 14.563 | 16.720 | 6.825 | 9.895 | 14 |
– waarvan bijdrage aan RWS | 2.068 | 2.072 | 8.392 | 14.563 | 16.720 | 6.825 | 9.895 | ||
Ontvangsten | 6.938 | 2.901 | 6.371 | 23.057 | 12.248 | 3.824 | 8.424 | 15 |
Garanties
Op artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling zijn garanties verstrekt aan het Kadaster en voor de garantieregeling MKB krediet. Ultimo 2016 bedragen de uitstaande garanties € 25,4 miljoen.
Verplichtingen (ad 1)
Toelichting op de financiële instrumenten
De hogere verplichtingen in 2017 van circa € 70 miljoen zijn met name veroorzaakt door opdrachten in het kader van de implementatie Omgevingswet voor Eenvoudig Beter (€ 46,3 miljoen) waarvoor middelen van het Infrastructuurfonds naar de begroting Hoofdstuk XII zijn overgeheveld, RWS-activiteiten ten bedrage van € 21,6 miljoen voor het programma ADSO (Aan De Slag met de Omgevingswet) en een verplichtingenschuif bij Ruimtegebruik Bodem van 2018 naar 2017 van in totaal € 2,7 miljoen. Het betreft het aangaan van verplichtingen voor opdrachten in 2018 aan Rijkswaterstaat voor het leveren van capaciteit met kennis en expertise op het gebied van Duurzaam Stortbeheer en Serious Simulation.
13.01 Ruimtelijk instrumentarium
13.01.01 Opdrachten (ad 2)
Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In 2017 zijn de financiële middelen voor een belangrijk deel ingezet ter voorbereiding van de Nationale Omgevingsvisie en de systeemverantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid. Er is verder gewerkt aan de realisatie van de SVIR en de kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering (door derden) van de SVIR. Meer concreet zijn in 2017 de beleidsverkenningen «Circulaire economie en ruimte» en de beleidsverkenning «Cultuurhistorie en ruimte» uitgevoerd. Er is gestart met nader onderzoek naar de relatie tussen bereikbaarheid en ruimtelijk beleid. Bovendien zijn in 2017 wederom provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s ondersteund door middel van het vergaren van kennis en het doen van experimenten.
Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp
Met de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp hebben IenM en OCW hun inzet vastgelegd voor de periode 2017–2020. Hierbij staat de inzet van ontwerpkracht op de maatschappelijke opgaven zoals geagendeerd in de startnotitie voor de Nationale Omgevingsvisie, alsmede bij het opstellen en toepassen van omgevingsplannen en -visies, centraal.
Ruimtelijke Adaptatie en Klimaatadaptatie
In 2017 zijn een aantal pilots uitgevoerd en is de voortgang van de Nationale Adaptatiestrategie geëvalueerd. Op basis van de evaluatie is een agenda- en maatregelenpakket opgesteld en aan Brussel toegestuurd. De aanbevelingen uit de evaluatie zijn verwerkt in het Deltaprogramma 2018 (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 J, nr. 4) waarin het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is opgenomen.
De hogere realisatie van de uitgaven met betrekking tot de overige opdrachten is toe te schrijven aan het beheer en onderhoud van het Omgevingsloket Online 2 (OLO) door Rijkswaterstaat. Hiervoor is ca € 1,7 miljoen overgeheveld van het WABO-budget naar een specifiek voor RWS aangemaakte budgetplaats binnen dit financieel instrument. Hiernaast zijn middelen ontvangen van diverse departementen (BZK, EZ en OCW) die als stakeholders van het Omgevingsloket Online bijdragen in de kosten.
13.01.02 Subsidies (ad 3)
Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)
Het budget van 2017–2021 voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp is deels als een meerjarige subsidie uitgekeerd aan een aantal van de lead partners (waaronder het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam), om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.
Hiernaast is een 4-jarige projectsubsidie toegekend aan Stichting Geofort met het doel het vergroten van kennis, inzicht en bewustwording van het belang van de geo-informatie bij het publiek.
De hogere realisatie heeft te maken met de belasting van het juiste financiële instrument. Ten behoeve van bovengenoemde subsidietoekenningen is budget overgeboekt van het financiële instrument Opdrachten (13.01.01) naar het financiële instrument Subsidies.
13.01.04 Bijdragen aan medeoverheden
Het Innovatieprogramma Mooi Nederland met als doel verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is in 2017 afgerond. De laatste voorbeeldprojecten zijn gerealiseerd en financieel afgewikkeld.
13.02 Geo-informatie
13.02.01 Opdrachten (ad 4)
De structurele middelen zijn ingezet voor exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de Europese richtlijn INSPIRE, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Hiernaast is in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie opdracht verstrekt aan Geonovum. In het kader van de afronding van het programma Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) zijn in 2017 nog enkele opdrachten verstrekt, met name voor monitoring van de transitie, afronding wetgeving, ontwikkeling toezichtsinstrumentarium en slotbijeenkomsten. Het programma BGT is medio 2017 succesvol afgesloten.
In 2017 zijn opdrachten verstrekt aan de ketenpartners voor het realiseren van: het bronhouderportaal, de landelijke voorziening (LV BRO) en de leveringsvoorziening (PDOK) en het inrichten van helpdeskfaciliteiten. Deze ketenvoorzieningen zijn bij de inwerkingtreding van de Wet BRO op 1 januari 2018 operationeel in beheer genomen voor de eerste tranche van registratieobjecten. Tevens is er samen met gebruikers in het kader van Value Management gewerkt aan diverse proeftuinen binnen het MIRT en het HWBP.
De hogere realisatie heeft betrekking op het programma Basisregistratie Ondergrond (BRO); voor de financiering van de uitgaven zijn middelen overgeboekt vanuit de Reservering BRO op het Deltafonds naar hoofdstuk XII waar de uitgaven worden verantwoord.
13.02.02 Subsidies (ad 5)
Met het oog op het uitvoeren van het basisprogramma op het terrein van geo-informatie en de geo-basisregistraties is een subsidie verleend aan de Stichting Geonovum. Hiernaast zijn voor de afronding van de laatste fase van de transitie naar de BGT en kwaliteitszorg BGT in 2017 subsidies verleend aan LSV GBKN (Landelijk Samenwerkingsverband Grootschalige Basiskaart Nederland) het SVB-BGT (Samenwerkingsverband Bronhouders Basisregistratie Grootschalige Topografie).
De hogere realisatie bij de subsidies heeft te maken met een overheveling van middelen van het financiële instrument Opdrachten naar het financiële instrument Subsidies ten behoeve van de afronding van de BGT en kwaliteitszorg BGT.
13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT (ad 6)
Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. Ook in 2017 was de bijdrage bestemd voor beheer en ontwikkeling van de landelijke voorzieningen van basisregistraties en het actueel houden van de inhoud. De bijdrage was tevens bestemd voor het beheer en de ontwikkeling van de gezamenlijke verstrekkingsvoorziening voor geo-informatie PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal Georegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn INSPIRE en het beheer van het landelijke online portaal voor ruimtelijke plannen.
De hogere realisatie op dit onderdeel heeft grotendeels te maken met de bijdrage van RWS en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan de kosten van de Publieke Dienstverlening op de Kaart PDOK.
13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten (ad 7)
De middelen uit dit budget zijn in 2017 ingezet als opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkelingen en hadden veelal een relatie met het MIRT. Het Rijk doet dit – voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein – samen met de regio’s en andere partijen aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s. Hierin zijn zo veel mogelijk relaties tussen water, milieu, natuur, cultuur-historisch erfgoed en gebruiksfuncties in een ruimtelijk perspectief geplaatst en is op basis daarvan gewerkt aan een gezamenlijke adaptieve uitvoeringsagenda. Voor Noordzee is de afgelopen jaar als eerste gewerkt aan een gebiedsagenda. In 2016–2017 is begonnen met gebiedsagenda's voor IJsselmeergebied, Waddengebied en Zuidwestelijke Delta. De gebiedsagenda voor IJsselmeergebied wordt voorjaar 2018 afgerond.
Het saldo is hoofdzakelijk veroorzaakt door de overheveling naar het financiële instrument Bijdragen aan agentschappen voor de verplichting aan het Rijksvastgoedbedrijf.
13.03.02 Subsidies
Er is een subsidie verstrekt aan het Regiecollege Waddengebied (RCW). Het RCW is een strategisch overleg- en afstemmingsorgaan voor het Waddengebied. De belangrijkste belanghebbenden in dit gebied zijn vertegenwoordigd in het RCW.
13.03.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 8)
De hogere realisatie is het gevolg van de overheveling van budgetten tussen het financiële instrument Opdrachten naar het juiste financiële instrument Bijdrage aan agentschappen. Dit betrof de verplichting aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de producten en diensten die benodigd zijn ter ondersteuning van de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed.
13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden (ad 9)
Projecten BIRK
Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. Met een viertal BIRK-projecten, respectievelijk Breda Stationskwartier, Dordrecht, Provincie Zuid-Holland/Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam (IODS) en Venlo Q4, bestaat er nog een subsidierelatie. In 2017 zijn betalingen geweest voor Breda en Zuid-Holland/IODS van respectievelijk € 1,3 miljoen en € 0,8 miljoen. De slotbetalingen voor alle BIRK-projecten zijn voorzien in 2019.
Nieuwe Sleutelprojecten (NSP)
Het budget in het kader van de Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) is ingezet ter ontwikkeling en versterking van zes centra in nationale stedelijke netwerken. Thans bestaat alleen nog met Breda een subsidierelatie. In 2017 heeft een betaling plaatsgevonden van € 1,1 miljoen. De slotbetaling is voorzien in 2019/2020.
Projecten Nota Ruimte
Het Nota Ruimte budget is bedoeld als een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Thans bestaat alleen nog met Rotterdam Stadshavens een subsidierelatie. In 2017 heeft het projectbureau Stadshavens zich nadrukkelijk ingespannen het project nader uit te werken. De slotbetaling aan dit project is thans voorzien in 2018/2019.
De lagere realisatie heeft te maken met een bij Voorjaarnota 2017 uitgevoerde kasschuif over de jaren 2017 en 2018 met betrekking tot het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) waarbij het kasritme is aangepast. De omvang en scope van BIRK wijzigt hiermee niet.
13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten
De opdrachten betreffen beleidsondersteunend onderzoek op het gebied van bodem, ondergrond, drinkwater, de inbouw van bodem in de Omgevingswet en de uitvoering van wettelijke taken. Daarnaast zijn opdrachten uitgevoerd die samenhangen met de afspraken over het kennisprogramma uit het convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020.
13.04.02 Subsidies (ad 10)
Bedrijvenregeling
Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd. Jaarlijks kunnen bedrijven via lokale overheden verzoeken tot subsidievaststelling indienen.
Programma Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.)
Sinds 1 juli 2014 brengt de Commissie voor de milieueffectrapportage de kosten van haar advies in rekening bij het bevoegd gezag dat het advies heeft gevraagd. Om de continuïteit van de Commissie m.e.r. niet in gevaar te brengen, is bij de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel tarieven Commissie m.e.r. in 2013 toegezegd dat het Rijk in de jaren 2014–2017 een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar zal stellen. 2017 was het laatste jaar van deze overbruggingssubsidie. In 2017 is een evaluatie uitgevoerd naar de effecten van de Tarievenwet Commissie voor de m.e.r., om te bezien wat de invloed hiervan is geweest op het aantal gevraagde m.e.r.-adviezen. Deze evaluatie is begin 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast is in 2017 de gewijzigde EU-Richtlijn m.e.r. van kracht geworden. Ter invoering hiervan is op verzoek van de Tweede Kamer en de Commissie voor de m.e.r. een Handreiking Passende Scheiding van Functies opgesteld.
Caribisch Nederland
In 2017 is de structurele subsidie op de transportkosten voor drinkwater toegekend aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is subsidie uitgekeerd aan de afvalwatervoorziening op Bonaire. Drinkwater op de BES-eilanden is vanwege kleinschaligheid en hoge productiekosten aanzienlijk duurder dan in Europees Nederland. De BES-eilanden beschikken niet over zoetwaterbronnen. Daarnaast heeft de ACM in 2017 kostprijsdekkende tarieven voorgesteld voor Sint Eustatius en Bonaire. Deze worden respectievelijk januari 2018 (Sint Eustatius) en april 2018 (Bonaire) ingevoerd. Het Ministerie van IenM zal de forse stijging die deze adviestarieven met zich meebrengen, zoveel mogelijk compenseren.
Voor de Bedrijvenregeling was het totaalbedrag aan ontvangen verzoeken tot subsidievaststelling in 2017 lager dan voorzien. Daarnaast is er subsidie uitgekeerd aan Caribisch Nederland zoals bovenstaand omschreven.
13.04.03 Bijdragen aan agentschappen
De Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond bij RWS/WVL: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken op grond van de Wet bodembescherming, ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond en ondersteuning bij de uitvoering van de afspraken van het bodemconvenant 2016–2020.
13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden (ad 11)
Meerjarenprogramma bodem
Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–202036 (stcrt. 2015, 14 854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Dit convenant vormt de basis voor het verstrekken van een bijdrage aan de andere overheden voor de financiering van de uitvoering van het convenant, inclusief de aanpak van verontreinigingen. Tevens vond de betaling van eerdere toezeggingen voor de aanpak van enkele specifieke verontreinigingen plaats. Dit betreft onder andere de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekenprogramma, de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder en de aanpak van asbest in het Gijmink in Overijssel. In 2017 is met BIJ12, de beheerorganisatie van de provincies, een driejarige afspraak gemaakt over medefinanciering van het Landelijk Grondwater Register, op basis van een ontwikkelplan voor de jaren 2017 tot en met 2019. Hierbij is een link gelegd met het Informatiehuis Water en de Basisregistratie Ondergrond (BRO).
Het saldo op dit financiële instrument wordt veroorzaakt door budgetoverheveling van het financiële instrument Bijdrage aan medeoverheden naar het Ministerie van BZK voor uitkering via het gemeente- en provinciefonds. Het betreft de uitgaven aan bodemsaneringsopgave (circa € 22 miljoen) via het provinciefonds van het terrein van de voormalige Vetgasfabriek te Amersfoort (€ 7,5 miljoen) en de asbestproblematiek in Goor en omgeving (Overijssel) (€ 5,5 miljoen). Daarnaast een bijdrage via het gemeentefonds van € 8,7 miljoen aan de bodemsaneringsopgave Vogelmeerpolder Amsterdam. Een deel van deze opgave (circa € 8 miljoen) is gedekt middels het lager uitvallen van subsidieverzoeken voor de bedrijvenregeling. Samen verklaart dit het saldo van circa € 14 miljoen.
Programma Gebiedsgericht instrumentarium
Het saldo op dit financiële instrument wordt veroorzaakt door budgetoverheveling naar het financiële instrument Subsidies Caribisch NL voor een subsidiebijdrage aan een aantal subsidies ten bate van de transportkosten drinkwater op de BES-eilanden van € 1,5 miljoen, een subsidie op de exploitatiekosten van de rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire van € 2,2 miljoen en een subsidie voor de verbetering van de drinkwatervoorziening op Saba van € 0,7 miljoen.
13.04.08 Garanties
Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van een evaluatie van deze garantieregeling in 2016 beëindigd. In 2017 werd alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 397.000 waarvan gedurende het jaar 2017 € 34.000 is komen te vervallen. Daardoor eindigde 2017 met een totaal van € 363.000 aan openstaande garanties. De openstaande garanties lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.
13.05 Eenvoudig Beter
13.05.01 Opdrachten (ad 12)
In 2017 zijn opdrachten aangegaan voor het nader uitwerken van de uitgangspunten van de Omgevingswet in de uitvoeringsregelgeving (AMvB’s en ministeriële regelingen) en de invoeringswetgeving, toetsing en consultatie, voor het omgevingsmanagement en voor het versterken van kennis en kunde via het programma NU al EB. Voorts zijn opdrachten aangegaan in het kader van het Digitaal Stelsel Omgevingswet.
In de 1e en 2e suppletoire begroting 2017 is toegelicht dat middelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn vrijgemaakt voor de opdrachten voor de stelselherziening voor het omgevingsrecht. De vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar begroting Hoofdstuk XII overgeheveld waar de uitgaven voor de stelselherziening van het omgevingsrecht worden verantwoord. Het verschil tussen de begroting en realisatie betreft de bij 1e en 2e suppletoire begroting 2017 toegelichte overboeking vanuit het Infrastructuurfonds artikel 18.16 Reservering Omgevingswet naar dit artikelonderdeel.
13.05.02 Subsidies (ad 13)
Het verschil tussen de begroting en realisatie betreft de bij 1e suppletoire begroting 2017 toegelichte overboeking vanuit het Infrastructuurfonds artikel 18.16 Reservering Omgevingswet naar dit artikelonderdeel ten behoeve van de collectieve (gemeentelijke) invoeringsondersteuning ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet bij de VNG en de Unie van Waterschappen.
13.05.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 14)
Het verschil tussen de begroting en realisatie betreft de bij 1e suppletoire begroting 2017 toegelichte overboeking vanuit het Infrastructuurfonds artikel 18.16 Reservering Omgevingswet naar dit artikelonderdeel ten behoeve de capaciteitsinzet van Rijkswaterstaat in het kader van de implementatie van de Omgevingswet.
Ontvangsten (ad 15)
De hogere realisatie van ontvangsten houdt hoofdzakelijk verband met opbrengsten uit grondverkopen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (€ 8,0 miljoen), de afwikkelingen van de subsidietoekenningen in het kader van de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016 (AAARO) en het programma Mooi Nederland die teruggevorderd zijn (€ 0,422 miljoen).