A. Algemene doelstelling
Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het BTW-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.
B. Rol en verantwoordelijkheid
Het Btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie (inbesteden). De factor btw wordt weggenomen door het BCF waaruit decentrale overheden de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugvragen zijn inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:
-
• verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;
-
• beheer van het BCF.
C. Beleidsconclusies
In 2018 hebben zich qua beoogde resultaten geen bijzonderheden voorgedaan en de beleidsdoelen zijn bereikt zoals voorzien. Zoals ook in 2016 in de beleidsdoorlichting97 is geconcludeerd, worden de algemene en operationele doelstelling van het BCF behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol meer bij de afweging tussen in- of uitbesteden. Hierdoor ontstaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF.
Compensatie
De Belastingdienst heeft als taak om opgaafformulieren te verstrekken en te verzamelen en de btw over niet-ondernemersactiviteiten te compenseren.
Controle- en toezichtsbeleid
Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de Omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Awr. Dit betekent onder meer dat de controle van het BCF onderdeel uitmaakt van de reguliere controle van de aangiften omzetbelasting bij gemeenten en provincies. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent dat controle achteraf mogelijk is gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op de aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien er sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Deze handelwijze betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar zich er binnen het algemene handhavingsbeleid op richt om met het oog op de actualiteit te beoordelen welke gemeenten en provincies op bepaalde aspecten het meest voor nadere toezichtactiviteiten in aanmerking komen. Dit kan bijvoorbeeld van toepassing zijn als blijkt dat opgaven voor het BCF in belangrijke mate afwijken van het historische patroon.
De algemene doelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Hierbij maakt de Belastingdienst gebruik van de mogelijkheden die klantbehandeling in de actualiteit biedt. Een gemeente of provincie werkt daarbij zichtbaar aan het onderhouden en versterken van de fiscale beheersing, met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare belastingaangiften en opgaven voor het BCF. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid voor naleving van fiscale wet- en regelgeving nemen en zorg dragen voor volledige en juiste aangiften en opgaven. Daarbij krijgt de Belastingdienst zicht op hoe de gemeenten en provincies omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden voor een adequate beheersing daarvan zijn ingevuld. De gemeenten en provincies beoordelen vervolgens zelf de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen. De resultaten daarvan delen zij met de Belastingdienst. Met deze informatie bepaalt de Belastingdienst in welke mate de gemeente of provincie kan steunen op de interne beheersing en in hoeverre aanvullende werkzaamheden noodzakelijk zijn. Als klantbehandeling in de actualiteit voor de betreffende gemeente/provincie geschikt is, werkt de Belastingdienst met horizontaal toezicht. Van de 394 gemeenten en provincies zijn er 380 beoordeeld op de mogelijkheid voor klantbehandeling in de actualiteit (96%) en is met 175 gemeenten en provincies een individueel toezichtconvenant gesloten.
Wanneer daar aanleiding toe is kan de Belastingdienst ook boekenonderzoeken inzetten. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn waarvan het BCF onderdeel uitmaakt of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BCF. In 2018 zijn bij twaalf gemeenten en provincies specifieke boekenonderzoeken voor het BCF uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben per saldo geleid tot een positieve correctie van € 1.578.431.
Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Streefwaarde 2018 | Realisatie 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage gemeenten en provincies waarvan klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1 | n.v.t. | n.v.t. | 91% | 95% | 85% | 96% |
Bron: Belastingdienst/directie Grote Ondernemingen.
De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit het vorige jaarverslag. De definities zijn uitwisselbaar, d.w.z. dat de achterliggende metingen niet zijn aangepast. Het streven is met gemeenten en provincies waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor gemeenten en provincies die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.
D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2018 | 2018 | |
Verplichtingen | 2.953.836 | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.010.252 | 276.309 |
Uitgaven | 2.953.836 | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.010.252 | 276.309 |
waarvan bijdragen aan gemeenten | 2.614.164 | 2.546.903 | 2.618.435 | 2.630.051 | 2.881.223 | 2.618.706 | 262.517 |
waarvan bijdragen aan provincies | 339.672 | 323.347 | 385.131 | 399.655 | 405.338 | 391.546 | 13.792 |
Ontvangsten | 2.953.836 | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.010.252 | 276.309 |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen en Uitgaven
Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Ten opzichte van de totale uitgaven van gemeenten en provincies declareren provincies meer bij het BCF. De provincies zijn vooral actief op het gebied van verkeer en vervoer, een uitgavencategorie die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit dat provincies in vergelijking tot gemeenten een relatief groot beroep doen op het BCF.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven omdat de terugbetaalde btw-bedragen tevens belastinginkomsten zijn.
Plafond
Realisatie 2018 | Vastgestelde begroting 2018 | Verschil 2018 | |
---|---|---|---|
Plafond | 3.331.081 | 3.325.711 | 5.370 |
Waarvan stand Miljoenennota 2018 | 3.325.711 | ||
Waarvan overheveling i.v.m. taakmutaties | 17.641 | ||
Waarvan accres | – 12.271 | ||
Uitgaven | 3.286.561 | 3.010.252 | 276.309 |
Waarvan gemeenten | 2.881.223 | 2.618.706 | 262.517 |
Waarvan Provincies | 405.338 | 391.546 | 13.792 |
Ruimte onder plafond | 44.520 | 315.459 | – 270.939 |
Waarvan gemeenten | 39.029 | 274.427 | – 235.398 |
Waarvan Provincies | 5.491 | 41.032 | – 35.541 |
Het plafond op het BCF is gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. De toevoeging of uitname moet worden verdeeld over gemeenten en provincies. Er is tussen decentrale overheden en het Rijk afgesproken dit te doen op basis van de verhouding van wat de gezamenlijke gemeenten en provincies in het afgelopen jaar ook daadwerkelijk hebben ontvangen uit het BCF.98 Vanuit de uitvoeringspraktijk komen signalen dat gemeenten lijken aan te sturen op onderuitputting van het BCF. Daardoor ontstaan discussies met de Belastingdienst over de vraag of een prestatie aan de gemeente btw-belast of btw-onbelast is en over de vraag of de gemeente handelt als overheid of btw-ondernemer.
Gemeenten geven daarbij aan dat zij dit doen om claims uit het BCF te verminderen zodat meer ruimte onder het plafond resteert en meer geld beschikbaar komt via het Gemeentefonds.
Aan de hand van de realisatiecijfers wordt in het Financieel Jaarverslag Rijk de definitieve ruimte onder het BCF-plafond bepaald. Het verschil tussen de voorlopige afrekening die bij Miljoenennota 2019 heeft plaatsgevonden (€ 121 mln.) en de definitieve ruimte onder het plafond (€ 44,5 mln.), wordt bij Voorjaarsnota verrekend met het Gemeentefonds en Provinciefonds.
In de volgende tabel worden de openstaande voorschotten weergegeven. Er is in 2018 meer afgerekend aan voorschotten dan dat er nieuwe voorschotten zijn verstrekt. Het openstaande saldo aan voorschotten is daarom gedaald in 2018.
Saldo per 1 januari 2018 | 134.910.479 |
Bedrag nieuwe voorschotten 2018 | 177.199.730 |
Bedrag afgerekende voorschotten 2018 | 178.293.677 |
Saldo per 31 december 2018 | 133.736.532 |