Base description which applies to whole site

15. Jaarverantwoording agentschap Rijksvastgoedbedrijf (RVB) per 31 december 2019

Inleiding

Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat.

Om het Rijksvastgoedbedrijf gereed te maken voor de toekomst is in 2019 verder vormgegeven aan het verbetertraject RVB 2.0 en is een meerjarige organisatiestrategie tot stand gekomen. Ook is in 2019 de missie van het Rijksvastgoedbedrijf aangescherpt: «Het Rijksvastgoedbedrijf realiseert en beheert zijn vastgoedportefeuille voor zijn gebruikers en zet gebouwen en terreinen in voor de realisatie van economische en maatschappelijke meerwaarde op basis van beleidsdoelen». Dit is een logisch gevolg van de eerder ingezette taakverbreding van het Rijksvastgoedbedrijf om met vastgoed ook maatschappelijke meerwaarde te creëren. De missie onderstreept het belang van economische en maatschappelijke meerwaarde creëren met vastgoed om zo bij te kunnen dragen aan beleidsdoelen voor duurzaamheid, wonen en gebiedsontwikkeling.

Met het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) laat het Rijksvastgoedbedrijf zien hoe met rijksvastgoed de uitvoeringskracht kan worden vergroot om concrete bijdragen te leveren aan de strategische opgaven van het Regeerakkoord zoals de duurzaamheidsopgave en de woningbouw. Voor de woningbouw zijn onder andere de onderhandelingen over vliegveld Valkenburg, het Marineterrein Amsterdam en Almere van belang. In 2019 is besloten om het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer, in opdracht van de Ministeries van BZK en EZK, gezamenlijk een verkenning uit te laten voeren naar de mogelijkheid rijksvastgoed aan te wenden voor maatschappelijke doelen voor een landelijke Regionale Energie Strategie (RES) regio (Flevoland) en stedelijke RES-regio (Rotterdam-Den Haag). Doordat de drie vastgoedhoudende organisaties complementair zijn aan elkaar, kunnen ze naar verwachting gezamenlijk meer ‘impact’ maken. Doel van de verkenning is leren voor de overige 28 RES-regio’s en een bijdrage leveren aan het afwegingskader. In het kader van de regionale energiestrategieën wordt verder met lokale overheden gekeken naar de inzet van hernieuwbare energie op rijksgronden. Bij stedelijke ontwikkeling wordt ook maatschappelijke rendement zoals werkgelegenheid verder uitgewerkt.

Rond duurzaamheid is de routekaart voor kantoren gepresenteerd, waarmee een belangrijke basis is gelegd hoe rijksgebouwen in 2050 CO2-neutraal kunnen zijn. In de periode voor de uitvoering wordt bezien hoe een versnelling van energiebesparing en overgang naar duurzame warmte kan worden gerealiseerd vanuit de bestaande onderhouds- en instandhoudingsprocessen. Tevens is in 2019 aangevangen met een onderzoek naar het versneld plaatsen van zonnepanelen op daken van rijksgebouwen.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het afgelopen jaar fors ingezet op het verhogen van de productiecapaciteit om aan de vragen van onze gebruikers te voorzien. Bij instandhouding, voor zowel de Rijksportefeuille als bij Defensie, zijn de effecten van de fors toegenomen productie al in 2019 zichtbaar geweest. Nog niet over de hele linie zijn de beschikbare budgetten van de gebruikers in lijn gebracht met de daadwerkelijke behoefte aan te realiseren projecten. Met de jaaropdrachten 2020, die eind 2019 zijn opgesteld, is een belangrijke stap gezet in het in beeld krijgen van het werkpakket en het maken van realistische afspraken met onze gebruikers. In 2019 was overigens over nagenoeg de gehele linie sprake van een hogere productie dan in eerdere jaren. Mooie voorbeelden van opgeleverde huisvestingsprojecten in 2019 zijn daarbij de oplevering van de EMA en het nieuwe gezondheids- en tandheelkundig centrum op Defensieterrein in Stroe.

Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2019 uitgekomen op € 13,9 mln. positief. Belangrijkste oorzaken zijn gerealiseerde verkoopresultaten en incidentele meevallers zoals vrijval van voorzieningen en een btw-suppletie. In 2019 is een ambitieus traject uitgevoerd om de kostendekkendheid van het apparaat te verhogen van 84% in 2018 tot 93% in 2019. Deze maatregelen, een mix van tariefverhogingen en meer efficiency in het apparaat hebben daadwerkelijk tot het gewenste resultaat geleid. De kostendekkendheid van het apparaat in 2019 is uitgekomen op 93,5%. Een eerste belangrijke stap in het streven om 100% kostendekkend te kunnen opereren.

Staat van baten en lasten

Tabel 72 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

1.134.590

1.168.767

34.177

1.205.013

Omzet moederdepartement

148.757

121.190

‒ 27.567

104.533

Omzet overige departementen

856.165

900.837

44.672

830.398

Omzet derden

129.668

146.740

17.072

270.082

Vrijval voorzieningen

0

2.960

2.960

8.304

Bijzondere baten

50.085

63.735

13.650

54.379

Rentebaten

500

32

‒ 468

143

Totaal baten

1.185.175

1.235.494

50.319

1.267.839

     

Lasten

    

Apparaatskosten

251.706

285.477

33.771

257.046

Personele kosten

191.029

222.156

31.127

202.925

Waarvan eigen personeel

172.279

191.429

19.150

175.064

Waarvan inhuur externen

18.750

30.437

11.687

27.610

Waarvan overige personele kosten

0

290

290

251

Materiële kosten

60.677

63.321

2.644

54.121

Waarvan apparaat ICT

31.400

31.722

322

24.590

Waarvan overige materiële kosten

29.277

31.599

2.322

29.531

Afschrijvingskosten

350.583

311.082

‒ 39.501

303.553

Materieel

350.583

311.082

‒ 39.501

303.553

Dotaties voorzieningen

4.000

0

‒ 4.000

1.847

Overige kosten1

489.173

547.364

58.191

618.320

Rentelasten

89.713

77.327

‒ 12.386

75.153

Totaal lasten

1.185.175

1.221.250

36.075

1.255.919

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

14.244

14.244

11.920

Agentschapsdeel Vpb-lasten

 

311

311

750

Saldo van baten en lasten

0

13.933

13.933

11.170

1

De omschrijving van de post "Bijzondere lasten" is gewijzigd in "Overige kosten".

Toelichting

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2019 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement. 

In 2019 is sprake van een lagere omzet dan begroot. De omzet moederdepartement valt lager uit omdat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (ruim € 28 mln.).

De specificatie van deze omzet is als volgt:

Tabel 73 Specificatie omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Waarvan geleverde producten/diensten

121.190

104.533

1.1. Intern in gebruik geven kantoren

56.987

51.422

1.2. Intern in gebruik geven specialties

12.833

9.114

1.3. Intern in gebruik geven bijzondere specialties

28.861

25.162

1.4. Extern In gebruik geven

8.776

8.108

2.2. Onderhoud specialties

95

27

3.1. Projectrealisatie t.b.v. RVB portefeuille

2.351

0

4.1. Verkopen vastgoed

1.155

1.208

4.2. Verkopen grondstoffen

212

219

5.1. Strategische advisering/ondersteuning beleidsdirecties

6.793

6.445

5.2. Expertise en advies aan opdrachtgevers

1.963

2.159

5.3. Afhandelen onbeheerde nalatenschappen

1.164

669

Waarvan overige bijdragen

0

0

Totaal

121.190

104.533

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.

De gerealiseerde omzet is hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer kleine investeringen direct zijn afgerekend (€ 43 mln.), er meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille (€ 15,8 mln.) en voor de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken (€ 16,6 mln.). De omzet voor ingebruikgeving valt € 32 mln. lager uit dan begroot.

De omzet overige departementen is € 70 mln. hoger dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere productie op de Defensieportefeuille (€ 40,0 mln.) en een stijging van de omzet ingebruikgeving (circa € 30 mln.).

Omzet derden

Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is hoger dan begroot. De stijging wordt voor circa € 10,6 mln. verklaard uit separate DVO’s, evenals bij de omzet overige departementen. Daarnaast zijn er meer kleine investeringen direct afgerekend (€ 15,1 mln.). De omzet voor verkopen valt € 42,2 mln. lager uit, daartegenover staat dat de omzet voor ingebruikgevingen € 32 mln. hoger uitvalt dan begroot. De omzet derden is € 123 mln. lager dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere omzet verkopen vastgoed (€ 114 mln.).

Omzet per product

De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:

  • Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.

  • In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.

  • Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en het Ministerie van Defensie.

  • Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.

  • Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.

Tabel 74 Specificatie omzet per product (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Ingebruikgeving

853.289

928.912

75.623

888.147

Waarvan extern

10.804

17.422

6.618

17.607

In stand houden vastgoed

142.192

75.257

‒ 66.935

68.236

Waarvan andere eigenaar

37.917

45.429

7.512

40.091

Projectrealisatie

33.470

93.236

59.766

81.256

Waarvan andere eigenaar

33.116

32.283

‒ 833

15.345

Verkoop

70.294

32.818

‒ 37.476

146.650

Expertise en advies

35.345

38.544

3.199

20.724

Totaal

1.134.590

1.168.767

34.177

1.205.013

Ingebruikgeving

De omzet is hoger dan begroot, omdat in de realisatie de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen. Deze is begroot onder In stand houden vastgoed (€ 101,7 mln.). Per saldo valt daarmee de realisatie € 26,1 mln. lager uit, dit wordt met name veroorzaakt doordat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (€ 28 mln.) en de omzet voor externe ingebruikgeving te laag (€ 6,6 mln.).

In stand houden vastgoed

De omzet is lager dan begroot, omdat in de begroting de dekking In stand houden vastgoed is opgenomen zoals vermeld onder Ingebruikgeving. Per saldo komt de realisatie daarmee € 34,8 mln. hoger uit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er € 7,5 mln. meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille. Ook is meer productie (€ 27,3 mln.) gerealiseerd in het kader van de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken.

Projectrealisatie

De omzet is hoger dan begroot, omdat in de begroting geen rekening is gehouden met de directe afrekening van kleine investeringen (realisatie € 60,9 mln.).

Verkoop

Er is minder verkocht dan van tevoren is geraamd. Dit betreft de verkoop van enkele specialties die zijn doorgeschoven naar volgend jaar. Ook de opbrengsten voor KORV zijn lager uitgevallen.

Vrijval voorzieningen

Van de voorziening geschillen rechtsgedingen is een post van € 2 mln. vrijgevallen. Van de voorziening bodemsanering is een post van € 1 mln. vrijgevallen. Er waren geen vrijvallen begroot.

Bijzondere baten

Tabel 75 Specificatie bijzondere baten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2019

Realisatie 2018

(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen

4.194

0

Overige baten

59.541

54.379

Totaal

63.735

54.379

Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen

Er zijn terugnemingen geboekt voor een object te Arnhem (€ 1,3 mln.) en een object te Den Haag (€ 2,9 mln.).

Overige baten

De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.

De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt.

Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.

Het geactiveerde honorarium is hoger dan begroot (€ 10 mln.). Er is sprake van meer geactiveerde uren als gevolg van een grotere capaciteitsinzet op deze projecten in combinatie met een betere sturing en beheersing van het tijdschrijven. Ook is sprake van positieve resultaten op de apparaatsinzet na afronding van projecten.

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 146,6 mln. lonen, € 16,5 mln. sociale lasten, € 22,4 mln. pensioenlasten en € 5,9 mln. aan personele exploitatie. De capaciteitsinzet in 2019 is hoger uitgevallen. Dit geldt voor zowel de ambtelijke fte’s als het aantal fte’s inhuur. Het gemiddelde aantal gedurende 2019 werkzame werknemers bedroeg 2105 fte. Dit is een groei van circa zeventig fte ten opzichte van 2018. De gerealiseerde apparaatskosten zijn € 33,8 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit is deels toe te schrijven aan meer inhuur (€ 11,7 mln.). Het restant van € 22,1 mln. wordt enerzijds veroorzaakt door de groei in fte’s (in lijn met de hogere productie) en anderzijds door het fors hoger uitvallen van de gemiddelde personeelskosten per fte. Dit als gevolg van cao-verhogingen, premieverhoging ABP en hogere «overige P kosten» zoals reis- en verblijfkosten.

Afschrijvingskosten

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting.

Dotaties voorzieningen

De begrote dotaties (€ 4 mln.) zijn niet gerealiseerd. Dit hangt samen met de nieuwe gedragslijn binnen het Rijksvastgoedbedrijf om alleen een beroep te doen op voorzieningen bij zaken > € 0,5 mln. De kleinere bedragen zijn geboekt onder de rubriek «overige kosten», waarbij het totaal van de asbestkosten, herstelkosten, kosten brandveiligheid en geschillen en rechtsgedingen € 6,2 mln. bedraagt.

Overige kosten

Tabel 76 Specificatie overige kosten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Markthuren

180.007

167.649

‒ 12.358

184.869

DBFMO-lasten

71.829

66.383

‒ 5.446

55.395

Onderhoud rijkshuisvesting

106.505

147.404

40.899

133.213

Belastingen en heffingen

23.251

23.274

23

22.881

Energielasten

26.478

34.294

7.816

27.101

Ontwikkeling en verkoop OG

57.500

21.731

‒ 35.769

61.292

Overige lasten

23.603

86.629

63.026

133.569

Totaal

489.173

547.364

58.190

618.320

Markthuren

Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt. De raming van de begroting is intern Rijksvastgoedbedrijf al aan het begin van het begrotingsjaar bijgesteld naar € 174 mln. Het restant van de daling is toe te schrijven aan het beëindigen van een viertal grote contracten gedurende het jaar.

DBFMO-lasten

Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. Door latere oplevering van een DBFMO-project zijn deze kosten lager uitgevallen.

Onderhoud rijkshuisvesting

Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De project-gerelateerde onderhoudskosten zijn in de laatste maanden hoger uitgevallen dan verwacht. Daarnaast is er sprake van boekingen uit voorgaande jaren en door marktwerking zijn de kwartaalbedragen voor de nieuwe contracten in 2019 hoger uitgevallen. Tenslotte speelt hierin mee dat er een post is toegevoegd voor «servicekosten inhuurpanden» die niet in de begroting 2019 was meegenomen.

Belastingen en heffingen

Het betreft hier de kosten van met name onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.

Energielasten

Deze post bevat de energiekosten van de kantorenvoorraad. De overschrijding ten opzichte van de begroting is voor een belangrijk deel veroorzaakt door afrekeningen uit voorgaande jaren.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Een belangrijk deel van de verkopen wordt, in tegenstelling tot de verwachting bij het opstellen van de begroting, buiten de baten en lastensystematiek geadministreerd. Verkopen van objecten die binnen het specialty stelsel vallen, leiden alleen tot een kasmutatie. Dit geldt eveneens voor de verkopen van objecten die in 2014 niet onder KORV zijn gebracht. Deze worden via de middelenafspraak verrekend met de overige departementen.

De opbrengsten uit verkopen inclusief KORV zijn in de begroting opgenomen op basis van de afstootprognoses van de materieel beheerders. De realisatie is hierbij achtergebleven. Deels omdat een aantal objecten is doorgeschoven, maar ook omdat materieel beheerders vaker objecten terugnemen in de eigen voorraad.

Overige lasten

De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 7,3 mln.), servicekosten inhuurpanden (€ 8 mln.), kleine investeringen (€ 66,2 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (-/- € 5,5 mln.), herstel-, bodemsanering- en asbestkosten (€ 6,2 mln.) en projectresultaten (€ 3,2 mln.). De toename ten opzichte van de begroting houdt verband met de toename van de omzet derden (zie toelichting bij omzet derden).

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 30,4 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 47 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 6 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.

Voor DBFMO-contracten zijn er geen opleveringen geweest in 2019 en is er geen rente geactiveerd.

Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting 2019.

Balans

Tabel 77 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

6.765.460

6.526.037

Materiële vaste activa

6.765.460

6.526.037

Grond en gebouwen

5.433.972

5.321.102

Installaties, inventarissen en overig

840.747

757.264

Projecten in uitvoering

490.741

447.671

Vlottende activa

793.628

854.211

Voorraden en onderhanden projecten

343.504

340.787

Vorderingen

91.849

121.383

Debiteuren

34.759

49.447

Overige vorderingen en overlopende activa

57.090

71.936

Liquide middelen

358.275

392.041

Totaal activa

7.559.088

7.380.248

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

70.894

66.487

Exploitatiereserve

56.961

55.317

Onverdeeld resultaat

13.933

11.170

Voorzieningen

33.756

48.655

Langlopende schulden

6.806.229

6.580.537

Leningen bij het Ministerie van Financiën

6.018.653

5.752.145

Overige schulden

787.576

828.392

Kortlopende schulden

648.209

684.569

Crediteuren

82.906

84.351

Belastingen en premies sociale lasten

410

100

Kortlopend deel leningen

353.341

321.077

Overige schulden en overlopende passiva

211.552

279.041

Totaal passiva

7.559.088

7.380.248

Toelichting

Materiële vaste activa

Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2019 € 89,6 mln. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen.

Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 823,1 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.

Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 2.454,3 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.

In het verslagjaar is € 6,0 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.

Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 80,2 mln.

In de cumulatieve afschrijvingen en overige waardeverminderingen zit een afwaardering van DJI-objecten van € 30,0 mln. Deze zijn afgewaardeerd omdat de taxatiewaarde hiervan lager was dan de boekwaarde, het RVB heeft hiervoor een afkoopsom ontvangen van DJI.

Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. In de overige waardeverminderingen is daarom € 25,3 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.

Vlottende activa

Voorraden en onderhanden projecten

Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.

Voorraad te verkopen onroerend goed

De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2019 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.

De voorraad te verkopen Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) objecten is toegenomen. Voor een nadere toelichting omtrent KORV, verwijzen wij naar de toelichting in de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.

De post niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.

Onderhanden werk

Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Op basis van de huidige waardebepaling hoeft geen beroep te worden gedaan op de garantiestelling van het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK.

Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader Kamerstukken II 2010, 32275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2019 een deel van het onderhanden werk, met betrekking tot het Hembrugterrein in Zaandam, voor € 1,3 mln. verkocht.

Onderhanden projecten

De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.

Vorderingen

Debiteuren

Tabel 78 Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Debiteuren

35.002

49.689

Voorziening dubieuze debiteuren

‒ 243

‒ 242

Totaal

34.759

49.447

Van het debiteurensaldo betreft € 0,6 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 8,0 mln. op overige departementen en € 26,2 mln. op derden.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 4,9 mln. bij BZK (briefkenmerk 2017-0000422585 d.d. 13 september 2017).

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2019 betreft € 0,2 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 49 mln. op overige departementen en € 7,9 mln. op derden.

Liquide middelen

Tabel 79 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Rekening-courant RHB

358.275

392.041

Saldo per 31 december

358.275

392.041

Eigen vermogen

Tabel 80 Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2017-2019 (bedragen x € 1.000)
  

2017

2018

2019

Saldo per 1 januari

 

115.462

89.803

66.487

Saldo van baten en lasten

 

54.142

11.170

13.933

     

Directe mutaties in het eigen vermogen

    

Uitkering aan het moederdepartement

 

‒ 79.801

‒ 34.486

‒ 9.526

Bijdrage door het moederdepartement

 

0

0

0

Overige mutaties

 

0

0

0

Saldo per 31 december

 

89.803

66.487

70.894

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 57,7 mln. worden aangehouden. Het restant van € 13,2 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.

Voorzieningen

Tabel 81 Overzicht voorzieningen per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

1-1-2019

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

31-12-2019

Asbestverontreiniging

40.573

‒ 10.193

0

0

30.380

Bodemsanering

1.847

‒ 887

0

‒ 960

0

Geschillen en rechtsgedingen

6.235

‒ 859

0

‒ 2.000

3.376

Totaal

48.655

‒ 11.939

0

‒ 2.960

33.756

Asbestverontreiniging

De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.

Bodemsanering

De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. De voorziening is in 2019 volledig afgewikkeld.

Geschillen en rechtsgedingen

De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2019 is een post van € 2 mln. vrijgevallen.

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.

Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:

  • te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.

  • te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.

  • de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.

De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 1,25%. Van de leningen heeft € 5.472,9 mln. een looptijd langer dan 5 jaar. 

Overige schulden

Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de langlopende schulden heeft € 560,7 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.

Crediteuren

De crediteuren bestaan voor € 0,3 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 8,9 mln. aan overige departementen en voor € 73,7 mln. aan derden.

Belastingen en premies sociale lasten

Deze post bestaat uit een saldo van de nog te betalen VPB over 2016, 2018 en 2019 (€ 1,0 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2017 (€ 0,6 mln.).

Kortlopend deel langlopende schulden

Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 312,5 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).

Overige schulden en overlopende passiva

Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 44,3 mln. schulden aan het moederdepartement, € 108,2 mln. aan overige departementen en € 59,1 mln. aan derden.

Kasstroomoverzicht

Tabel 82 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil

realisatie en

vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

454.661

392.041

‒ 62.620

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.812.028

2.172.106

360.078

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 1.522.301

‒ 1.928.145

‒ 405.844

2.

Totaal operationele kasstroom

289.727

243.961

‒ 45.766

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 665.000

‒ 582.919

82.081

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

36.000

17.535

‒ 18.465

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 629.000

‒ 565.384

63.616

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 9.526

‒ 9.526

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 367.105

‒ 280.246

86.859

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

665.000

577.429

‒ 87.571

4.

Totaal financieringskasstroom

297.895

287.657

‒ 10.238

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

413.283

358.275

‒ 55.008

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.

Operationele kasstroom

De ontvangsten en uitgaven zijn met name hoger door een toename in de dienstverlening aan Defensie. De mutatie is al bij de suppletoire begroting 2019 verwerkt in zowel de ontvangsten als de uitgaven.

Investeringskasstroom

De investeringen zijn met name voor de KORV-aankopen lager dan voorzien in de begroting. Bij de suppletoire begroting 2019 is hiervoor de begroting verlaagd, inclusief het beroep op de leenfaciliteit en de aflossingen van deze leenfaciliteit onder de financieringskasstroom.

Financieringskasstroom

In 2019 is het surplus eigen vermogen van € 9,5 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2018 en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2018 nog niet bekend en derhalve niet begroot. Het lagere beroep op en de lagere aflossing van de leenfaciliteit hangt samen met het uitblijven van KORV-aankopen (zie investeringskasstroom).

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 83 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Vastgestelde begroting 2019

      

Omzet per product

     

Ingebruikgeving

871.261

894.211

888.147

928.912

853.289

waarvan extern

19.363

16.584

17.607

17.422

10.804

In stand houden vastgoed

50.113

59.901

68.236

75.257

142.192

waarvan andere eigenaar

50.113

41.506

40.091

45.429

37.917

Projectrealisatie

88.767

61.839

81.256

93.236

33.470

waarvan andere eigenaar

19.980

21.335

15.345

32.283

33.116

Verkoop

80.333

43.319

146.650

32.818

70.294

Expertise en advies

34.844

28.105

20.724

38.544

35.345

      

Saldo baten en lasten

77.110

54.142

11.170

13.933

0

Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten)

5,8%

4,5%

0,9%

1,1%

0,0%

 

Rijkshuisvestingsvoorraad x 1.000 m2 BVO

6.211

6.189

5.993

5.770

5.725

waarvan verhuurd

5.881

5.403

5.067

4.865

4.855

waarvan leeg frictie

NNB

NNB

NNB

46

63

waarvan leeg renovatie

NNB

NNB

NNB

458

367

waarvan leeg afstoot

NNB

NNB

NNB

401

439

waarvan eigendom

4.975

4.867

4.870

4.715

4.656

waarvan huur

1.236

1.322

1.123

1.055

1.069

 

Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB (% t.o.v. voorraad)

5,3%

5,9%

6,2%

NNB

NNB

ITK rijkshuisvesting

2,39

2,22

2,21

2,20

2,1–2,8

 

Voorraad beheerde Defensieobjecten

     

Gebouwen x 1.000 m2 BVO

6.161

6.033

5.973

5.970

5.959

Terreinen x 1.000 m2

350.387

350.575

349.814

388.602

348.899

      

Doelmatigheid verkoop vastgoed

12.890

11.385

50.128

3.874

>0

      

Bezetting ambtelijke fte's ultimo

1.885

2.009

2.070

2.140

2.122

Apparaat-omzetindicator

19,5%

21,6%

21,3%

24,4%

22,2%

Projecten binnen budget gerealiseerd

NNB

87%

97%

83%

83%

Projecten tijdig gerealiseerd

NNB

97%

97%

94%

83%

Productiviteit

NNB

914

954

1.033

965

Toelichting

Omzet per product

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Saldo van baten en lasten

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Rijkshuisvestingsvoorraad

De voorraad bedraagt ultimo 2019 45.000 m2 meer dan begroot. Ten opzichte van 2018 is de voorraad met 223.000 m2 afgenomen. De rijkshuisvestings-voorraad is minder gedaald dan aanvankelijk in de begroting was voorzien. Dit komt door het langer aanhouden van gebouwen en objecten voor studie en verwachte toename in rijkshuisvestings-behoefte.

Indicator Technische Kwaliteit

De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties en bedraagt voor 2019 2,20. Dit is nagenoeg gelijk aan de ITK van 2018 (2,21).

Voorraad beheerde defensieobjecten

Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De toename in de defensie voorraad is te verklaren doordat onder meer de kazerne te Budel (strategische ruimte) weer in beheer is genomen en door de opname van nieuwe oefenterreinen in Vlissingen.

Doelmatigheid verkoop vastgoed

De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2019 tot een positief resultaat geleid.

Bezetting ambtelijke fte’s ultimo

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraag gestuurde dienst. De bezetting ultimo 2019 is ten opzichte van de begroting met 18 fte toegenomen. De groei in ambtelijke bezetting ligt in lijn met de hoger gerealiseerde productie in 2019.

Apparaat/omzet indicator

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Projecten binnen budget gerealiseerd

In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten binnen budget af te ronden gerealiseerd conform de norm.

Projecten tijdig gerealiseerd

In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren ruim gehaald met 94%.

Productiviteit

De productiviteit van het gehele Rijksvastgoedbedrijf, dus inclusief niet schrijvende medewerkers (Indirecte medewerkers en Medewerkers die Direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 Niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2019 op 1.033 uren. Dit ligt ruim boven de norm van 965.

Licence