Inleiding
Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat.
Om het Rijksvastgoedbedrijf gereed te maken voor de toekomst is in 2019 verder vormgegeven aan het verbetertraject RVB 2.0 en is een meerjarige organisatiestrategie tot stand gekomen. Ook is in 2019 de missie van het Rijksvastgoedbedrijf aangescherpt: «Het Rijksvastgoedbedrijf realiseert en beheert zijn vastgoedportefeuille voor zijn gebruikers en zet gebouwen en terreinen in voor de realisatie van economische en maatschappelijke meerwaarde op basis van beleidsdoelen». Dit is een logisch gevolg van de eerder ingezette taakverbreding van het Rijksvastgoedbedrijf om met vastgoed ook maatschappelijke meerwaarde te creëren. De missie onderstreept het belang van economische en maatschappelijke meerwaarde creëren met vastgoed om zo bij te kunnen dragen aan beleidsdoelen voor duurzaamheid, wonen en gebiedsontwikkeling.
Met het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) laat het Rijksvastgoedbedrijf zien hoe met rijksvastgoed de uitvoeringskracht kan worden vergroot om concrete bijdragen te leveren aan de strategische opgaven van het Regeerakkoord zoals de duurzaamheidsopgave en de woningbouw. Voor de woningbouw zijn onder andere de onderhandelingen over vliegveld Valkenburg, het Marineterrein Amsterdam en Almere van belang. In 2019 is besloten om het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer, in opdracht van de Ministeries van BZK en EZK, gezamenlijk een verkenning uit te laten voeren naar de mogelijkheid rijksvastgoed aan te wenden voor maatschappelijke doelen voor een landelijke Regionale Energie Strategie (RES) regio (Flevoland) en stedelijke RES-regio (Rotterdam-Den Haag). Doordat de drie vastgoedhoudende organisaties complementair zijn aan elkaar, kunnen ze naar verwachting gezamenlijk meer ‘impact’ maken. Doel van de verkenning is leren voor de overige 28 RES-regio’s en een bijdrage leveren aan het afwegingskader. In het kader van de regionale energiestrategieën wordt verder met lokale overheden gekeken naar de inzet van hernieuwbare energie op rijksgronden. Bij stedelijke ontwikkeling wordt ook maatschappelijke rendement zoals werkgelegenheid verder uitgewerkt.
Rond duurzaamheid is de routekaart voor kantoren gepresenteerd, waarmee een belangrijke basis is gelegd hoe rijksgebouwen in 2050 CO2-neutraal kunnen zijn. In de periode voor de uitvoering wordt bezien hoe een versnelling van energiebesparing en overgang naar duurzame warmte kan worden gerealiseerd vanuit de bestaande onderhouds- en instandhoudingsprocessen. Tevens is in 2019 aangevangen met een onderzoek naar het versneld plaatsen van zonnepanelen op daken van rijksgebouwen.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het afgelopen jaar fors ingezet op het verhogen van de productiecapaciteit om aan de vragen van onze gebruikers te voorzien. Bij instandhouding, voor zowel de Rijksportefeuille als bij Defensie, zijn de effecten van de fors toegenomen productie al in 2019 zichtbaar geweest. Nog niet over de hele linie zijn de beschikbare budgetten van de gebruikers in lijn gebracht met de daadwerkelijke behoefte aan te realiseren projecten. Met de jaaropdrachten 2020, die eind 2019 zijn opgesteld, is een belangrijke stap gezet in het in beeld krijgen van het werkpakket en het maken van realistische afspraken met onze gebruikers. In 2019 was overigens over nagenoeg de gehele linie sprake van een hogere productie dan in eerdere jaren. Mooie voorbeelden van opgeleverde huisvestingsprojecten in 2019 zijn daarbij de oplevering van de EMA en het nieuwe gezondheids- en tandheelkundig centrum op Defensieterrein in Stroe.
Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2019 uitgekomen op € 13,9 mln. positief. Belangrijkste oorzaken zijn gerealiseerde verkoopresultaten en incidentele meevallers zoals vrijval van voorzieningen en een btw-suppletie. In 2019 is een ambitieus traject uitgevoerd om de kostendekkendheid van het apparaat te verhogen van 84% in 2018 tot 93% in 2019. Deze maatregelen, een mix van tariefverhogingen en meer efficiency in het apparaat hebben daadwerkelijk tot het gewenste resultaat geleid. De kostendekkendheid van het apparaat in 2019 is uitgekomen op 93,5%. Een eerste belangrijke stap in het streven om 100% kostendekkend te kunnen opereren.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 1.134.590 | 1.168.767 | 34.177 | 1.205.013 |
Omzet moederdepartement | 148.757 | 121.190 | ‒ 27.567 | 104.533 |
Omzet overige departementen | 856.165 | 900.837 | 44.672 | 830.398 |
Omzet derden | 129.668 | 146.740 | 17.072 | 270.082 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 2.960 | 2.960 | 8.304 |
Bijzondere baten | 50.085 | 63.735 | 13.650 | 54.379 |
Rentebaten | 500 | 32 | ‒ 468 | 143 |
Totaal baten | 1.185.175 | 1.235.494 | 50.319 | 1.267.839 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 251.706 | 285.477 | 33.771 | 257.046 |
Personele kosten | 191.029 | 222.156 | 31.127 | 202.925 |
Waarvan eigen personeel | 172.279 | 191.429 | 19.150 | 175.064 |
Waarvan inhuur externen | 18.750 | 30.437 | 11.687 | 27.610 |
Waarvan overige personele kosten | 0 | 290 | 290 | 251 |
Materiële kosten | 60.677 | 63.321 | 2.644 | 54.121 |
Waarvan apparaat ICT | 31.400 | 31.722 | 322 | 24.590 |
Waarvan overige materiële kosten | 29.277 | 31.599 | 2.322 | 29.531 |
Afschrijvingskosten | 350.583 | 311.082 | ‒ 39.501 | 303.553 |
Materieel | 350.583 | 311.082 | ‒ 39.501 | 303.553 |
Dotaties voorzieningen | 4.000 | 0 | ‒ 4.000 | 1.847 |
Overige kosten1 | 489.173 | 547.364 | 58.191 | 618.320 |
Rentelasten | 89.713 | 77.327 | ‒ 12.386 | 75.153 |
Totaal lasten | 1.185.175 | 1.221.250 | 36.075 | 1.255.919 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 14.244 | 14.244 | 11.920 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 311 | 311 | 750 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 13.933 | 13.933 | 11.170 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2019 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.
In 2019 is sprake van een lagere omzet dan begroot. De omzet moederdepartement valt lager uit omdat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (ruim € 28 mln.).
De specificatie van deze omzet is als volgt:
Omschrijving | Realisatie 2019 | Realisatie 2018 |
---|---|---|
Waarvan geleverde producten/diensten | 121.190 | 104.533 |
1.1. Intern in gebruik geven kantoren | 56.987 | 51.422 |
1.2. Intern in gebruik geven specialties | 12.833 | 9.114 |
1.3. Intern in gebruik geven bijzondere specialties | 28.861 | 25.162 |
1.4. Extern In gebruik geven | 8.776 | 8.108 |
2.2. Onderhoud specialties | 95 | 27 |
3.1. Projectrealisatie t.b.v. RVB portefeuille | 2.351 | 0 |
4.1. Verkopen vastgoed | 1.155 | 1.208 |
4.2. Verkopen grondstoffen | 212 | 219 |
5.1. Strategische advisering/ondersteuning beleidsdirecties | 6.793 | 6.445 |
5.2. Expertise en advies aan opdrachtgevers | 1.963 | 2.159 |
5.3. Afhandelen onbeheerde nalatenschappen | 1.164 | 669 |
Waarvan overige bijdragen | 0 | 0 |
Totaal | 121.190 | 104.533 |
Omzet overige departementen
Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.
De gerealiseerde omzet is hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer kleine investeringen direct zijn afgerekend (€ 43 mln.), er meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille (€ 15,8 mln.) en voor de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken (€ 16,6 mln.). De omzet voor ingebruikgeving valt € 32 mln. lager uit dan begroot.
De omzet overige departementen is € 70 mln. hoger dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere productie op de Defensieportefeuille (€ 40,0 mln.) en een stijging van de omzet ingebruikgeving (circa € 30 mln.).
Omzet derden
Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is hoger dan begroot. De stijging wordt voor circa € 10,6 mln. verklaard uit separate DVO’s, evenals bij de omzet overige departementen. Daarnaast zijn er meer kleine investeringen direct afgerekend (€ 15,1 mln.). De omzet voor verkopen valt € 42,2 mln. lager uit, daartegenover staat dat de omzet voor ingebruikgevingen € 32 mln. hoger uitvalt dan begroot. De omzet derden is € 123 mln. lager dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere omzet verkopen vastgoed (€ 114 mln.).
Omzet per product
De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:
– Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.
– In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.
– Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en het Ministerie van Defensie.
– Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.
– Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Ingebruikgeving | 853.289 | 928.912 | 75.623 | 888.147 |
Waarvan extern | 10.804 | 17.422 | 6.618 | 17.607 |
In stand houden vastgoed | 142.192 | 75.257 | ‒ 66.935 | 68.236 |
Waarvan andere eigenaar | 37.917 | 45.429 | 7.512 | 40.091 |
Projectrealisatie | 33.470 | 93.236 | 59.766 | 81.256 |
Waarvan andere eigenaar | 33.116 | 32.283 | ‒ 833 | 15.345 |
Verkoop | 70.294 | 32.818 | ‒ 37.476 | 146.650 |
Expertise en advies | 35.345 | 38.544 | 3.199 | 20.724 |
Totaal | 1.134.590 | 1.168.767 | 34.177 | 1.205.013 |
Ingebruikgeving
De omzet is hoger dan begroot, omdat in de realisatie de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen. Deze is begroot onder In stand houden vastgoed (€ 101,7 mln.). Per saldo valt daarmee de realisatie € 26,1 mln. lager uit, dit wordt met name veroorzaakt doordat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (€ 28 mln.) en de omzet voor externe ingebruikgeving te laag (€ 6,6 mln.).
In stand houden vastgoed
De omzet is lager dan begroot, omdat in de begroting de dekking In stand houden vastgoed is opgenomen zoals vermeld onder Ingebruikgeving. Per saldo komt de realisatie daarmee € 34,8 mln. hoger uit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er € 7,5 mln. meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille. Ook is meer productie (€ 27,3 mln.) gerealiseerd in het kader van de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken.
Projectrealisatie
De omzet is hoger dan begroot, omdat in de begroting geen rekening is gehouden met de directe afrekening van kleine investeringen (realisatie € 60,9 mln.).
Verkoop
Er is minder verkocht dan van tevoren is geraamd. Dit betreft de verkoop van enkele specialties die zijn doorgeschoven naar volgend jaar. Ook de opbrengsten voor KORV zijn lager uitgevallen.
Vrijval voorzieningen
Van de voorziening geschillen rechtsgedingen is een post van € 2 mln. vrijgevallen. Van de voorziening bodemsanering is een post van € 1 mln. vrijgevallen. Er waren geen vrijvallen begroot.
Bijzondere baten
Omschrijving | Realisatie 2019 | Realisatie 2018 |
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen | 4.194 | 0 |
Overige baten | 59.541 | 54.379 |
Totaal | 63.735 | 54.379 |
Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen
Er zijn terugnemingen geboekt voor een object te Arnhem (€ 1,3 mln.) en een object te Den Haag (€ 2,9 mln.).
Overige baten
De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.
De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt.
Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.
Het geactiveerde honorarium is hoger dan begroot (€ 10 mln.). Er is sprake van meer geactiveerde uren als gevolg van een grotere capaciteitsinzet op deze projecten in combinatie met een betere sturing en beheersing van het tijdschrijven. Ook is sprake van positieve resultaten op de apparaatsinzet na afronding van projecten.
Lasten
Apparaatskosten
De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 146,6 mln. lonen, € 16,5 mln. sociale lasten, € 22,4 mln. pensioenlasten en € 5,9 mln. aan personele exploitatie. De capaciteitsinzet in 2019 is hoger uitgevallen. Dit geldt voor zowel de ambtelijke fte’s als het aantal fte’s inhuur. Het gemiddelde aantal gedurende 2019 werkzame werknemers bedroeg 2105 fte. Dit is een groei van circa zeventig fte ten opzichte van 2018. De gerealiseerde apparaatskosten zijn € 33,8 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit is deels toe te schrijven aan meer inhuur (€ 11,7 mln.). Het restant van € 22,1 mln. wordt enerzijds veroorzaakt door de groei in fte’s (in lijn met de hogere productie) en anderzijds door het fors hoger uitvallen van de gemiddelde personeelskosten per fte. Dit als gevolg van cao-verhogingen, premieverhoging ABP en hogere «overige P kosten» zoals reis- en verblijfkosten.
Afschrijvingskosten
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting.
Dotaties voorzieningen
De begrote dotaties (€ 4 mln.) zijn niet gerealiseerd. Dit hangt samen met de nieuwe gedragslijn binnen het Rijksvastgoedbedrijf om alleen een beroep te doen op voorzieningen bij zaken > € 0,5 mln. De kleinere bedragen zijn geboekt onder de rubriek «overige kosten», waarbij het totaal van de asbestkosten, herstelkosten, kosten brandveiligheid en geschillen en rechtsgedingen € 6,2 mln. bedraagt.
Overige kosten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Markthuren | 180.007 | 167.649 | ‒ 12.358 | 184.869 |
DBFMO-lasten | 71.829 | 66.383 | ‒ 5.446 | 55.395 |
Onderhoud rijkshuisvesting | 106.505 | 147.404 | 40.899 | 133.213 |
Belastingen en heffingen | 23.251 | 23.274 | 23 | 22.881 |
Energielasten | 26.478 | 34.294 | 7.816 | 27.101 |
Ontwikkeling en verkoop OG | 57.500 | 21.731 | ‒ 35.769 | 61.292 |
Overige lasten | 23.603 | 86.629 | 63.026 | 133.569 |
Totaal | 489.173 | 547.364 | 58.190 | 618.320 |
Markthuren
Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt. De raming van de begroting is intern Rijksvastgoedbedrijf al aan het begin van het begrotingsjaar bijgesteld naar € 174 mln. Het restant van de daling is toe te schrijven aan het beëindigen van een viertal grote contracten gedurende het jaar.
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. Door latere oplevering van een DBFMO-project zijn deze kosten lager uitgevallen.
Onderhoud rijkshuisvesting
Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De project-gerelateerde onderhoudskosten zijn in de laatste maanden hoger uitgevallen dan verwacht. Daarnaast is er sprake van boekingen uit voorgaande jaren en door marktwerking zijn de kwartaalbedragen voor de nieuwe contracten in 2019 hoger uitgevallen. Tenslotte speelt hierin mee dat er een post is toegevoegd voor «servicekosten inhuurpanden» die niet in de begroting 2019 was meegenomen.
Belastingen en heffingen
Het betreft hier de kosten van met name onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.
Energielasten
Deze post bevat de energiekosten van de kantorenvoorraad. De overschrijding ten opzichte van de begroting is voor een belangrijk deel veroorzaakt door afrekeningen uit voorgaande jaren.
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Een belangrijk deel van de verkopen wordt, in tegenstelling tot de verwachting bij het opstellen van de begroting, buiten de baten en lastensystematiek geadministreerd. Verkopen van objecten die binnen het specialty stelsel vallen, leiden alleen tot een kasmutatie. Dit geldt eveneens voor de verkopen van objecten die in 2014 niet onder KORV zijn gebracht. Deze worden via de middelenafspraak verrekend met de overige departementen.
De opbrengsten uit verkopen inclusief KORV zijn in de begroting opgenomen op basis van de afstootprognoses van de materieel beheerders. De realisatie is hierbij achtergebleven. Deels omdat een aantal objecten is doorgeschoven, maar ook omdat materieel beheerders vaker objecten terugnemen in de eigen voorraad.
Overige lasten
De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 7,3 mln.), servicekosten inhuurpanden (€ 8 mln.), kleine investeringen (€ 66,2 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (-/- € 5,5 mln.), herstel-, bodemsanering- en asbestkosten (€ 6,2 mln.) en projectresultaten (€ 3,2 mln.). De toename ten opzichte van de begroting houdt verband met de toename van de omzet derden (zie toelichting bij omzet derden).
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 30,4 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 47 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 6 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.
Voor DBFMO-contracten zijn er geen opleveringen geweest in 2019 en is er geen rente geactiveerd.
Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting 2019.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 6.765.460 | 6.526.037 |
Materiële vaste activa | 6.765.460 | 6.526.037 |
Grond en gebouwen | 5.433.972 | 5.321.102 |
Installaties, inventarissen en overig | 840.747 | 757.264 |
Projecten in uitvoering | 490.741 | 447.671 |
Vlottende activa | 793.628 | 854.211 |
Voorraden en onderhanden projecten | 343.504 | 340.787 |
Vorderingen | 91.849 | 121.383 |
Debiteuren | 34.759 | 49.447 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 57.090 | 71.936 |
Liquide middelen | 358.275 | 392.041 |
Totaal activa | 7.559.088 | 7.380.248 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 70.894 | 66.487 |
Exploitatiereserve | 56.961 | 55.317 |
Onverdeeld resultaat | 13.933 | 11.170 |
Voorzieningen | 33.756 | 48.655 |
Langlopende schulden | 6.806.229 | 6.580.537 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 6.018.653 | 5.752.145 |
Overige schulden | 787.576 | 828.392 |
Kortlopende schulden | 648.209 | 684.569 |
Crediteuren | 82.906 | 84.351 |
Belastingen en premies sociale lasten | 410 | 100 |
Kortlopend deel leningen | 353.341 | 321.077 |
Overige schulden en overlopende passiva | 211.552 | 279.041 |
Totaal passiva | 7.559.088 | 7.380.248 |
Toelichting
Materiële vaste activa
Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2019 € 89,6 mln. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen.
Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 823,1 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.
Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 2.454,3 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.
In het verslagjaar is € 6,0 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.
Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 80,2 mln.
In de cumulatieve afschrijvingen en overige waardeverminderingen zit een afwaardering van DJI-objecten van € 30,0 mln. Deze zijn afgewaardeerd omdat de taxatiewaarde hiervan lager was dan de boekwaarde, het RVB heeft hiervoor een afkoopsom ontvangen van DJI.
Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. In de overige waardeverminderingen is daarom € 25,3 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.
Vlottende activa
Voorraden en onderhanden projecten
Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.
Voorraad te verkopen onroerend goed
De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2019 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.
De voorraad te verkopen Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) objecten is toegenomen. Voor een nadere toelichting omtrent KORV, verwijzen wij naar de toelichting in de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
De post niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.
Onderhanden werk
Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Op basis van de huidige waardebepaling hoeft geen beroep te worden gedaan op de garantiestelling van het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK.
Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader Kamerstukken II 2010, 32275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2019 een deel van het onderhanden werk, met betrekking tot het Hembrugterrein in Zaandam, voor € 1,3 mln. verkocht.
Onderhanden projecten
De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.
Vorderingen
Debiteuren
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Debiteuren | 35.002 | 49.689 |
Voorziening dubieuze debiteuren | ‒ 243 | ‒ 242 |
Totaal | 34.759 | 49.447 |
Van het debiteurensaldo betreft € 0,6 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 8,0 mln. op overige departementen en € 26,2 mln. op derden.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 4,9 mln. bij BZK (briefkenmerk 2017-0000422585 d.d. 13 september 2017).
Overige vorderingen en overlopende activa
Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2019 betreft € 0,2 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 49 mln. op overige departementen en € 7,9 mln. op derden.
Liquide middelen
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Rekening-courant RHB | 358.275 | 392.041 |
Saldo per 31 december | 358.275 | 392.041 |
Eigen vermogen
2017 | 2018 | 2019 | ||
---|---|---|---|---|
Saldo per 1 januari | 115.462 | 89.803 | 66.487 | |
Saldo van baten en lasten | 54.142 | 11.170 | 13.933 | |
Directe mutaties in het eigen vermogen | ||||
Uitkering aan het moederdepartement | ‒ 79.801 | ‒ 34.486 | ‒ 9.526 | |
Bijdrage door het moederdepartement | 0 | 0 | 0 | |
Overige mutaties | 0 | 0 | 0 | |
Saldo per 31 december | 89.803 | 66.487 | 70.894 |
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 57,7 mln. worden aangehouden. Het restant van € 13,2 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.
Voorzieningen
Omschrijving | 1-1-2019 | Onttrekking | Dotatie | Vrijval | 31-12-2019 |
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging | 40.573 | ‒ 10.193 | 0 | 0 | 30.380 |
Bodemsanering | 1.847 | ‒ 887 | 0 | ‒ 960 | 0 |
Geschillen en rechtsgedingen | 6.235 | ‒ 859 | 0 | ‒ 2.000 | 3.376 |
Totaal | 48.655 | ‒ 11.939 | 0 | ‒ 2.960 | 33.756 |
Asbestverontreiniging
De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.
Bodemsanering
De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. De voorziening is in 2019 volledig afgewikkeld.
Geschillen en rechtsgedingen
De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2019 is een post van € 2 mln. vrijgevallen.
Langlopende schulden
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.
Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:
– te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.
– te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.
– de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.
De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 1,25%. Van de leningen heeft € 5.472,9 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Overige schulden
Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de langlopende schulden heeft € 560,7 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.
Crediteuren
De crediteuren bestaan voor € 0,3 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 8,9 mln. aan overige departementen en voor € 73,7 mln. aan derden.
Belastingen en premies sociale lasten
Deze post bestaat uit een saldo van de nog te betalen VPB over 2016, 2018 en 2019 (€ 1,0 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2017 (€ 0,6 mln.).
Kortlopend deel langlopende schulden
Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 312,5 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).
Overige schulden en overlopende passiva
Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 44,3 mln. schulden aan het moederdepartement, € 108,2 mln. aan overige departementen en € 59,1 mln. aan derden.
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil | ||
---|---|---|---|---|
realisatie en | ||||
vastgestelde begroting | ||||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 454.661 | 392.041 | ‒ 62.620 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 1.812.028 | 2.172.106 | 360.078 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 1.522.301 | ‒ 1.928.145 | ‒ 405.844 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 289.727 | 243.961 | ‒ 45.766 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 665.000 | ‒ 582.919 | 82.081 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 36.000 | 17.535 | ‒ 18.465 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 629.000 | ‒ 565.384 | 63.616 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 9.526 | ‒ 9.526 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 367.105 | ‒ 280.246 | 86.859 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 665.000 | 577.429 | ‒ 87.571 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 297.895 | 287.657 | ‒ 10.238 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 413.283 | 358.275 | ‒ 55.008 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
De ontvangsten en uitgaven zijn met name hoger door een toename in de dienstverlening aan Defensie. De mutatie is al bij de suppletoire begroting 2019 verwerkt in zowel de ontvangsten als de uitgaven.
Investeringskasstroom
De investeringen zijn met name voor de KORV-aankopen lager dan voorzien in de begroting. Bij de suppletoire begroting 2019 is hiervoor de begroting verlaagd, inclusief het beroep op de leenfaciliteit en de aflossingen van deze leenfaciliteit onder de financieringskasstroom.
Financieringskasstroom
In 2019 is het surplus eigen vermogen van € 9,5 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2018 en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2018 nog niet bekend en derhalve niet begroot. Het lagere beroep op en de lagere aflossing van de leenfaciliteit hangt samen met het uitblijven van KORV-aankopen (zie investeringskasstroom).
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Vastgestelde begroting 2019 |
---|---|---|---|---|---|
Omzet per product | |||||
Ingebruikgeving | 871.261 | 894.211 | 888.147 | 928.912 | 853.289 |
waarvan extern | 19.363 | 16.584 | 17.607 | 17.422 | 10.804 |
In stand houden vastgoed | 50.113 | 59.901 | 68.236 | 75.257 | 142.192 |
waarvan andere eigenaar | 50.113 | 41.506 | 40.091 | 45.429 | 37.917 |
Projectrealisatie | 88.767 | 61.839 | 81.256 | 93.236 | 33.470 |
waarvan andere eigenaar | 19.980 | 21.335 | 15.345 | 32.283 | 33.116 |
Verkoop | 80.333 | 43.319 | 146.650 | 32.818 | 70.294 |
Expertise en advies | 34.844 | 28.105 | 20.724 | 38.544 | 35.345 |
Saldo baten en lasten | 77.110 | 54.142 | 11.170 | 13.933 | 0 |
Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten) | 5,8% | 4,5% | 0,9% | 1,1% | 0,0% |
6.211 | 6.189 | 5.993 | 5.770 | 5.725 | |
waarvan verhuurd | 5.881 | 5.403 | 5.067 | 4.865 | 4.855 |
waarvan leeg frictie | NNB | NNB | NNB | 46 | 63 |
waarvan leeg renovatie | NNB | NNB | NNB | 458 | 367 |
waarvan leeg afstoot | NNB | NNB | NNB | 401 | 439 |
waarvan eigendom | 4.975 | 4.867 | 4.870 | 4.715 | 4.656 |
waarvan huur | 1.236 | 1.322 | 1.123 | 1.055 | 1.069 |
Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB (% t.o.v. voorraad) | 5,3% | 5,9% | 6,2% | NNB | NNB |
ITK rijkshuisvesting | 2,39 | 2,22 | 2,21 | 2,20 | 2,1–2,8 |
Voorraad beheerde Defensieobjecten | |||||
Gebouwen x 1.000 m2 BVO | 6.161 | 6.033 | 5.973 | 5.970 | 5.959 |
Terreinen x 1.000 m2 | 350.387 | 350.575 | 349.814 | 388.602 | 348.899 |
Doelmatigheid verkoop vastgoed | 12.890 | 11.385 | 50.128 | 3.874 | >0 |
Bezetting ambtelijke fte's ultimo | 1.885 | 2.009 | 2.070 | 2.140 | 2.122 |
Apparaat-omzetindicator | 19,5% | 21,6% | 21,3% | 24,4% | 22,2% |
Projecten binnen budget gerealiseerd | NNB | 87% | 97% | 83% | 83% |
Projecten tijdig gerealiseerd | NNB | 97% | 97% | 94% | 83% |
Productiviteit | NNB | 914 | 954 | 1.033 | 965 |
Toelichting
Omzet per product
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Saldo van baten en lasten
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Rijkshuisvestingsvoorraad
De voorraad bedraagt ultimo 2019 45.000 m2 meer dan begroot. Ten opzichte van 2018 is de voorraad met 223.000 m2 afgenomen. De rijkshuisvestings-voorraad is minder gedaald dan aanvankelijk in de begroting was voorzien. Dit komt door het langer aanhouden van gebouwen en objecten voor studie en verwachte toename in rijkshuisvestings-behoefte.
Indicator Technische Kwaliteit
De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties en bedraagt voor 2019 2,20. Dit is nagenoeg gelijk aan de ITK van 2018 (2,21).
Voorraad beheerde defensieobjecten
Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De toename in de defensie voorraad is te verklaren doordat onder meer de kazerne te Budel (strategische ruimte) weer in beheer is genomen en door de opname van nieuwe oefenterreinen in Vlissingen.
Doelmatigheid verkoop vastgoed
De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2019 tot een positief resultaat geleid.
Bezetting ambtelijke fte’s ultimo
Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraag gestuurde dienst. De bezetting ultimo 2019 is ten opzichte van de begroting met 18 fte toegenomen. De groei in ambtelijke bezetting ligt in lijn met de hoger gerealiseerde productie in 2019.
Apparaat/omzet indicator
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Projecten binnen budget gerealiseerd
In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten binnen budget af te ronden gerealiseerd conform de norm.
Projecten tijdig gerealiseerd
In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren ruim gehaald met 94%.
Productiviteit
De productiviteit van het gehele Rijksvastgoedbedrijf, dus inclusief niet schrijvende medewerkers (Indirecte medewerkers en Medewerkers die Direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 Niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2019 op 1.033 uren. Dit ligt ruim boven de norm van 965.