Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2022 (4) | |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
- Omzet | 1.054.012 | 1.104.554 | 50.542 | 989.924 |
waarvan omzet moederdepartement | 548.759 | 573.458 | 24.699 | 524.926 |
waarvan omzet overige departementen | 470.062 | 504.834 | 34.772 | 432.835 |
waarvan omzet derden | 35.191 | 26.262 | ‒ 8.929 | 32.163 |
Rentebaten | 0 | 7.439 | 7.439 | 1.007 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 69 | 69 | 7 |
Bijzondere baten | 0 | 4 | 4 | 13 |
Totaal baten | 1.054.012 | 1.112.066 | 58.054 | 990.951 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 1.043.912 | 1.096.967 | 53.055 | 999.584 |
- Personele kosten | 570.235 | 703.956 | 133.721 | 622.193 |
waarvan eigen personeel | 417.806 | 489.749 | 71.943 | 422.617 |
waarvan inhuur externen | 137.661 | 186.302 | 48.641 | 179.009 |
waarvan overige personele kosten | 14.768 | 27.905 | 13.137 | 20.567 |
- Materiële kosten | 473.677 | 393.011 | ‒ 80.666 | 377.391 |
waarvan apparaat ICT | 3.846 | 1.939 | ‒ 1.907 | 3.229 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 191.463 | 203.971 | 12.508 | 195.983 |
waarvan overige materiële kosten | 278.368 | 187.101 | ‒ 91.267 | 178.179 |
Rentelasten | 0 | 716 | 716 | 238 |
Afschrijvingskosten | 10.100 | 15.895 | 5.795 | 12.876 |
- Materieel | 100 | 37 | ‒ 63 | 144 |
waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 100 | 37 | ‒ 63 | 144 |
- Immaterieel | 10.000 | 15.858 | 5.858 | 12.732 |
Overige lasten | 0 | 8.281 | 8.281 | 5.189 |
waarvan dotaties voorzieningen | 0 | 286 | 286 | 0 |
waarvan bijzondere lasten | 0 | 7.995 | 7.995 | 5.189 |
Totaal lasten | 1.054.012 | 1.121.859 | 67.847 | 1.017.887 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | ‒ 9.793 | ‒ 9.793 | ‒ 26.936 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 9.793 | ‒ 9.793 | ‒ 26.936 |
Voorgestelde resultaatbestemming | Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2022 (4) |
---|---|---|---|---|
(Voorgesteld het resultaat als volgt te verdelen) | ||||
Toevoeging/ onttrekking: | ||||
- Pok/ Wau | 0 | ‒ 19.200 | ‒ 19.200 | ‒ 7.298 |
- Exploitatiereserve | 0 | 9.407 | 9.407 | ‒ 19.638 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 9.793 | ‒ 9.793 | ‒ 26.936 |
Toelichting op de baten
Algemeen
De baten zijn ten opzichte van de begroting 5,5% hoger dan begroot. Gedurende het jaar is een tariefstijging van 2,5% doorgevoerd. Dit heeft bijgedragen aan een omzetstijging van het gehele opdrachtenpakket. Hieronder wordt de stijging van de omzet ten opzichte van de ontwerpbegroting verder verklaard.
Vastgestelde begroting 2023 | Realisatie 2023 | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | Realisatie 2022 | |
---|---|---|---|---|
DG Bedrijfsleven en Innovatie | 154.444 | 175.290 | 20.846 | 182.387 |
DG Klimaat en Energie | 100.000 | 109.447 | 9.447 | 85.296 |
DG Groningen en Ondergrond | 254.539 | 245.343 | ‒ 9.196 | 223.721 |
DG Groningen Ondergrond kosten commissie | 5.000 | 1.872 | ‒ 3.128 | 1.416 |
Chief Economist | 0 | 0 | 0 | 14.007 |
DG Economie en Digitalisering | 15.089 | 21.692 | 6.603 | 0 |
Overig | 19.687 | 19.814 | 127 | 18.099 |
Totaal | 548.759 | 573.458 | 24.699 | 524.926 |
Omzet moederdepartement
De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 4,5% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Bedrijfsleven en Innovatie (B&I).
De omzet voor het DG B&I is in 2023 uitgekomen op € 175,3 mln. Dit is per saldo € 20,9 mln hoger dan begroot. Het grootste deel van deze stijging wordt veroorzaakt door de TEK-regeling (Tegemoetkoming Energie Kosten). Deze regeling was nieuw voor B&I in 2023 en is uitgekomen op een omzet van € 12,1 mln Het resterende deel van de stijging is grotendeels veroorzaakt door de TVL-regeling (Tegemoetkoming Vaste Lasten) (€ 3,2 mln). De TVL-regeling werd geconfronteerd met meer en complexere bezwaren dan oorspronkelijk verwacht.
De omzet vanuit het DG Klimaat en Energie (K&E) is € 109,4 mln, € 9,4 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename komt met name door twee nieuwe opdrachten. De nieuwe opdracht CEK23 betreft € 4,3 mln voor de bekostiging van een plafond voor energietarieven bij kleinverbruikers. De andere nieuwe opdracht is het Bescherm- en Herstelplan Gas voor € 0,9 mln Daarnaast vond intensivering plaats bij de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) en Waterstof en Bureau Energieprojecten. Tenslotte is de afdeling Regionale Energiestrategieën (RES) overgeheveld van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar K&E, wat leidde tot een hoger opdrachtenpakket van K&E van € 0,8 mln ten opzichte van de begroting.
De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen en Ondergrond is uitgekomen op € 245,3 mln Dat is € 9,2 mln lager dan wat er in de ontwerpbegroting is begroot. De onderuitputting wordt voornamelijk veroorzaakt door vertraging bij de inzet op nieuwe ontwikkelingen. De uitvoeringskosten vallen hiervoor € 9,0 mln lager uit. De vertraging is een gevolg van het rapport Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen (PEAG) en het uitwerken van de maatregelen en aanbevelingen naar aanleiding van het PEAGrapport.
Voor het DG Economie en Digitalisering (E&D) is de omzet voor 2023 uitgekomen op € 21,7 mln Dit is € 6,6 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. De stijging bestaat voornamelijk uit aanvullende opdrachten vanuit het groeifonds (€ 2,5 mln) en de overheveling van opdrachten die oorspronkelijk uit de B&I-bundel komen (€ 2,6 mln).
De overige baten zijn vrijwel gelijk gebleven aan de ontwerpbegroting met een lichte stijging van € 0,1 mln.
Vastgestelde begroting 2023 | Realisatie 2023 | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | Realisatie 2022 | |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 275.400 | 301.651 | 26.251 | 252.863 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 98.307 | 112.719 | 14.412 | 96.742 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 44.187 | 37.239 | ‒ 6.948 | 34.030 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | 33.818 | 38.048 | 4.230 | 32.262 |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 4.604 | 5.776 | 1.172 | 4.665 |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 115 | 701 | 586 | 569 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | 4.381 | 2.273 | ‒ 2.108 | 5.122 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 8.496 | 5.529 | ‒ 2.967 | 5.821 |
Overig | 755 | 898 | 143 | 761 |
Totaal | 470.062 | 504.834 | 34.772 | 432.835 |
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 59,8% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Voor 2023 is vanuit Ministerie van LNV de realisatie € 301,7 mln. Dit is € 26,3 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Gedurende het jaar is voor € 33,5 mln aan meerwerkopdrachten verstrekt aan RVO. Het meerwerk betreft onder andere de afbouwregeling derogatie, de landelijke beëindigingsregeling Veehouderij, Arrangement Piekbelasters, Maripark en Programma Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023. Daarnaast is een deel van de begrote opdrachten nog niet uitgevoerd en verschoven naar 2024. Dit compenseert ongeveer de helft van de stijging van het meerwerk.
De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) is in 2023 € 112,7 mln. Dat is € 14,4 mln hoger dan begroot. Bij DG Internationale Samenwerking is er gedurende het jaar een aantal grote opdrachten bijgekomen, wat leidde tot een stijging van € 13,4 mln. Voorbeelden van deze opdrachten zijn Partnerschapsfaciliteit Oekraïne, ‘Social Sustainability Fund’, Matra en ‘Digital 4 Development hub’.
De omzet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is € 37,2 mln, wat € 6,9 mln lager is dan begroot. Bij de Directie Bouwen & Energie (B&E) was onderbesteding van € 4,5 mln ten opzichte van de opdracht. De onderbesteding is enerzijds veroorzaakt door grote opdrachten die pas laat in het jaar zijn toegezegd, en anderzijds door de meerjarige opdrachten, waarbij de uitvoering deels is verschoven naar 2024.
De omzet voor het opdrachtenpakket van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) inclusief Partners voor Water bedraagt € 38,0 mln. Dit is € 4,2 mln hoger ten opzichte van de ontwerpbegroting. Het opdrachtenpakket van DG Mobiliteit is met € 3,4 mln toegenomen. De groei zit met name bij de opdrachten SSEB (Subsidie Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel) en het project terugsluis vrachtwagenheffing.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) valt € 1,2 mln hoger uit dan begroot. De voornaamste reden is de groei van Expert loket kennisveiligheid met € 0,8 mln.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) is € 0,6 mln hoger dan begroot, doordat de opdracht Praktijkleren Derde Leerweg MBO niet was meegenomen in de ontwerpbegroting. De regeling zou vernieuwd worden, maar uiteindelijk is besloten om bij deze regeling te blijven.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) is € 2,1 mln lager uitgevallen dan begroot, doordat minder beroep werd gedaan op de crisisregeling Waterschade Limburg.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is € 3,0 mln lager dan begroot, doordat bij het opstellen van de begroting uit werd gegaan van een hogere omzet bij Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging en Stimuleringsregeling E-health Thuis.
Vastgestelde begroting 2023 | Realisatie 2023 | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | Realisatie 2022 | |
---|---|---|---|---|
Europese Unie | 4.913 | 3.128 | ‒ 1.785 | 4.157 |
Provincies | 27.583 | 21.503 | ‒ 6.080 | 24.760 |
Overig | 2.695 | 1.631 | ‒ 1.064 | 3.246 |
Totaal | 35.191 | 26.262 | ‒ 8.929 | 32.163 |
Omzet derden
De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Provincies en Europese Unie. De omzet van de Europese Unie is € 1,8 mln lager dan de ontwerpbegroting (€ 4,9 mln). Dit verschil is voornamelijk een gevolg van cofinanciering door een nationale opdrachtgever. Deze omzet is onderdeel van de omzet van de ministeries die hierin participeren. Een onderuitputting op directe uitvoeringskosten (€ 0,7 mln) verklaart het overige verschil.
Bij Provincies is de realisatie € 6,1 mln lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door vertraging bij de opdracht Nieuw Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Deze is voor € 5,5 mln opgenomen in de begroting, maar is uitgekomen op een realisatie van € 0,3 mln.
Vrijval voorzieningen
De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op in 2023 alsnog ontvangen bedragen, welke in 2022 (gedeeltelijk) waren voorzien.
Bijzondere baten
De bijzonder baten hebben betrekking op verkoop van activa (met name kunstvoorwerpen).
Toelichting op de lasten
Algemeen
De lasten zijn 6,4%hoger dan begroot. Hieronder worden de lasten toegelicht.
Personele kosten
De personele kosten vallen € 133,7 mln hoger uit dan begroot, wat neerkomt op een stijging van 23,4%. De kosten voor ambtelijk personeel zijn gestegen door de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Daarnaast stegen de inhuurtarieven voor extern personeel. Verder is het opdrachtvolume toegenomen, zoals hierboven toegelicht. Dit vraagt om een hogere inzet van personeel.
De kosten voor eigen personeel zijn € 71,9 mln hoger dan begroot als gevolg van de nieuwe CAO en een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn door CAO afspraken gestegen van € 87.680 naar € 92.124. De kosten van externe inhuur zijn € 48,6 mln hoger dan begroot. Dit is te verklaren door een krappe arbeidsmarkt en inflatie, wat heeft geleid tot hogere inhuurtarieven. De gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van € 160.690 naar € 177.380 per jaar. Er is doelbewust ingezet op verambtelijking van het personeel, omdat de kosten voor ambtelijk personeel lager liggen dan van extern personeel. Het aandeel externe inhuur van de totale bezetting is lager in 2023 ten opzichte van 2022.
De begrote ambtelijke bezetting voor 2023 was 4.850 fte. De gemiddelde bezetting was in 2023 6.347 fte, waarvan 5.297 fte in ambtelijke dienst en 1.050 fte externe inhuur. Ultimo december 2023 was de bezetting 6.432 fte, waarvan 5.436 fte in ambtelijke dienst en 996 fte externe inhuur.
Materiële kosten
De materiële kosten vallen € 80,9 mln lager uit dan begroot, wat neerkomt op een daling van 17%. De directe uitvoeringskosten zijn lager dan begroot. Dit zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van het opdrachtenpakket.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn € 5,8 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit ligt in lijn met de relatief hogere investeringen van voorgaande jaren.
Dotaties voorzieningen
De dotaties voorzieningen bedragen in 2023 € 0,3 mln. Dit heeft betrekking op dubieuze debiteuren.
Bijzondere lasten
Desinvestering UPRI betreft een activa in aanbouw project dat geen toekomstige voordelen meer kent. Hierdoor zijn de in 2023 geactiveerde kosten van het in aanbouw zijnde project verwerkt als een bijzondere waardevermindering. De totale projectkosten zijn € 8,0 mln.
Saldo van baten en lasten
Het resultaat over het boekjaar 2023 bedraagt € 9,8 mln negatief voor de toevoeging uit het resultaat aan de resultaatbestemming van € 19,2 mln. Het onverdeeld resultaat van RVO over 2023 bedraagt € 9,4 mln positief. Na vaststelling van de jaarrekening ligt het besluit bij het moederdepartement EZK of het bedrag van het onverdeeld resultaat over het boekjaar wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve.
Balans 2023 | Balans 2022 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 64.930 | 61.936 |
Immateriële vaste activa | 64.909 | 61.876 |
Materiële vaste activa | 21 | 60 |
waarvan grond en gebouwen | 10 | 39 |
waarvan installaties en inventarissen | 11 | 19 |
waarvan projecten in uitvoering | 0 | 0 |
waarvan overige materiële vaste activa | 0 | 2 |
Vlottende activa | 189.192 | 212.728 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Debiteuren | 3.022 | 5.011 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 35.094 | 23.238 |
Liquide middelen | 151.076 | 184.479 |
Totaal activa | 254.122 | 274.664 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 40.309 | 26.055 |
Pok/ Wau reserve | 8.369 | 3.920 |
Exploitatiereserve | 22.533 | 41.773 |
Onverdeeld resultaat | 9.407 | ‒ 19.638 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Langlopende schulden | 45.920 | 41.820 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 45.920 | 41.820 |
Kortlopende schulden | 167.893 | 206.789 |
Crediteuren | 6.061 | 11.990 |
Belastingen en premies sociale lasten | 815 | 283 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 18.600 | 15.160 |
Overige schulden en overlopende passiva | 142.417 | 179.356 |
Totaal passiva | 254.122 | 274.664 |
Toelichting op de balans
Debiteuren en nog te ontvangen bedragen
Onder de debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn ontvangsten van het moederdeaprtement, overige departementen en derden opgenomen.
Eigen vermogen
Het Eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve, bestemmingsreserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat na resultaatsbestemming) over het boekjaar. Het Eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 40,3 mln inclusief de bestemmingsreserve en € 31,9 mln exclusief de bestemmingsreserve. Het Eigen vermogen exclusief de bestemmingsreserve (vrij besteedbaar) is 3,1% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, waar maximaal 5% is toegestaan.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|
1. Eigen vermogen per 1/1 | 28.299 | 55.594 | 48.309 | 26.055 |
Bestemmingsreserve | 0 | 0 | 3.920 | 4.449 |
2. Saldo van baten en lasten | 26.735 | 22.776 | ‒ 19.638 | 9.407 |
3. Directe mutaties in het eigen vermogen | ||||
‒ 3a uitkering aan moederdepartement | 0 | ‒ 30.223 | ‒ 6.600 | 0 |
‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen | 560 | 162 | 64 | 398 |
‒ 3c overige mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 |
4. Eigen vermogen per 31/12 | 55.594 | 48.309 | 26.055 | 40.309 |
Verloop en stand van de voorzieningen
De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op in 2023 alsnog ontvangen bedragen, welke in 2022 (gedeeltelijk) waren voorzien.
Crediteuren en nog te betalen bedragen
Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden opgenomen.
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2023 + stand depositorekeningen | 187.848 | 184.479 | ‒ 3.369 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 1.054.012 | 1.102.129 | 48.117 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 1.043.912 | ‒ 1.148.230 | ‒ 104.318 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 10.100 | ‒ 46.101 | ‒ 56.201 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 28.500 | ‒ 26.814 | 1.686 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 7.925 | 7.925 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 28.500 | ‒ 18.889 | 9.611 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 24.047 | 24.047 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 16.000 | ‒ 15.160 | 840 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 28.500 | 22.700 | ‒ 5.800 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 12.500 | 31.587 | 19.087 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2023 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 181.948 | 151.076 | ‒ 30.872 |
Toelichting kasstroomoverzicht
De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht worden gevormd door de rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de operationele kasstroom.
De gerealiseerde operationele kasstroom is per saldo € 56,2 mln lager dan begroot. Een deel van dit verschil (€ 24,0 mln) is te verklaren door uitgaven aan initiatieven van Werk aan Uitvoering (WaU), Wet Open Overheid (WOO) en Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK). Deze ontvangsten zijn in het kasstroomoverzicht opgenomen onder ‘Eenmalige storting door het moederdepartement’. Het overige deel is te verklaren door gerealiseerdebaten en lasten en mutaties in de positie van kortlopende vorderingen en schulden.
De gerealiseerde investeringskasstroom is € 1,7 mln hoger dan verwacht. In 2023 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 35,8 mln) en activa in aanbouw (€ 26,8 mln). In materiële activa is niet geïnvesteerd.
Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde financieringsstroom van € 19,1 mln betreft met name de ontvangen middelen voor POK-, WaU- en WOO-middelen. Het beroep op de leenfaciliteit is € 5,8 mln lager dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.
Realisatie | Vastgestelde begroting | ||||
---|---|---|---|---|---|
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | |
Omschrijving generiek deel | |||||
Inputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Verhouding direct/indirect personeel | 83% | 83% | 81% | 80% | 84% |
Outputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Tariefindex in reële termen | 103,3% | 102,4% | 97,3% | 100,7% | 100% |
Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur | 4.084 | 4.574 | 5.022 | 5.436 | 4.850 |
Saldo baten en lasten | 3,3% | 2,4% | ‒ 2,7% | 0,7% | 0% |
Kwaliteitsindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Klanttevredenheid | 7,5 | 7,7 | 7,5 | 7,6 | 7,7 |
Gehonoreerde bezwaarschriften | 41% | 44% | 35% | 40% | 25% |
Toelichting
Inputindicatoren
De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (80%/20%) wijkt 4% af ten opzichte van de begroting (84%/16%). Dit komt doordat RVO nu een transitie ondergaat vanwege de nieuwe strategie. Dit zorgt voor een grotere inzet van indirect personeel.
Outputindicatoren
Het aantal ambtelijke fte ultimo 2023 is 5.436 fte, dit is 586 fte hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO. Daarnaast is er ingezet op verambtelijking van het personeel.
Kwaliteitsindicatoren
De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten onder de klanten van RVO. De klanten van RVO zijn de burgers en bedrijven die gebruikmaken van de dienstverlening van RVO. De score dit jaar (7,6) is in lijn met vorige jaren. RVO streeft naar een score van 7,7.
Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is onverminderd hoog (40%). In 2023 zijn er in totaal 12.190 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 4.860 bezwaren gegrond zijn verklaard. Net als in vorige jaren draagt met name de TVL-regeling bij aan dit hoge percentage met 5.197 afgehandelde bezwaren, waarvan 48% gegrond is verklaard. Dit percentage was bij TVL vanaf aanvang hoger dan bij andere regelingen. Bij de afhandeling van aanvragen is in eerste instantie gefocust op snelheid vanwege het doel van de TVL. Het gaat om noodsteun die ondernemingen helpt met het betalen van hun vaste lasten. Dit kon alleen als de voorschotten zo spoedig mogelijk werden uitbetaald. In de bezwaarfase was meer ruimte voor maatwerk. Daarnaast heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven enkele uitspraken gedaan, waardoor ruimte werd geboden voor het beoordelen van bijzondere situaties. RVO heeft deze maatwerkruimte benut in de lopende bezwaarzaken.
Op de tweede plaats staat opnieuw de ISDE met 1.970 afgehandelde bezwaren een gegrond-percentage van 43%. Op de derde plaats staat de Bedrijfsbetalingsregeling met 740 bezwaren, waarvan 55% gegrond is verklaard.