Base description which applies to whole site

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Tabel 54 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVO.nl voor het jaar 2023 (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2022 (4)

Baten

    

- Omzet

1.054.012

1.104.554

50.542

989.924

waarvan omzet moederdepartement

548.759

573.458

24.699

524.926

waarvan omzet overige departementen

470.062

504.834

34.772

432.835

waarvan omzet derden

35.191

26.262

‒ 8.929

32.163

Rentebaten

0

7.439

7.439

1.007

Vrijval voorzieningen

0

69

69

7

Bijzondere baten

0

4

4

13

Totaal baten

1.054.012

1.112.066

58.054

990.951

     

Lasten

    

Apparaatskosten

1.043.912

1.096.967

53.055

999.584

- Personele kosten

570.235

703.956

133.721

622.193

waarvan eigen personeel

417.806

489.749

71.943

422.617

waarvan inhuur externen

137.661

186.302

48.641

179.009

waarvan overige personele kosten

14.768

27.905

13.137

20.567

- Materiële kosten

473.677

393.011

‒ 80.666

377.391

waarvan apparaat ICT

3.846

1.939

‒ 1.907

3.229

waarvan bijdrage aan SSO's

191.463

203.971

12.508

195.983

waarvan overige materiële kosten

278.368

187.101

‒ 91.267

178.179

Rentelasten

0

716

716

238

Afschrijvingskosten

10.100

15.895

5.795

12.876

- Materieel

100

37

‒ 63

144

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

100

37

‒ 63

144

- Immaterieel

10.000

15.858

5.858

12.732

Overige lasten

0

8.281

8.281

5.189

waarvan dotaties voorzieningen

0

286

286

0

waarvan bijzondere lasten

0

7.995

7.995

5.189

Totaal lasten

1.054.012

1.121.859

67.847

1.017.887

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 9.793

‒ 9.793

‒ 26.936

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 9.793

‒ 9.793

‒ 26.936

Tabel 55 Voorgestelde resultaatbestemming (bedragen x € 1.000)

Voorgestelde resultaatbestemming

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2022 (4)

(Voorgesteld het resultaat als volgt te verdelen)

    
     

Toevoeging/ onttrekking:

    

- Pok/ Wau

0

‒ 19.200

‒ 19.200

‒ 7.298

- Exploitatiereserve

0

9.407

9.407

‒ 19.638

Saldo van baten en lasten

0

‒ 9.793

‒ 9.793

‒ 26.936

Toelichting op de baten

Algemeen

De baten zijn ten opzichte van de begroting 5,5% hoger dan begroot. Gedurende het jaar is een tariefstijging van 2,5% doorgevoerd. Dit heeft bijgedragen aan een omzetstijging van het gehele opdrachtenpakket. Hieronder wordt de stijging van de omzet ten opzichte van de ontwerpbegroting verder verklaard.

Tabel 56 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2023

Realisatie 2023

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2022

DG Bedrijfsleven en Innovatie

154.444

175.290

20.846

182.387

DG Klimaat en Energie

100.000

109.447

9.447

85.296

DG Groningen en Ondergrond

254.539

245.343

‒ 9.196

223.721

DG Groningen Ondergrond kosten commissie

5.000

1.872

‒ 3.128

1.416

Chief Economist

0

0

0

14.007

DG Economie en Digitalisering

15.089

21.692

6.603

0

Overig

19.687

19.814

127

18.099

Totaal

548.759

573.458

24.699

524.926

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 4,5% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Bedrijfsleven en Innovatie (B&I).

De omzet voor het DG B&I is in 2023 uitgekomen op € 175,3 mln. Dit is per saldo € 20,9 mln hoger dan begroot. Het grootste deel van deze stijging wordt veroorzaakt door de TEK-regeling (Tegemoetkoming Energie Kosten). Deze regeling was nieuw voor B&I in 2023 en is uitgekomen op een omzet van € 12,1 mln Het resterende deel van de stijging is grotendeels veroorzaakt door de TVL-regeling (Tegemoetkoming Vaste Lasten) (€ 3,2 mln). De TVL-regeling werd geconfronteerd met meer en complexere bezwaren dan oorspronkelijk verwacht.

De omzet vanuit het DG Klimaat en Energie (K&E) is € 109,4 mln, € 9,4 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename komt met name door twee nieuwe opdrachten. De nieuwe opdracht CEK23 betreft € 4,3 mln voor de bekostiging van een plafond voor energietarieven bij kleinverbruikers. De andere nieuwe opdracht is het Bescherm- en Herstelplan Gas voor € 0,9 mln Daarnaast vond intensivering plaats bij de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) en Waterstof en Bureau Energieprojecten. Tenslotte is de afdeling Regionale Energiestrategieën (RES) overgeheveld van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar K&E, wat leidde tot een hoger opdrachtenpakket van K&E van € 0,8 mln ten opzichte van de begroting.

De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen en Ondergrond is uitgekomen op € 245,3 mln Dat is € 9,2 mln lager dan wat er in de ontwerpbegroting is begroot. De onderuitputting wordt voornamelijk veroorzaakt door vertraging bij de inzet op nieuwe ontwikkelingen. De uitvoeringskosten vallen hiervoor € 9,0 mln lager uit. De vertraging is een gevolg van het rapport Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen (PEAG) en het uitwerken van de maatregelen en aanbevelingen naar aanleiding van het PEAGrapport.

Voor het DG Economie en Digitalisering (E&D) is de omzet voor 2023 uitgekomen op € 21,7 mln Dit is € 6,6 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. De stijging bestaat voornamelijk uit aanvullende opdrachten vanuit het groeifonds (€ 2,5 mln) en de overheveling van opdrachten die oorspronkelijk uit de B&I-bundel komen (€ 2,6 mln).

De overige baten zijn vrijwel gelijk gebleven aan de ontwerpbegroting met een lichte stijging van € 0,1 mln.

Tabel 57 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2023

Realisatie 2023

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2022

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

275.400

301.651

26.251

252.863

Ministerie van Buitenlandse Zaken

98.307

112.719

14.412

96.742

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

44.187

37.239

‒ 6.948

34.030

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

33.818

38.048

4.230

32.262

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

4.604

5.776

1.172

4.665

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

115

701

586

569

Ministerie van Justitie en Veiligheid

4.381

2.273

‒ 2.108

5.122

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

8.496

5.529

‒ 2.967

5.821

Overig

755

898

143

761

Totaal

470.062

504.834

34.772

432.835

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 59,8% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Voor 2023 is vanuit Ministerie van LNV de realisatie € 301,7 mln. Dit is € 26,3 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Gedurende het jaar is voor € 33,5 mln aan meerwerkopdrachten verstrekt aan RVO. Het meerwerk betreft onder andere de afbouwregeling derogatie, de landelijke beëindigingsregeling Veehouderij, Arrangement Piekbelasters, Maripark en Programma Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023. Daarnaast is een deel van de begrote opdrachten nog niet uitgevoerd en verschoven naar 2024. Dit compenseert ongeveer de helft van de stijging van het meerwerk.

De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) is in 2023 € 112,7 mln. Dat is € 14,4 mln hoger dan begroot. Bij DG Internationale Samenwerking is er gedurende het jaar een aantal grote opdrachten bijgekomen, wat leidde tot een stijging van € 13,4 mln. Voorbeelden van deze opdrachten zijn Partnerschapsfaciliteit Oekraïne, ‘Social Sustainability Fund’, Matra en ‘Digital 4 Development hub’.

De omzet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is € 37,2 mln, wat € 6,9 mln lager is dan begroot. Bij de Directie Bouwen & Energie (B&E) was onderbesteding van € 4,5 mln ten opzichte van de opdracht. De onderbesteding is enerzijds veroorzaakt door grote opdrachten die pas laat in het jaar zijn toegezegd, en anderzijds door de meerjarige opdrachten, waarbij de uitvoering deels is verschoven naar 2024.

De omzet voor het opdrachtenpakket van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) inclusief Partners voor Water bedraagt € 38,0 mln. Dit is € 4,2 mln hoger ten opzichte van de ontwerpbegroting. Het opdrachtenpakket van DG Mobiliteit is met € 3,4 mln toegenomen. De groei zit met name bij de opdrachten SSEB (Subsidie Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel) en het project terugsluis vrachtwagenheffing.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) valt € 1,2 mln hoger uit dan begroot. De voornaamste reden is de groei van Expert loket kennisveiligheid met € 0,8 mln.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) is € 0,6 mln hoger dan begroot, doordat de opdracht Praktijkleren Derde Leerweg MBO niet was meegenomen in de ontwerpbegroting. De regeling zou vernieuwd worden, maar uiteindelijk is besloten om bij deze regeling te blijven.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) is € 2,1 mln lager uitgevallen dan begroot, doordat minder beroep werd gedaan op de crisisregeling Waterschade Limburg.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is € 3,0 mln lager dan begroot, doordat bij het opstellen van de begroting uit werd gegaan van een hogere omzet bij Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging en Stimuleringsregeling E-health Thuis.

Tabel 58 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2023

Realisatie 2023

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2022

Europese Unie

4.913

3.128

‒ 1.785

4.157

Provincies

27.583

21.503

‒ 6.080

24.760

Overig

2.695

1.631

‒ 1.064

3.246

Totaal

35.191

26.262

‒ 8.929

32.163

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Provincies en Europese Unie. De omzet van de Europese Unie is € 1,8 mln lager dan de ontwerpbegroting (€ 4,9 mln). Dit verschil is voornamelijk een gevolg van cofinanciering door een nationale opdrachtgever. Deze omzet is onderdeel van de omzet van de ministeries die hierin participeren. Een onderuitputting op directe uitvoeringskosten (€ 0,7 mln) verklaart het overige verschil.

Bij Provincies is de realisatie € 6,1 mln lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door vertraging bij de opdracht Nieuw Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Deze is voor € 5,5 mln opgenomen in de begroting, maar is uitgekomen op een realisatie van € 0,3 mln.

Vrijval voorzieningen

De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op in 2023 alsnog ontvangen bedragen, welke in 2022 (gedeeltelijk) waren voorzien.

Bijzondere baten

De bijzonder baten hebben betrekking op verkoop van activa (met name kunstvoorwerpen).

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn 6,4%hoger dan begroot. Hieronder worden de lasten toegelicht.

Personele kosten

De personele kosten vallen € 133,7 mln hoger uit dan begroot, wat neerkomt op een stijging van 23,4%. De kosten voor ambtelijk personeel zijn gestegen door de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Daarnaast stegen de inhuurtarieven voor extern personeel. Verder is het opdrachtvolume toegenomen, zoals hierboven toegelicht. Dit vraagt om een hogere inzet van personeel.

De kosten voor eigen personeel zijn € 71,9 mln hoger dan begroot als gevolg van de nieuwe CAO en een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn door CAO afspraken gestegen van € 87.680 naar € 92.124. De kosten van externe inhuur zijn € 48,6 mln hoger dan begroot. Dit is te verklaren door een krappe arbeidsmarkt en inflatie, wat heeft geleid tot hogere inhuurtarieven. De gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van € 160.690 naar € 177.380 per jaar. Er is doelbewust ingezet op verambtelijking van het personeel, omdat de kosten voor ambtelijk personeel lager liggen dan van extern personeel. Het aandeel externe inhuur van de totale bezetting is lager in 2023 ten opzichte van 2022.

De begrote ambtelijke bezetting voor 2023 was 4.850 fte. De gemiddelde bezetting was in 2023 6.347 fte, waarvan 5.297 fte in ambtelijke dienst en 1.050 fte externe inhuur. Ultimo december 2023 was de bezetting 6.432 fte, waarvan 5.436 fte in ambtelijke dienst en 996 fte externe inhuur.

Materiële kosten

De materiële kosten vallen € 80,9 mln lager uit dan begroot, wat neerkomt op een daling van 17%. De directe uitvoeringskosten zijn lager dan begroot. Dit zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van het opdrachtenpakket.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn € 5,8 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit ligt in lijn met de relatief hogere investeringen van voorgaande jaren.

Dotaties voorzieningen

De dotaties voorzieningen bedragen in 2023 € 0,3 mln. Dit heeft betrekking op dubieuze debiteuren.

Bijzondere lasten

Desinvestering UPRI betreft een activa in aanbouw project dat geen toekomstige voordelen meer kent. Hierdoor zijn de in 2023 geactiveerde kosten van het in aanbouw zijnde project verwerkt als een bijzondere waardevermindering. De totale projectkosten zijn € 8,0 mln.

Saldo van baten en lasten

Het resultaat over het boekjaar 2023 bedraagt € 9,8 mln negatief voor de toevoeging uit het resultaat aan de resultaatbestemming van € 19,2 mln. Het onverdeeld resultaat van RVO over 2023 bedraagt € 9,4 mln positief. Na vaststelling van de jaarrekening ligt het besluit bij het moederdepartement EZK of het bedrag van het onverdeeld resultaat over het boekjaar wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve.

Tabel 59 Balans per 31 december 2023 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2023

Balans 2022

Activa

  

Vaste activa

64.930

61.936

Immateriële vaste activa

64.909

61.876

Materiële vaste activa

21

60

waarvan grond en gebouwen

10

39

waarvan installaties en inventarissen

11

19

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

0

2

Vlottende activa

189.192

212.728

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

3.022

5.011

Overige vorderingen en overlopende activa

35.094

23.238

Liquide middelen

151.076

184.479

Totaal activa

254.122

274.664

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

40.309

26.055

Pok/ Wau reserve

8.369

3.920

Exploitatiereserve

22.533

41.773

Onverdeeld resultaat

9.407

‒ 19.638

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

45.920

41.820

Leningen bij het Ministerie van Financiën

45.920

41.820

Kortlopende schulden

167.893

206.789

Crediteuren

6.061

11.990

Belastingen en premies sociale lasten

815

283

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

18.600

15.160

Overige schulden en overlopende passiva

142.417

179.356

Totaal passiva

254.122

274.664

Toelichting op de balans

Debiteuren en nog te ontvangen bedragen

Onder de debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn ontvangsten van het moederdeaprtement, overige departementen en derden opgenomen.

Eigen vermogen

Het Eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve, bestemmingsreserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat na resultaatsbestemming) over het boekjaar. Het Eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 40,3 mln inclusief de bestemmingsreserve en € 31,9 mln exclusief de bestemmingsreserve. Het Eigen vermogen exclusief de bestemmingsreserve (vrij besteedbaar) is 3,1% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, waar maximaal 5% is toegestaan.

Tabel 60 Vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

1. Eigen vermogen per 1/1

28.299

55.594

48.309

26.055

Bestemmingsreserve

0

0

3.920

4.449

2. Saldo van baten en lasten

26.735

22.776

‒ 19.638

9.407

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

    

‒ 3a uitkering aan moederdepartement

0

‒ 30.223

‒ 6.600

0

‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen

560

162

64

398

‒ 3c overige mutaties

0

0

0

0

4. Eigen vermogen per 31/12

55.594

48.309

26.055

40.309

Verloop en stand van de voorzieningen

De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op in 2023 alsnog ontvangen bedragen, welke in 2022 (gedeeltelijk) waren voorzien.

Crediteuren en nog te betalen bedragen

Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden opgenomen.

Tabel 61 Kasstroomoverzicht over het jaar 2023 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2023 + stand depositorekeningen

187.848

184.479

‒ 3.369

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.054.012

1.102.129

48.117

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 1.043.912

‒ 1.148.230

‒ 104.318

2.

Totaal operationele kasstroom

10.100

‒ 46.101

‒ 56.201

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 28.500

‒ 26.814

1.686

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

7.925

7.925

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 28.500

‒ 18.889

9.611

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

24.047

24.047

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 16.000

‒ 15.160

840

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

28.500

22.700

‒ 5.800

4.

Totaal financieringskasstroom

12.500

31.587

19.087

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2023 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4)

181.948

151.076

‒ 30.872

Toelichting kasstroomoverzicht

De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht worden gevormd door de rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de operationele kasstroom.

De gerealiseerde operationele kasstroom is per saldo € 56,2 mln lager dan begroot. Een deel van dit verschil (€ 24,0 mln) is te verklaren door uitgaven aan initiatieven van Werk aan Uitvoering (WaU), Wet Open Overheid (WOO) en Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK). Deze ontvangsten zijn in het kasstroomoverzicht opgenomen onder ‘Eenmalige storting door het moederdepartement’. Het overige deel is te verklaren door gerealiseerdebaten en lasten en mutaties in de positie van kortlopende vorderingen en schulden.

De gerealiseerde investeringskasstroom is € 1,7 mln hoger dan verwacht. In 2023 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 35,8 mln) en activa in aanbouw (€ 26,8 mln). In materiële activa is niet geïnvesteerd.

Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde financieringsstroom van € 19,1 mln betreft met name de ontvangen middelen voor POK-, WaU- en WOO-middelen. Het beroep op de leenfaciliteit is € 5,8 mln lager dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.

Tabel 62 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2023
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2020

2021

2022

2023

2023

Omschrijving generiek deel

     

Inputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Verhouding direct/indirect personeel

83%

83%

81%

80%

84%

      

Outputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Tariefindex in reële termen

103,3%

102,4%

97,3%

100,7%

100%

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

4.084

4.574

5.022

5.436

4.850

Saldo baten en lasten

3,3%

2,4%

‒ 2,7%

0,7%

0%

      

Kwaliteitsindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Klanttevredenheid

7,5

7,7

7,5

7,6

7,7

Gehonoreerde bezwaarschriften

41%

44%

35%

40%

25%

Toelichting

Inputindicatoren

De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (80%/20%) wijkt 4% af ten opzichte van de begroting (84%/16%). Dit komt doordat RVO nu een transitie ondergaat vanwege de nieuwe strategie. Dit zorgt voor een grotere inzet van indirect personeel.

Outputindicatoren

Het aantal ambtelijke fte ultimo 2023 is 5.436 fte, dit is 586 fte hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO. Daarnaast is er ingezet op verambtelijking van het personeel.

Kwaliteitsindicatoren

De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten onder de klanten van RVO. De klanten van RVO zijn de burgers en bedrijven die gebruikmaken van de dienstverlening van RVO. De score dit jaar (7,6) is in lijn met vorige jaren. RVO streeft naar een score van 7,7.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is onverminderd hoog (40%). In 2023 zijn er in totaal 12.190 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 4.860 bezwaren gegrond zijn verklaard. Net als in vorige jaren draagt met name de TVL-regeling bij aan dit hoge percentage met 5.197 afgehandelde bezwaren, waarvan 48% gegrond is verklaard. Dit percentage was bij TVL vanaf aanvang hoger dan bij andere regelingen. Bij de afhandeling van aanvragen is in eerste instantie gefocust op snelheid vanwege het doel van de TVL. Het gaat om noodsteun die ondernemingen helpt met het betalen van hun vaste lasten. Dit kon alleen als de voorschotten zo spoedig mogelijk werden uitbetaald. In de bezwaarfase was meer ruimte voor maatwerk. Daarnaast heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven enkele uitspraken gedaan, waardoor ruimte werd geboden voor het beoordelen van bijzondere situaties. RVO heeft deze maatwerkruimte benut in de lopende bezwaarzaken.

Op de tweede plaats staat opnieuw de ISDE met 1.970 afgehandelde bezwaren een gegrond-percentage van 43%. Op de derde plaats staat de Bedrijfsbetalingsregeling met 740 bezwaren, waarvan 55% gegrond is verklaard.

Licence