23 Algemene doelstelling
Een veilige samenleving met behulp van een goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Voor de samenleving is veiligheid een basisvoorwaarde. De politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening (GHOR) leveren een essentiële bijdrage aan het voorkomen en oplossen van veiligheidsproblemen, van zowel strafrechtelijke, openbare orde of hulpverlenende aard, soms ook in crisissituaties. Gemeentebesturen en de besturen van politiekorpsen en veiligheidsregio’s stellen de voorwaarden vast waaronder dit gebeurt. Op rijksniveau ligt de politieke eindverantwoordelijkheid voor een kwalitatief en kwantitatief goede politiezorg.
Het presterende vermogen van politie, brandweer en GHOR wordt langs drie (hoofd)lijnen bevorderd:
• een kwart minder criminaliteit, overlast en verloedering in 2011 ten opzichte van 2002. Voor elk politiekorps heeft de minister samen met de Minister van Justitie in «landelijke doelstellingen op regionaal niveau» vastgesteld welk aandeel dat korps levert in de verwezenlijking van de landelijke prioriteiten. Voor 2008 – 2011 gaat het om de aanpak van jeugdcriminaliteit en van geweld, veilige wijken, opsporing en de aanpak van criminaliteit zowel kwantitatief als kwalitatief (Landelijke prioriteiten 2008–2011, Kamerstukken II, 2006–2007, 29 628, nr. 50);
• meer eenheid, samenwerking en doelmatigheid bij de Nederlandse politie. Een grotere eenheid, betere samenwerking tussen de regionale politiekorpsen en een slagvaardiger aansturing van de politie op landelijk niveau om de prestaties van de politie verder te verbeteren;
• de organisatie van de crisis- en rampenbestrijding op orde en de veiligheidsregio’s naar behoren functionerend.
Hierbij hoort het onder regionale aansturing brengen van de zorg voor fysieke veiligheid. De wet Veiligheidsregio’s vormt hiervoor de wettelijke basis. Daarnaast zijn met 19 veiligheidsregio’s convenanten gesloten met aanvullende afspraken.
Verantwoordelijkheid
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de verantwoordelijkheid om veiligheid te (helpen) bieden. De minister stelt daartoe kaders en normen, zet ontwikkelingen in gang en geeft ondersteuning. De zelfredzaamheid van burgers en bedrijven wordt gestimuleerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voor wat betreft politie verantwoordelijk voor de beheersmatige kaders voor de regionale politiekorpsen, de vts PN (voorziening tot samenwerking Politie Nederland), het KLPD (Korps landelijke politiediensten) en de Politieacademie (beleidsmatig, financieel, juridisch, organisatorisch). Daar waar het strafrechtelijke rechtshandhaving betreft, doet hij dat in overeenstemming met de Minister van Justitie. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is tevens de beheerder van het KLPD.
Bij de verantwoordelijkheid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
• het borgen van een kwalitatief hoogwaardig optreden van politie (waar het gaat om het optreden van de politie op het terrein van de strafrechtelijke handhaving en overige taken ten dienste van de justitie is dat primair een verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie), brandweer en GHOR;
• het via wet- en regelgeving zorgen voor beleidsuitvoering en standaardisering/normering;
• het rechtvaardig verdelen van de rijksmiddelen;
• het doelmatig en effectief beheer van de politieorganisatie;
• het samen met de Minister van Justitie vaststellen van de hoofdlijnen van beleid ten aanzien van het beheer van en de taakuitvoering door de politie.
Budgettaire gevolgen van beleid
(x € 1 000) | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 5 541 696 | 5 467 291 | 5 432 875 | 5 446 451 | 5 467 139 | 5 392 151 |
Waarvan garantieverplichtingen | 2 200 000 | 2 200 000 | 2 200 000 | 2 200 000 | 2 200 000 | |
Uitgaven | 5 225 343 | 5 159 841 | 5 134 475 | 5 131 351 | 5 092 639 | 5 095 851 |
23.25 Apparaat | 14 154 | 11 858 | 11 535 | 11 563 | 11 562 | 11 562 |
Programma uitgaven | 5 211 189 | 5 147 983 | 5 122 940 | 5 119 788 | 5 081 077 | 5 084 289 |
Waarvan juridisch verplicht | 4 749 017 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Waarvan bestuurlijk verbonden | 76 682 | 4 764 088 | 4 731 756 | 4 689 833 | 4 689 864 | |
23.1 Bekostiging Politie regionaal/bovenregionaal | 4 043 962 | 4 031 910 | 4 022 320 | 4 040 166 | 4 027 236 | 4 027 746 |
Waarvan juridisch verplicht | 3 975 500 | |||||
Waarvan bestuurlijk verbonden | 3 892 870 | 3 865 358 | 3 824 308 | 3 824 309 | ||
23.2 Bekostiging Politie landelijk | 646 382 | 625 789 | 652 712 | 647 814 | 646 728 | 648 575 |
Waarvan juridisch verplicht | 624 566 | |||||
Waarvan bestuurlijk verbonden | 652 712 | 647 814 | 642 491 | 642 521 | ||
* Bijdrage baten-lastendienst KLPD | 518 197 | 515 296 | 514 341 | 513 883 | 513 966 | 513 966 |
23.3 Kwaliteit Politie en Veiligheidsregio's | 403 141 | 369 036 | 326 660 | 310 673 | 285 979 | 286 834 |
Waarvan juridisch verplicht | 30 198 | |||||
Waarvan bestuurlijk verbonden | 76 682 | 99 775 | 99 853 | 104 303 | 104 303 | |
23.4 Bekostiging Veiligheidsregio's | 117 704 | 121 248 | 121 248 | 121 135 | 121 134 | 121 134 |
Waarvan juridisch verplicht | 118 753 | |||||
Waarvan bestuurlijk verbonden | 118 753 | 118 753 | 118 753 | 118 753 | ||
Ontvangsten | 750 | 400 750 | 750 | 500 | 500 | 500 |
(x € 1 000) | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|
23.3 Kwaliteit Politie en Veiligheidsregio's | 369 036 | 326 660 | 310 673 | 285 979 | 286 834 | |
Politie | 322 617 | 280 206 | 264 211 | 239 516 | 240 371 | |
Brandweer/GHOR | 46 419 | 46 454 | 46 462 | 46 463 | 46 463 |
Toelichting
De garantieverplichtingen betreffen de garantstellingen die door het vakdepartement voor de politieregio’s voor het geïntegreerd middelenbeheer bij het Ministerie van Financiën zijn afgegeven. Dit legt geen beslag op het beschikbare kasbudget. Het leenplafond duidt niet een daadwerkelijke schuld, maar een maximaal bedrag van de garantstelling. Door de voorgenomen vermogensnormering, die naar verwachting in 2011 haar beslag zal krijgen, zal de leenbehoefte bij de schatkist door de regio’s toenemen. Afgesproken is een bedrag van € 400 mln. om te zetten van eigen naar vreemd vermogen. Uitgaande van de stand ultimo 2009 en de naar verwachting in 2010 af te geven nieuwe garanties zal het gaan om een geschat bedrag aan garantiestellingen in 2011 van circa € 2,2 miljard. Voor de afgifte van nieuwe garanties is in 2011 naar verwachting 700 mln. benodigd.
Externe factoren
Bestuurders van andere overheden die bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering.
Complexiteit veiligheidsdomein politie, brandweer en GHOR zijn mede afhankelijk van inzet van bijvoorbeeld burgers, bedrijven en gemeenten.
Meetbare gegevens
Voor politie gelden de volgende indicatoren (zie ook Landelijke prioriteiten 2008–2011, Kamerstukken II, 2006–2007, 29 628, nr. 50).
Bron: Jaarverslag Nederlandse Politie 2009 en Landelijke prioriteiten 2008–2011.
Toelichting
Jeugdcriminaliteit (Kalsbeeknorm). Het percentage jongeren met processen-verbaal (waaronder veelplegers en harde-kernjongeren) dat binnen 30 dagen na het eerste verhoor wordt aangeboden bij het Openbaar Ministerie.
Verdachten OM. Het aantal aan het Openbaar Ministerie aangeleverde verdachten.
Normering verdachtenratio geweld. De definitie van geweld in de verdachtenratio «geweld» heeft betrekking op de geweldscategorieën openlijke geweldpleging, bedreiging en mishandeling. Deze verdachtenratio geeft een maat voor de pakkans. Voor de categorieën bedreiging en mishandeling is een norm vastgesteld van 60%.
Voor de brandweer gelden de volgende kengetallen:
Kengetallen | Waarde 2004 | Waarde 2005 | Waarde 2006 | Waarde 2007 | Waarde 2008 |
---|---|---|---|---|---|
Meldingen brand | 43 100 | 43 200 | 49 700 | 47 300 | 45 300 |
Meldingen hulpverlening | 40 200 | 36 900 | 40 000 | 49 400 | 43 900 |
Doden bij brand | 74 | 67 | 80 | 68 | 97 |
Gewonden bij brand | 1 085 | 1 013 | 1 073 | 843 | 874 |
Reddingen bij brand | 920 | 567 | 586 | 576 | 880 |
Vrijwillig operationeel personeel | 22 039 | 21 960 | 21 644 | 21 429 | 21 417 |
Waarvan vrouwen | 1 107 | 1 140 | 1 188 | 1 300 | 1 300 |
Beroeps operationeel personeel | 5 260 | 5 413 | 5 440 | 5 424 | 5 468 |
Waarvan vrouwen | 251 | 238 | 313 | 307 | 300 |
Niet operationeel personeel 1 | 3 325 | 3 301 | 3 396 | 3 271 | 3 582 |
Bron: CBS Brandweerstatistiek
23 Operationele doelstelling 1
Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen op regionaal en bovenregionaal niveau.
Motivering
De politie is een belangrijke factor in het bieden van veiligheid en bescherming aan de burger. De politie houdt toezicht op straat en handhaaft de openbare orde, in het uiterste geval met inzet van geweldsmiddelen, geeft hulp aan burgers en spoort strafbare feiten op. Voor een goede uitvoering van hun diverse en omvangrijke takenpakket dienen de regionale politiekorpsen over voldoende middelen te kunnen beschikken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt hiertoe per regiokorps een algemene en een aantal bijzondere bijdragen beschikbaar.
Daarnaast ontvangt een beperkt aantal regio’s als beheerkorps bijzondere rijksbijdragen voor de uitoefening van bovenregionale voorzieningen. Het gaat hier om de uitoefening van een bepaald aspect van de politietaak ten behoeve van meerdere politieregio’s. Het betreft de volgende taken en activiteiten:
• bovenregionale rechercheteams (7 teams);
• arrestatie- en ondersteuningseenheden (AOE, 6 eenheden);
• het Financieel Expertise Centrum (FEC);
• het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV);
• centra voor internationale rechtshulp (6 centra);
• grensoverschrijdende observatieteams (GROTS, 5 teams).
Het regionale college is verantwoordelijk voor het vaststellen van het organisatieplan, de formatie(verdeling), de begroting, de jaarrekening, het beleidsplan en het jaarverslag. De politie-inzet is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Voor wat betreft de openbare orde en hulpverlening is dat de burgemeester en voor de strafrechtelijke rechtshandhaving de officier van justitie. In de praktijk worden hierover in de lokale driehoek afspraken gemaakt.
Het is maatschappelijk onaanvaardbaar dat een politieregio om financiële redenen een adequaat niveau van politiezorg in een regio niet langer zou kunnen garanderen. Daarom houdt het Rijk toezicht op het financiële beheer van een politieregio. Dit gebeurt op een vergelijkbare wijze als het toezicht dat het Rijk houdt op het financiële beheer van de gemeenten. Momenteel ontwikkelt een ambtelijke werkgroep een nieuwe vorm van toezicht op de politieregio’s. Deze werkgroep zal naar verwachting in de loop van 2010 met aanbevelingen komen. Mede op basis van dit advies wordt in 2010 een nieuw toezichtregime vastgesteld.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende bijdragesoorten die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter beschikking staan om de regionale politiekorpsen te kunnen voorzien van voldoende middelen.
Algemene bijdragen 1: | Bijzondere bijdragen: | Aanvullende bijdragen: |
---|---|---|
Algemeen budget | Bijdrage Artikel 3 Bfrp | Bijdrage Artikel 4 Bfrp |
Specifiek budget | (Besluit Financiën Regionale | (Besluit Financiën Regionale |
Compensaties | Politiekorpsen) | Politiekorpsen) |
Asiel |
Toelichting
Totaal is voor de regionale politiekorpsen in 2011 € 3,908 mld. beschikbaar aan algemene en bijzondere bijdragen. De verdeling over de korpsen is in onderstaande grafiek weergegeven. Deze gegevens zijn gebaseerd op de junicirculaire 2010.
Budget x € 1 miljoen
• Preventief toezicht
Preventief toezicht moet worden ingesteld wanneer de begroting van een regionaal politiekorps een tekort vertoont en het evenwicht in de drie daarop volgende jaren niet tot stand komt óf als de begroting op het oog sluitend is, maar bij nadere bestudering blijkt dat er toch geen sprake van evenwicht is. Preventief toezicht kan worden ingesteld als er sprake is van een tekort in de jaarrekening of er sprake is van een termijnoverschrijding bij de inlevering van begroting en jaarrekening. Preventief toezicht kan leiden tot een aantal bezuinigingen bij het regionale politiekorps, maar ook tot de gedeeltelijke besteding van het eigen vermogen binnen de gestelde grenzen.
• Repressief toezicht
De minister houdt toezicht op het financiële beheer van de regionale politiekorpsen. Uitgangspunt is dat de begroting in principe niet aan preventief toezicht onderworpen is. Dus zolang een regionaal politiekorps een evenwichtig en verantwoord financieel beleid voert, behoeft de begroting geen goedkeuring van de minister en kan worden volstaan met repressief toezicht.
• De cyclus rondom landelijke prioriteiten
Zoals beschreven onder de algemene beleidsdoelstelling hebben de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie de gezamenlijke landelijke prioriteiten 2008–2011 vastgesteld, te weten: de aanpak van jeugdcriminaliteit en van geweld, veilige wijken, opsporing en de aanpak van criminaliteit (zowel kwantitatief als kwalitatief). De voortgang op de landelijke prioriteiten wordt jaarlijks (ook op regionaal niveau) gemonitord.
• Toekenning bijdragen
Voor het kunnen toekennen van de diverse bijdragen ontwikkelt en onderhoudt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties adequate bekostigingsstelsels. Daarnaast zorgt de minister voor het ontwikkelen en in stand houden van een systeem van monitoring, dat adequate sturingsinformatie oplevert.
Instrumenten
Meetbare gegevens
(x € 1 mln.) | Waarde 2009 | Waarde 2010 | Waarde 2011 | Waarde 2012 | Waarde 2013 | Waarde 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|
Algemene bijdrage aan regionale politiekorpsen | 3 687 | 3 634 | 3 566 | 3 553 | 3 547 | 3 547 |
Bijzondere bijdragen aan regionale politiekorpsen | 359 | 343 | 342 | 367 | 366 | 366 |
Bron: Junicirculaire 2010
23 Operationele doelstelling 2
Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op landelijk niveau.
Motivering
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties realiseert samen met de politiekorpsen, de politievakorganisaties, de politieberaden en de Politieacademie een verhoging van de professionaliteit van de politie. Dit wordt bereikt door te investeren in voldoende, gekwalificeerd en gemotiveerd personeel. Daarnaast wordt uit oogpunt van doelmatigheid, effectiviteit, kwaliteit en gemeenschappelijk functioneren van de politie een aantal bedrijfsvoeringstaken op landelijk niveau (onder andere bij het KLPD) georganiseerd.
• Politieacademie
De bekostiging van de Politieacademie stelt dit onderdeel in staat om:
– het benodigd aantal aspiranten op te leiden, passend in de strategische personeelsvoorziening en -planning van de regionale politiekorpsen. Uitvoeren van de actiepunten naar aanleiding van de gezamenlijke werkgeversvisie, met als doel de kwaliteit van het personeel verder te verhogen;
– politiepersoneel op te leiden en bij te scholen, rekening houdend met de resultaten van de «evaluatie politieonderwijs» en in lijn met de noties die voortvloeien uit de evaluatie bekostigingsstelsel Politieacademie, «de summatieve evaluatie» en de besluitvorming over doorontwikkeling van het politiebestel.
Met de korpsbeheerders zijn afspraken gemaakt om vanaf het jaar 2010 voldoende instroom van aspiranten te garanderen om de operationele sterkte van de politie te handhaven, met als peildatum 31-12-2008. Bij het maken van de afspraak bleken er de komende drie jaar gemiddeld 1 600 aspiranten nodig om ook na 2014 op sterkte te blijven (Ontwikkeling Politiesterkte, Kamerstukken II, 2008–2009, 29 628, nr. 137).
• Korps landelijke politiediensten (KLPD)
Met de bekostiging van het KLPD stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit onderdeel in staat om de politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Voor specifieke informatie over het KLPD wordt verwezen naar de toelichting in het hoofdstuk baten-lastendiensten van deze begroting.
Instrumenten
Meetbare gegevens
Deze operationele doelstelling betreft in het bijzonder de bekostiging van de Politieacademie en het KLPD. Deze organisaties hebben een grote mate van vrijheid om beleid vorm te geven en uit te voeren. Dit maakt het niet zinvol om bij deze operationele doelstelling aparte meetbare gegevens op te nemen. Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over het functioneren van politie Nederland, het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.
23 Operationele doelstelling 3
Verhogen van het prestatievermogen en de professionaliteit van de politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.
Motivering
Het verhogen van het prestatievermogen van de politie, brandweer en GHOR (doelmatigheid en doeltreffendheid) vraagt om permanente aandacht. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie ondersteunen dit met een aantal maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan een hogere veiligheid in Nederland.
Sturen op prestaties van politie via landelijke prioriteiten
Instrumenten
Met de korpsbeheerders zijn voor de periode 2008–2011 kwantitatief en kwalitatief landelijke prioriteiten vastgesteld op het terrein van jeugdcriminaliteit, geweld, veilige wijken, opsporing en de aanpak van criminaliteit (Landelijke prioriteiten 2008–2011, Kamerstukken II, 2006–2007, 29 628, nr. 50). De afspraken met de gemeenten zijn vastgelegd in het bestuursakkoord.
- • Jeugdcriminaliteit
De politie intensiveert haar bijdrage aan de persoonsgerichte aanpak van criminele jeugd. Daarnaast intensiveert de politie het vroegtijdig signaleren van en adviseren over risicojeugd, waaronder 12-minners. De risicojeugdgroepen worden via een eenduidige methode in kaart gebracht.
- • Geweld
De politie versterkt de opsporing van geweldplegers en levert een bijdrage aan het voorkomen van geweldsmisdrijven.
- • Veilige wijken
Om de veiligheid in de wijk te vergroten draagt de politie zorg voor een versterkte inzet van gebiedsgebonden politiewerk. Het kabinet heeft afgesproken dat de politie hiervoor met 500 wijkagenten wordt uitgebreid. Peildatum hiervoor is 31 december 2011.
- • Opsporing
De politie zal de criminaliteitsaanpak zowel kwalitatief als kwantitatief versterken. Hiervoor levert zij 250 909 verdachten per jaar aan bij het Openbaar Ministerie. Daarnaast zal de politie haar bijdragen leveren aan het uitvoeren van de programma’s Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad, Cybercrime, Financieel-economische misdaad en Versterking Opsporing en Vervolging. In 2011 werken 500 extra forensisch assistenten bij de politie, die vooral bij inbraken in woningen en bedrijven sporenonderzoek doen.
De volgende intensiveringen en programma’s zijn verbonden aan de landelijke prioriteiten 2008–2011:
- • Intensiveren aanpak van cybercrime
Voor de periode 2008–2011 is afgesproken dat een stevige impuls van de aanpak van cybercrime plaatsvindt. Dit betekent versterking van de aanpak op regionaal en bovenregionaal niveau en verdere professionalisering op landelijk niveau. Voor de bredere impuls hebben de betrokken partijen (politie, OM, Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) het versterkingsprogramma Cybercrime opgesteld. Dit programma wordt in 2011 verder uitgevoerd. Er wordt in 2011 een fors aantal rechercheurs bijgeschoold.
- • Intensiveren aanpak financieel-economische criminaliteit
De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Financiën het OM en de politie hebben het programma versterking aanpak financieel-economische criminaliteit (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 911, nr. 10) vastgesteld (onder meer witwassen, ontnemen, fraude en corruptie). De hoofdlijnen van dit versterkingsprogramma zijn: versterking van de preventie (aanpak fraude, corruptie), intensivering en gericht inzetten van de strafrechtelijke handhaving (aanpak fraude, witwassen, corruptie) en bevorderen van het afnemen van onverklaarbaar vermogen. Dit alles met inbegrip van de internationale dimensie van de problematiek. In 2011 zal de aanpak van financieel-economische criminaliteit worden voortgezet en wordt de nationale, bovenregionale en regionale recherche verder versterkt. Deze maatregelen bij de politie zullen naar verwachting leiden tot een toename van de aanpak van fraudezaken en het afnemen van crimineel vermogen.
- • Intensiveren aanpak georganiseerde criminaliteit
Het voorkomen en het bestrijden van de steeds sterkere verbinding tussen de boven- en onderwereld vergt een stevig samenspel tussen bestuurlijke (gemeenten, provincies en andere bestuursorganen), strafrechtelijke en fiscale partners. De inzet van bestuurlijke partners zal in 2011 worden versterkt teneinde op een meer effectieve wijze aanvullend te zijn op de inspanningen van strafrechtelijke en fiscale partners. Bestuurlijke middelen, kennis, informatie en expertise moeten naar een hoger plan, verbindingen tussen criminaliteitsbestrijding en sociale gemeentelijke diensten moeten worden versterkt. Deze intensivering zal primair plaatsvinden via de door BZK gefinancierde 11 regionale informatie- en expertisecentra (RIECs) en het landelijk centrum (LIEC), in het bijzonder door (a) het samenbrengen en ontsluiten van de informatie van alle partners en waardoor de RIECs een essentiële rol spelen bij het realiseren van een geïntegreerde overheidsaanpak van georganiseerde misdaad, (b) het ondersteunen van gemeenten bij het inzetten van bestuurlijke instrumenten en (c) het door een regionale werking en de gezamenlijke landelijke dekking bijdragen aan het realiseren van de noodzakelijke uniformiteit van de bestuurlijke aanpak van bovenlokale en landelijke criminaliteitsfenomen. De werking van de RIECs zal met het oog hierop nader worden geëffectueerd en geüniformeerd.
- • Versterking opsporing
In 2010 is het programma versterking opsporing en vervolging afgerond (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 VI, nr. 117). Vanaf 2011 wordt via het Centrum Versterking Opsporing voorzien in borging van de reeds behaalde verbeteringen zoals de auditieve en audiovisuele registratie van verhoren en de kwaliteitsverhoging binnen de recherche door gebruik van tegenspraak en review. Vanaf 2011 wordt via het CVO eveneens voorzien in de implementatie van langere termijn trajecten uit het programma versterking opsporing zoals het verhogen van het opleidingsniveau, zodat 20% van de operationeel recherchemedewerkers op HBO-niveau functioneert.
Verhogen van het prestatievermogen van de politieorganisatie
- • Doorontwikkeling Politieorganisatie
Ter bevordering van de samenwerking en het gemeenschappelijk functioneren van de politie zal de Politiewet 1993 worden aangepast. (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 628, nr. 110). De Ministerraad heeft op 30 oktober 2009 ingestemd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 ter bevordering van de samenwerking en het gemeenschappelijk functioneren van de politie. De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie hebben vanwege de demissionaire status van het kabinet Balkende IV besloten het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen. De politiewet zal derhalve niet voor 1 januari 2011 gewijzigd zijn. Aanpassingen in het politiebestel zijn aan een volgend kabinet. Met het niet opnieuw indienen van het wetsvoorstel worden niet direct alle ontwikkelingen stopgezet. In de lijn van de afspraak met het Korpsbeheerdersberaad zal de vorming van het politiedienstencentrum in 2011 doorgaan. In 2010 is begonnen om de businesscases uit te werken. Ook de uitwerking van de bovenregionale samenwerking in de opsporing wordt gecontinueerd. In het kabinetsstandpunt is de schaalvergroting als ambitie opgenomen. De vernieuwde inzet is de implementatie van de fusie tussen de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland en de continuering van het haalbaarheidsonderzoek naar een fusie van de veiligheidsregio’s Zaanstreek Waterland, Kennemerland en Amsterdam-Amstelland.
- • Politietop divers
Het gaat hier om een samenwerkingsprogramma van het Korpsbeheerdersberaad, De Raad van Hoofdcommissarissen, het Openbaar Ministerie, Directoraat Generaal Veiligheid, de Algemene Bestuursdienst, het Bureau Landelijk Management Development en de School voor Politie Leiderschap van de Politieacademie. Het programma heeft als doel te komen tot een meer diverse top van de politie, waarbij wordt ingezet op de instroom, doorstroom en behoud van vrouwen en allochtonen in de politietop en op nationale en internationale carrièrekansen voor de huidige top. Tevens ondersteunt het programma de nieuwe stijl van leidinggeven bij de politie. In 2011 zal de aandacht gaan naar borging van de eerder bereikte resultaten om tot een duurzame verankering in de organisatie te komen.
- • Havank
In juni 2010 is het «nieuwe» Havank officieel ingebruik genomen. In 2011 wordt in samenwerking met het Ministerie van Justitie gezocht naar slimmere toepassingen voor het politieveld, zodat de efficiency in de ketenorganisatie wordt vergroot.
- • Burgernet
In 2011 wordt Burgernet landelijk uitgerold in ten minste 50 gemeenten en wordt de burgernetapplicatie geïnstalleerd in alle (politie)meldkamers. Het staat gemeenten en politiekorpsen vrij om burgernet ruimer te implementeren. De randvoorwaarden daarvoor zijn ingevuld. Gelet op het succes van Burgernet – een harde bijdrage aan de opsporing en een vermindering van de onveiligheidsgevoelens onder burgers – en de gebleken belangstelling wordt verwacht dat meer dan 50 gemeenten zullen aansluiten. Ter stimulering van de uitrol naar de gemeenten zal een financiële incentive beschikbaar worden gesteld.
- • Versterking criminaliteitsaanpak/prestatiebekostiging
De landelijke prioriteiten zijn voor elk korps nader uitgewerkt in, door de ministers vastgestelde, landelijke doelstellingen op regionaal niveau. Korpsen die de doelstellingen realiseren komen in aanmerking voor prestatiebekostiging. Het instrument prestatiebekostiging blijft over 2011 bestaan, zij het tegen een lager bedrag dan voorheen. Gezien de demissionaire status van het kabinet wordt de beslissing over het invoeren van een herijkt budgetverdeelsysteem (BVS) naar het volgende kabinet verschoven. Om te borgen dat de groeiregio’s niet de dupe worden van het uitstel van de besluitvorming zullen de beoogde voordelen over 2011 hen reeds toekomen. De middelen hiervoor (€ 32,7 mln. in 2011) worden gevonden door de middelen voor de prestatiebekostiging over 2011 voor alle korpsen naar rato te verlagen (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 208).
- • Veiligheid Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden)
Op grond van de Rijkswet politie en de Veiligheidswet BES zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties per 10 oktober 2010 korpsbeheerder zijn van het politiekorps BES, respectievelijk het brandweerkorps BES. Voor zover er ten aanzien van de politie raakvlakken zijn die de strafrechtelijke rechtshandhaving betreffen, doet hij dat in overeenstemming met de Minister van Justitie. De uitgaven zullen worden bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De jaarlijks vastgestelde begroting van het ministerie vormt telkens de wettelijke grondslag voor de bekostiging van beide korpsen. In 2011 zal een kwaliteitsverbetering worden nagestreefd van de politie- en brandweerorganisatie. De nadruk zal daarbij liggen op training respectievelijk bijscholing van alle politie- en brandweermedewerkers. Tevens zal aandacht worden besteed aan het wegwerken van achterstallig onderhoud op het gebied van uitrusting en huisvesting. Zo mogelijk zullen er ook vervangingsinvesteringen plaatsvinden van de persoonlijke uitrusting en de infrastructuur.
- • Bewapening en uitrusting politie
De bewapening en uitrusting van de politie worden altijd bezien in relatie tot een proportioneel geweldgebruik. Hierbinnen past een verdergaande ontwikkeling op het gebied van de zogenaamde «less lethal» wapens. Daarnaast zullen bestaande wapens, waaronder het huidige dienstpistool, moeten worden vervangen. De voorbereiding van deze vervanging duurt langer dan gepland.
- • Diversiteit
De samenwerkingafspraken die de minister gemaakt heeft met de politiekorpsen over een divers samengesteld personeelsbestand van de politie lopen tot en met 31 december 2010. Onderdeel hiervan is het ontwikkelen van beleid om de behaalde resultaten goed te kunnen borgen binnen de politieorganisatie en in te kunnen spelen op een eventuele nadere behoefte aan ondersteuning van de korpsen vanaf 2011. In 2011 zal het beleid gericht zijn op deze borging van resultaten.
- • Personele capaciteit van de politie
De landelijke sterktedoelstelling bedraagt afgerond 52 200 fte’s in 2010. Dit aantal werd al in 2008 gehaald en is sindsdien verder gestegen. Deze sterktedoelstelling is in afwachting van besluitvorming in het nieuwe kabinet meerjarig doorgetrokken. Daarnaast is een definitie en telling van operationele sterkte opgesteld.
- • CAO-Politie
Zoals afgesproken in de lopende CAO heeft een beloningsvergelijkings- en een arbeidsmarktonderzoek plaatsgevonden. Tevens is een nullijn afgesproken voor de politiesalarissen in 2011. De invoering van een nieuw landelijk functiegebouw en een nieuw functiewaarderingssysteem is vertraagd en zal eind 2010 dan wel begin 2011 worden gestart.
- • Integriteit
De korpsen stimuleren integriteitsbeleid te voeren conform de basisnormen uit de modelaanpak «Integriteitsbeleid, openbaar bestuur en politie», zodat de politiemedewerkers weerbaarder worden voor schendingen van de integriteit.
De positie van klokkenluiders wordt verbeterd door uitvoering van in 2009 aangepaste regelgeving voor ambtenaren in de sector Politie. De politie zet zich in voor de aanpak van geweld en agressie tegen medewerkers met een publieke taak.
Verhogen van het prestatievermogen van de brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie
- • Wet Veiligheidsregio’s
De wet Veiligheidsregio’s, die de wettelijke basis vormt voor een slagvaardige rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie, is door beide Kamers aangenomen. De wet zal naar verwachting per 1 oktober 2010 van kracht worden. De basisvereisten waaraan de veiligheidsregio’s moeten voldoen zijn in het ontwerpbesluit veiligheidregio’s vastgelegd. Deze zijn noodzakelijk om een minimum niveau van veiligheid voor alle burgers te realiseren. Het besluit treedt tegelijkertijd met de wet in werking. Het veiligheidsberaad, waarin de voorzitters van de veiligheidsregio’s zitting hebben, zal als gesprekspartner dienen voor overleg met de minister.
- • Oprichting Organisatie Fysieke Veiligheid
Een in 2011 op te richten landelijke ondersteuningsorganisatie fysieke veiligheid biedt de regio’s ondersteuning op materieel, personeel en organisatorisch gebied. In deze gemeenschappelijke organisatie worden de taken op het terrein van brandweeronderwijs en examinering, kennis- en expertiseontwikkeling waar onder documentenbeheer, en beheer van landelijk rampenbestrijdingsmaterieel ondergebracht. Het NIFV, de NBBE en de LFR gaan onder meer op in deze organisatie. Het streven is erop gericht de gemeenschappelijke organisatie begin 2012 geformaliseerd te hebben. De bevoegdheid tot het geven van opdrachten ten aanzien van het landelijk rampenbestrijdingsmaterieel blijft voorbehouden aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot aan het moment waarop de gemeenschappelijke organisatie is geformaliseerd. De bevoegdheid gaat dan over naar de voorzitters van de veiligheidsregio’s verenigd in het Veiligheidsberaad.
- • Het verhogen van het prestatievermogen van de brandweer
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt dit door het model dat het RIVM heeft ontworpen voor spreiding en beschikbaarheid van ambulancezorg over te nemen voor de brandweer en met een positief advies voor te leggen aan het Veiligheidsberaad. Zo wordt een betere spreiding van kazernes bereikt.
- • Nationaal Brandweermonument
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft tezamen met de veiligheidsregio’s een subsidie gegeven om een nationaal monument te realiseren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voornemens op incidentele basis een aantal subsidies te geven, onder meer aan het Nationaal Brandweermuseum, het Nederlandse Rode Kruis (NRK) en de Reddingsbrigade Nederland (KNBRD).
- • Geneeskundige hulpverleningsorganisatie (GHOR)
Voor het goed functioneren van de organisatie van de GHOR is het o.a. van belang dat de sleutelfunctionarissen goed voorbereid en toegerust zijn op hun functie en dat iedere regio zich prepareert op de risico’s die haar mogelijk boven het hoofd hangen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is om die redenen voornemens de kerntaken en de daarbij behorende competenties van de leidinggevende en coördinerende GHOR-functionarissen wettelijk te gaan vastleggen. Daarnaast zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Inspectie OOV verzoeken te rapporteren of de afspraken die de regio’s hebben gemaakt met de zorginstellingen in een redelijke verhouding staan tot de risico’s die de regio’s zelf hebben geïnventariseerd.
- • Meldkamer
In 2011 wordt verder gewerkt aan de toekomst van de organisatie van de meldkamer. In overleg met het veld wordt bezien hoe de meldkamer van de toekomst wordt vormgegeven. Hierbij staat de burger centraal en wordt met name aandacht besteed aan samenwerking tussen de kolommen, informatievoorziening en goede terugvalopties.
Verbeteren prestatievermogen politie, brandweer en GHOR via ICT
Naast bovengenoemde trajecten en instrumenten wordt het prestatievermogen politie, veiligheidsregio’s, brandweer en GHOR ondersteund door het inzetten van ICT en het uniformeren van de ICT-infrastructuur. Daarbij wordt ook de rechtshandhavingketen in beschouwing genomen.
- • Beleid Infrastructuur en meldkamerdomein
Met de politie- en veiligheidsregio’s worden afspraken gemaakt over de voorbereiding van de vervanging of aanpassing van het Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS).
- • C2000
Er wordt verder uitvoering gegeven aan de in 2010 gestarte projecten gericht op het verbeteren van C2000. Deze projecten betreffen het uitvoering geven aan de aanbevelingen van de Expertgroep C2000, waaronder het versneld wegwerken van de dekkingsproblemen (DIPP-lijst), het verbeteren van het gebruik van C2000 en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen rijk en het veld bij het strategisch beheer van het netwerk (Kamerstukken II, 2009–2010, 25 124, nr. 64).
- • Datainterceptie en dataretentie
De Staat der Nederlanden heeft met een vijftal grote telecomproviders afspraken gemaakt over de wijze van aanleveren van gegevens en het verwerken van tapbevragingen in combinatie met de daarover verstrekte vergoedingen. De inzet is om deze afspraken in 2011 verder uit te voeren, zo mogelijk aangevuld met nieuwe grote providers. Ook zal worden gekeken wat de mogelijkheden zijn voor een werkbaar sturings- vergoedingsarrangement voor de providers waarmee nog geen afspraken zijn of worden gemaakt.
Meetbare gegevens
Waarde 2006 | Waarde 2007 | Waarde 2008 | Waarde 2009 | Streefwaarde 2010 | Streefwaarde 2011 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1. Gerealiseerde sterke korpsen | 51 233 | 52 003 | 52 322 | 53 348 | 52 200 | 52 200 |
2. Aantal extra wijkagenten in fte (cumulatief) | n.v.t. | n.v.t. | 118 | 201 | 375 | 500 |
3. Aantal extra forensisch assistenten in fte (cumulatief) | n.v.t. | n.v.t. | 140 | 233 | 375 | 500 |
4. Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen korpsleiding | n.v.t. | 23,1% | 42,9% | 55% | 50% 1 | 50% |
5. Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen in schalen 15 en 16, niet zijnde korpsleiding | n.v.t. | 18,8% | 0% | 25% | 30% | 30% |
6. Percentage allochtonen in personeelsbestand bij korpsen en politieondersteunende organisaties | 6,4% | 6,5% | 6,7% | 6,8% | 8,5% | 8,5% |
7. Tijdige afhandeling incidenten binnen C2000infrastructuur | n.v.t. | 95% | 96% | 97,7% | 95–98% | 95–98% |
8. Beschikbaarheid systeem C2000 | n.v.t. | 99,8% | ≥ 99,9% | 99,8% | 98% | 98% |
9. Radiodekking C2000 | n.v.t. | 97,4% | ≥ 97,4% | 97,4% | 95% | 95% |
Bron 1, 2 en 3: jaarverslag Nederlandse Politie2009
Bron 4, 5 en 6: Kerngegevens Nederlandse Politie2009
Bron 7, 8 en 9: Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN)
23 Operationele doelstelling 4
Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening.
Motivering
Samenwerkingsverbanden van gemeenten onder één regionale, bestuurlijke regie bieden betere mogelijkheden voor een effectievere organisatie en aanpak van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hiermee kunnen de burgers beter worden beschermd tegen risico’s en kan een betere hulpverlening worden geboden bij branden, rampen en crises. Ook het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van taken op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing van de rijksoverheid naar de besturen van de veiligheidsregio’s hoort hierbij. Dit geheel versterkt de bestuurlijke en operationele slagkracht. De wettelijke verankering vindt plaats door het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s, het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s per 1 oktober 2010.
Brede DoelUitkering Rampenbestrijding (BDUR)
Instrumenten
Met een financiële bijdrage op grond van het Besluit veiligheidsregio’s worden de veiligheidsregio’s mede in staat gesteld uitvoering te geven aan het beleid met betrekking tot brandweer, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. De omvang van de brede doeluitkering neemt op grond van het bestuursakkoord tussen rijk en gemeenten tot en met 2011 toe.
Meetbare gegevens
Streefwaarde 2009 | Streefwaarde 2010 | Streefwaarde 2011 | Streefwaarde 2012 | |
---|---|---|---|---|
Het aantal regio’s dat aan de wettelijke verplichting voldoet conform de Ontwerpwet Veiligheidsregio’s om uiterlijk, na één jaar beschikt over a) een risicoprofiel, b) beleidsplan en c) een crisisplan. | 50% | 100% | 100% | 100% |
Bron: Jaarverslagen veiligheidsregio’s
23.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek onderwerp | AD of OD | A. Start | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|
B Afgerond | ||||
Beleidsdoorlichting | Een veiliger samenleving met behulp van een goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie. | AD 23 | A: 2012 | |
B: 2012 |