Base description which applies to whole site

14 Jeugd

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Meerjarenperspectief

De fundamentele herziening van het stelsel van jeugdzorg heeft de komende jaren ook grote betekenis voor jeugdzorg in gedwongen kader. De taken van de jeugdreclassering en de jeugdbescherming komen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Veiligheid en Justitie zet zich, gezien de bijzondere aard van deze taken, in voor een zorgvuldige overdracht van deze taken aan het einde van het traject van decentralisatie van de jeugdzorg.

Op het terrein van interlandelijke adoptie worden beleid en wetgeving in 2012 nader bezien in verband met de druk op het adoptieproces door verschillende factoren. Zo wordt voor de komende jaren een verdere afname voorzien van het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt. Daar staat tegenover dat het aandeel oudere kinderen en kinderen met een handicap («special needs») steeds verder toeneemt. Naar verwachting zal de illegale opname van kinderen toenemen, mede als gevolg van de globalisering.

Wat betreft internationale kinderontvoering blijft de inzet om de duur van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken te verkorten.

Het aanpakken van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren is één van de speerpunten van het kabinet Rutte-Verhagen. De aanpak van criminele jeugdgroepen vormt hierbij een belangrijke prioriteit (TK 2010–2011, 28 684, nr. 319). Criminele jeugdbendes vragen om een directe en doortastende dadergerichte aanpak die de jongere perspectief biedt en die recht doet aan het publiek belang, aan het slachtoffer en het gevoel van maatschappelijke vergelding. De komende twee jaar worden alle criminele jeugdgroepen aangepakt. Ook de maatregelen in het kader van het adolescentenstrafrecht zullen vanaf 2012 bijdragen aan het effectief optreden tegen jeugdcriminaliteit.

Omschrijving van de samenhang

Kinderen hebben recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en groei naar zelfstandigheid. Dit recht is opgenomen in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat door Nederland is ondertekend. Het Rijk is voorwaardenscheppend ten behoeve van dit recht van kinderen. Het justitieel jeugdbeleid bestaat uit het beleid inzake de bescherming van jeugdigen, waaronder interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie is eerstverantwoordelijk voor de effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit, het beleid inzake jeugdbescherming en het zorgvuldig uitvoeren van de vastgestelde verdragen inzake internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en internationale kinderbescherming

Verschillende departementen en organisaties zijn verantwoordelijk voor de preventie van jeugdcriminaliteit. Het kabinet stimuleert dat deze organisaties gezamenlijk in een zo vroeg mogelijk stadium bedreigende situaties voor jeugdigen signaleren en passende maatregelen treffen. Zo wordt de druk op de jeugdstrafrechtketen tot een minimum beperkt.

Ook voor de bestrijding van jeugdcriminaliteit wordt door vele organisatie samengewerkt, zoals politie, Halt, het Openbaar Ministerie, de Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Zittende Magistratuur. De Minister van Veiligheid en Justitie stuurt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering.

Naast de Minister van Veiligheid en Justitie zijn ook de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk voor vraagstukken rond jeugd.

De Minister van VWS is verantwoordelijk voor het algemene jeugdbeleid en de jeugdzorg.

De Minister van OCW is primair verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten.

Externe factoren

Veiligheid en Justitie heeft geen invloed op het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt. Veiligheid en Justitie heeft evenmin invloed op het aantal kinderontvoeringen.

De omvang van jeugdcriminaliteit en de benodigde jeugdbescherming is deels afhankelijk van ontwikkelingen in de samenleving die niet direct door Veiligheid en Justitie zijn te beïnvloeden, zoals sociale problemen en demografische veranderingen.

Meetbare gegevens

De resultaten op het gebied van jeugdbescherming,

interlandelijke adoptie, internationale kinderontvoering en jeugdcriminaliteit worden door verschillende factoren beïnvloed. Voor een deel vallen deze ook buiten de directe beïnvloedingssfeer van de Minister van Veiligheid en Justitie. Hierdoor is het niet eenvoudig om precies te meten c.q. inzichtelijk te maken in hoeverre het beleid van Veiligheid en Justitie bijdraagt aan de realisatie van de maatschappelijk effecten (outcome) die met dit artikel worden beoogd. Desalniettemin worden onder de operationele doelstellingen enkele meetbare gegevens opgenomen die inzicht bieden in de inspanningen van Veiligheid en Justitie.

Voor de beide operationele doelstellingen geldt dat naast de (kwantitatieve) prestatiegegevens door middel van evaluatieonderzoek periodiek en indien nodig onderwerpspecifiek, op kwalitatieve en kwantitatieve wijze informatie wordt verkregen over de beleidseffecten.

Maatschappelijk effect: jeugdbendes

Binnen 2 jaar (2011–2013) dienen de 89 criminele jeugdbendes, die eind 2010 met de shortlistmethodiek in beeld zijn gebracht30, te worden aangepakt. De uitkomsten van deze shortlistmethodiek worden gepubliceerd in het landelijk beeld jeugdbendes (www.beke.nl/www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl). In deze rapportage wordt jaarlijks het aantal problematische groepen per politieregio weergegeven. Onder verantwoordelijkheid van de lokale driehoek (politie, OM en lokaal bestuur) wordt per criminele jeugdbende een plan van aanpak opgesteld, waaraan zij gezamenlijk uitvoering geven.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

419 600

908 965

889 779

874 551

857 666

849 954

849 179

                 

Apparaatsuitgaven

   

170 970

169 459

167 747

165 886

165 857

14.1.1 RvdK – civiele maatregelen

   

88 354

87 378

85 827

84 594

84 599

14.2.2 RvdK – strafzaken

   

82 616

82 081

81 920

81 292

81 258

                 

Programma-uitgaven

445 169

908 965

718 809

705 092

689 919

684 068

683 322

                 

14.1

Uitvoering jeugdbescherming

6 721

412 665

305 705

292 225

279 132

277 502

277 500

Waarvan juridisch verplicht

 

405 028

301 193

287 623

275 098

273 336

273 334

 

14.1.1 RvdK – civiele maatregelen

4 798

90 347

0

0

0

0

0

 

14.1.2 Landelijk bureau Inning Onderhoudsbijdrage

0

3 526

3 538

3 538

3 538

3 538

3 538

 

14.1.3 Bureaus jeugdzorg -voogdij en OTS

0

313 523

294 529

281 122

267 595

265 978

265 978

 

14.1.4 Overig

1 923

5 269

7 638

7 565

7 999

7 986

7 984

14.2

Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

438 448

466 314

388 537

388 382

386 396

382 374

381 604

Waarvan juridisch verplicht

 

456 526

376 990

374 560

370 601

364 748

364 002

 

14.2.1 DJI – jeugd

253 982

259 138

272 052

272 031

270 983

266 879

266 180

 

14.2.2 RvdK – strafzaken

98 264

86 712

0

0

0

0

0

 

14.2.3 HALT

12 986

12 337

12 776

13 106

13 116

13 114

13 114

 

14.2.4 Bureaus jeugdzorg – jeugdreclassering

60 194

65 602

68 204

65 167

64 955

64 661

64 461

 

14.2.5 DJJ – overig

13 022

42 525

35 505

38 078

37 342

37 720

37 849

14.3

Voogdij AMV's

0

29 986

24 567

24 485

24 391

24 192

24 218

Waarvan juridisch verplicht

 

29 986

24 567

24 485

24 391

24 192

24 218

 

14.3.1 NIDOS – opvang

0

29 986

24 567

24 485

24 391

24 192

24 218

                 

Ontvangsten

8 048

12 188

2 800

2 800

2 800

2 800

2 800

Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is gereserveerd voor onder andere de aanpak van jeugdcriminaliteit en de verbetering van de kwaliteit van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's). Ook de bekostiging van de particuliere justitiële jeugd- en Tbs-inrichtingen alsmede de inkoop van forensische zorg in het strafrechtelijk kader zijn onder het verplichte deel inbegrepen.

* De garanties betreffen het geschatte potentiële risico (0%) op het daadwerkelijk uit te keren bedrag inzake de afgegeven hypothecaire garanties voor de particuliere jeugdinrichtingen.

!!!geen nootverwijzing aanwezig!!!

Operationele doelstelling 14.1

Effectieve bescherming van jeugdigen tegen voor hun opvoeding en ontwikkeling bedreigende situaties met inzet van juridische dwangmiddelen en een zorgvuldige toepassing van regelingen betreffende internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en internationale kinderbeschermingszaken.

Motivering

Het welzijn van een kind verdient bescherming, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders en anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind. Een kind moet zich kunnen ontwikkelen tot een volwaardig lid van de maatschappij dat zijn verantwoordelijkheid binnen de gemeenschap volledig kan dragen. Er is een aanbod van voorzieningen om ouders en kinderen bij te staan. Soms is het echter nodig om de oorspronkelijke opvoedingscontext te doorbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulpverlening in het kader van een maatregel van jeugdbescherming. Daarnaast speelt het belang van het kind een rol bij onderwerpen als kinderalimentatie en draagmoederschap. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het zorgvuldig uitvoeren van wetgeving en de verschillende verdragen met betrekking tot de bescherming van jeugdigen.

Om te voldoen aan het Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind wordt gewaarborgd dat ouders door de Stichting Adoptie Voorziening adequate voorlichting krijgen, wordt gezinsonderzoek uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming om de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders te onderzoeken en wordt toezicht gehouden op de vergunninghouders die verantwoordelijk zijn voor de adoptiebemiddeling. De Centrale autoriteit voor interlandelijke adoptie verleent en verlengt de vergunningen van deze vergunninghouders, conform de uitgangspunten van het Kwaliteitskader vergunninghouders, welke voor de Inspectie Jeugdzorg dient als toetsingskader. De Centrale autoriteit voor internationale kinderontvoering richt zich op de bescherming van jeugdigen in het kader van internationale kinderontvoering, onder meer door het geven van voorlichting.

Interlandelijke Adoptie

Instrumenten

  • Om de kwaliteit van het adoptieproces verder te verhogen wordt in 2012 een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Daarbij worden het toezicht op en de controle van het voldoen aan de kwaliteitseisen door de vergunningshouders (dat wordt uitgeoefend door de Inspectie Jeugdzorg) versterkt. Daarnaast wordt ingezet op een verantwoorde herziening van de deelbemiddelingsprocedure, op maatregelen om illegale adopties tegen te gaan, op verruiming van de leeftijdsgrenzen tot een maximale leeftijd van 48 jaar voor de aspirant-adoptiefouders en 8 jaar voor het adoptiekind, met een maximaal leeftijdsverschil van 40 jaar en een verlenging van de bewaartermijn van de dossiers van 30 naar 100 jaar. Hiertoe wordt de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) gewijzigd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Kalsbeek.

  • Implementatie van de (tijdelijke) Regeling tegemoetkoming kosten van adoptie zoals opgenomen in de Wobka. De regeling vervangt de mogelijkheid van aftrek wegens buitengewone uitgaven (Wet inkomstenbelasting 2001). De regeling komt tegemoet aan de motie Van der Vlies (Tweede Kamer, 2007/08, 31 200, nr. 50) en een aanbeveling van de Commissie Kalsbeek om financiële drempels voor aspirant-adoptiefouders te verlagen.

  • In 2012 doet de Inspectie jeugdzorg onderzoek naar de adoptieprocedures van buitenlandse kinderen met een handicap («special needs kinderen»).

Internationale kinderontvoering

  • Inzet in 2012 is de duur van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken tot 18 weken te continueren.

  • Per 2012 wordt gewerkt onder de nieuwe constellatie dat de procesvertegenwoordigende taken van de Centrale autoriteit zijn overgedragen aan de advocatuur.

Internationale bescherming van kinderen

  • Sinds 1 mei 2011 is in Nederland het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 van kracht.

  • In 2012 wordt de implementatie van dit verdrag bij de betreffende organisaties geëffectueerd, waardoor effectiever kan worden ingezet op internationale bescherming van kinderen.

Kinder- en jeugdbescherming

  • In de bestuursaspraken 2011–2015 is vastgelegd hoe de decentralisatie van de jeugdzorg, en meer specifiek de jeugdbescherming en de jeugdreclassering, vormgegeven wordt. In 2012 worden deze afspraken in overleg met de medeoverheden uitgewerkt. Het betreft hier bijvoorbeeld de randvoorwaarden voor intergemeentelijke samenwerking en de kwaliteitseisen die aan uitvoerende instellingen van jeugdzorg gesteld gaan worden.

  • De opdracht aan gemeenten wordt neergelegd in een nieuw wettelijk kader, dat enerzijds recht doet aan gemeentelijke beleidsvrijheid en anderzijds jeugdigen en hun opvoeders de nodige ondersteuning garandeert die nodig is. In 2012 wordt het desbetreffende wetsvoorstel voorbereid en in consultatie gebracht.

  • In 2011 wordt de kinderbeschermingswetgeving aangepast. Eind 2011 worden de consequenties daarvan in een ex ante evaluatieonderzoek in kaart gebracht. In 2012 start de implementatie van de gewijzigde wetgeving plaats bij de Raad voor de Kinderbescherming, de rechterlijke macht en de Bureaus Jeugdzorg.

  • Om ervoor te zorgen dat de juiste kinderbeschermingsmaatregel daadwerkelijk kan worden ingezet en adequaat kan worden uitgevoerd, worden in 2012 methoden voor een adequate en effectieve jeugdbescherming verder ontwikkeld en geborgd, en wordt gewerkt aan professionalisering van de jeugdbescherming, arbeidsmarktbeleid, risicomanagement en een aanpak van de regeldruk in de jeugdbeschermingsketen.

  • Verschillende maatregelen in het Regeerakkoord beïnvloeden de positie van kwetsbare groepen, zoals de stelselherziening jeugdzorg, passend onderwijs en werken naar vermogen. De Staatssecretarissen van VWS, VenJ en SZW en de Ministers van OCW en BZK hebben daarom afgesproken deze maatregelen in nauwe afstemming uit te werken en te volgen.

Interlandelijke adoptie

Meetbare gegevens

In 2008 zijn 1 861 verzoeken om beginseltoestemming ingediend, 1 047 verleend en 767 kinderen opgenomen. In 2009 zijn 1 770 verzoeken om beginseltoestemming ingediend, 946 verleend en 682 kinderen opgenomen. In 2010 zijn 1 620 verzoeken ingediend, 959 verleend en 705 kinderen opgenomen.

Op de doorlooptijden van de adoptieprocedure kan worden gestuurd tot het moment dat het dossier naar de vergunninghouder gaat. Daarna bepaalt de keuze voor een land het vervolg van de procedure en wachttijden. In het belang van de aspirant-adoptiefouders duurt de doorlooptijd vanaf het starten van de voorlichting tot aan het krijgen van de beginseltoestemming niet langer dan noodzakelijk. De doorlooptijd bestaat uit de voorlichtingsperiode van twaalf tot veertien weken die in een aantal jaarlijkse cycli plaatsvindt, gevolgd door het gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming dat, conform de normen van de Raad, binnen 90 dagen na aanvang ervan dient te zijn afgerond.(De Raad streeft er vanaf 2010 naar om 75% van de onderzoeken binnen die normtijd te realiseren). Daarna neemt de Centrale autoriteit binnen twee weken een beslissing over het al dan niet toekennen van een beginseltoestemming.

Doorlooptijden gezinsonderzoek1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Percentage zaken dat binnen de norm voor de doorlooptijd van gezinsonderzoek moet worden gerealiseerd

60

75

75

75

75

75

1

Bron: Raad voor de Kinderbescherming. De norm van 90 dagen doorlooptijd is vastgelegd in het Kwaliteitskader 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming en voorheen in de Normen 2000. (binnen de Raad geldt de werkafspraak dat bij de categorie ASAA zaken, waar deze onderzoeken onder vallen, vanaf 2010 75% van de aangeboden zaken binnen de termijn wordt afgedaan.

Internationale kinderontvoering

De implementatie van de verkorting van de teruggeleidingsprocedure is in 2011 afgerond. Door de verkorting van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken van internationale kinderontvoering wordt de doorlooptijd verkort tot in beginsel gemiddeld 18 weken: zes weken intake door de Centrale autoriteit, eventueel met mediation, zes weken teruggeleidingsprocedure bij de rechtbank Den Haag (eventueel met mediation) en in geval van hoger beroep zes weken procedure bij het gerechtshof Den Haag. De termijn van intake bij de Centrale autoriteit kan meer tijd in beslag nemen dan zes weken doordat bijvoorbeeld de buitenlandse centrale autoriteit niet de benodigde gegevens opstuurt of doordat het adres van de ontvoerende ouder en het kind niet bekend is en moet worden achterhaald.

Jeugdbescherming
 

20101

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal OTS

33 118

37 772

37 217

34 945

33 157

32 418

Voorlopige voogdij

136

210

212

212

212

212

Overige Voogdij

6 696

6 726

6 825

6 825

6 604

6 342

             

Gemiddelde duur OTS in jaren

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

1

Bron: bureaus jeugdzorg.

Toelichting

Het aantal ondertoezichtstellingen zal tijdelijk stijgen als gevolg van de vernieuwing van de Kinderbeschermingswetgeving en zal daarna weer afvlakken.

Operationele doelstelling 14.2

Bestrijden van jeugdcriminaliteit door het terugdringen van grensoverschrijdend, crimineel gedrag van risicojongeren, individueel en in groepen.

Motivering

Jeugdcriminaliteit ondermijnt de veiligheid en de veiligheidsgevoelens in de samenleving en moet stevig worden aangepakt. In de aanpak is een samenhangend pakket van maatregelen ondergebracht. Speerpunten zijn de aanpak van criminele jeugdbendes, een dadergerichte aanpak en consequent handhaven. Ook de maatregelen in het kader van het adolescentenstrafrecht dragen bij aan een effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit.

Terugdringen van grensoverschrijdend gedrag gaat uit van de dadergerichte aanpak. In het kader van deze aanpak richt de keten zich ook op kinderen onder de 12 jaar die in aanraking komen met de politie. Dit is een belangrijke doelgroep, omdat de kans op gedragsverandering het grootst is wanneer de reactie zo vroeg mogelijk plaatsvindt. Consequent handhaven heeft betrekking op het optreden in de keten in geval een jongere zich niet aan de opgelegde voorwaarden houdt. Een snelle en consequente reactie op het niet naleven van voorwaarden draagt bij aan het voorkomen van recidive.

Het terugdringen van jeugdcriminaliteit gebeurt ook in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI), waar daders van vaak ernstige delicten worden voorbereid op een terugkeer naar de samenleving. De JJI’s zijn gericht op verdere verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van begeleiding en behandeling.

Programma «Jeugdcriminaliteit»

Instrumenten

Aanpak criminele jeugdbendes

Uit wetenschappelijk onderzoek naar jeugdcriminaliteit is gebleken dat 75% van de gepleegde jeugdcriminaliteit in Nederland voortkomt vanuit een jeugdbende of groepsdynamische processen. Criminele jeugdbendes vormen de zwaarste categorie jeugdbendes en plegen ernstige delicten. Om deze bendes aan te pakken is een actieprogramma geformeerd. In 2012 is een kennisdatabank operationeel (onder de vlag van het CCV) waarvan ketenpartners gebruik kunnen maken. Er is een landelijk platform van regionale regisseurs ingericht, waarin samengewerkt wordt aan:

  • De monitoring van criminele jeugdbendes.

  • Uitwisselen van «goede praktijk» en knelpunten in de uitvoering.

  • Het vergroten van de pakkans.

Dadergerichte aanpak

De effectiviteit van sancties neemt toe wanneer deze aansluit op de problematiek van de jongere. Inmiddels zijn verschillende interventies (voorlopig) erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De dadergerichte aanpak wordt bevorderd door:

  • De inzet van het landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen om zeer doelgericht informatie te verzamelen over de jongere, zodat met een passende interventie kan worden gereageerd. In september 2011 wordt naar aanleiding van pilots en de evaluatie besloten of het instrumentarium landelijk kan worden toegepast. Indien hiertoe wordt besloten wordt het instrumentarium in 2012 landelijk uitgerold.

  • De landelijke implementatie van een volledig palet aan erkende gedragsinterventies, zodat op alle criminogene factoren passende en kwalitatief goede interventies worden ingezet. In 2012 worden evaluatieonderzoeken van erkende interventies uitgevoerd.

Het is tevens van belang om bij 12-minners vroegtijdig signalen waar te nemen en te voorkomen dat zij een criminele carrière ontwikkelen. Daarom wordt – in het kader van de verbeterde aanpak van 12-minners – ingezet op:

  • Vroegtijdige signalering van risico’s bij kinderen op basis van gegevens in de politieregistratie. In pilots is ervaring opgedaan met het gebruik van de gevalideerde methodiek Pro-Kid33. Gesignaleerde risicokinderen worden doorverwezen naar Bureau jeugdzorg. Op basis van de ervaringen uit de pilot-projecten wordt Pro-Kid in 2012, bij gebleken succes, landelijk uitgerold.

Consequent handhaven

Indien een jongere zich niet houdt aan opgelegde werkstraf en/of de bij vonnis opgelegde voorwaarden, dient vanuit de jeugdstrafrechtketen een snelle en consequente reactie te volgen. Dit draagt er toe bij dat jongeren zich daadwerkelijk houden aan de opgelegde voorwaarden en daarmee aan het voorkomen van recidive. Met het oog op consequent handhaven is aansluiting van Veiligheid en Justitie op zorg en onderwijs van belang.

  • In 2012 wordt het toezichtssysteem aangepast nadat het op uitvoerbaarheid is uitgetest. Doel is een vereenvoudigd en geordend model van toezicht.

  • Verbeteringen van de registratie van 12-minners met delictgedrag. In 2012 wordt middels een 1-meting getoetst of de verbeteringen zijn doorgevoerd en worden per politieregio verbeterpunten gemonitord. Verbetering van de registratie is de basis voor risicosignalering door Pro-Kid en een sluitende aanpak van 12-min verdachten.

Adolescententenstrafrecht

In 2012 zullen in het kader van het adolescentenstrafrecht34 concrete stappen worden gezet om een samenhangende aanpak van minderjarigen en jongvolwassenen te realiseren. In 2012 wordt hiertoe een wetsvoorstel ingediend:

  • Voor de doelgroep van 15 t/m 23 jaar komt het volledige sanctiepakket uit het jeugd- en volwassen strafrecht ter beschikking;

  • De maximum duur van de jeugddetentie voor 16- en 17-jarigen gaat van twee naar vier jaar;

  • Het wordt mogelijk om een PIJ-maatregel om te zetten in een Tbs-maatregel wanneer bij afloop van de PIJ-maatregel nog een groot risico op ernstige recidive aanwezig is;

  • Bij overtreden van voorwaarden en mislukte taakstraffen wordt strakker en consequenter opgetreden;

  • De samenwerking en informatie-uitwisseling van jeugd- en volwassenenreclassering worden in 2012 verbeterd;

  • Het toezicht op jeugdigen door de jeugdreclassering wordt aangescherpt, onder meer door meer toepassing van elektronisch toezicht.

Justitiële Jeugdinrichtingen

De afgelopen jaren is een groot aantal maatregelen afgerond om in de JJI’s de kwaliteit en veiligheid te verbeteren. De gezamenlijke inspecties hebben in 2010 in hun eindrapport over de JJI’s geconcludeerd dat deze maatregelen succesvol zijn geweest. Als gevolg van de sterk dalende strafrechtelijke instroom en de overgang van civielrechtelijk geplaatste jeugdigen naar de gesloten jeugdzorg, is eind 2010 besloten tot een forse capaciteitsreductie. In 2011 is daarmee gestart. In 2012 wordt het capaciteitsplan verder geïmplementeerd.

2012 staat voor de JJI’s voorts in het teken van borging van gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen:

  • Implementatie van vastgestelde visies op ouderparticipatie, seksualiteit, middelengebruik en psychiatrische zorg voor jongeren met een PIJ-maatregel;

  • Uitwisselen van expertise met de instellingen voor gesloten jeugdzorg;

  • Het borgen van de kwaliteit van het onderwijs in de JJI’s door het sluiten van samenwerkingsconvenanten met middelbaar onderwijs en werkgevers in de regio.

Doorontwikkeling Veiligheidshuizen

Het kabinet geeft een impuls aan de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen om de samenwerking daarbinnen door te zetten en te optimaliseren. Via de samenwerking in Veiligheidshuizen kan ernstige overlast en criminaliteit effectief en slagvaardig worden aangepakt. Het programma «Doorontwikkeling Veiligheidshuizen» richt zich op het stimuleren en ondersteunen van de Veiligheidshuizen en deelnemende organisaties in het vormgeven en verbeteren van de integrale, probleemgerichte aanpak rond risicogroepen met complexe problematiek. Knelpunten in beleid en regelgeving die belemmerend werken voor de samenwerking, worden opgelost.

De inspanningen van het programma richten zich in 2012 op:

  • Stimuleren van regionale samenwerking, door ontwikkeling van samenwerkings- en besturingmodellen. Ook wordt een toekomstbestendig bekostigingsmodel ontwikkeld, dat vanaf 2013 in werking zal treden.

  • Inzicht in effectiviteit en maatschappelijk rendement: om (meer) zicht te hebben op de effectiviteit van de interventies en het maatschappelijk rendement van de samenwerking wordt een rendementsanalyse ontwikkeld.

  • Professionalisering: er wordt een opleidings- en trainingsprogramma en een landelijk kennis- en expertiseplatform ontwikkeld. Dit draagt bij aan het ontsluiten van best practices, het ontdekken van nieuwe werkwijzen en het versterken van ketenregie.

  • Informatiemanagement: doorontwikkeling en implementatie van het Generiek Casusoverleg ondersteunend Systeem (GCOS) en een werkwijze voor gegevensuitwisseling.

Meetbare gegevens

De belangrijkste (outcome) indicator voor beoogde beleidseffecten vormt de aanpak van de nu bekende 89 criminele jeugdbendes in Nederland. Aanvullend worden onder meer indicatoren gehanteerd die inzicht geven in de bekendheid van de verschillende instrumenten en in de kwaliteit van de registratie van 12-minners. Deze indicatoren bieden in gezamenlijkheid zicht op de effecten van verschillende in te zetten beleidsinstrumenten ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive.

Dadergerichte aanpak

Er zijn momenteel geen exacte gegevens over de bekendheid van de instrumenten om een dadergerichte aanpak te realiseren, maar wel signalen dat die bekendheid nog onvoldoende is. Doelstelling voor 2012 is dat 90% van de managers, afkomstig van de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie (jeugd), de politie (jeugd), bureau Halt, Justitiële Jeugdinrichtingen en Bureaus Jeugdzorg bekend zijn met het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen, Prokid en de erkende gedragsinterventies.

Consequent handhaven

In 2012 zal een nul-meting plaatsvinden naar het handhavingsniveau binnen de jeugdstrafrechtketen. Op basis hiervan zal een concrete doelstelling worden geformuleerd.

Voor een verbeterde registratie van 12-min verdachten heeft de politie in 2011 een verbetertraject uitgevoerd. Met ingang van 2011 wordt systematisch gemeten welk percentage 12-min verdachten correct geregistreerd is. Het streven in 2012 is dat er in 90% van de gevallen sprake is van correcte registratie (0-meting 2011: 70%).

Verbeteringen JJI’s

Alle justitiële jeugdinrichtingen zijn gecertificeerd volgens de kwaliteitsstandaard van HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).

Doorlooptijden

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtsketen
 

Percentage binnen de norm voor doorlooptijden

 

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie

2010

Doel 2011

Doel 2012

Eerste verhoor

           

Halt verwijzing (7 dgn)

67

72

75

76

80

80

Ontvangst PV (1 mnd)

73

74

78

80

80

80

Start Halt-afdoening (2 mnd – m.i.v. 2010 35 dagen)

63

72

74

60

80

80

Afdoening OM (3 mnd)

77

79

79

81

80

80

Vonnis ZM (6 mnd)

57

54

62

62

80

80

             

Melding Raad

           

Afronding taakstraf (160 dgn)

80

81

80

84

80

80

Rapport Basisonderzoek (40 dgn)

60

63

65

72

80

80

Bron: factsheets doorlooptBron: Factsheets doorlooptijden jeugdstrafrechtketen (PaG)

Toelichting

Korte doorlooptijden dragen bij aan de vermindering van recidive daar de interventie snel volgt op het delict. In 2001 is de landelijke richtlijn voor doorlooptijden vastgesteld (Kalsbeeknorm). Het hanteren van deze 80%-norm laat ruimte voor complexe jeugdstrafrechtzaken die mogelijk een langere doorlooptijd vergen.

Bereik nazorgtraject
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Percentage jongeren dat nazorg krijgt aangeboden

100

100

100

100

100

100

Percentage jongeren waarvoor een trajectberaad is gehouden

95

97

100

100

100

100

Toelichting

Goede nazorg is het sluitstuk van een strafrechtelijke interventie. Een geslaagde terugkeer in de samenleving vermindert de kans op terugval in het criminele gedrag. Naar aanleiding van diverse maatregelen is op dit moment voor alle jongeren die een JJI verlaten zorg gegarandeerd.

Operationele doelstelling 14.3

Voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Motivering

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk

voor een adequate voogdijvoorziening van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Instrumenten

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie subsidieert de stichting NIDOS.

Wat de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen betreft wordt verwezen naar artikel 10 van de begroting van de Minister voor Immigratie en Asiel.

Prestatiegegevens

Prestatiegegevens Nidos (voogdij)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Verm. Uitkomst 2011

2012

2013

2014

2015

Aantal jongeren onder voogdij aan het begin van het jaar

2 495

2 964

2 911

2 775

2 630

2 570

2 430

Aantal instroom jongeren onder voogdij

1 426

1 254

950

1 060

1 060

1 060

1 060

Aantal uitstroom jongeren onder voogdij

967

1 285

1 125

1 205

1 120

1 120

1 100

Gemiddelde bezetting voogdij

2 669

2 952

2 850

2 703

2 600

2 540

2 490

Gemiddelde bezetting opvang door Nidos

1 717

1 808

2 234

2 108

2 028

1 981

1 942

Gemiddelde prijs voogdij per jongere

5 228

5 258

5 838

5 984

6 134

6 287

6 444

Gemiddelde prijs verzorging jongere in Nidosopvang

5 083

5 384

4 809

4 929

5 052

5 179

5 308

Gemiddelde prijs opvang per jongere (inclusief voogdij)

10 311

10 643

10 647

10 913

11 186

11 466

11 752

Toelichting

Toename aantal «uitstroom» 2010 (1 285) t.o.v. 2009 (967)

Het grote verschil wordt volledig verklaard doordat er in 2010 veel meer Nidos pupillen meerderjarig werden dan in 2009; respectievelijk 1010 ten opzichte van 631.

Toename begeleidingskosten 2011 t.o.v. 2010 (€ 5 838 t.o.v. € 5 258)

In 2010 heeft het «Onderzoek herijking financieringssystematiek» plaatsgevonden. Dit heeft eind 2010 geleid tot het besluit dat de caseloadnorm per 1 januari 2011 verlaagd werd.

Daling verzorgingskosten jongeren in Nidos opvang 2011 (€ 4 809) t.o.v. 2010 (€ 5 384)

De belangrijkste verklaring voor deze daling is dat met ingang van 2011 ruim 60% van de Nidos pupillen kon worden aangemeld voor de Zorgverzekering. De zorgkosten komen voor die pupillen vanaf die datum dan niet meer ten laste van Nidos maar ten laste van de zorgverzekering.

30

Ferwerda, H. en T. van Ham (2010). Problematische jeugdgroepen in Nederland. Omvang en aard in het najaar van 2010.

33

R. Scholte, M. Boerkamp en R. Engels (2008). ProKid. Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de methodiek ProKid. Radboud Universiteit Nijmegen.

34

Zie de brief van 25 juni 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer (TK 28 741-17)

Licence