Artikel
Zorgdragen voor een toename van de arbeidsparticipatie
Algemene doelstelling
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Om te bevorderen dat het aandeel werkenden in de beroepsbevolking (verder) toeneemt, creëert SZW via wet- en regelgeving, ondersteuning van gemeenten, aansturing van uitvoeringsinstanties en overleg met sociale partners voorwaarden om verhoging van de arbeidsparticipatie te stimuleren. Deze voorwaarden hebben in hun samenhang betrekking op het verbeteren van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie, het verhogen van het scholingsniveau van de beroepsbevolking en het bevorderen van gelijke kansen op arbeidsdeelname.
Verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
-
• beleid dat het makkelijker dan wel aantrekkelijker maakt om tot de arbeidsmarkt toe te treden;
-
• het creëren van prikkels om (meer) te gaan werken;
-
• het stimuleren van de samenwerking tussen sociale partners, de gemeenten en UWV zodat betrokken partijen en instanties effectief kunnen opereren.
Externe factoren
Het behalen van de doelstelling hangt af van de conjuncturele ontwikkelingen.
Participatiedoelstellingen
Indicatoren
Onder bruto arbeidsparticipatie wordt verstaan het aantal mensen met een baan of direct beschikbaar voor een baan van minimaal 12 uur per week als percentage van de bevolking van 20–64 jaar. Anders dan bij de netto arbeidsparticipatie (zie tabel 42.2) worden bij de bruto arbeidsparticipatie de werklozen meegeteld.
In het kader van de nieuwe Europa 2020 strategie is een Europa brede participatiedoelstelling afgesproken van 75% in 2020 (netto arbeidsparticipatie 20–64 jaar van minimaal 1 uur per week). Lidstaten dienen een nationale invulling te geven aan deze participatiedoelstelling. Door de crisis is het behalen van de in de begroting 2011 opgenomen bruto participatiedoelstelling van 80% in 2016 moeilijk geworden. Het kabinet heeft in dit licht besloten om deze doelstelling naar 2020 te verschuiven. De doelstelling zal daarmee dienen als nationale invulling van de Europa 2020 strategie. Om daarnaast meer uitdrukking te geven aan de specifieke uitdaging waar Nederland voor staat (verhogen van het aantal gewerkte uren) zal tevens een participatiedoelstelling in voltijdsequivalenten van 62,5% in 2020 gehanteerd worden.
Kengetallen
Om de voortgang op de doelstellingen te monitoren wordt naast de indicatoren ook naar andere kengetallen gekeken. De volgende kengetallen zijn opgenomen:
-
• Netto participatie 15–64 jaar (inclusief uitsplitsing naar ouderen en vrouwen): onder netto participatie wordt verstaan het aantal mensen met een baan van minimaal 12 uur per week. Omdat een groot deel van het onbenut arbeidspotentieel bij vrouwen en ouderen ligt, wordt in het bijzonder naar de ontwikkeling van de participatie van deze groepen gekeken. Om de doelstellingen te behalen zal met name de participatie van deze groepen moeten stijgen.
-
• Werkloosheid (inclusief uitsplitsing naar jongeren): om te bezien hoe de conjuncturele situatie het behalen van de doelstelling beïnvloedt wordt gekeken naar de ontwikkeling van de werkloosheid. Zoals verwacht heeft de conjunctuur de jeugdwerkloosheid sterker beïnvloed dan de totale werkloosheid.
Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | |
---|---|---|---|
Netto arbeidsparticipatie 15–64 jaar1 | 68,2 | 67,8 | 67,1 |
Netto arbeidsparticipatie ouderen (55–65 jaar)1 | 46,3 | 47,9 | 48,7 |
Netto arbeidsparticipatie vrouwen1 | 59,2 | 59,7 | 59,7 |
Netto arbeidsparticipatie etnische minderheden1 | 56,9 | 55,2 | 52,8 |
Werkloosheid (%)1 | 3,8 | 4,8 | 5,4 |
Percentage werkloze jongeren (18–26 jaar) wet WIJ2 | 5,3 | 8,0 | 8,7 |
Budgettaire gevolgen van beleid
artikelonderdeel | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 37 156 | 32 622 | 1 235 | 809 | 809 | 809 | 809 |
Uitgaven | 38 089 | 32 775 | 1 123 | 747 | 787 | 809 | 809 |
Programma-uitgaven | 17 231 | 14 554 | 1 123 | 747 | 787 | 809 | 809 |
waarvan juridisch verplicht | 30% | 0% | 0% | 0% | 0% | ||
Operationele Doelstelling 2 | |||||||
Scholing en EVC | 1 837 | 1 425 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Operationele Doelstelling 31 | |||||||
Stimulering Arbeidsparticipatie | 5 931 | 8 069 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Jeugdwerkloosheid | 7 375 | 3 485 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overig | 2 088 | 1 575 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Operationele Doelstelling 4 | |||||||
Subsidies | 0 | 0 | 678 | 252 | 292 | 314 | 314 |
Overig | 0 | 0 | 445 | 495 | 495 | 495 | 495 |
Apparaatsuitgaven | 20 858 | 18 221 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Personeel en materieel | 20 858 | 18 221 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 17 444 | 17 237 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Programma-uitgaven
Toelichting
De in het kader van de economische crisis getroffen tijdelijke arbeidsmaatregelen Scholing en EVC zijn beëindigd. Operationele doelstelling 3 is met ingang van de begroting 2012 vervallen. De vanaf 2012 resterende middelen voor arbeidsparticipatie zijn toegevoegd aan artikel 47 (Aan het Werk: Bemiddeling en Re-integratie).
Vanuit artikel 43 zijn operationele doelstelling 3 en 4 overgeheveld en samengevoegd tot operationele doelstelling 4 «Zorgdragen voor gelijke mogelijkheden voor arbeidsmarktdeelname» van dit artikel. De daling in het subsidiebudget behorend bij operationele doelstelling 4 per 2013 is het gevolg van de subsidietaakstelling.
Ontvangsten
Met ingang van de begroting 2012 is er geen sprake meer van ontvangsten op artikel 42. Dit wordt veroorzaakt doordat de boeteopbrengsten van de WAV met ingang van 2012 van artikel 42 overgaan naar artikel 43.
Artikelonderdeel | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven | 0 | 0 | 1 207 343 | 1 274 525 | 1 340 383 | 1 407 075 | 1 449 905 |
Programma-uitgaven | 0 | 0 | 1 174 687 | 1 195 126 | 1 215 797 | 1 238 466 | 1 238 449 |
Operationele doelstelling 4 | |||||||
Zwangerschaps/bev. verlof uitkeringslasten | 0 | 0 | 1 147 501 | 1 169 880 | 1 192 671 | 1 215 971 | 1 215 979 |
Zwangerschaps/bev. verlof uitvoeringskosten | 0 | 0 | 27 186 | 25 246 | 23 126 | 22 495 | 22 470 |
Nominaal | 0 | 0 | 32 656 | 79 399 | 124 586 | 168 609 | 211 456 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitkeringslasten zwangerschaps- en bevallingsverlof
Toelichting
Dit begrotingsjaar zijn voor het eerst de premiegefinancierde uitgaven voor zwangerschaps- en bevallingsverlof opgenomen onder de nieuwe doelstelling 4 «Zorgdragen voor gelijke mogelijkheden voor arbeidsmarktdeelname» van dit artikel. Voorheen waren deze uitgaven opgenomen in artikel 43 Arbeidsverhoudingen.
Voor de komende jaren wordt een lichte stijging verwacht van de uitgaven aan uitkeringen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof. De stijging van de uitgaven wordt veroorzaakt door een verdere toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen, zowel in aantal als in uren. Daarnaast zal naar verwachting het brutosalaris van vrouwen die een uitkering vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof ontvangen, sneller stijgen dan de loonvoet in Nederland.
Uitvoeringskosten zwangerschaps- en bevallingsverlof
Er heeft een budgetneutrale herschikking van de uitvoeringskosten UWV plaatsgevonden als gevolg van een herijking van het model waarmee deze kosten worden berekend en toebedeeld aan de verschillende wetten. Vanaf 2013 is bovendien de regeerakkoordtaakstelling technisch in de uitvoeringskosten van het UWV verwerkt. Als gevolg hiervan zijn de uitvoeringskosten voor zwangerschaps- en bevallingsverlof in 2012 en latere jaren hoger dan in 2011.
Artikelonderdeel | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Algemene doelstelling | |||||||
Vitaliteit: Doorwerken | 746 | 882 | 519 | 727 | 760 | 778 | 979 |
Vitaliteit: Mobiliteit | 103 | 197 | 410 | 738 | 939 | 1 100 | 1 230 |
Vitaliteit: Loopbaanfaciliteiten1 | 160 | 160 | 160 | 490 | 490 | 490 | 490 |
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Premievrijstelling oudere werknemers | 807 | 652 | 487 | 327 | 186 | 61 | 0 |
Operationele doelstelling 2 | |||||||
Afdrachtvermindering onderwijs | 377 | 367 | 372 | 378 | 384 | 390 | 396 |
Operationele doelstelling 4 | |||||||
Ouderschapsverlofkorting | 0 | 0 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 |
Bron: Ministerie van Financiën
Vitaliteitspakket
Toelichting
Om duurzame inzetbaarheid te vergroten en langer doorwerken te stimuleren, introduceert het kabinet het vitaliteitspakket (zie ook de beleidsagenda). Pensioenhervormingen vergroten de noodzaak dat werkenden gezond, vitaal en productief arbeid verrichten tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Dat wordt bereikt door (langer) doorwerken te stimuleren, in te zetten op het verhogen van de mobiliteit en door loopbaanfaciliteiten te introduceren die investeringen in duurzame inzetbaarheid vergroten.
Vitaliteitspakket: Doorwerken
Gemiddeld genomen treden mensen rond hun 62ste uit. Om langer doorwerken gerichter te stimuleren, introduceert het kabinet in 2013 een werkbonus 62-plus voor werknemers. Deze werkbonus vervangt de huidige additionele arbeidskorting voor werknemers die 58 jaar of ouder zijn2 en de doorwerkbonus voor werknemers die 62 jaar of ouder zijn.3 Met de nieuwe werkbonus wordt langer doorwerken met name voor lage inkomens aantrekkelijker. Om het ook voor werkgevers aantrekkelijk te blijven maken om werknemers van 62-plus in dienst te houden, blijft een werkbonus 62-plus voor werkgevers4 behouden.
Vitaliteitspakket: Mobiliteit
Het onderdeel mobiliteit bestaat, vanaf 2013, uit het introduceren van mobiliteitsbonussen voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 50 jaar5. Daarnaast wordt er een nieuwe mobiliteitsbonus voor het in dienst nemen van een werknemer ouder dan 55 jaar geïntroduceerd.
Tot en met 2012 is in deze reeks de huidige premiekorting oudere uitkeringsgerechtigden en de huidige premiekorting arbeidsgehandicapten opgenomen. De premiekorting oudere uitkeringsgerechtigden bestaat sinds 2009 en vervangt de premievrijstelling oudere werknemers (zie onder). De oploop tot en met 2012 wordt verklaard door volgroeiing van de regeling.
Vitaliteitspakket: Loopbaanfaciliteiten
Om investeringen in duurzame inzetbaarheid over de loopbaan te stimuleren worden verschillende loopbaanfaciliteiten geïntroduceerd. Zo zal het kabinet een regeling voor vitaliteitssparen introduceren die het voor werkenden aantrekkelijk maakt om te sparen voor perioden van inkomensachteruitgang bijvoorbeeld om een transitie Van-Werk-Naar-Werk (VWNW) zo soepel mogelijk te laten verlopen. Daarnaast introduceert het kabinet een overgangsregeling voor de levensloopregeling. Ook verlaagt het kabinet de drempel voor de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Tot slot compenseert het kabinet sociale partners voor een extra inzet op het introduceren van een VWNW-budget en intersectorale scholing.
Premievrijstellling oudere werknemers
De premievrijstelling oudere werknemers wordt vanaf 1-1-2009 langzaam afgebouwd en is vervangen door een premiekortingsregeling. De premiekortingsregelingen zijn onderdeel van het vitaliteitspakket (doorwerken en mobiliteit).
Ouderschapsverlofkorting
Dit begrotingsjaar zijn voor het eerst de belastinguitgaven voor de ouderschapsverlofkorting opgenomen onder de nieuwe doelstelling 4 «Zorgdragen voor gelijke mogelijkheden voor arbeidsmarktdeelname» van dit artikel. Voorheen waren deze uitgaven opgenomen in artikel 43 Arbeidsverhoudingen.
Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2012
Toelichting
De juridische verplichting bij OD 4 betreft onder andere de bekostiging van de Commissie Gelijke Behandeling.
1 Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten
Operationele doelstelling
Motivering
Om ervoor te zorgen dat onze economie innovatief, concurrerend en ondernemend blijft en ook bij toenemende internationale concurrentie de welvaart kan waarborgen, is een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten van belang.
-
• Beheerste ontwikkeling van belastingen en premies die ten laste komen van het arbeidsinkomen. Hiermee wordt voorkomen dat belasting- en premiedruk worden afgewenteld en tot hogere arbeidskosten leiden.
-
• Bevorderen dat sociale partners goede afspraken maken over een verantwoorde contractloonontwikkeling. Lonen vormen een belangrijk onderdeel van de totale arbeidskosten.
Instrumenten en activiteiten
Doelgroepen
De doelgroepen zijn zowel burgers als bedrijven.
-
• Arbeidskosten. De relatieve ontwikkeling van de arbeidskosten verbetert indien de arbeidskosten per eenheid product van de Nederlandse industrie minder stijgen of meer dalen dan die van de concurrenten. De belangrijkste concurrenten voor de Nederlandse economie zijn de eurolanden. Daarom zetten we de ontwikkeling van de Nederlandse arbeidskosten af tegen die van het eurogebied. De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product wordt in sterke mate bepaald door de contractlonen die de sociale partners in vrije loononderhandelingen overeenkomen.
-
• Wig. De gemiddelde wig is het verschil tussen loonkosten en het nettoloon als percentage van de loonkosten. Dit is een goede indicator van de lastendruk zoals werkgevers en werknemers die ervaren. De veranderingen in het stelsel van belastingen en premies komen daarin goed traceerbaar tot uitdrukking. Vanuit het oogpunt van participatie is een stijgende wig ongunstig. Daar staat tegenover dat een verlaging van de wig afhankelijk is van de budgettaire ruimte voor lastenverlichting. Om deze redenen is het dan ook niet mogelijk om een streefcijfer te formuleren. Wel houdt het kabinet de lastenontwikkeling goed in de gaten en zal het indien gewenst maatregelen treffen.
Indicatoren
Realisatie 2010 | Streven 2011 | Streven 2012 | ||
---|---|---|---|---|
Ontwikkeling arbeidskosten t.o.v. eurogebied (%) | – 1,4 | 0,25 | 1,75 | |
Omvang van wig inclusief werkgeverslasten (%) | 42,8 | – | – |
Bron: CPB, Macro Economische Verkenning
-
• Arbeidskosten. In tabel 42.7 worden ter aanvulling op de genoemde indicator in tabel 42.6 de afzonderlijke waarden weergegeven van de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in Nederland en bij de euroconcurrenten (alle landen binnen de Europese Unie die de euro als munteenheid hanteren). De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product wordt bepaald door de mutatie van de loonvoet ten opzichte van de productiviteitsontwikkeling.
Kengetallen
Realisatie 2010 | Raming 2011 | Raming 2012 | |
---|---|---|---|
Ontwikkeling arbeidskosten per eenheid product in de industrie (%): | |||
1. Nederland | – 7,8 | – 2,50 | 0,5 |
2. Euroconcurrenten | – 6,4 | – 2,75 | – 1,25 |
Bron: CPB, Macro Economische Verkenning
2 Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie
Operationele doelstelling
Motivering
Om duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen, is het van belang dat meer mensen een startkwalificatie behalen. Een startkwalificatie (MBO-2 of HAVO-VWO) is het onderwijsniveau dat nodig is om te kwalificieren voor duurzaam werk.
-
• Het Ervaringscertificaat (EVC);
-
• Fiscale tegemoetkoming scholingskosten ten behoeve van werkgevers en werknemers;
-
• Leerwerkloketten adviseren bedrijven en individuen over leermogelijkheden en financiële prikkels vanuit de overheid, zoals de fiscale tegemoetkoming voor werkgevers;
-
• Om leerlingen van het praktijkonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs succesvol naar de arbeidsmarkt te begeleiden, worden scholen, gemeenten, kenniscentra en bedrijven in de 30 arbeidsmarktregio’s desgewenst tijdelijk ondersteund bij het opzetten van werkscholen.
Instrumenten en activiteiten
Doelgroepen
Werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie.
Indicatoren
De streefwaarde van het kabinet voor het aandeel van de 25–65 jarige beroepsbevolking dat een startkwalificatie bezit was 79% in 2010. Dit streven is gehaald. Voor 2011 en volgende jaren is voor deze indicator geen streefcijfer meer vastgesteld. De nieuwe langetermijnstrategie van de Europese Unie, Europa 2020, is er wederom op gericht dat minder jongeren vroegtijdig de school verlaten. Wat de streefwaarde voor deze indicator was in 2010 op EU niveau, is doorgetrokken naar 2020 (10%). Nederland heeft zichzelf hierin 8% als doel gesteld. Met deze strategie wordt voorkomen dat jongeren de arbeidsmarkt betreden zonder startkwalificatie.
Realisatie 2010 | Streven 2011 | Streven 2012 | |
---|---|---|---|
Aandeel in de beroepsbevolking (25–65 jaar) met startkwalificatie (%) | 79 | – | – |
Bron: CBS, Statline
4 Zorgdragen voor gelijke mogelijkheden voor arbeidsmarktdeelname
Operationele doelstelling
Motivering
Waarborgen dat een ieder gelijke mogelijkheden heeft voor arbeidsdeelname door het wegnemen van praktische belemmeringen bij de combinatie arbeid en zorg en door het bieden van een wettelijk instrumentarium gericht op gelijke behandeling bij arbeid.
-
• Wet arbeid en zorg;
-
• Wet aanpassing arbeidsduur;
-
• Levensloopregeling;
-
• Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;
-
• Wet verbod van onderscheid op grond van arbeidsduur;
-
• Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid;
-
• Wet gelijke behandeling van tijdelijke en vaste werknemers;
-
• Commissie gelijke behandeling;
-
• Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen.
Instrumenten
-
• Wetsvoorstel modernisering verlof en arbeidstijden (8 augustus 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer);
-
• Implementatie van de Richtlijn 2010/18/EU inzake ouderschapsverlof;
-
• Het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt door middel van voorlichting, onderzoek en overleg met sociale partners.
Activiteiten
-
• Werkgevers, (potentiële) werknemers en hun vertegenwoordigers;
-
• Relevante belangenorganisaties en organisaties van professionals;
-
• Zelfstandigen (ZEZ).
Doelgroepen
Indicatoren
Indicator is het aandeel werknemers dat moeite heeft met de combinatie arbeid en zorg. Deze indicator is samengesteld uit de percentages werkenden die in het kader van de Nationale enquête arbeidsomstandigheden melden vaak of zeer vaak hetzij familie- of gezinsactiviteiten te missen of te verwaarlozen als gevolg van het werk of – omgekeerd – werkzaamheden te missen of te verwaarlozen als gevolg van familie- en gezinsverantwoordelijkheden. Hiermee vormt het gepresenteerde percentage een benadering van het aantal werknemers voor wie de combinatie van arbeid en zorg een probleem vormt. Streven is dat bij een groeiende arbeidsparticipatie de percentages ten minste niet toenemen.
Realisatie 2005 | Realisatie 2008 | Realisatie 2010 | Streven 2012 | |
---|---|---|---|---|
Aandeel werknemers met moeite combinatie arbeid-zorg | ||||
– Verwaarloost gezinsactiviteiten door werk | 9,6% | 9,4% | 9,1% | ≤ 9,1% |
– Verwaarloost werk door gezinsactiviteiten | 2,0% | 1,9% | 2,3% | ≤ 2,3% |
Bron: TNO, Nationale enquête arbeidsomstandigheden
-
• Als kengetal voor de arbeidsmarktpositie van vrouwen worden de – ongecorrigeerde – beloningsverschillen gehanteerd. Tot en met de begroting 2010 waren de gegevens over beloningsverschillen ontleend aan een analyse door de Arbeidsinspectie (AI); met ingang van de begroting 2011 vormen gegevens van het CBS daarvoor de grondslag. In dit gegeven komen alle factoren tot uitdrukking die leiden tot een verschil in bruto uurloon tussen mannen en vrouwen, waaronder leeftijd, beroeps- en functieniveau en aard van de sector waarin de betrokken werknemer werkzaam is. Naar verwachting is slechts een beperkt deel toe te schrijven aan verschil in beloning voor gelijk(waardig) werk. Met het oog op de arbeidsparticipaptiebeslissingen die partners bij de komst van kinderen nemen, is relevant dat de beloningsverschillen bij 25- tot 35-jarigen beperkt zijn (– 7,9% in het bedrijfsleven en 0,2% bij de overheid).
-
• De kengetallen over zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof en de levensloopregeling betreffen het gebruik (aantal toekenningen respectievelijk deelnemers). Over ouderschapsverlof is het aantal personen vermeld dat in een jaar ouderschapsverlof heeft opgenomen.
Kengetallen
Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | |
---|---|---|---|
Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1 000) | |||
– Aantal toekenningen werknemers1 | 135 | 139 | 137 |
– Aantal toekenningen zelfstandigen1 | 7,4 | 7,5 | 7,4 |
Adoptieverlof (x 1 000) | |||
– Aantal toekenningen werknemers1 | 1,2 | 1,2 | 1,3 |
Ouderschapsverlof (x 1 000) | |||
– Aantal werknemers met ouderschapsverlof (betaald en onbetaald)2 | – | 124 | - |
– Aantal ontvangers ouderschapsverlofkorting3 | 22 | 78 | 82 |
Levensloopregeling (x 1 000) | |||
– Aantal actieve deelnemers4 | 270 | 237 | 229 |
Artikel