Base description which applies to whole site

Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Budgettaire gevolgen van beleid
Apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

361.266

295.409

230.232

223.315

220.938

219.026

218.558

               

Uitgaven

353.372

295.462

230.232

223.315

220.938

219.026

218.558

– Personele uitgaven

184.923

204.911

173.800

169.174

164.821

163.134

162.694

waarvan eigen personeel

168.476

188.732

165.969

163.564

159.303

157.616

157.176

waarvan externe inhuur

13.975

13.174

4.926

2.705

2.613

2.613

2.613

– Materiële uitgaven

168.449

90.551

56.432

54.141

56.117

55.892

55.864

waarvan ICT

4.098

6.671

5.346

5.547

5.249

5.249

5.249

waarvan bijdrage SSO’s

69.059

45.457

34.297

32.223

34.587

34.323

34.295

               

Ontvangsten

54.067

36.321

5.354

5.357

5.357

5.357

5.357

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Nadere uitsplitsing apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS

353.372

295.462

230.232

223.315

220.938

219.026

218.558

               

Personele uitgaven kerndepartement

117.484

134.281

114.768

109.908

105.197

103.532

102.802

waarvan eigen personeel

105.385

122.225

108.385

105.746

101.127

99.462

98.732

waarvan externe inhuur

10.278

9.859

4.186

1.965

1.873

1.873

1.873

               

Materiële uitgaven kerndepartement

149.550

71.647

37.892

36.891

40.317

40.442

40.414

waarvan ICT

2.479

2.939

2.766

3.367

3.669

3.669

3.669

waarvan bijdrage SSO’s

68.867

42.651

28.917

27.423

30.547

30.593

30.565

               

Personele uitgaven inspecties

51.876

58.325

50.475

50.763

51.011

50.961

51.251

waarvan eigen personeel

47.745

54.532

49.267

49.555

49.803

49.753

50.043

waarvan externe inhuur

3.480

2.985

500

500

500

500

500

               

Materiële uitgaven inspecties

13.949

15.273

16.347

15.297

13.847

13.497

13.497

waarvan ICT

1.015

3.450

2.550

2.150

1.550

1.550

1.550

waarvan bijdrage SSO’s

184

2.800

5.300

4.720

3.960

3.650

3.650

               

Personele uitgaven SCP en raden

15.563

12.305

8.557

8.503

8.613

8.641

8.641

waarvan eigen personeel

15.346

11.975

8.317

8.263

8.373

8.401

8.401

waarvan externe inhuur

217

330

240

240

240

240

240

               

Materiële uitgaven SCP en raden

4.950

3.631

2.193

1.953

1.953

1.953

1.953

waarvan ICT

604

282

30

30

30

30

30

waarvan bijdrage SSO’s

8

6

80

80

80

80

80

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Apparaatskosten agentschappen, ZBO’s en RWT’s
(Bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal apparaatskosten agentschappen

421.281

410.214

397.897

398.415

399.309

398.351

399.669

               

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

35.936

38.230

35.750

35.750

35.750

35.750

35.750

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

43.561

36.837

41.051

41.838

43.042

44.282

45.560

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 1

341.784

335.147

321.096

317.627

317.177

309.059

309.059

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s 2

326.739

342.647

278.906

237.470

252.463

252.351

252.351

               

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

6.181

6.144

6.116

6.107

6.107

6.107

6.107

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

104.461

126.000

87.272

71.807

86.807

86.807

86.807

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

98.319

92.025

80.628

68.028

68.026

67.919

67.919

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

4.280

1.581

3.644

3.644

3.644

3.644

3.644

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

82

471

1.588

1.581

1.581

1.581

1.581

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

46.844

47.642

46.462

36.112

36.112

36.112

36.112

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

64.004

66.211

50.636

47.636

47.636

47.636

47.636

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

2.523

2.523

2.510

2.505

2.500

2.495

2.495

Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma (SARSR)

45

50

50

50

50

50

50

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

1

Het bedrag is inclusief de uitvoeringskosten voor het Rijksvaccinatieprogramma

2

Dit betreft alleen de begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s.

2.1 Toelichting apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel geraamd die nodig zijn voor het functioneren van het kernministerie.

De personele uitgaven kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen.

De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen. Dit omvat onder andere ICT, bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.

De ontwikkeling van de budgetten wordt in 2015 en de jaren erna beïnvloed door enerzijds de personele taakstelling uit het kabinet Rutte I en anderzijds een aantal – merendeels tijdelijke – intensiveringen die samenhangen met de implementatie van de gecompliceerde en veelomvattende beleidsagenda van VWS. Hierbij gaat het met name om werkzaamheden met betrekking tot de nieuwe Jeugdwet, de herziening van de langdurige zorg en de Wmo 2015.

Apparaatsuitgaven kernministerie 2015 onderverdeeld naar Directoraat-Generaal
(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Apparaatsuitgaven

Directoraat-generaal Volksgezondheid

20.409

Directoraat-generaal Curatieve zorg

13.925

Directoraat-generaal Langdurige zorg

13.240

Totaal beleid

47.574

Secretaris-generaal / (plaatsvervangend) secretaris-generaal

105.086

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

152.660

Extracomptabele tabel invulling taakstelling (Bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

16.750

26.000

30.650

30.650

         

Inspecties

       

IGZ

630

1.440

1.800

1.800

IJZ

70

160

200

200

Totaal inspecties

700

1.600

2.000

2.000

         

Agentschappen

       

CIBG

300

800

1.000

1.000

RIVM

4.400

7.900

9.300

9.300

Totaal agentschappen

4.700

8.700

10.300

10.300

         

ZBO’s/RWT’s

       

CAK

200

500

600

600

ZiNL

500

500

1.200

1.500

ZonMw

300

700

850

850

CIZ

2.600

6.100

7.500

7.500

Totaal ZBO’s

3.600

7.800

10.150

10.450

         

Kennisinfrastructuur

       

Preventie, jeugd en sport

3.600

3.600

3.600

3.600

Langdurige zorg

3.300

3.300

3.300

3.300

Curatieve zorg

850

1.000

1.000

1.000

Totaal kennisinfrastructuur

7.750

7.900

7.900

7.900

2.2 Toelichting apparaatsuitgaven inspecties

Inspectie voor de Gezondheidszorg

In 2013 is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestart met haar verbeterplan gebaseerd op de aanbevelingen van de rapporten Van der Steenhoven («Doorpakken!») en Sorgdrager («Van incident naar effectief toezicht»). Hiermee zet de IGZ in op een robuuste organisatie die in staat is de Toezichtvisie IGZ van de Minister goed uit te voeren. Volgens het meerjarig plan van aanpak ontwikkelt de IGZ een eenduidige, consistente en (inhoudelijk) onafhankelijke werkwijze, zodat voor zorgaanbieders en bedrijven duidelijk en voorspelbaar is wat de IGZ van hen verwacht en wat zij van de IGZ kunnen verwachten.

De IGZ heeft in de voorgaande periode forse stappen gezet ter verbetering van haar toezicht en organisatie. De implementatie van het omvangrijke verandertraject duurt nog zeker tot eind 2016. De verbeteringen ten aanzien van de informatievoorziening zullen tot en met 2018 vergen. Voor het komende jaar gaat de IGZ haar interne werkprocessen en organisaties met een passend ondersteunende ICT-infrastructuur verder verbeteren. De IGZ werkt daarbij stapsgewijs toe naar een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem dat begin 2018 zal zijn gerealiseerd.

Goed toezicht draagt bij aan veilige zorg. Een patiënt of cliënt moet kunnen vertrouwen op veilige zorg. De primaire verantwoordelijkheid voor veilige zorg ligt bij de professional in de zorgverlening, de bestuurders van zorgaanbieders en bedrijven die medische producten aanbieden. De taak van de IGZ is de burger centraal te stellen en zich vanuit dat perspectief te richten op de grootste risico’s op onveilige en kwalitatief ondermaatse zorg en in te grijpen wanneer een zorgaanbieder of fabrikant onvoldoende invulling geeft aan zijn verantwoordelijkheden. Zij doet dit onder verantwoordelijkheid van de Minister en met een professioneel en onafhankelijk oordeel.

De IGZ ziet scherp toe op veilige zorg en handhaaft. Hierbij hanteert de IGZ het uitgangspunt «high trust, high penalty». Zorgverleners en -producenten die veilige zorg of medische producten leveren krijgen vertrouwen van de inspectie, maar wanneer de veiligheid door de bodem zakt, dan grijpt de IGZ snel en adequaat in.

De IGZ houdt toezicht met vertrouwen en gezag. Dat doet zij door deskundig, doortastend en duidelijk te werken en door in verbinding te staan met een voortdurend veranderende omgeving. De IGZ houdt actief en zichtbaar toezicht. Daarnaast stelt de IGZ het toezicht in dienst van de veiligheid en de kwaliteit van de zorg voor de patiënt. Burgers en zorgprofessionals zijn daarbij ook waardevolle informatiebronnen als het gaat om het beoordelen van de kwaliteit van de geleverde zorg en het waarschuwen wanneer deze in het geding is en risico’s ontstaan. Deze werkwijze past in de visie van dit kabinet op de gezondheidszorg: «van systemen naar mensen».

Inspectie Jeugdzorg

De Inspectie Jeugdzorg is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De inspectie werkt onder verantwoordelijkheid van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie en is organisatorisch onderdeel van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De begroting 2015 bedraagt € 6,5 miljoen.

De inspectie verzamelt informatie over de kwaliteit, vormt zich een oordeel en grijpt zo nodig in. Daarnaast kijkt de inspectie of het beleid goed werkt. Daarover doet de inspectie gevraagd en ongevraagd voorstellen tot verbeteringen aan de betreffende instellingen en verantwoordelijke overheden.

De Inspectie Jeugdzorg wil met haar onderzoeken bijdragen aan:

  • het behouden en bevorderen van de kwaliteit van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • het versterken van de positie van jongeren en hun ouders of verzorgers (de cliënten);

  • de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het beleid.

De Inspectie Jeugdzorg houdt op grond van de Jeugdwet en een aantal andere wetten en regelingen toezicht op de volgende organisaties:

  • jeugdhulpaanbieders;

  • gecertificeerde instellingen jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • certificerende instelling;

  • advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • Raad voor de Kinderbescherming;

  • justitiële jeugdinrichtingen;

  • vergunninghouders voor interlandelijke adoptie;

  • opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen;

  • schippersinternaten.

De Inspectie Jeugdzorg werkt bij het uitvoeren van haar toezichttaken nauw samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie, alsmede de Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Jeugdwet in werking. Binnen het nieuwe jeugdzorgstelsel komt meer nadruk te liggen op preventie en alle taken op het gebied van jeugdhulp worden ondergebracht bij de (samenwerkende) gemeenten. In dit nieuwe stelsel zijn de bevoegdheden van de inspectie uitgebreid. Haar handhavende taken zijn verruimd en vergelijkbaar met die van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Voorbeelden hiervan zijn de handhavende taken die voorheen in de handen van de provincies/stadsregio’s lagen, het indienen van tuchtklachten en het opleggen van bestuurlijke boetes aan instellingen.

De Inspectie Jeugdzorg heeft – samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie – afspraken gemaakt met de gemeenten over de rollen van de inspecties en de gemeenten bij toezicht, die zijn vastgelegd in het «Afsprakenkader Toezicht».

2.3 Toelichting apparaatsuitgaven SCP, RVS, en GR

Sociaal en Cultureel Planbureau

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut, opgericht bij koninklijk besluit op 30 maart 1973. Het koninklijk besluit is per 1 april 2012 ingetrokken en vervangen door de Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus (1 april 2012).

Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert – gevraagd en ongevraagd – aan de regering, de Eerste – en Tweede Kamer, Ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. De belangrijkste taken van het SCP zijn:

  • Het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachte ontwikkelingen.

  • Het bijdragen aan verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociaal en cultureel beleid en het ontwikkelen van alternatieven.

  • Het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid.

Het SCP verricht daartoe sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de leefsituatie en de opvattingen van de burger, evenals naar het (overheids)beleid dat daarop van invloed is. Het werk van het SCP omvat de terreinen van nagenoeg alle ministeries. Eens per jaar geeft het SCP een overzicht van de voorgenomen activiteiten in een werkprogramma. Het werkprogramma wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).

Activiteiten SCP 2015
 

Aantal rapporten

Uren in 2015

Uitgaven in 2015

(bedragen x € 1.000)

1. Wetenschappelijk onderzoek

45

82.789

3.973

2. Kennisverspreiding

– 

9.199

441

3. Totaal

45

91.988

4.414

Toelichting

1. Wetenschappelijk onderzoek

Het onderzoeksprogramma van het SCP staat in het teken van het ondersteunen van het beleid van de overheid, waar dat gericht is op het behoud en de verhoging van het welzijn en het welbevinden van de Nederlandse burger en samenleving. Veel van de door het SCP in 2015 uit te voeren projecten vloeien voort uit eerder gemaakte afspraken of verkregen opdrachten.

In oneven jaren brengt het SCP «De Sociale Staat van Nederland» uit (een brede inventarisatie van de levensomstandigheden van de Nederlandse bevolking), in even jaren een meer thematisch Sociaal Cultureel Rapport.

Er zijn langjarige afspraken over de opstelling van bijvoorbeeld het Jaarrapport Integratie, de Armoedemonitor, de Monitor Discriminatie op de Arbeidsmarkt op grond van etnische herkomst, de Emancipatiemonitor, «De Sociale Staat van het Platteland», «Het Cultureel Draagvlak», de pgb-monitor en de ontwikkeling van ramingsmodellen voor de vraag naar jeugdzorg en langdurige zorg. Veel van het SCP-onderzoek is gebaseerd op door het CBS verzamelde en ter beschikking gestelde gegevens. Daarnaast laat het SCP zelf ook enkele grote surveys uitvoeren. Ook in 2015 zal het SCP ten behoeve van het kabinet rapporteren over de uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek naar zorgen en maatschappelijke kwesties die leven onder de bevolking en van belang zijn voor de politiek («Continu Onderzoek Burgerperspectieven»).

2. Kennisverspreiding

Vele SCP-medewerkers hebben contacten met of maken deel uit van voor het SCP relevante wetenschappelijke of maatschappelijke organisaties, of hebben vanwege hun SCP-werk of -expertise een adviserende rol in allerlei gremia. Kennisverspreiding via presentaties, artikelen, papers e.d. zijn een belangrijk onderdeel van het werk.

Een kerntaak van het SCP is het adviseren van departementen en andere overheidsinstanties op basis van de beschikbare kennis en inzichten. De positionering van het bureau binnen de rijksoverheid maakt het mogelijk deel te nemen aan het commissie- en advieswerk binnen de overheid (onderraden en voorportalen). Afgezien van deze vorm van indirecte advisering brengt het bureau ook met regelmaat adviezen uit aan (beleidsdirecties van) departementen. Deze advisering kan zeer uiteenlopend van karakter zijn, bijvoorbeeld via participatie in de kenniskamers van verschillende ministeries.

Raad voor Volksgezondheid en Zorg en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

In een brief van 28 mei 2013 heeft de Minister van VWS de Tweede Kamer geïnformeerd over haar voornemen om de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) samen te voegen tot één nieuwe strategische adviesraad. Voor deze nieuwe adviesraad is de naam «Raad voor Volksgezondheid en Samenleving» (RVS) gekozen. Het wetsvoorstel voor deze nieuwe adviesraad ligt bij de Tweede Kamer. Het streven is de onderhavige wet op 1 januari 2015 in werking te laten treden.

Nieuwe organisatie

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is een strategisch adviescollege en een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en het parlement. Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG), waarin de Gezondheidsraad en de RVZ samenwerken, wordt onderdeel van de RVS en blijft een samenwerkingsverband met de Gezondheidsraad. De RVS heeft tot taak de regering en de beide kamers van de Staten-Generaal te adviseren over hoofdlijnen van het beleid dat het VWS-domein in de volle breedte omspant, inclusief de raakvlakken met relevante beleidsdomeinen waar de departementen van BZK, IenM, OCW, SZW en VenJ verantwoordelijk voor zijn.

Adviesterrein

Het adviesterrein van de RVS betreft alle aspecten die van invloed zijn op de volksgezondheid. Daarbij wordt betrokken het welbevinden en het functioneren van burgers in de samenleving, met bijzondere aandacht voor de rol van de decentrale overheden en veranderingen in het aanbod van zorg en welzijn. Hieronder vallen in ieder geval de terreinen van publieke gezondheid, gezondheidsbescherming, gezondheidszorg in de volle breedte, gezondheid en maatschappelijke participatie (waaronder arbeid en het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting), jeugd (met name zorg, opvoeding en ondersteuning), zorggerelateerde dienstverlening en maatschappelijke ondersteuning (inclusief alle vormen van technologische ondersteuning), gezondheidgerelateerde ethische en sociale vraagstukken zoals het tegengaan van eenzaamheid, de instrumenten zoals verzekeringen, planning, financiering en opleidingen en tot slot de betaalbaarheid van collectieve zorg. Deze aandachtsgebieden moeten niet alleen vanuit het perspectief van de rijksoverheid en gemeenten worden bezien – de effecten van en mogelijkheden voor decentralisatie zijn een majeur aandachtgebied- maar ook vanuit het perspectief van de burger en groepen burgers. Relevante aandachtsgebieden zijn in dat verband in ieder geval: burgerschap, diversiteit, leefstijlen, de verhouding samenleving/overheid en leefomgeving.

De beleidsterreinen van het Ministerie van VWS en die van de hier boven al genoemde Ministeries van BZK, IenM, OCW, SZW, VenJ en VWS raken in toenemende mate verweven met elkaar en de strategische vragen waarvoor VWS zich geplaatst ziet hebben veelal een intersectoraal karakter.

Dat betekent dat de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving niet alleen voor de Minister van VWS de verkenningen en advies levert, maar ook dat de andere ministeries advies kunnen aanvragen bij de nieuwe raad.

Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan en heeft als taak de regering en het parlement van advies te dienen over de stand van kennis ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid.

Het werkterrein van de Gezondheidsraad omvat de volgende aandachtsgebieden: preventie, gezondheidszorg, voeding, leefomgeving, arbeidsomstandigheden, innovatie en kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. In september stelt de Minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast (www.gezondheidsraad.nl).

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

De Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) is een bij wet (Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Embryowet) ingestelde commissie en waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, via toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap (www.ccmo-online.nl). Zij is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).

Licence