Algemeen
Het Agentschap SZW richt zich met name op de uitvoering van complexe Europese subsidieregelingen. In de huidige opdrachtenportefeuille zitten ook enkele nationale regelingen. Bij de uitvoering van de subsidieregelingen ligt de nadruk op het waarborgen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid. Onderstaand een opsomming van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert. Tenzij anders vermeld is het Ministerie van SZW opdrachtgever van de regelingen.
Europees Sociaal Fonds (ESF)
Het ESF verbetert de kansen van mensen op de arbeidsmarkt. De ESF-programmaperiode 2007–2013 verkeert in de afrondende fase. In het eerste halfjaar van 2016 zijn de laatste projecten afgehandeld en zijn voorbereidingen getroffen voor de eindafrekening aan de Europese Commissie over deze programmaperiode in 2017.
De uitvoering van de nieuwe ESF-programmaperiode 2014–2020 loopt in ieder geval door tot en met 2022. Subsidie wordt verstrekt aan projecten met de volgende thema’s:
-
• Actieve inclusie: re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
-
• Actief en gezond ouder worden: het bevorderen van duurzame arbeidsinzet van werkenden.
Als onderdeel van ESF 2014–2020 worden ook projecten gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB). Deze regeling wordt ingezet om de sociale participatie van kwetsbare ouderen (met een laag besteedbaar inkomen) te stimuleren.
Europees Globalisatiefonds (EGF)
Het EGF is een andere Europese subsidieregeling die het Agentschap SZW uitvoert. Bedrijven en sectoren die zijn getroffen door grote veranderingen in de wereldhandelspatronen of als gevolg van de wereldwijde economische financiële crisis, kunnen bij massaontslag gebruikmaken van geld uit het EGF. Dit fonds helpt werknemers met scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of steun bij het opzetten van een eigen bedrijf. De programmaperioden en de verwachte looptijd zijn ongeveer hetzelfde als bij het ESF.
Europese Migratie- en Veiligheidsfondsen (EMVF)
In opdracht van het Ministerie van VenJ voert het Agentschap SZW de subsidieregelingen van de EMVF uit. Net als bij het ESF is de uitvoering opgedeeld in programmaperioden en is de verwachte looptijd van deze activiteiten tot en met 2022.
De projecten van de lopende programmaperiode 2007–2013 zijn in 2016 door het Agentschap SZW afgerond.
In de nieuwe programmaperiode (2014–2020) bestaan de Europese migratie- en veiligheidsfondsen uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het fonds voor de Interne Veiligheid (ISF).
Het AMIF richt zich op asiel- en migratiebeleid, en verstrekt subsidie voor:
-
• Het behouden en verbeteren van de kwaliteit van het opvang- en asielstelsel;
-
• Het bevorderen van de participatie van onderdanen uit niet-westerse derde landen en hun naaste verwanten in de samenleving;
-
• Het bevorderen van de terugkeer van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben, nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek tot verblijf of tijdelijk verblijfsrecht hebben.
Het ISF is gericht op het bevorderen van grensbewaking en visummanagement, en bestaat uit twee programma’s:
-
• Het programma ISF-grenzen heeft als doel de veiligheid in de EU te verhogen en daarnaast legaal reizen makkelijker te maken. Ook financiert het de IT-systemen die nodig zijn voor het grensbewakingssysteem van de EU. Daarnaast worden acties voor de efficiënte verwerking van migratiestromen en visumaanvragen gesteund;
-
• Het programma ISF-Politie heeft als doel bij te dragen aan de veiligheid in de EU. Het programma financiert acties ter voorkoming van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme. Het programma heeft ook als doel de samenwerking tussen de rechtsautoriteiten van de lidstaten te verbeteren.
Nationale regelingen
Daarnaast voert het Agentschap SZW enkele nationale regelingen uit:
-
• Regeling sectorgewijze opleidingen / sectorplannen (RCSP). Looptijd: 1 oktober 2013 tot en met 2018.
-
• Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA). Looptijd: 1 juli 2016 tot en met 2018.
-
• Kinderopvang: versterking taal- en interactievaardigheden (KTA). Looptijd: eind 2014 tot en met 2018.
-
• Regeling schadeclaims vakantiedagen. Looptijd: 2016 (vanaf 1 mei) met uitloop in 2017.
Door middel van de RCSP kunnen werkgevers- en werknemersorganisaties een financiële bijdrage van de overheid krijgen als zij gezamenlijke plannen maken om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Een betere werking van de arbeidsmarkt, het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid staan centraal.
De regeling DWSRA is een uitvloeisel van de RCSP en is met name gericht op projecten inzake samenwerking en regie op de arbeidsmarkt.
De regeling KTA heeft ten doel om de taal- en interactieve vaardigheden van gastouders en medewerkers in de kinderopvang te verbeteren.
De regeling schadeclaims vakantiedagen heeft ten doel werknemers te compenseren voor de gemiste opbouw van vakantiedagen bij ziekte doordat de Nederlandse wetgeving afweek van de Europese richtlijnen.
Begroting van baten en lasten
Realisatie | Raming | Begroting | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
20151 | 20162 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |||
Baten | |||||||||
Opbrengst moederdepartement3 | 13.729 | 16.520 | 15.600 | 15.700 | 19.000 | 14.300 | 18.000 | ||
Opbrengst overige departementen | 2.814 | 1.050 | 1.200 | 1.300 | 1.500 | 1.200 | 500 | ||
Opbrengst derden | – | – | – | – | – | – | – | ||
Rentebaten | – | – | – | – | – | – | – | ||
Vrijval voorzieningen | – | – | – | – | – | – | – | ||
Bijzondere baten | – | – | – | – | – | – | – | ||
Totaal Baten | 16.543 | 17.570 | 16.800 | 17.000 | 20.500 | 15.500 | 18.500 | ||
Lasten | |||||||||
Apparaatskosten | |||||||||
Personele kosten | 11.981 | 12.200 | 11.750 | 12.400 | 15.100 | 11.300 | 13.800 | ||
waarvan eigen personeel | 9.302 | 9.290 | 9.100 | 10.200 | 11.500 | 10.000 | 10.800 | ||
waarvan externe inhuur | 2.013 | 2.210 | 2.000 | 1.500 | 2.800 | 750 | 2.250 | ||
waarvan overige kosten | 666 | 700 | 650 | 700 | 800 | 550 | 750 | ||
Materiële kosten | 4.016 | 4.100 | 3.690 | 3.600 | 4.400 | 3.200 | 3.700 | ||
waarvan apparaat ICT | 1.594 | 1.500 | 1.660 | 1.600 | 1.800 | 1.450 | 1.500 | ||
waarvan bijdrage aan SSO's | 962 | 1.000 | 1.422 | 1.400 | 1.600 | 1.250 | 1.400 | ||
waarvan overige kosten | 1.460 | 1.600 | 608 | 600 | 1.000 | 500 | 800 | ||
Rentelasten | – | – | – | – | – | – | – | ||
Afschrijvingskosten | |||||||||
Materieel | 1 | – | – | – | – | – | – | ||
waarvan apparaat ICT | – | – | – | – | – | – | – | ||
Immaterieel | 781 | 1.020 | 1.360 | 1.000 | 1.000 | 1.000 | 1.000 | ||
Overige kosten | – | – | – | – | – | – | – | ||
Dotaties voorzieningen | – | – | – | – | – | – | – | ||
Bijzondere lasten | – | – | – | – | – | – | – | ||
Totaal Lasten | 16.779 | 17.320 | 16.800 | 17.000 | 20.500 | 15.500 | 18.500 | ||
Saldo van baten en lasten | – 236 | 250 | – | – | – | – | – |
Het verschil met de in tabel 98.1 genoemde Bijdrage aan Agentschap SZW wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in die tabel de bijdragen uit rekeningen buiten begrotingsverband (de door de Europese Commissie verstrekte «technische bijstand»), ter cofinanciering van de uitvoeringskosten van Europese regelingen, niet zijn opgenomen.
Algemeen
De meerjarenbegroting van het Agentschap SZW wordt bepaald door de ontwikkelingen in de orderportefeuille. De ontwerpbegroting wordt opgesteld op basis van de interne capaciteitsplanning, waarin de meest actuele inzichten met betrekking tot de uitvoering van de lopende subsidieregelingen zijn verwerkt. Op het tijdstip dat deze ontwerpbegroting wordt opgesteld zijn de hoofdlijnen van de werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van de subsidieregelingen duidelijk.
Voor aanvang van elk kalenderjaar worden met de opdrachtgevers afspraken gemaakt over de uitvoering van de betreffende subsidieregelingen in dat uitvoeringsjaar. Deze meer gedetailleerde en actuele afspraken worden in wederzijds getekende offertes vastgelegd. In de loop van het jaar worden nieuwe offertes opgesteld als zich significante wijzigingen voordoen in de uitvoering van de lopende subsidieregelingen of als nieuwe subsidieregelingen in uitvoering worden genomen. De laatste versie van de offertes van de lopende subsidieregelingen is de basis voor de aanpassing bij Voorjaarsnota in de 1e suppletoire begroting van SZW.
Doordat de detailafspraken in de offertes op een later moment worden gemaakt zijn deze veel specifieker en meer actueel dan de inzichten op hoofdlijnen tijdens het opstellen van de ontwerpbegroting. Hierdoor kan de 1e suppletoire begroting van de ontwerpbegroting afwijken.
De huidige ontwerpbegroting voor de jaren 2017 tot en met 2021 kan ook nog wijzigen als gevolg van de strategische heroriëntatie van het Agentschap die momenteel wordt uitgevoerd.
Baten
De opbrengsten moederdepartement en overige departementen betreft de omzet van de subsidieregelingen die voor het moederdepartement of overige departementen worden uitgevoerd.
Het grillige patroon van de omzet vanaf 2017 is te verklaren doordat bij de uitvoering van de Europese subsidieregelingen veelal sprake is van tweejarige projecten met grotere werkdruk bij openstelling van het tijdvak (intake en aanvraag) en aan het eind van het project (einddeclaratie). Doordat dit voor zowel ESF als EMVF geldt en de acties ook veelal samenvallen, resulteert dit in het patroon van jaren met meer en minder bedrijfsdrukte.
Lasten
Personele kosten
De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee de omvang van de te verrichten activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats (via mantelcontracten van het Rijk of van SZW).
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële vaste activa. De investeringen in immateriële vaste activa die voortvloeien uit specifieke wensen van de opdrachtgevers worden over meerdere jaren afgeschreven en ook in dit ritme aan de opdrachtgevers doorberekend.
Saldo van baten en lasten
Bij het opstellen van de begroting is een sluitende begroting het uitgangspunt.
Het saldo van baten en lasten van een jaar wordt in het daarop volgend jaar verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.
Kasstroomoverzicht
In tabel 3.2 wordt het kasstroomoverzicht van Agentschap SZW opgenomen.
Realisatie | Raming | Begroting | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20151 | 20162 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
1. Rekening-courant RHB 1 januari | 2.145 | 2.231 | 2.001 | 2.211 | 2.211 | 2.461 | 2.961 |
totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 17.686 | 17.570 | 16.800 | 17.000 | 20.500 | 15.500 | 18.500 |
totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | – 16.317 | – 16.300 | – 15.440 | – 16.000 | – 19.500 | – 14.500 | – 17.500 |
2. Totaal operationele kasstroom | 1.369 | 1.270 | 1.360 | 1.000 | 1.000 | 1.000 | 1.000 |
totaal investeringen (-/-) | – 1.283 | – 1.500 | – 1.150 | – 1.000 | – 750 | – 500 | – 500 |
totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | – | – | – | – | – | – | – |
3. Totaal investeringskasstroom | – 1.283 | – 1.500 | – 1.150 | – 1.000 | – 750 | – 500 | – 500 |
eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – | – | – | – | – | – | – |
eenmalige storting door moederdepartement (+) | – | – | – | – | – | – | – |
aflossingen op leningen (-/-) | – | – | – | – | – | – | – |
beroep op leenfaciliteit (+) | – | – | – | – | – | – | – |
4. Totaal financieringskasstroom | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 2.231 | 2.001 | 2.211 | 2.211 | 2.461 | 2.961 | 3.461 |
Doelmatigheidsindicatoren
In tabel 3.3 worden de doelmatigheidsindicatoren vermeld.
Realisatie 2015 | Raming 2016 | Begroting | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |||
Generieke doelmatigheidsindicatoren | |||||||
Uurtarieven | |||||||
Integraal uurtarief (voorcalculatorisch) (€) | 98,68 | 109,65 | 107,80 | 107,00 | 106,00 | 110,50 | 108,50 |
Index reëel uurtarief (gecorrigeerd voor inflatie, 2011=100) | 103,6 | 111,9 | 108,9 | 106,4 | 104,0 | 106,9 | 103,3 |
Omzet per fte: | |||||||
Totale omzet in € 1.000 | 16.543 | 17.570 | 16.800 | 17.000 | 20.500 | 15.500 | 18.500 |
fte-totaal | 147,8 | 125,5 | 137,0 | 142,0 | 162,5 | 132,0 | 152,0 |
Omzet per fte (€) | 111.928 | 140.000 | 122.628 | 119.718 | 126.154 | 117.425 | 121.711 |
Saldo van baten en lasten in € 1.000 | – 236 | 250 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Productiviteit: | |||||||
Declarabiliteit (factureerbare/beschikbare uren) (%) | 65,5 | 70,0 | 70,6 | 71,0 | 72,0 | 73,0 | 74,0 |
Ziekteverzuim (totaal incl.langdurig) (%) | 3 | 2,5 | 2,5 | 2,5 | 2,5 | 2,5 | 2,5 |
Kwalitatieve indicatoren | |||||||
Klanttevredenheid: algemeen oordeel enquête | 7,1 | 7,5 | 7,5 | 7,5 | 7,5 | 7,5 | 7,5 |
Beroepsprocedures: | |||||||
% beschikkingen die leiden tot beroepsprocedure | 0,6 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
% beroepsprocedures geheel of deels gegrond | 22 | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 |
Tijdigheid beschikken en betalen: | |||||||
% tijdige beschikkingen | 91 | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 |
% tijdige betalingen | 99,5 | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 |
Specifieke indicatoren | |||||||
Kosten subsidieproces in % vd subsidie / subsidiabele kosten per project | |||||||
Europese subsidieregelingen | 1,7 | 1,6 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 |
Nationale subsidieregelingen | |||||||
• RUS-variant 1b: One Touch (ambtshalve vaststellen) | 7,4 | 17,5 | 17,5 | 17,5 | 17,5 | 17,5 | 17,5 |
• RUS-variant 3: Presteren en inzicht in kosten | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 |
RUS = Raamwerk voor Uitvoering van Rijkssubsidies.
De voorcalculatorische uurtarieven zijn integrale kostprijzen (alle kosten / factureerbare uren). De uurtarieven vormen de basis voor de facturering aan de opdrachtgevers. Het grillige patroon van de uurtarieven is te verklaren doordat bij de Europese subsidieregelingen veelal sprake is van tweejarige projecten met grotere werkdruk bij openstelling van het tijdvak (intake en aanvraag) en aan het eind van het project (einddeclaratie). Doordat dit voor zowel ESF als EMVF geldt en de acties ook veelal samenvallen, resulteert dit in het patroon van jaren met meer en minder bedrijfsdrukte. In de jaren van minder bedrijfsdrukte leidt het lager aantal factureerbare uren (doordat de vaste kosten over een lager aantal directe uren worden omgeslagen) tot hogere tarieven.
In de berekening van de reële indexcijfers van de uurtarieven is het effect van de jaarlijkse algemene prijsstijgingen geëlimineerd (vanaf 2016: schatting 1,5%).
Bij de specifieke indicatoren worden de uitvoeringskosten gepresenteerd in verhouding tot de gemiddelde subsidie of de totale subsidiabele kosten per project. De niet aan afzonderlijke projecten toe te rekenen activiteiten en materiële kosten worden in deze berekening niet meegenomen.
Voor de Europese subsidieregelingen worden de uitvoeringskosten van het subsidieproces gerelateerd aan de totale subsidiabele projectkosten. De kosten van uitvoering van de Europese regelingen zijn absoluut gezien hoger dan bij Nationale regelingen vanwege de hoge eisen die de Europese Commissie stelt aan de verantwoording van projectkosten en de controle ervan. Vanwege de grotere gemiddelde projectomvang zijn de kosten van het subsidieproces bij Europese regelingen echter relatief lager.
Voor de Nationale subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert, worden de uitvoeringskosten inzichtelijk gemaakt naar de uitvoeringsvarianten die in het Rijksbreed geldende Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) worden onderscheiden. Voor de RUS-variant «One Touch» wordt de gemiddelde projectomvang berekend op basis van de verleende subsidie. Voor de RUS-variant «Presteren en inzicht in kosten» betreft de gemiddelde projectomvang de totale subsidiabele kosten.