Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Algemene Doelstelling

Om er voor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenM de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, beheren en benutten. Daarbij zorgt IenM tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenM zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474), te behalen werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenM (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel)

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG).

  • Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd. Het is de verwachting dat het programma ERTMS in 2018 van de planuitwerkingfase over kan gaan naar de realisatiefase.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenM zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele OV-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessieoverstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, OV-chipkaart, taxivervoer en OV-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de Openbaar Vervoer infrastructuur en de ordening van de Openbaar Vervoer markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele OV-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015–2016 29 893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stoptonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

In de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) is in actie 43 aangegeven dat gezamenlijk een dashboard wordt ontwikkeld waarmee de verbetering van de reis van deur-tot-deur in beeld kan worden gebracht. Op basis van het dashboard wordt de deur-tot-deur ambitie gemonitord aan de landsdelige en landelijke OV&Spoortafels. Een samenvatting van de rapportage over het Dashboard Van Deur tot Deur, de conclusies en eventuele afspraken die naar aanleiding daarvan aan de OV- en Spoortafels worden gemaakt, maken onderdeel uit van de periodieke terugkoppeling over de OV- en Spoortafels aan de Tweede Kamer.

Kengetal klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Algemeen oordeel

7,2

7,4

7,4

7,5

7,5

7,6

Informatie en veiligheid

7,5

7,6

7,6

7,6

7,7

7,8

Rijcomfort

7,3

7,4

7,5

7,5

7,6

7,6

Tijd en doorstroming

6,6

6,8

6,8

6,9

7,0

7,0

Prijs

5,9

6,2

6,3

6,4

6,6

6,7

Bron: CROW/KpVV – Klantenbarometer 2016

Toelichting

De OV Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het regionale stads- en streekvervoer waarvoor de provincies en de metropoolregio’s verantwoordelijk zijn.

Het onderzoek wordt jaarlijks gehouden in de periode van eind oktober tot begin december.

Vanaf 2017 zal NS conform de motie van het lid Dik-Faber (Kamerstukken II 2013/14, 29 984, nr. 502) met het oog op eenduidigheid en vergelijkbaarheid aansluiting zoeken bij de OV-klantenbarometer. Op dit moment meet NS de klantoordelen via een andere methode en worden zij hier in de concessie ook door IenM op beoordeeld. Bij de Indicator «Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel» staan de realisatie in de afgelopen jaren en de gebruikte normen van het algemeen klantoordeel opgenomen.

Kengetal Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

           

– Reizigers (1)

7,9

7,9

7,9

8

8

8

– Personeel (2)

nb

6,9

nb

7

nb

6,8

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

           

– Reizigers (3)

nb

15

15

16

14

14

– Personeel (4)

nb

60

nb

60

nb

62

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2016 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2016

Toelichting

Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Ad 3) Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident. Het percentage in 2012 en verder is niet vergelijkbaar met voorgaande jaren omdat een andere vraagstelling heeft plaatsgevonden.

Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Kengetal sociale veiligheid NS
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Klantoordeel sociale veiligheid

79,1%

78,3%

79,5%

80,2%

80,1%

87,1%

Bron: NS Jaarverantwoording 2016

Toelichting

In 2016 heeft 87,1% van de reizigers sociale veiligheid met het cijfer zeven of hoger beoordeeld. In het Vervoerplan van NS wordt voor sociale veiligheid, net als voor diverse andere zorggebieden, het klantoordeel gebruikt. Het klantoordeel veiligheid geeft een percentage en niet een cijfer. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en ‘s avonds in de trein en overdag en ‘s avonds op stations.

Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Bodem

waarde

Progressie

waarde

Streef

waarde

 

2011

2012

2013

2014

2015

2015–20191

20161

2019¹

Reizigerspunctualiteit²

91,5%

91,5%

90,0%

90,5%

91,0%

90,0%

91,0%

92,3%

Algemeen klantoordeel³

74%

74%

75%

75%

74%

74%

75%

80%

Bron: NS Jaarverantwoording 2016

Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.

Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hieronder staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals die vanaf dit begrotingsjaar worden gehanteerd op basis van de Beleidsimpuls Railveiligheid8. Deze bevat de geactualiseerde beleidsagenda ten aanzien van railveiligheid op basis van het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid. Er lopen verschillende veiligheidsverbeterprogramma’s om de gestelde doelstellingen te realiseren (onder andere het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen en het STS (Stoptonend Sein)-verbeterplan).

De nationale indicatoren uit de Derde Kadernota railveiligheid zijn in het geactualiseerde sturingskader losgelaten als norm voor beleidssturing, omdat deze te beperkt inzicht geven in de ontwikkeling van onderliggende risicofactoren. Over de nieuwe indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid en het NSA Jaarverslag, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht. Hiermee wordt de informatiewaarde van de jaarverslagen vergroot en ontstaat er een directere relatie tussen de bevindingen van de ILT en de beleidsontwikkeling.

In onderstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2015 was op basis van de indicatoren. De stand van zaken 2016 komt in september 2017 beschikbaar.

Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Nr.

Risico-drager

Omschrijving indicator

NRV

2016

2015

2014

1

Veiligheidsrisico treinreizigers

SGEL onder reizigers/jaar/mld. reizigerskm’s

   

0,011

0

2

(Mogelijke) ongevallen met treinen

         

2.1

 

Aantal significante ongevallen/ mln. treinkm’s

   

0,199

0,122

2.2

 

Aantal significante treinbotsingen/mln. treinkm’s

   

0,006

0,019

2.3

 

Aantal significante ontsporingen/ mln. treinkm’s

   

0,006

0,006

2.4

 

Aantal STS passages

   

100

112

3

Veiligheidsrisico spoorpersoneel

SGEL onder spoorpersoneel/jaar/mld. treinkm’s

   

1,283

0

4

Veiligheidsrisico overweggebruikers

SGEL onder overweggebruikers/jaar/mld. treinkm’s

   

84,704

47,580

5

Suïcides

Aantal spoorsuïcides

   

223

192

Bron: ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2015, Kamerstukken II, 2016/2017 29 893 nr. 207

Gebruikte afkorting in de tabel

SGEL = Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels

Dit is een kwantificering van de gevolgen van ernstige ongevallen met doden en ernstige letsels, waarbij 1 ernstig letsel statistisch gelijk is aan 0,1 overledene.

Risicodragers = actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

Kengetal aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Betuweroute (Meteren-Valburg)1

420

430

410

480

440

390

Zevenaar grens

480

490

490

540

470

400

waarvan Betuweroute1

420

430

410

480

440

380

Oldenzaal grens

60

60

70

60

100

130

Venlo grens

230

220

240

190

270

310

Maastricht grens

20

20

30

30

30

40

Roosendaal grens

120

110

110

110

130

140

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

1

Omdat eind 2015 de verbindingsboog bij Elst in gebruik is genomen, is er een verschil tussen het aantal goederentreinen op het drukste deel van de Betuweroute (Meteren-Valburg) en het aantal goederentreinen dat via de Betuweroute (Valburg-Zevenaar) en Zevenaar grens heeft gereden.

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen. In 2016 is verschuiving van verkeer waarneembaar van de Betuweroute naar het gemengde net door omleidingen als gevolg van de bouw van het Derde spoor in Duitsland. In 2017 neemt naar verwachting het aantal treinbewegingen verder toe, maar ook dan zal sprake zijn van verschuiving.

Beleidswijzigingen

Eind 2016 is met het Toekomstbeeld OV 2040 een gemeenschappelijke visie op de toekomst van het openbaar vervoer gepresenteerd. Het Toekomstbeeld is door IenM en de OV-partners (overheden, vervoerders en infrabeheerder) samen ontwikkeld. De komende tijd wordt dit uitgewerkt in een ontwikkelagenda, die aangeeft hoe beleid en uitvoering stap voor stap gericht wordt op dat Toekomstbeeld.

In december 2016 heeft het kabinet gekozen om ProRail om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid (Kamerstukken II 2016–2017 25 268, nr. 139). In 2018 wordt deze omvorming verder voorbereid.

In maart 2017 is het rapport over scenario’s voor marktwerking op het spoor opgeleverd en vervolgens aan de Kamer aangeboden. Dit volgt uit de kabinetsreactie op de parlementaire enquête Fyra (Kamerstukken II 2015–2016 33 678, nr. 16).

In 2018 wordt gewerkt aan de implementatie van het Vierde Spoorwegpakket, zodat deze binnen de Europese termijn geïmplementeerd kan worden. De implementatie betreft een beleid neutrale omzetting. Mede naar aanleiding van een Raad van State advies (W14150443) is vorig jaar een inventarisatie naar de noodzaak tot aanpassing en modernisering van de Spoorwetgeving uitgevoerd en gestart met een nadere verkenning van een toekomstbestendige Spoorwet. Dit is een meerjarig herzieningstraject van wetgeving waarbij de stakeholders nauw worden betrokken. Over de voorstellen en de planning wordt de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

28.104

6.840

7.846

11.742

9.609

17.081

10.117

Uitgaven:

18.896

36.801

18.622

13.142

13.917

14.237

14.234

Waarvan juridisch verplicht

   

85%

       

16.01

OV en Spoor

18.896

36.801

18.622

13.142

13.917

14.237

14.234

16.01.01

Opdrachten

985

8.656

6.382

5.853

6.532

7.011

6.946

 

– ERTMS

0

47

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

985

8.609

6.382

5.853

6.532

7.011

6.946

16.01.02

Subsidies

15.544

24.864

8.934

3.983

4.079

4.017

4.079

 

– Bodemsanering NS

9.077

0

0

0

0

0

0

 

– GSM-R

2.014

15.607

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

4.453

9.257

8.934

3.983

4.079

4.017

4.079

16.01.03

Bijdrage aan agentschappen

44

894

919

919

919

822

822

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

44

44

44

44

44

44

44

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

850

875

875

875

778

778

16.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

2.252

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

 

– CLU Betuweroute en HSL

2.252

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

71

100

100

100

100

100

100

 

Ontvangsten

3

2.702

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

1.876.136

1.851.941

1.897.702

2.029.752

1.978.720

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

314.250

202.214

197.329

202.263

207.106

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.190.386

2.054.155

2.095.031

2.232.015

2.185.826

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.245.258

1.238.568

1.293.225

1.305.578

1.274.758

13.03

Aanleg

766.273

635.907

593.477

719.958

684.418

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

162.258

147.583

156.570

160.882

161.053

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

0

15.500

35.162

29.000

49.000

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

246.600

201.111

170.614

96.629

5.098

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

246.600

201.111

170.614

96.629

5.098

waarvan

         

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

194.764

109.215

102.607

84.529

1.605

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

9.233

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

51.836

91.896

58.774

12.100

3.493

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (bedragenx € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

187.116

317.511

389.614

419.130

406.520

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

40.441

22.119

28.553

60.681

67.487

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

227.557

339.630

418.167

479.811

474.007

waarvan

           

17.02

Betuweroute

4.942

4.807

0

0

0

17.03

HSL-Zuid

8.894

22.750

17.200

16.600

16.700

17.07

ERTMS

98.823

147.261

208.772

283.829

299.771

17.08

ZuidasDok

114.898

164.812

192.195

179.382

157.536

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2016

2017

2018

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer2

53

51

46

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer3

46

48

47

Reisaftrek OV

10

10

10

1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

16.01 OV en Spoor

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, de bijdragen aan mede overheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. De agentschapbijdrage, de bijdrage aan mede overheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM), uitgaven voor de Ov-begeleiderskaart, de continue screening van de taxibranche, de uitbesteding van SWUNG1 taken en het onderzoek naar voor het rekenmodel trillingen spoorwegen. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer en het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

16.01 OV en Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SCHWUNG1 taken, het onderzoeken naar verbetermogelijkheden voor het rekenmodel trillingen spoorwegen, het onderzoek naar verplaatsingen in Nederland (OVIN) en spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten: Deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond € 13 miljoen inclusief de uitvoeringskosten.

NS Sociale Veiligheid: € 3,6 miljoen in 2018 van in totaal € 10 miljoen 2016 tot en met 2018

Het doel van de subsidie is een eenmalige extra bijdrage aan extra maatregelen voor sociale veiligheid. De bijdrage wordt besteed aan de inzet van flexteams veiligheid na 22.00 uur op zondag t/m woensdag, inhuur van beveiliging op stations en innovatieve toepassingen voor het hele OV. De extra maatregelen zullen bijdragen aan de veiligheid van NS-personeel en andere medewerkers in het OV en aan de veiligheid van de reizigers. Met deze subsidie is voldoende budget beschikbaar gesteld voor de maatregel dubbele bemensing (uit het maatregelenpakket 2015) en is uitvoering gegeven aan de motie Van Veldhoven (Kamerstuk 34 550 XII, nr. 43).

NS Intercity Dordrecht Breda: € 2,0 miljoen in 2018 van in totaal € 3,38 miljoen in 2017 en 2018: Het doel van de subsidie is dat NS hiermee met ingang van dienstregeling 2017 voor een periode van twee jaar een uursverbinding met een Intercity zal realiseren tussen. Dordrecht en Breda. De Kamer is hierover op 30 maart 2016 geïnformeerd bij de beantwoording van Kamervragen van lid Bruins (CU) over de intercity Dordrecht-Breda.

Bijdrage exploitatiekosten RE13 Nederlands grondgebied VRR € 0,25 miljoen in 2018 van in totaal € 2,5 miljoen 2017 tot en met 2025.

Belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer worden waar mogelijk weggenomen door maatregelen en bijdragen ter stimulering van internationaal personenvervoer. Door deze bijdrage kunnen reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar reizen van Nederland naar Duitsland en vice versa.

Verder worden subsidie uitgaven gedaan voor het OV-loket, de beleidsondersteuning van ROVER, de ondersteuning van het consumentenplatform Friese Waddenveren, het landelijk klachtenmeldpunt taxi en de OV Klantenbarometer. Doel van deze subsidies is het ondersteunen van reizigers en een loket te organiseren waar zij terecht kunnen.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering.

16.01.04 Bijdrage medeoverheden

Dit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

8

Kamerstukken II 2015–2016 29 893 nr. 204

Licence