Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocideverordening, gewasbeschermingsmiddelenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie en biotechnologie. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken, waarin de verplichting is opgenomen asbestdaken te saneren voor 2024. Deze maatregel is in 2015 aangekondigd, krijgt in 2017/2018 zijn juridische vormgeving. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • Reductie van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO 12 -taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen.

  • Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 is ingegaan. Tevens is in 2016 een samenwerkingsverband met alle betrokken partijen opgericht om onder meer met behulp van een meerjarig uitvoeringsprogramma de sanering van de asbestdaken te begeleiden. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals.

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan in een innovatie wordt meegenomen, omdat gezonde en veilige producten en processen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het realiseren van een circulaire economie («Veilig aan de Voorkant», Safe-by-design).

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Op het terrein van Omgevingsveiligheid en milieurisico’s worden de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd. Ten opzichte van de begroting 2017 is er een kengetal inzake het onderwerp «asbestdaken» toegevoegd.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) en de Biocideverordening worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. In 2018 zal bijvoorbeeld (in vervolg op 2017) de restrictie voor rubbergranulaat extra Nederlandse inzet krijgen. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2016 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2017 en 2018. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland veelal actief input op levert.

Tabel resultaten EU REACH in 2016, 2017 en 2018
   

Realisatie 2016

Geraamd 2017

Geraamd 2018

   

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

168

2681

60

3302

100–150

420

2

Door Nederland uitgevoerde (en becommentarieerde) stofevaluaties

2

(32)

321

2

(30)

302

2

(30)

45

3

Door Nederland ingediende (en becommentarieerde) RMO-analyses en informatieverzoeken

0

(7)

0

n.v.t.

6

(12)

4

n.v.t.

4–6

(8–12)

4

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte (en becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen

1

(9)

9

2

(15)

152

2

(15)

50

4b

Door Nederland gerapporteerde clusters van (en becommentarieerde) autorisatieverzoeken

4

(36)

70

2–4

(5)

52

2–4

(20)

0

5

Door Nederland ingebrachte, gerapporteerde (en becommentarieerde) restrictiedossiers

0

1

(5)

5

0

2

(5)

122

1

3

(5–7)

15

6

Door Nederlandse ingebrachte, gerapporteerde (en becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling

5

2

(47)

36

5–9

6

(30)

702

7–12

6

(30–40)

50

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk

580

n.v.t.

750

n.v.t.

400–600

n.v.t.

Bron (tenzij anders aangegeven): ECHA’s Multi-Annual Work Programme 2014–2018 Annexes Review 2015 (FINAL MB/20/2015). https://echa.europa.eu/documents/10162/21678309/mb_17_2014_annexes_mawp_2014–2018_en.pdf/19349cc1–8dc8–4c1b-8576–764d93fa9ba1

Toelichting:

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL ingebrachte dossiers en (cursief) (co-)rapporteur-schappen. Het aantal door Nederland becommentarieerde dossiers staat steeds tussen haakjes. Voor de Nederlandse bijdrage in 2018 staan bandbreedtes (onzekerheidmarge) vermeld daar afstemming over de Nederlandse inzet nog niet is afgerond. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 1) Het aantal ontwerpbesluiten voor de EU is eerder ingeschat op 260 voor 2016, inmiddels zijn de definitieve cijfers door ECHA gepubliceerd (Progress Report 2016) en blijkt het aantal op 268 te zijn uitgekomen. In 2018 valt de laatste deadline voor pre-registratie dossiers, waarmee door ECHA ook een stijging in compliance check ontwerpbesluiten voorziet.

Ad 2) Het aantal stofevaluatie ontwerpbesluiten voor de EU is eerder ingeschat op 45 voor 2016, inmiddels zijn de definitieve cijfers door ECHA gepubliceerd (Progress Report 2016) en blijkt het aantal ontwerpbesluiten op 32 te zijn uitgekomen. Na stofevaluatie volgt het besluitvormingstraject en, in fase follow-up van eerdere stofevaluaties (2012 t/m 2016). Het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor stofevaluatie maakt hier nog geen deel van uit. Voor 2018 worden (in navolging van 2017) naar schatting 12 stoffen uitvoerig gescreend om daarmee vast te stellen welke vervolgacties benodigd zijn voor adequate beheersing van de risico’s.

Ad 3) In eerste instantie zijn er geen informatieverzoeken opgenomen voor 2017 (in 2016 geen enkele ontvangen), maar zijn er in 2017 inmiddels verscheidene ontvangen. De verwachting voor 2017 en 2018 is bijgesteld.

Ad 4a) De Europese inbreng aan Annex XV SVHC dossiers voor 2016 (en de jaren hieraan voorafgaand) is veel geringer dan oorspronkelijk door ECHA geraamd (9 i.p.v. 50). De raming voor 2018 wordt door Nederland ingeschat op 15.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel 1 tot 3 gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Om dit te illustreren: in 2016 is voor 4 clusters van autorisatieaanvragen het rapporteurschap vervuld en zijn in totaal 27 opinies opgesteld voor 9 stoffen. ECHA heeft destijds het aantal autorisatieverzoeken voor 2018 op 0 ingeschat, de verwachting is dat dit nog wordt bijgesteld.

Ad 5) In de komende jaren wordt een stijging in het aantal restrictiedossiers verwacht en daarmee ook een stijging in de input die Nederland daarop levert. In 2017 werkt Nederland aan een nieuw restrictiedossier dat begin 2018 ingediend zal worden (voor 2017 is de verwachting van NL dossiers van 1 naar 0 en het aantal rapporteurschappen van 1 naar 2 bijgesteld). Nederland geeft in de regel input op alle restrictiedossiers, het aantal te verwachten dossiers blijft vooralsnog onzeker.

Ad 6) Onder becommentariëring vallen zowel reacties op publieke consultatie, reacties op ontwerp opinies van het Risk Assessment Committee (RAC). Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier worden ingediend, vandaar dat deze aantallen die van de hele EU (kunnen) overstijgen. De verwachting is dat het Ctgb de komende jaren CLH-dossiers zal gaan opstellen voor gewasbeschermingsmiddelen, iets wat tot op heden nog door het RIVM gebeurt. Daardoor kunnen er per saldo naar verwachting meer voorstellen voor geharmoniseerde classificatie en labelling ingediend worden.

Ad 7) Sinds eind 2015 heeft het RIVM naast de taken die voortvloeien uit de REACH Helpdesk (zoals het beantwoorden van vragen van industrie en voorlichting MKB) ook de taken met betrekking tot de CLP-Helpdesk erbij gekregen. De verwachting voor 2017 is naar boven bijgesteld (van 600 naar 750), met de waargenomen stijging van het aantal vragen met 30% in het eerste deel van 2017. De verwachting is dat het aantal vragen snel af zal nemen na het verstrijken van de laatste pre-registratie deadline medio 2018.

Asbestdaken

Het beleid is er op gericht dat alle asbestdaken verantwoord verwijderd zijn per 2024.

Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenM volgt de sanering van de asbestdaken en brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd. In onderstaande tabel wordt op jaarbasis de stand van zaken en de planning van de saneringsoperatie in beeld gebracht. Het budget voor de subsidieregeling verwijderen asbestdaken wordt in 2017 en 2018 verhoogd om vertraging in de uitvoering te voorkomen.

Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2 )
 

gesaneerd

resterend

2012

(-)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

12,01

80,8

2018

16,01

64,8

Bron: Startmeldingenbestand inspectie SZW

1

De aantallen in de jaren 2017 en 2018 zijn inschattingen.

Bevt en Bevi

Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid bij transport en -inrichtingen. Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.12 Het aantal knelpunten is gereduceerd van 4213 naar 19. De regeling loopt tot en met 2020, dan moeten alle woningen zijn aangekocht.

Bij de inwerkingtreding van de saneringsregeling Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2015 was de stand van zaken dat er in acht gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. In vier van deze acht gevallen is er sprake van een latente situatie. Dat wil zeggen dat er geen kwetsbaar object binnen de risicocontour van het bedrijf aanwezig is, maar dat het bestemmingsplan het wel toelaat. De monitoring van de overgebleven saneringssituaties is overgedragen aan het bevoegd gezag.

GGO’s

Er is gekozen om, in geval van de uitvoering van de GGO-regelgeving, niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd14 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. Een goede prognose voor 2017 en verder is daarom nog niet te geven. Vermoedelijk geven 2017 en 2018 eenzelfde beeld als in 2016 te zien.

De realisatie in 2016 is als volgt:

2016

Kengetal1

Indicator2

Ingeperkt gebruik:

   

– 

Aanvragen vergunningen

86

100%

– 

Kennisgevingen3

316

100%

– 

Meldingen4

32

n.v.t.

– 

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

147

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

3

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

15 +

100%

Totaal

599

n.v.t.

Bron: RIVM, bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

1

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art. 2.8-verzoeken.

2

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art. 2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

3

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveau’s

4

Tussen 7 september 2016 en 31 december 2017 kan voor beperkte wijzigingen op een vergunning die voor 1 maart 2015 is verleend volstaan worden met een melding in plaats van een vergunningwijziging.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenM, VenJ en SZW).

Beleidswijzigingen

In het met de andere overheden in de jaren 2015 – 2018 (kamerstuk II, 2014–2015, 29 517, nr 92) uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in 2018 een impuls gegeven aan de alternatieve invulling van het groepsrisico met aandachtsgebieden. Dit nieuwe instrument is in.de Omgevingswet opgenomen. De aandachtsgebieden maken het mogelijk om al in het begin van het ontwerpproces rekening te houden met een kleine kans op brand, explosie of toxische wolk bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. In 2018 ligt het accent op aandachtsgebieden rondom Seveso-bedrijven, individueel en in groepsverband. Daarnaast wordt in het IOV programma voortgegaan met het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek). Voorts worden met «Safety Deals» initiatieven van het bedrijfsleven en de overheden op het terrein van het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij bedrijven concreet opgepakt en uitgevoerd.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en biotechnologie is nog in ontwikkeling. Het accentueren van het gezondheidsaspect in het milieubeleid moet helpen om op termijn te komen tot een omgevingskwaliteit die bijdraagt aan een goede gezondheid. Omgevingsfactoren vormen een significante oorzaak van de gezondheidslast (geschat tussen de 3 en 12%, zie Gezondheidsraad publicatie 2016/12 par 4.1,15). In 2018 zal een «beleidsaanpak nieuwe risico’s» worden gepresenteerd waarin de acties beschreven zijn die moeten leiden tot de ontwikkeling van inherent veilige nieuwe technologieën. Idealiter wordt veiligheid en gezondheid van meet af aan in een innovatie meegenomen omdat gezonde en veilige producten en processen immers een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van een circulaire economie zijn («Veilig aan de Voorkant»). Safe-by-Design lijkt een geschikt concept om goed invulling te geven aan die voorwaarde. In 2018 zal invulling worden gegeven aan de acties die in de Kabinetsreactie Trendanalyse Biotechnologie (kamerstuk II, 2016–2017, 27 428, nr 335) zijn aangekondigd. Het doel daarbij is dat aanvullende (Europese) instrumenten worden ontwikkeld die ervoor moeten zorgen dat ook in de toekomst de veiligheid van mens, dier en milieu is gewaarborgd bij toepassing van biotechnologie in de samenleving (programma Modernisering Veiligheid Biotechnologie). Ook zal in de EU de aanpassing van de GGO-Europese regelgeving worden geagendeerd teneinde de veiligheid te waarborgen. Daarbij zal worden aangehaakt bij de Europese evaluatie van het EU-veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie.

Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus in 2018 op de implementatie van de conclusies uit de Europese «review» van de Europese REACH-verordening die in 2017 wordt afgerond. Dit zal naar verwachting een handvat bieden ter verbetering die nodig is ten aanzien van onder meer nanomaterialen, hormoon verstorende stoffen en cumulatieve blootstelling. Daarbij verloopt in 2018 de derde en laatste deadline voor registratie van stoffen. De verantwoordelijkheid daartoe ligt bij de bedrijven die het aangaat, maar van overheidswege zal extra aandacht uitgaan naar voorlichting.

In 2017 is met het inwerkingtreden van de AMvB Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) (Staatsblad 2017, nr. 193) het volledige wetgevingspakket voor de instelling en de taken van de omgevingsdiensten geborgd. In 2018 zal de aandacht uitgaan naar het goed functioneren van het nieuw opgezette stelsel en naar het incorporeren daarvan in de Omgevingswet. In 2018 wordt er een beleidsdoorlichting uitgevoerd op artikel 22.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

55.234

45.132

28.439

46.154

55.624

62.480

63.346

Uitgaven:

34.663

48.181

34.937

49.057

57.829

56.805

63.346

Waarvan juridisch verplicht

   

86%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

6.742

8.065

7.115

6.885

7.086

6.886

6.886

22.01.01

Opdrachten

3.976

4.440

4.999

4.551

4.752

4.552

4.552

22.01.02

Subsidies

1.436

1.720

175

175

175

175

175

 

– NANoREG

1.100

1.335

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

336

385

175

175

175

175

175

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.330

1.905

1.941

1.779

1.779

1.779

1.779

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.330

1.905

1.941

1.779

1.779

1.779

1.779

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

380

380

380

380

22.02

Veiligheid biotechnologie

1.621

2.900

3.000

2.870

4.870

2.870

2.870

22.02.01

Opdrachten

1.621

2.900

3.000

2.770

4.770

2.770

2.770

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

100

100

100

100

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

26.300

37.216

24.822

39.302

45.873

47.049

53.590

22.03.01

Opdrachten

3.448

4.204

4.655

17.921

26.412

25.888

25.929

 

– Omgevingsveiligheid

868

1.075

0

12.990

16.160

18.160

18.160

 

– Overige opdrachten

2.580

3.129

4.655

4.931

10.252

7.728

7.769

22.03.02

Subsidies

17.173

27.510

15.372

17.069

15.149

16.849

23.349

 

– Asbest en safety deals

15.196

25.001

12.591

12.583

9.594

13.094

19.594

 

– Overige subsidies

1.977

2.509

2.781

4.486

5.555

3.755

3.755

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

2.629

1.856

1.749

1.266

1.266

1.266

1.266

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.629

1.856

1.749

1.266

1.266

1.266

1.266

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

60

0

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

60

0

0

0

0

0

0

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

2.990

3.646

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

Ontvangsten

272

2.432

250

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

1.016

879

775

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

1.016

879

775

0

0

waarvan 18.06

Externe veiligheid

1.016

879

775

0

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken betreffende het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied, het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden) en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Bewust Omgaan met Veiligheid.

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjaren onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het subsidiebudget worden de budgetten voor de subsidieregelingen Verwijderen Asbestdaken en Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2018 eind 2017 in de Staatscourant gepubliceerd en zijn hiermee juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid, vervoer gevaarlijke stoffen en basisnetten.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, veiligheid BRZO bedrijven in Caribisch Nederland, vuurwerkcampagne en het beheer van het VTH-stelsel (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV), de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op de bijdrage aan het Platform EMV.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2015–2018) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB)

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb) en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd.

Overige subsidies

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling Versterking Omgevingsveiligheid Chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd.

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes, subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het samenwerkingsprogramma «verwijderen asbestdaken». en het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten. Daarnaast kunnen hier ook als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben (IOV 2015–2018). Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector, te weten het gebruik en productie van gevaarlijke stoffen, evenals de opslag en het transport daarvan. De veiligheidsmaatregelen leveren een positieve bijdrage aan de veiligheid in de omgeving.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

12

Staatscourant 2015, nr. 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes.

13

Staatscourant 2016, nr. 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes, aankoop woningen basisnet.

Licence