Base description which applies to whole site

4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Algemene doelstelling

In het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bijdragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; een reductiedoel voor 2030 van 55%. Nationaal inzetten om op een kosteneffectieve wijze een reductie van 49% in 2030 te bewerkstelligen.

Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Bron: CBS

In het kader van het energiebeleid toewerken naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is voorts op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem, waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.

  • De regie op het nationale klimaatbeleid en de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

  • De opdracht aan de Nederlandse Emmissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

Stimuleren

  • Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van EZK het in standhouden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en het Lokale Klimaatactieprogramma tot succesvolle uitvoering te brengen.

  • Via het Lokale Klimaatactieprogramma, de Nederlandse Klimaatcoalitie, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt de Minister ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie. Ook worden in het kader van het Klimaatakkoord Regionale Energie Strategieën opgesteld waaraan de verschillende overheden met maatschappelijke partners samenwerken.

Energiebeleid

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en innovatieve energietechnologieën.

(Doen)Uitvoeren

  • Namens het kabinet het Energieakkoord van 2013 uitvoeren.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord);

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord).

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren;

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van energiebedrijven en industrie;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede positie op het gebied van nucleair onderzoek, en uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Kengetal

2014

2015

2016

2017

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.230

2.152

1.992

1.822

– C3

81%

79%

75%

72%

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.171

2.052

1.895

1.821

– C3

79%

76,8%

74%

72%

Bron: ACM

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.ecn.nl/nl/energieverkenning/ informatie aan over ontwikkeling van de Nederlandse energiehuishouding.

Overige informatieve links zijn: EBN (aanbod en verbruik van energie in Nederland), PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (verbruik van duurzame energie), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie) en de NEA (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System).

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Klimaatakkoord/na 2020

Het kabinet heeft in het Regeerakkoord een Klimaatakkoord aangekondigd om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te beperken in 2030. Op 23 februari 2018 (Kamerstuk 32 813, nr. 163) heeft het kabinet de inzet voor het Klimaatakkoord aan beide Kamers gestuurd. Een voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord werd op 10 juli 2018 naar beide Kamers gestuurd (Kamerstuk 32 813, nr. 193). Het verdere proces en de afwegingen daarbij zijn toegelicht in de aanbiedingsbrief van deze hoofdlijnen en in de Beleidsagenda.

Er wordt gewerkt aan een terugleversubsidie ter vervanging van de huidige salderingsregeling (Kamerstuk 31 239, nr. 287). Daarbij wordt onderzocht of coöperaties en de utiliteitssector ook met deze regeling gestimuleerd kunnen worden. Daarnaast wordt er gewerkt aan een ontwikkelfaciliteit voor energiecoöperaties.

Beleidsdoorlichting artikel Klimaat

In 2017 is een beleidsdoorlichting voor het voormalige IenM-begrotingsartikel 19 «Klimaat» van start gegaan (Kamerstuk 32 861, nr. 24). Bij het aantreden van het nieuwe kabinet is met de overgang van klimaat naar het Ministerie van EZK ook een deel van het begrotingsartikel overgeheveld naar het begrotingsartikel 4 van EZK. Daarom zal de beleidsdoorlichting onder verantwoordelijkheid van EZK worden uitgevoerd mede namens IenW. De hoofdvraag van de doorlichting is in hoeverre het klimaatbeleid in de periode 2012–2016 op doeltreffende en doelmatige wijze heeft bijgedragen aan het tegengaan van klimaatverandering door menselijk handelen. De afronding van de doorlichting is voorzien in 2018.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Geothermie

Op 8 februari 2018 is de Tweede Kamer, mede als vervolg op de aanbevelingen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) in «de staat van de sector geothermie», geïnformeerd over de voortgang van geothermie in Nederland en welke stappen gezet zullen worden om de ontwikkeling van geothermie verder te versterken en te versnellen (Kamerstuk 31 239, nr. 282). Belangrijke elementen hierin zijn aanpassing van de Mijnbouwwet specifiek voor geothermie, deelname van EBN in geothermieprojecten, borgen van continuïteit van kennis en ervaring en versnelde innovatie en kennisvergroting met betrekking tot de ondergrond. Voor kennisvergroting met betrekking tot de ondergrond is voor de eerste fase (extra seismiek) € 21 mln beschikbaar gekomen uit de klimaatenveloppe 2018. De Kamer wordt voor 1 oktober 2018 geïnformeerd of EBN ook financieel gaat deelnemen in geothermieprojecten en zo ja, welke vorm de deelneming aanneemt.

Wind op Zee

De voortgang van het in de Wetgevingsagenda Energietransitie (Kamerstuk 30 196, nr. 566) aangekondigde wetsvoorstel tot wijziging van de Wet windenergie op zee ligt op schema en zal de mogelijkheid tot het veilen van een kavel bevatten.

Het kabinet heeft verder een «Routekaart windenergie op zee 2030» naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 561, nr. 42), zoals eerder in de Energieagenda was aangekondigd. De routekaart geeft aan welke windenergiegebieden in de periode 2024–2030 uitgegeven en ontwikkeld gaan worden op de Nederlandse Noordzee. Hiermee geeft het kabinet invulling aan de afspraken in het Regeerakkoord voor de bijdrage aan windenergie op zee aan de reductie van de CO2-uitstoot.

Energieakkoord

Het Energieakkoord is de eerste stap in de energietransitie en het is van belang om de doelen te realiseren voor 2020. De afgelopen jaren zijn daar belangrijke stappen in gezet. In het zicht van de haven concentreert de inzet voor energiebesparing zich op intensivering van de verplichting uit de Wet Milieubeheer om maatregelen met een terugverdientijd tot 5 jaar te nemen, onder ander door introductie van een informatieplicht en actualisatie van de erkende maatregellijsten (Kamerstuk 30 196, nr. 573). Voor hernieuwbare energie wordt met name ingezet op realisatie van de doelen voor wind op land (Kamerstuk 33 612, nr. 68). Met de provincies is afgesproken dat, in zoverre de 6.000 MW doelstelling niet tijdig gerealiseerd wordt, het restant van de opgave verdubbeld zal worden.

CCS

Binnen het Klimaatakkoord zal de afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage, CCS) een belangrijk onderdeel van de mix aan maatregelen zijn om de CO2-reductiedoelstelling voor 2030 te realiseren. CCS is een onvermijdelijke transitietechnologie om de CO2-uitstoot terug te brengen in industriële sectoren waar op de korte termijn geen kosteneffectief alternatief is. Het precieze aandeel CCS (aantal Mton die met CCS gereduceerd wordt in 2030) zal later dit jaar worden vastgelegd in het Klimaatakkoord. Inzet van het kabinet is om parallel hieraan het CCS-beleid verder vorm te geven door voorbereidingen te treffen om de grootschalige uitrol mogelijk te maken.

Verbreding van de SDE+

In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd de inzet van de middelen voor de SDE+ te verbreden van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie.Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2- reductie, maar op dit moment niet onder de SDE+ vallen, wordt uitgewerkt hoe deze het beste ondersteund kunnen worden. Op deze manier worden de beschikbare middelen zo kostenefficiënt mogelijk ingezet voor het realiseren van de ambities voor 2030. Tussentijds worden voor de verbreding van de SDE+ ook de benodigde aanpassingen in de Wet opslag duurzame energie (ODE) en het Besluit stimulering duurzame energieproductie onderzocht. Vooruitlopend hierop wordt ook bezien of de huidige SDE+ zich meer kan richten op CO2-reductie. Het wetsvoorstel ODE met de nieuwe tarieven voor 2019 wordt nog deze zomer aangeboden aan de Tweede Kamer.

Follow up evaluatie energie-innovatieregelingen

Er komt een integrale Kennis en Innovatie Agenda voor klimaat en energie over de breedte van de vijf sectoren, die aansluit bij het Klimaatakkoord. Deze agenda beschrijft wat er vanuit de klimaatopgave nodig is aan kennis en innovatie voor het realiseren van de CO2-reductiedoelen voor 2030 en 2050, als onderdeel van de bredere beleidsinzet die wordt afgesproken in het Klimaatakkoord. Op basis van de integrale agenda kunnen scherpe keuzen worden gemaakt waar de kennis- en innovatie-inzet op gericht moet worden en hoe dit (financieel) gefaciliteerd kan worden, ook voor energie-innovatie. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de aanbevelingen vanuit de beleidsevaluatie energie-innovatieregelingen (Kamerstuk 30 196, nr. 572), evenals aan de inzichten uit andere studies zoals die van de Adviesraad voor Wetenschap en Innovatie («Oppakken en doorpakken: durven kiezen voor energie-innovatie», november 2016).

Evaluatie subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS

Voor de subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS is, naar aanleiding van de beleidsevaluatie die is uitgevoerd in 2017 (Kamerstuk 30 196, nr. 569), afgesproken om de regeling in de huidige vorm tot en met 2021 te handhaven, conform het Energieakkoord. Eventuele voortzetting van de regeling na 2021 kan aan de orde komen bij het Klimaatakkoord, hiervoor zijn nog geen middelen gereserveerd.

Pallas

Sinds 26 april 2018 (Kamerstuk 25 422, nr. 220) valt de beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Pallas-reactor, gezien het belang voor de voorzieningszekerheid van medische radio-isotopen, onder de Minister voor Medische Zorg en Sport (VWS). De Minister van EZK blijft zorg dragen voor de bedrijfseconomische expertise en ook het (technisch) beheer van de lening aan Pallas valt onder de Minister van EZK.

Wijzigingen EIA

Op 14 juni 2018 is de periodieke evaluatie van de Energie Investerings Aftrek (EIA), inclusief de kabinetsreactie daarop, naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstuk 34 785, nr. 91). Naar aanleiding van de beleidsevaluatie heeft het kabinet besloten om het aftrekpercentage in het Belastingplan 2019 te verlagen van 54,5% naar 45%. Daarmee blijft het netto fiscale voordeel op termijn rond 10%. Dat wijkt nauwelijks af van het belastingvoordeel dat jarenlang tot 2016 voor de EIA van kracht was (circa 10,5%). Het vrijvallende EIA-budget blijft binnen de EIA beschikbaar en zal worden benut voor verbreding van de EIA in verband met het Klimaatakkoord. Conform de aanbeveling in de beleidsevaluatie wordt de eindverantwoordelijkheid voor de Uitvoeringsregeling EIA verplaatst van de Staatssecretaris van Financiën naar de Minister van EZK.

Europese Dossiers

Over de voortgang in de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie (trilogen) over de voorstellen van de Commissie voor de herziening van de richtlijnen hernieuwbare energie (RED) en energie-efficiëntie (EED), de nieuwe Governance-verordening en de voorstellen voor een nieuw marktontwerp van de elektriciteitsmarkt (met uitzondering van de ACER-verordening, waarover nog geen voorlopige positie in de Raad is bereikt) en de positie van Nederland daarbij, is de Kamer geïnformeerd aan de hand van het verslag van de Energieraad van 18 december 2017 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 691), de geannoteerde agenda van de informele energieraad van 19 april 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 693), het verslag van het schriftelijk overleg daarover (Kamerstuk 21 501-33, nr. 698) en de geannoteerde agenda voor de Energieraad van 11 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 702.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

VERPLICHTINGEN

8.618.677

17.206.459

10.605.329

615.817

395.435

355.993

359.855

Waarvan garantieverplichtingen

11.050

68.891

71.300

71.300

0

0

0

UITGAVEN

1.887.248

2.411.182

2.799.175

3.477.833

3.394.920

3.501.677

3.607.799

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

95%

       
               

Subsidies

1.635.472

1.970.507

2.558.099

3.242.465

3.165.643

3.299.417

3.403.582

Topsector Energie

69.725

103.700

86.490

86.490

53.990

41.490

38.990

– Tenderregeling Energie-innovatie

38.791

73.380

36.490

36.490

36.490

36.490

36.490

– SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling)

30.934

30.320

50.000

50.000

17.500

5.000

2.500

Energie-efficiëntie

7.098

4.912

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deal

4.997

1.330

500

500

500

500

500

Klimaat- en Energieakkoord

22.664

32.957

44.100

41.600

36.400

38.000

37.900

– Demonstratie-regeling Energie Innovatie (DEI)

21.931

24.300

41.200

39.600

34.500

36.300

37.300

– Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw

0

500

2.900

2.000

1.900

1.700

600

– Nieuw Klimaat- en Energieakkoord

 

3.687

         

– Projecten Energieakkoord SER

733

4.470

0

0

0

0

0

MEP

149.960

23.633

47.025

40.025

0

0

0

SDE

552.127

630.696

652.451

659.442

664.131

687.700

648.500

SDE+

321.514

1.011.888

1.550.434

2.224.509

2.291.145

2.452.145

2.597.110

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

377.819

     

66.333

66.333

66.333

ISDE-regeling

50.927

75.000

100.000

100.000

25.000

0

0

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

53.477

45.000

61.000

72.800

13.995

0

0

CCS

865

1.530

3.080

4.080

3.380

2.480

3.480

Aardwarmte

 

21.458

0

0

0

0

0

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

6.170

8.000

0

0

0

0

0

Hoge Flux Reactor

14.500

7.250

7.651

7.651

5.401

5.401

5.401

Elektrisch rijden

538

200

0

0

0

0

0

Caribisch Nederland

574

2.319

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Overige subsidies

2.517

634

0

0

0

0

0

               

Leningen

9.000

19.800

         

Pallas

9.000

19.800

         
               

Garanties

833

8.291

4.700

4.700

0

0

0

Verliesdeclaraties Aardwarmte

0

6.000

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve Aardwarmte

833

2.291

4.700

4.700

0

0

0

               

Opdrachten

9.188

16.778

12.357

13.364

13.421

13.421

12.421

O&O bodembeheer

1.167

2.781

1.816

2.816

2.870

2.870

1.870

SodM onderzoek

956

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Joint implementation

434

0

0

0

0

0

0

Uitvoeringsagenda Klimaat

 

582

823

823

823

823

823

Klimaat mondiaal

 

343

359

359

359

359

359

Onderzoek en opdrachten

6.631

10.572

6.859

6.866

6.869

6.869

6.869

               

Bijdragen aan agentschappen

52.877

65.625

53.069

48.070

42.559

42.108

47.058

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

51.050

53.967

40.621

35.626

32.169

31.718

36.668

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

713

720

720

721

721

721

721

KNMI

1.114

1.307

1.193

1.193

1.193

1.193

1.193

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEA)

0

8.285

7.875

7.868

5.816

5.816

5.816

RIVM

 

99

1.467

1.467

1.467

1.467

1.467

RWS

 

1.247

1.193

1.195

1.193

1.193

1.193

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

116.403

148.675

130.010

140.964

133.664

133.669

133.669

Doorsluis COVA heffing

110.263

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO Kerndepartement

4.999

35.934

17.269

28.223

20.923

20.928

20.928

TNO SodM

1.141

1.741

1.741

1.741

1.741

1.741

1.741

               

Bijdragen aan mede-overheden

24.380

24.634

24.356

23.455

27.219

1.323

0

Uitkoopregeling

24.380

24.634

24.356

23.455

27.219

1.323

0

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

39.095

156.872

16.584

4.815

12.414

11.739

11.069

ECN/NRG/PBL

38.519

155.223

15.135

3.366

10.914

10.239

9.569

Diverse instituten

576

1.649

1.449

1.449

1.500

1.500

1.500

               

ONTVANGSTEN

3.202.936

3.626.296

2.232.211

2.908.211

3.067.511

3.111.511

3.257.811

COVA

110.263

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

626.953

1.074.000

1.730.000

2.411.000

2.648.000

2.692.000

2.838.300

ETS-ontvangsten

 

450.000

300.000

300.000

300.000

300.000

300.000

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

77.000

73.000

78.000

73.000

0

0

0

Aardgasbaten

2.373.989

1.900.000

0

0

0

0

0

Ontvangsten zoutwinning

2.525

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Diverse ontvangsten

12.206

15.785

10.700

10.700

6.000

6.000

6.000

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 95% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2018 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de MEP en de SDE en verplichtingen die in 2011 tot en met 2018 zijn aangegaan voor de SDE+. Omdat het resterende budget van de duurzame energieregelingen in de begrotingsreserve duurzame energie gestort zal worden, is het subsidiebudget weinig flexibel.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 13% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren verstrekte opdrachten, met name voor projecten op het gebied van mijnbouw/bodembeweging, energie- en klimaatonderzoek en ter ondersteuning van de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Het resterende budget is in zijn geheel bestuurlijk gebonden, onder meer door de afspraken die zijn gemaakt over het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM), de wettelijke taken van EZK op het gebied van de RCR en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de verplichting planschade als gevolg van energieprojecten te vergoeden.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2019 aan RVO.nl, NVWA, het KNMI, de NEa, het RIVM en RWS en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is sprake van zeer beperkte budgetflexibiliteit, 93% van het budget is juridisch verplicht. Het betreft met name de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van voorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving. Daarnaast wordt de bijdrage aan TNO (energie-, klimaat- en mijnbouwonderzoek) uit dit budget bekostigd.

Bijdragen aan mede-overheden: Het budget betreft de bijdrage van EZK aan de kosten van uitkoop van woningen die loodrecht onder hoogspanningsmasten staan. De regeling is per 1 januari 2017 opengesteld en wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Het budget is daarmee slechts voor een klein deel juridisch verplicht, maar voor het overige zeer beperkt flexibel, aangezien het kabinet naar de betrokken huiseigenaren heeft aangegeven dat de uitkoopregeling een looptijd van vijf jaar kent.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 40% juridisch verplicht. De bijdrage aan ECN betreft een al langlopende gevestigde en op overeenkomsten gebaseerde subsidierelatie ten behoeve van energieonderzoek. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Topsector Energie

De Topsector Energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. In samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen is ervoor gekozen om daarbij de focus te leggen op vijf thema’s waarvoor Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) in het leven zijn geroepen: windenergie op zee, bio-energie, energie in de industrie, urban energy (combinatie van inpassing zonne-energie, energiebesparing in de gebouwde omgeving en intelligente netten) en (hernieuwbaar) gas. Daarnaast zet de Topsector Energie in op twee doorsnijdende thema’s, de inpassing van energie uit hernieuwbare bronnen in het energiesysteem en maatschappelijk verantwoord innoveren, zodat de innovaties aansluiten bij de gebruikersvoorkeuren. EZK stimuleert en ondersteunt energie-innovaties enerzijds met de tenderregelingen voor de Topsector Energie en anderzijds met een speciaal voor innovatieprojecten afgezonderd deel van de SDE+-middelen via de Hernieuwbare Energie Regeling (HER). Deze laatste projecten richten zich op energie-innovaties die op termijn moeten leiden tot lagere SDE+-subsidies. EZK werkt, als onderdeel van de brede integrale kennis- en innovatieagenda voor klimaat en energie (gekoppeld aan het Klimaatakkoord) aan de ontwikkeling naar missiegedreven innovatieprogramma’s. Het Topteam Energie ziet toe op het onderzoeks- en innovatieportfolio van de TKI’s en stuurt zo nodig bij.

Kengetal

2014

2015

2016

2017

2018

Ambitie 2019

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

850

1.150

1.400

1.400

1.500

1.600

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het Achtste EU kaderprogramma thema energie

6,9%

7,2%

7,0%

6,4%

7,0%

7,0%

Bron: RVO.nl

Energie-efficiëntie

EZK financiert projecten ter uitvoering van de Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie (MJA-E) voor verbetering van de energie-efficiëntie. Deze afspraken zijn gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Energieakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Zij hebben een bijdrage geleverd aan de realisatie van de ambities in het lopende Energieakkoord. De Green Deal aanpak zal ook worden voortgezet. Green Deals kunnen een waardevolle bijdragen leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de nog te maken afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving bij duurzame energieprojecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er is een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Klimaat- en Energieakkoord

De Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) komt voort uit het Energieakkoord en is gericht op versnelling van de commercialisering van energie-innovaties voor de export. De regeling draagt bij aan de ambitie om de economische waarde van de schone energie-technologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010. De regeling is medio 2014 voor het eerst opengesteld. In het najaar van 2017 is de beleidsevaluatie van de energie-innovatieregelingen (waaronder de DEI) afgerond (Kamerstuk 30 196, nr. 572). Belangrijkste aanbeveling uit de evaluatie was om meer in te zetten op meerjarige innovatieprogramma’s dan nu het geval is. Het subsidieplafond zal in 2019 € 34 mln bedragen. De Nationale Energieverkenning (NEV) 2019 zal inzicht geven in de realisatie tot nu toe op weg naar de afgesproken ambitie naar 2020.

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren: de hiervoor opgenomen bedragen zijn van het DEI-budget afgezonderd en betreffen de voor de openstellingen 2017 en 2018 verwachte uitbetalingen in de komende jaren.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) / Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De voor 2019 en verder geraamde budgetten betreffen de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de subsidieregelingen Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) zijn aangegaan. MEP-subsidie is verleend aan producenten van elektriciteit uit wind- en zonne-energie, waterkracht en biomassa. Projecten ontvangen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van tien jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld.

De SDE-regeling is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. De regeling is daarmee breder dan de MEP. Met ingang van 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Doordat in de SDE+ goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van hernieuwbare energie, zal op de meest kosteneffectieve wijze de productie van hernieuwbare energie worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Voor de reguliere SDE+ geldt dat een groot deel van de Najaarsronde 2017 pas in 2018 verplicht zal worden. Daarnaast is zowel voor de Voorjaarsronde 2018 als de Najaarsronde 2018 € 6 mld geïndiceerd. Voor 2019 is alleen rekening gehouden met een budget voor de reguliere SDE+ (€ 10 mld). De Tweede Kamer zal, met het oog op de uitkomsten van het Klimaatakkoord, in het najaar van 2018 worden geïnformeerd over het bedrag dat voor de reguliere SDE+ in 2019 gepubliceerd zal worden. In het budget wordt uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee.

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Realisatie 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

Duurzame energieproductie

4,5%

2013

6%

16%

2023

CBS

Zie energieopwek.nl voor online informatie over de dagelijks opgewekte duurzame energie.

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De regeling InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE) is in 2016 ingevoerd en beoogt de stimulering van kleinschalige duurzame warmteopties. Volgens de huidige planning loopt de ISDE tot en met 2020 en de hoogte van het jaarlijks beschikbaar te stellen budget voor het afgeven van nieuwe beschikkingen wordt bepaald op basis van de ervaringen in de eerdere jaren en de verwachtingen over de ontwikkeling van het beschikbare potentieel. Voor 2019 is in eerste instantie rekening gehouden met een budgetplafond van € 100 mln.

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootverbruikers

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitsgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen, omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglekrisico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2-uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is in 2019 een bedrag beschikbaar van € 61 mln op de EZK-begroting.

Afvang en opslag van CO2

De afvang en opslag van CO2 (CCS) is naar verwachting een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren. CCS kan worden toegepast bij de industrie en bij elektriciteitscentrales. De rijksoverheid heeft haar lange termijn visie op CCS verwerkt in het Energierapport en de Energieagenda. Om CCS in de toekomst breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen.

Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies). EZK heeft voor ACT I ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld (2017–2020). Voor ACT II (2019–2022) stelt Nederland hetzelfde budget beschikbaar. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven werken hierin samen met Europese organisaties. Ook is in 2019 € 5 mln gereserveerd als extra bijdrage aan het Eranet-cofund CCS.

Daarnaast is het belangrijk om de kosten van CCS-projecten in verschillende industriële sectoren beter in beeld te krijgen. In 2018 is hiervoor € 12 mln uit de klimaatenveloppe beschikbaar gesteld voor de cofinanciering van pilotprojecten en ondersteuning van projectspecifieke kostenstudies van afvang- opslag en gebruik van CO2 (CCS en CCU) om inzicht in de kosten te krijgen en ervaring op te doen met de afvang van CO2. Dit budget is toegevoegd aan het budget voor de Tenderregeling Energie-innovatie (TSE). De informatie uit deze haalbaarheidsstudies is nodig om grootschalige uitrol van CCS te ondersteunen. Tevens zullen de mogelijkheden voor het realiseren van demonstratieprojecten in kaart worden gebracht.

Aardwarmte

Vanuit de Klimaatenveloppe 2018 is € 21 mln beschikbaar gekomen voor een project van EBN om in samenwerking met TNO de ondergrond in Nederland in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte.

Regeling Sportaccommodaties

De subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) richt zich op sportverenigingen en sportstichtingen. Deze regeling wordt op verzoek van de Minister van VWS uitgevoerd door de Minister van EZK en het hiervoor beschikbare budget is dan ook afkomstig van het Ministerie van VWS. Met ingang van 2019 zal het Ministerie van VWS een eigen regeling voor sportaccommodaties hebben, waar energiebesparing dan onderdeel van uitmaakt.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De kosten van energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van EZK zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland.

Overige subsidies

De uitgaven in 2017 betroffen de laatste betalingen op de energie-innovatieregeling Transitiemanagement. De uitgaven in 2018 hebben betrekking op incidentele Klimaatsubsidies die met ingang van 2018 zijn overgeheveld van de begroting van I&W naar de EZK-begroting.

Pallas

In 2014 is aan de stichting voorbereiding Pallas een lening ter beschikking gesteld met een hoofdsom van € 40 mln. De hoofdsom wordt in tranches beschikbaar gesteld op basis van verzoeken door de stichting. Naar verwachting zal de lening ultimo 2018 in zijn geheel door de stichting zijn opgevraagd.

Garanties

Aardwarmte

Aardwarmte betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 15 petajoule (PJ) in 2030. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Omdat dit risico in de markt (nog) niet verzekerbaar is, dekt de overheid dit risico af door middel van het verlenen van garanties aan marktpartijen die hiervoor een kostendekkende premie betalen. De uitgaven betreffen enerzijds uit te keren verliesdeclaraties, anderzijds de storting van ontvangen premies in de begrotingsreserve aardwarmte.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten bodembeheer

Dit budget betreft onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de mijnbouwproblematiek in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO).

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw uit te kunnen voeren.

Joint implementation

De Joint Implementation aankoopprogramma’s die gericht waren op het aankopen van CO2-rechten voor het door Nederland nakomen van de Kyoto-doelstelling zijn afgesloten.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Het RCR-budget is ook bedoeld om de visie uit de Kamerbrief «Samen energieprojecten realiseren: visie op omgevingsmanagement» en vervolgbrieven (Kamerstuk 31 239, nr. 211, Kamerstuk 31 239, nr 254) binnen de RCR vorm te geven. Het budget wordt aangewend om pilots, ondersteuning en training op het gebied van omgevingsmanagement binnen RCR-projecten (wind, zon, hoogspanning, mijnbouw) te organiseren. Tenslotte worden ook de mondiale klimaatprojecten uit dit budget gefinancierd.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie(+) (SDE/SDE+). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting. Het budget betreft de kosten van uitvoering van deze werkzaamheden, alsmede de kosten van aanschaf van te testen apparatuur.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor EZK uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Met ingang van 2018 verstrekt EZK een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen. Daarnaast is in 2018 aan de NEa een opdracht verstrekt ter voorbereiding van de invoer van een minimum CO2-prijs.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het betreft hier de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol).

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden van RWS richten zich op de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving) en de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein klimaat (onder andere het faciliteren van kennisdeling onder medeoverheden en het uitvoeren van wettelijke taken rondom ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZK-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZK keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA. In 2018 is de tussentijdse evaluatie van de Wet Voorraadvorming Aardolieproducten naar de Kamer verzonden (Kamerstuk 32 849, nr. 131).

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit EZK aan TNO-AGE voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Daarnaast wordt uit dit budget het toegepaste duurzame energieonderzoek gefinancierd dat met ingang van 2018 van ECN is overgegaan naar TNO. Tenslotte wordt uit dit budget de versterking van de kennisinfrastructuur en testfaciliteiten van ECN-TNO bekostigd, hiervoor is in 2018 € 26 mln vanuit de Klimaatenveloppe beschikbaar gesteld.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017–2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (Staatscourant nr. 68 302). De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd.

Het Rijk maakt het daarnaast per 1 januari 2019 mogelijk om 140 kilometer aan bestaande hoogspanningslijnen van 50, 110 en 150 kV binnen bevolkingskernen gedeeltelijk onder de grond te brengen (verkabelen) of de tracés te verplaatsen. Daartoe is de Elektriciteitswet 1998 aangepast. Verkabeling of verplaatsing gebeurt alleen op verzoek van de gemeente en/of de provincie. In geval een gemeente en/of provincie een dergelijk verzoek indient zal zij een deel van de kosten zelf dienen te betalen, de overige kosten worden gedekt uit de transporttarieven voor elektriciteit.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Stichting ECN ontwikkelde tot 1 april 2018 hoogwaardige kennis en technologie voor (de transitie naar) een efficiënte en duurzame energievoorziening en brengt deze naar zowel de markt als naar de beleidsafdelingen van EZK. Daarnaast ondersteunde de Stichting ECN de ontwikkeling en uitvoering van energiebeleid. Voor NRG, dat onderdeel is van de Stichting ECN, betreft het onderzoeksactiviteiten op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radio-actief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid. De rekenmeesterfunctie van ECN is met ingang van 2018 overgegaan naar het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van I&W.

Met ingang van het jaar 2019 is het budget substantieel lager, omdat het duurzame energieonderzoek van de stichting ECN per 1 april 2018 is afgesplitst en voortaan gefinancierd wordt via het budget TNO-Kerndepartement (zie hierboven). Het duurzame energieonderzoek van de Stichting ECN en TNO is samengevoegd in een herkenbaar onderzoekscentrum onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van TNO.

Internationale energieorganisaties

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het IEA (kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit de aangegane internationale verplichtingen en komen overeen met de contributies in 2018. Daarnaast ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis COVA heffing».

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd en stijgt naar de huidige inzichten in 2019 naar € 1,730 mln. De ruimte voor de uitgaven en de geraamde inkomsten waren oorspronkelijk aan elkaar gelijk.

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Aardgasbaten

Op basis van Motie Nijboer (Kamerstuk 34 960, nr. 10) presenteert EZK voortaan alle activiteiten betreffende gaswinning, schade, versterken en de toekomst van Groningen op één begrotingsartikel. Daarom is de huidige ontvangstentaakstelling voor de aardgasbaten met ingang van 2019 verschoven van artikel 4 naar artikel 5.

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening van kosten, aan initiatiefnemers van energieprojecten, die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de ontvangen provisies in het kader van de garantieregeling aardwarmte, de onttrekkingen aan de begrotingsreserve aardwarmte en de door RVO.nl terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand begrotingsreserves per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie

1.774.666

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

22.573

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve Duurzame Energie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

A – Specificatie van begrotingsreserve Duurzame Energie en percentage juridisch verplicht

Specificatie begrotingsreserve Duurzame Energie (x € 1 mln)

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal

Juridisch verplicht

MEP (algemene middelen)

23

16

2

0

34

75

100%

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

914

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

   

– 20

– 77

– 77

– 174

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

960

100%

Totaal

225

370

483

396

301

1.775

100%

Eind 2017 bedraagt de stand van de reserve € 1.774,7 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE+), zal de begrotingsreserve duurzame energie in de jaren tot en met 2020 nog toenemen, zij het in mindere mate dan de afgelopen jaren (indicatief: 2018 + € 185 mln, 2019 + € 57 mln, 2020 + € 125 mln). Met ingang van 2021 zal er een beroep moeten worden gedaan op de begrotingsreserve (indicatief: 2021 –/– € 350 mln), omdat de geraamde uitgaven de in de meerjarenramingen beschikbare kasmiddelen te boven gaan. Daarbij is nog geen rekening gehouden met intensiveringen – additionele middelen, noch extra uitgaven – in het kader van het klimaatbeleid uit het Regeerakkoord.

B. Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Duurzame Energie (x € 1 mln)

2018

2019

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

1.775

258

– 73

1.960

135

– 78

2.017

Voor 2018 wordt een toevoeging aan de reserve geraamd van € 258 mln.

Dit betreft met name lagere uitgaven aan de SDE+. Ook voor 2019 bestaat de geraamde toevoeging uit lagere uitgaven aan met name de SDE+.

Met de brief van 25 maart 2016 (Kamerstuk 31 865, nr. 79, blz. 2) is uiteengezet dat een nieuw kabinet de in de begrotingsreserve opgebouwde middelen kan overboeken naar de begroting en de meerjarencijfers op basis van de dan actuele inzichten. Met een dergelijke overboeking is geen rekening gehouden bij de in het overzicht geschetste ontwikkeling van de begrotingsreserve.

C – Reeds verplicht, prognose kasuitloop en meerjarig beschikbare middelen

Beschikbare middelen (x € 1 mln)

MEP

SDE

SDE+

Totaal

Meerjarencijfers 2018 t/m 2032

142

6.784

29.676

36.602

Begrotingsreserve Duurzame Energie

815

960

1.775

Totaal beschikbaar

7.741

30.636

38.377

Beschikt en restant verplicht (x € 1 mln)

MEP

SDE

SDE+

Totaal

Afgegeven beschikkingen t/m 2017

7.940

10.393

37.764

56.097

Waarvan nog openstaande juridische verplichtingen 01/01/2018

378

7.486

32.902

40.766

         

Prognose kasuitloop 2018 e.v.

24

7.028

20.788

27.840

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve is er in de meerjarencijfers € 38,4 mld beschikbaar voor uitgaven. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op de raming bij Energieakkoord van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023. Van het totaal aan tot en met 2017 afgegeven beschikkingen (€ 56,1 mld), staat na uitgaven en intrekkingen op de afgegeven beschikkingen eind 2017 nog € 40,8 mld open. De huidige prognose is dat hier nog € 27,8 mld op uitbetaald moet worden vanaf 2018. Dit bedrag is lager dan het totaal van de nog openstaande beschikkingen, omdat dat uitgaat van het maximaal uit te betalen bedrag, terwijl de prognose een realistische raming van nog uit te betalen bedragen betreft.

Aardwarmte

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2018 € 70,5 mln. Omdat het hier om omvangrijke garanties gaat (maximaal € 18,7 mln per project) is in 2014 een extra storting in de reserve gedaan van ruim € 9 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

De begrotingsreserve Aardwarmte is er op gericht inkomsten uit premies en uitgaven voor verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling Aardwarmte, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK voor uit te keren verliesdeclaraties indien aardwarmteprojecten niet het warmterendement opleveren waar van te voren op was gerekend. Gelet op de belangrijke rol die aardwarmte/geothermie ook in het Klimaatakkoord gaat spelen is de verwachting dat de komende jaren een toenemend beroep op de garantieregeling zal worden gedaan. Dit zal enerzijds leiden tot hogere premie-inkomsten (stortingen), anderzijds tot hogere uitgaven aan verliesdeclaraties (onttrekkingen). Wat dit per saldo voor gevolgen zal hebben voor de omvang van de reserve is nu nog niet te voorzien.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

ECN

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • EB Stadsverwarmingsregeling

  • EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

  • EB en kolenbelasting Inputvrijstelling

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel x. Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

Energie-investeringsaftrek (EIA)

135

147

147

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie2

6

7

8

EB Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

1

2

3

EB Salderingsregeling

140

199

250

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

83

89

98

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

EB = Energiebelasting

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Conform de motie Leegte (Kamerstuk 30 196, nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de doelstelling uit het Energieakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Veel maatregelen dragen echter bij aan meerdere doelen.

In de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.

De budgettaire gevolgen van het Energieakkoord zijn als bijlage bij de aanbiedingsbrief van het Energieakkoord gevoegd (Kamerstuk 30 196, nr. 202). Hierin zijn ook de fiscale maatregelen vermeld die onderdeel vormen van het Energieakkoord. De budgettaire gevolgen van deze aanpassingen zijn niet veranderd ten opzichte van het afsluiten van het Energieakkoord. Deze aanpassingen zijn derhalve niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

ENERGIEBESPARING

             

MJA3 / MEE (EZK, art. 4)

3.053

2.308

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

EIA (FIN, fiscaal)

135.000

147.000

147.000

147.000

149.000

149.000

149.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

53.477

45.000

61.000

72.800

13.995

   

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

6.170

8.000

         

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 11)

1.102

6.965

541

2.084

2.334

2.408

2.408

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 11)

3.290

8.535

5.539

5.539

5.539

5.539

5.539

Energie-efficiency en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG) (LNV, art. 11)

4.005

9.200

1.400

5.400

5.400

5.400

5.400

Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4)

0

5.000

         

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4)

   

35.000

       

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

4.436

2.203

18.993

13.623

14.127

14.127

10.127

Energiebesparing huursector (BZK, art. 4)

0

121.817

130.477

144.000

     

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

6.553

0

13.401

       

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

0

0

3.512

3.509

3.638

3.510

2.510

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4)

0

2.800

         

Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4)

39.917

5.302

13.000

       

Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4)

20.000

           
               

HERNIEUWBARE ENERGIE

             

MEP (EZK, art. 4)

149.960

23.633

47.025

40.025

     

SDE/SDE+, incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4)

873.641

1.642.584

2.202.885

2.883.951

2.955.276

3.139.845

3.245.610

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4)

377.819

           

Storting in begrotingsreserve

Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

833

2.291

4.700

4.700

     

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

50.927

75.000

100.000

100.000

25.000

   
               

ENERGIE-INNOVATIE

             

Topsector Energie (EZK, art. 4)

38.791

76.095

36.490

36.490

36.490

36.490

36.490

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZK, art. 4)

21.931

24.300

41.200

39.600

34.500

36.300

37.300

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

0

500

2.900

2.000

1.900

1.700

600

Innovatiemiddelen SDE+ (EZK, art. 4)

30.934

27.605

50.000

50.000

17.500

5.000

2.500

               

MOBILITEIT

             

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

538

200

         

Elektrisch rijden (IenW, art. 19)

 

800

800

800

     

Elektrisch rijden (IenW, art. 21)1

 

1.861

         

Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14)

0

35

         

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

20

67

50

50

50

   

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19)

80

           

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 21)2

 

2.000

         

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

55

42

25

       

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

46

50

50

50

     

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

 

50

100

100

100

   
               

OVERIGE

             

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4)

6.263

5.322

5.000

       

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 2)

44

1.148

0

       
1

Vanaf 2018 is het budget voor Elektrisch Rijden overgegaan van EZK naar I&W. In het jaar 2018 wordt dit verantwoord op artikel 21. Het RVO-gedeelte hiervan wordt verantwoord op artikel 19 (onderdeel 02). Het budget voor Green Deal Laadinfrastructuur en verlenging subsidie NKL worden in 2018 verantwoord op artikel 21. Het budget 2018 dat nog op de EZK-begroting 2018 verantwoord wordt betreft de uitfinanciering van de openstelling 2017.

2

Gesplitst omdat de budgetten per 2018 naar artikel 21 zijn overgeheveld.

Licence