Toelichting
Verplichtingen
Analoog aan de uitgaven zijn ook de verplichtingen gedaald. Voor de verantwoording van de verplichtingen voor apparaatsuitgaven geldt namelijk de bepaling uit de Comptabiliteitswet 2016 waarbij het jaar waarin de kasbetaling is gedaan, kan worden aangemerkt als het begrotingsjaar waarin de met de kasbetaling samenhangende verplichting is aangegaan of is ontstaan (art. 2.14, lid 3), de zogenaamde k=v methode (kas is gelijk aan verplichtingen methode). In de praktijk betekent dit dat de totale aangegane verplichtingen binnen dit artikel, voor één specifiek jaar overeenkomen met de totale kasuitgaven voor dit jaar.
Uitgaven
De uiteindelijke realisatie van het apparaatsbudget is lager uitgevallen dan bij de tweede suppletoire begroting 2020 geraamd. Deze afname heeft een aantal oorzaken op het terrein van de personele en materiële uitgaven en koerseffecten. Deze mutaties worden hieronder nader toegelicht.
7.1.13 Personeel
Per saldo is er slechts een kleine mutatie in de personele uitgaven ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. De uitgaven worden integraal begroot en zijn voor de realisatie gespecificeerd. De gerealiseerde inhuurbudgetten zijn hoger dan begroot.
7.1.14 Materieel
De materiële uitgaven zijn per saldo afgenomen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Dit komt onder meer doordat bedrijfsvoeringsuitgaven niet tot besteding zijn gekomen vanwege COVID-19. Daarnaast is het grootste gedeelte van het budget voor de veiligheid van hoogrisico-posten nog niet tot besteding gekomen. Deze middelen worden doorgeschoven naar 2021 en 2022.
Ontvangsten
7.10 Diverse ontvangsten
De ontvangsten zijn lager uitgevallen dan bij tweede suppletoire begroting gemeld. Dit komt doordat de verkoop van vastgoed vertraging heeft opgelopen vanwege COVID-19. Het is de verwachting dat deze verkopen in 2021 wel doorgang zullen vinden.
7.11 Koersverschillen
Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld en kan onder voorwaarden worden bijgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar echter toch een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. Dit saldo wordt verantwoord op het apparaatsartikel maar geldt voor de gehele BZ-begroting. In 2020 zorgt dit voor een mutatie van EUR 12,7 miljoen.